Besluit van 11 december 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de Verzamelwet SZW 2020

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2019, nr. 2019-0000179776,

Gelet op artikel XX van de Verzamelwet SZW 2020;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Verzamelwet SZW 2020 treedt in werking met ingang van 1 januari 2020, met uitzondering van:

  • a. de artikelen V, onderdelen A en C, XI, onderdeel D, XIII, onderdelen B, C, E, F, G, H, I, J en K, en XVII;

  • b. artikel X, onderdeel C, onder 3, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2021.

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 11 december 2019

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Uitgegeven de zeventiende december 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Artikel XX van de Verzamelwet SZW 2020 voorziet in de mogelijkheid dat de artikelen van die wet in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De artikelen V, onderdelen A en C, XI, onderdeel D, en XVII, treden op grond van artikel XX van de Verzamelwet SZW 2020 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de Verzamelwet SZW 2020 wordt geplaatst en werken terug tot en met 1 juli 2019.

Dit besluit regelt de inwerkingtreding van de artikelen die bij koninklijk besluit inwerkingtreden. Deze artikelen treden in werking met ingang van 1 januari 2020, met uitzondering van artikel X, onderdeel C, onder 3, en de onderdelen B, C, E, F, G, H, I, J en K van artikel XIII.

Artikel X, onderdeel C, onder 3, treedt op grond van onderhavig besluit met ingang van 1 januari 2021 in werking. Deze wijzigingsopdracht wijzigt het vierde lid van artikel 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) dat met artikel II, onderdeel D, van de Wet arbeidsmarkt in balans in de Waadi is gevoegd. Artikel 8a, vierde lid, Waadi treedt op grond van het Besluit van 11 juli 2019 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet arbeidsmarkt in balans (Stb. 2019, 266) met ingang van 1 januari 2021 in werking. Artikel X, onderdeel C, onder 3, wijzigt dit artikellid vervolgens, eveneens met ingang van 1 januari 2021.

Artikel XIII, onderdelen B, C, E, F, G, H, I, J en K, treedt tegelijkertijd in werking met de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. De inwerkingtreding van deze onderdelen zal in het koninklijk besluit dat in de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zal voorzien worden geregeld.

Met betrekking tot artikel I en artikel XVIIB, welke respectievelijk de Aanpassingswet Wnra en de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wijzigen, wordt opgemerkt dat de in deze artikelen vervatte wijzigingsopdrachten de betreffende wetten wijzigen voordat deze – eveneens met ingang van 1 januari 2020 – in werking treden. De inwerkingtreding van artikel I artikel XVIIB komt dan ook tegelijk met de wijzigingen, genoemd in onderdeel a van het Besluit van 24 oktober 2019, houdende vaststelling van het tijdstip waarop de artikelen I tot en met V, VIII, VIIIA, IXA en IXB van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, de Aanpassingswet Wnra, het Aanpassingsbesluit Wnra en het Uitvoeringsbesluit Ambtenarenwet 2017 in werking treden (Stb. 2019, 385).1

Met betrekking tot artikel III, onderdeel A, dat artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet (AOW) wijzigt, wordt voorts opgemerkt dat de in artikel III, onderdeel A, vervatte wijzigingsopdracht de AOW wijzigt, nadat de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd, die op grond van artikel I en VI, onder 1, met ingang van 1 januari 2020 eveneens artikel 7a AOW wijzigt, heeft gewijzigd.2

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Zo blijkt uit Kamerstukken II 2018/19, 35 275, nr. 3, p. 5. en Kamerstukken II 2018/19, 35 275, nr. 5. Zie tevens: Stb. 2019, 385, p. 3.

X Noot
2

Zo blijkt uit Kamerstukken II 2018/19, 35 275, nr. 3, p. 6, in het bijzonder voetnoot 7.

Naar boven