Besluit van 28 oktober 2019 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met de verplichtstelling van veiligheidsbrillen, aansteeklonten en instructies bij de verkoop van consumentenvuurwerk

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 9 juli 2019, nr. IenW/BSK-2019/57897, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 9.2.2.1, eerste en tweede lid, aanhef en onder d en h, van de Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 2019, nr. W17.19.0198/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van 14 oktober 2019, nr. IenW/BSK-2019/201876, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vuurwerkbesluit wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 2.3.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.3.5a

Het is verboden consumentenvuurwerk te verkopen of anderszins ter beschikking te stellen aan een particulier zonder een veiligheidsbril en een aansteeklont te verstrekken en instructies te geven over het veilig tot ontbranding brengen van dit vuurwerk.

B

In artikel 2.3.7 wordt na «2.3.3» ingevoegd «, 2.3.5a».

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na die waarop vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, zijn verstreken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 oktober 2019

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot wijziging van het Vuurwerkbesluit. De wijziging betreft de verplichtstelling van het meeleveren van veiligheidsbrillen en aansteeklonten voor de verkoop van consumentenvuurwerk en het geven van instructies voor het veilig afsteken hiervan.

2. Hoofdlijnen van de wijziging

In het rapport «Veiligheidsrisico’s jaarwisseling» van 1 december 2017 van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (https://www.onderzoeksraad.nl/nl/page/4730/veiligheidsrisico’s-jaarwisseling) (hierna: het OVV-rapport) zijn diverse aanbevelingen gedaan om de jaarwisseling veilig te laten verlopen. In de Kamerbrief van 8 juni 2018 (Kamerstukken II 2017–2018, 28 684, nr. 526) is in reactie op deze aanbevelingen onder andere toegezegd om verkopers van vuurwerk te verplichten tot het gratis verstrekken van veiligheidsbrillen en aansteeklonten en tot het geven van voorlichting over veilig gebruik van de verkochte vuurwerkartikelen. Met deze wijziging worden deze verplichtingen in het Vuurwerkbesluit vastgelegd.

3. Geheel vuurwerkvrij maken van de gemeente

Naar aanleiding van het debat over het OVV-rapport heeft de Tweede Kamer op 26 juni 2018 de motie Dik-Faber-Den Boer aangenomen (Kamerstukken II 2017–2018, 28 684, nr. 535). Deze motie verzoekt om een wettelijke bevoegdheid voor gemeentelijke organen om het gehele gemeentelijke grondgebied vuurwerkvrij te maken. Bij uitspraak van 14 december 2016 (ABRvS 14 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3342) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State reeds bevestigd dat op grond van de autonome verordeningsbevoegdheid vuurwerkvrije zones kunnen worden aangewezen door gemeenten en dat deze beperking van het afsteken van vuurwerk niet strijdig is met het Vuurwerkbesluit. Gelet op de motie Dik-Faber-Den Boer wordt verduidelijkt dat het Vuurwerkbesluit er evenmin aan in de weg staat om het gehele grondgebied van de gemeente vuurwerkvrij te maken. De bevoegdheid tot het vuurwerkvrij maken van het gehele grondgebied ontlenen gemeenten eveneens aan de autonome verordeningsbevoegdheid die in artikel 149 van de Gemeentewet is opgenomen. Het door de indieners van de motie gewenste doel (het geheel vuurwerkvrij maken van de gemeente) kan worden bereikt binnen de bestaande wettelijke kaders. Het creëren van een expliciete wettelijke bevoegdheid is derhalve niet nodig.

4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De verplichting tot het verstrekken van veiligheidsbrillen en lonten bij de verkoop van consumentenvuurwerk en het geven van instructies voor veilig gebruik is uitvoerbaar. In de praktijk worden door veel vuurwerkverkopers reeds gratis veiligheidsbrillen en lonten verstrekt bij de bestellingen voor consumentenvuurwerk tijdens de drie verkoopdagen. De verplichting sluit aan bij deze praktijk.

De verplichting voor de vuurwerkverkopers om veiligheidsbrillen en lonten te verstrekken en instructies te geven over veilig gebruik is handhaafbaar. De handhaving is gericht op het verstrekken van brillen en lonten waarbij er in het Vuurwerkbesluit voor de brillen geen nadere gedetailleerde eisen zijn opgenomen. Veiligheidsbrillen zijn beschermingsmiddelen en vallen onder de Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PbEU 2016, L 81; hierna PBM-verordening). In de PBM-verordening zijn de veiligheidseisen voor veiligheidsbrillen bepaald. De fabrikant of importeur zal moeten zorgdragen dat een conformiteitbeoordelingsinstantie deze beoordeelt conform bepaald in de PBM-verordening. In het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen 2016 is de nationale invulling waaronder de strafrechtelijke sancties bepaald. Verder is bepaald dat de bijgeleverde documentatie (zoals een gebruiksaanwijzing) in het Nederlands bijgeleverd dient te worden. Voor de PBM-verordening zijn de Inspectie SZW en de NVWA aangewezen als markttoezichthouders.

Opties voor het geven van instructies zijn: schriftelijke instructies, mondelinge instructies of online instructiefilmpjes. De Inspectie Leefomgeving en Transport, de gemeente en de politie zijn alle drie bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de verkoopdagen voor consumentenvuurwerk en de bijbehorende voorschriften. Het toezicht op de verkoop van consumentenvuurwerk kan risicogericht worden uitgevoerd, bijv. op basis van signalen van overtreding van de eisen voor verkoop van consumentenvuurwerk. Op basis van de afspraken tussen de toezichthouders houdt de Omgevingsdienst, namens de gemeente, in de praktijk toezicht op de opslaglocaties voor consumentenvuurwerk. Het toezicht op de levering van brillen en lonten en het geven van instructies kan worden gecombineerd met het reguliere toezicht op de opslag- en verkooplocaties voor consumentenvuurwerk.

5. Financiële gevolgen

De nalevingskosten van de verkopers van vuurwerk verhogen in beperkte mate door de verplichting om veiligheidsbrillen, lonten en instructies te verstrekken. De kosten van het verstrekken van een veiligheidsbril en een lont bedragen per bestelling ongeveer € 2,–. De extra kosten kunnen worden doorberekend in de prijs van het vuurwerk.

De nalevingskosten van het geven van instructies voor veilig gebruik zijn beperkt. Er bestaat reeds een verplichting in artikel 2.1.3 van het Vuurwerkbesluit om een gebruiksaanwijzing te verstrekken voor het veilig gebruik van consumentenvuurwerk. De voorlichting over het veilig gebruik van consumentenvuurwerk kan worden verbeterd met instructies bijvoorbeeld via moderne communicatiemiddelen.

6. Consultatie, inspraak en voorhang

De inspectie Leefomgeving en Transport heeft een handhaafbaarheids- en uitvoerbaarheidstoets uitgevoerd en de gemaakte opmerkingen hebben geleid tot enkele wijzigingen in het besluit. Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft een advies uitgebracht inzake het voorstel. Zij adviseert om de gevolgen voor de regeldruk beter in beeld te brengen in het voorstel. De gevolgen voor de regeldruk zijn echter beperkt, omdat het reeds staande praktijk is dat veiligheidsbrillen en lonten worden meegeleverd bij bestellingen van consumentenvuurwerk en dat voorlichting wordt gegeven over het veilig gebruik van consumentenvuurwerk. Deze kosten worden daarom als «bedrijfseigen» aangemerkt en zijn om die reden niet nader berekend. Hiernaast heeft het college een toelichting gevraagd op alternatieve maatregelen en aandacht voor de inspraak van de uitvoeringspraktijk op het voorstel. De toezegging aan de Tweede Kamer om de in het besluit opgenomen maatregelen verplicht te stellen is gedaan na afweging van de verschillende alternatieven.

Naar aanleiding van de voorpublicatie van het ontwerp van dit besluit op 16 april 2019 (Stct. 2019, 18171) zijn twee reacties ontvangen.

Op 16 april 2019 is het ontwerpbesluit in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure van artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden. Naar aanleiding hiervan is met de Tweede Kamer een schriftelijk overleg gevoerd. (Kamerstuk 28 684, 557).

7. Notificatie

Met de onderhavige wijziging worden technische voorschriften ten aanzien van een product gekoppeld aan de verkoop van consumentenvuurwerk. Om te beoordelen of de verplichtingen die met het onderhavige besluit worden geïntroduceerd geen gevolgen hebben voor het vrij verkeer van goederen, dient de wijziging op grond van de notificatierichtlijn aan de Europese Commissie gemeld te worden. Derhalve is een ontwerp van deze regeling op 16 juli 2019 aan de Europese Commissie voorgelegd (notificatienummer 2019/0341/ NL).

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van richtlijn 2013/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van pyrotechnische artikelen (herschikking) (PbEU 2013, L 178), hebben lidstaten de mogelijkheid om in het belang van de «openbare orde of gezondheid en veiligheid, of omwille van milieubescherming», maatregelen te nemen om het bezit, gebruik en de verkoop aan het grote publiek van consumentenvuurwerk van de categorieën F2 en F3 te verbieden. Derhalve staat de voornoemde richtlijn toe dat verkoop van consumentenvuurwerk zonder veiligheidsbril, aansteeklont en gebruiksinstructies wordt verboden in verband met de gezondheid en veiligheid van gebruikers en omstanders.

Artikelsgewijze deel

Artikel I

Met artikel 2.3.5a wordt verplicht gesteld dat bij de verkoop van consumentenvuurwerk veiligheidsbrillen en aansteeklonten worden verstrekt en dat instructies worden gegeven over het veilig afsteken van vuurwerk. Veiligheidsbrillen, in dit verband ook wel vuurwerkbrillen genoemd, zijn er in diverse uitvoeringen. Het dragen van vuurwerkbrillen tijdens de jaarwisseling kan oogletsel voorkomen en het gebruik wordt daarom aanbevolen door oogartsen. De vuurwerkbril is bedoeld om ogen te beschermen tegen de impact van afgestoken consumentenvuurwerk. Tegen de impact van zwaar vuurwerk is een vuurwerkbril niet bestand. Veiligheidsbrillen gemaakt van bijvoorbeeld polycarbonaat zijn sterk en gaan splinterwerking tegen en zijn geschikt als vuurwerkbril. De zijkanten van een vuurwerkbril zijn afgeschermd. Het gebruik van aansteeklonten voorkomt het te vroeg afgaan van vuurwerk. Daarnaast zijn instructies nodig voor het veilig afsteken van vuurwerk. Zo worden cakeboxen met meerdere lonten door consumenten soms verkeerd afgestoken met letsel tot gevolg.

Het is de taak van de verkopers van consumentenvuurwerk om duidelijke instructies te geven over het veilig afsteken van het door hen verkochte vuurwerk. Via onderdeel B van artikel I wordt bewerkstelligd dat de verplichtingen in artikel 2.3.5a niet gelden voor de verkoop van fop- en schertsvuurwerk.

Artikel II

Met het oog op het vereiste in artikel 21.6, vijfde lid, van de Wet milieubeheer treedt het onderhavige besluit vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst in werking.

Het onderhavige besluit is niet twee maanden voor de inwerkingtreding gepubliceerd in het Staatsblad. Daarnaast is het besluit niet in werking getreden op een vast verandermoment. Omdat er een groot belang is om de wijzigingen nog tijdens het komende vuurwerkseizoen van kracht te laten zijn, is met gebruikmaking van de uitzonderingsmogelijkheid die Aanwijzing 4.17, vijfde lid, onder a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving daarvoor biedt, afgeweken van het stelsel van vaste verandermomenten.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

Naar boven