Besluit van 25 januari 2018 tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 februari 2016, nr. 2016-0000024034;

Gelet op de artikelen 1.45, vierde lid, 1.48d, zesde en zevende lid, en 1.50, tweede lid, onder a, van de Wet kinderopvang en artikel 73, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 maart 2016, nr. W12.16.0030/III);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 januari 2018, nr. 2016-0000103539;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT LANDELIJK REGISTER KINDEROPVANG EN REGISTER BUITENLANDSE KINDEROPVANG

Het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, wordt de volgende begripsomschrijving in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

koppeling:

de handeling, bedoeld in artikel 1.48d, derde lid, van de wet;.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2. Vorm en doel van het landelijk register kinderopvang, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang.

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het landelijk register kinderopvang, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang hebben de vorm van een elektronische databank.

3. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. In het personenregister kinderopvang worden gegevens verwerkt over ingeschrevenen met het oog op het waarborgen dat alle personen die op grond van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, continu worden gescreend, bedoeld in artikel 1.48d, eerste lid, van de wet.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «in het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang» vervangen door: in het landelijk register kinderopvang, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het college draagt bij de toepassing van het tweede lid zorg voor de toepassing van de artikelen 34 tot en met 40 en 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

D

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a. Beheer van het personenregister kinderopvang

  • 1. De Dienst Uitvoering Onderwijs wordt aangewezen als bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor het verwerken van gegevens in het personenregister kinderopvang, bedoeld in de artikelen 2 en 3.

  • 2. Bij de bewerker berust in ieder geval het beheer van het personenregister kinderopvang, waarbij wordt zorg gedragen voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van het personenregister kinderopvang.

  • 3. Onze Minister treft maatregelen die ertoe strekken dat de inhoud van het personenregister kinderopvang juist, actueel en volledig is.

E

Artikel 5, derde lid, onderdelen a en b, vervalt onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot onderdelen a tot en met d.

F

De artikelen 9a en 9b vervallen onder verlettering van artikel 9c tot artikel 9a.

G

Na hoofdstuk 2a wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 3. PERSONENREGISTER KINDEROPVANG

Artikel 11. Toegang tot het personenregister kinderopvang

Het personenregister kinderopvang kan worden geraadpleegd door:

  • a. de ingeschrevene voor zover het betreft de invoer en raadpleging van zijn gegevens;

  • b. de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau voor zover het betreft het leggen en verbreken van de koppeling met en het raadplegen van de gegevens van de in de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, en 1.56b, derde lid, van de wet genoemde personen, inclusief hemzelf;

  • c. het college in verband met de besluiten op de aanvragen, bedoeld in de artikelen 1.45 en 1.46 van de wet, en voor het toezicht op de naleving en de toezichthouder voor het uitoefenen van de toezichtstaak zoals neergelegd in hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 1, van de wet; en

  • d. de bewerker.

Artikel 12. In het personenregister kinderopvang op te nemen gegevens

De volgende gegevens of categorieën van gegevens worden in het personenregister kinderopvang opgenomen:

  • a. van een ingeschrevene:

    • 1°. de persoonsgegevens zoals die zijn opgenomen in de basisregistratie personen: het burgerservicenummer, de namen en informatie over het naamgebruik, de geboortedatum, datum overlijden, de woon- of verblijfplaats en adresgegevens;

    • 2°. de gegevens van de verklaring omtrent het gedrag;

    • 3°. de vermelding van de wijze waarop de ingeschrevene bereikbaar is;

    • 4°. de gegevens van houders in verband met de koppelingen;

    • 5°. de gegevens over de betaling van de kostenvergoeding in verband met de inschrijving; en

    • 6°. de status van de inschrijving.

  • b. van een houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau:

    • 1°. de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b; en

    • 2°. de gegevens van de ingeschrevene, bedoeld in onderdeel a, met wie een koppeling is gemaakt.

Artikel 13. De start van de continue screening

Na inschrijving in het personenregister kinderopvang start de continue screening van de ingeschrevene.

Artikel 14. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau als bewerker
  • 1. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau is bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor het verwerken van persoonsgegevens in verband met het leggen en beëindigen van de koppelingen.

  • 2. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau draagt, in het belang van de bescherming van de persoonsgegevens van ingeschrevenen, zorg voor passende maatregelen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens in verband met het leggen en beëindigen van de koppelingen.

  • 3. De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, omvatten in elk geval:

    • a. het waarborgen dat slechts daartoe door de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau gemachtigd personeel voor het wettelijk toegestane doel toegang heeft tot de persoonsgegevens in het personenregister kinderopvang; en

    • b. de bescherming van persoonsgegevens tegen onbedoelde of onrechtmatige verwerking.

Artikel 15. Het leggen en beëindigen van de koppeling
  • 1. Het leggen van de koppeling door de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau kan pas plaatsvinden nadat de persoon, bedoeld in de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, en 1.56b, derde lid, van de wet is ingeschreven en de vergoeding van de kosten voor de inschrijving van de persoon is ontvangen.

  • 2. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau beëindigt de koppeling wanneer de ingeschrevene niet meer voor hem werkzaam is of anderszins niet meer gekoppeld hoeft te zijn aan de houder.

Artikel 16. De kosten voor de inschrijving

Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de vergoeding van de kosten voor de inschrijving vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 16a. Het uitwisselen van gegevens met Onze Minister van Justitie en Veiligheid

De gegevens uit het personenregister kinderopvang worden uitgewisseld met Onze Minister van Justitie en Veiligheid ten behoeve van:

  • a. de controle van de gegevens met betrekking tot de afgegeven verklaring omtrent het gedrag; en

  • b. de continue screening van de ingeschrevenen.

Artikel 16b. Bewaartermijn gegevens in het personenregister kinderopvang
  • 1. De gegevens van een ingeschrevene in het personenregister kinderopvang worden ingeval van een melding op basis van artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens bewaard tot vier jaren nadat de inschrijving in het personenregister kinderopvang is beëindigd.

  • 2. Indien er geen sprake is van een melding als bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens van een ingeschrevene in het personenregister kinderopvang vernietigd nadat de inschrijving in het personenregister kinderopvang is beëindigd.

H

Na artikel 18 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18a. Overgangsbepaling met betrekking tot de overgang van continue screening fase 1 naar het personenregister kinderopvang

De artikelen 9a en 9b zoals die luidden op 28 februari 2018 blijven ten aanzien van de personen die op die datum continu gescreend worden gedurende de periode van 1 maart 2018 tot 1 juli 2018 van toepassing tot het tijdstip waarop deze personen, voor zover daartoe verplicht op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, en 1.56b, derde lid, van de wet, zijn ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

I

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

ARTIKEL II. WIJZIGING BESLUIT SUWI

Artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI komt te luiden:

  • 4. Het UWV is verplicht op verzoek uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie kosteloos te verstrekken aan Onze Minister de gegevens van personen die werknemer zijn bij een houder van een kindercentrum of gastouderbureau en die noodzakelijk zijn voor de verwerking van gegevens, bedoeld in artikel 1.48d van de Wet kinderopvang.

ARTIKEL III. WIJZIGING BESLUIT KWALITEIT KINDEROPVANG

In de artikelen 4, tweede lid, en 13, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang wordt «artikel 5, derde lid, onder f, van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang» vervangen door: artikel 5, derde lid, onder d, van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel II, in werking met ingang van 1 maart 2018.

  • 2. Artikel II van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2018.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 25 januari 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Uitgegeven de zevende februari 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt hoofdzakelijk ter uitvoering van artikel 1.48d van de Wet kinderopvang (hierna: Wko). Artikel 1.48d is ingevoegd bij de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) (hierna: Wet personenregister). Artikel 1.48d van de Wko bevat de grondslag voor het personenregister kinderopvang (hierna: personenregister) dat tot doel heeft te waarborgen dat alle personen die op grond van de Wko over een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) moeten beschikken continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid van de kinderen binnen de kinderopvang. Onder continue screening wordt verstaan: de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een VOG.

1.1 Aanleiding

In de memorie van toelichting op de Wet personenregister, is reeds uiteengezet dat het rapport1 van de onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam (verder: Commissie Gunning) de aanleiding heeft gevormd voor de invoering van de continue screening van alle medewerkers in de kinderopvang.

Op 1 maart 2013 is fase 1 van continue screening in de kinderopvang van start gegaan.

Aangezien er geen bestand beschikbaar is van alle personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, vindt de continue screening in fase 1 plaats op basis van een koppeling van bestaande gegevensbestanden. Het systeem heeft bewezen effectief te zijn. In 4 jaar tijd (van 1 maart 2013 tot 1 maart 2017) zijn er 225 signalen verzonden over personen die werkzaam zijn in (of betrokken zijn bij) de kinderopvang. In vrijwel alle gevallen heeft dit signaal ertoe geleid dat de betrokken persoon niet meer werkzaam is in de kinderopvang, dan wel niet meer aanwezig is op de opvanglocatie (bijvoorbeeld een huisgenoot van een gastouder). De vervolgstap is verdere verbetering van het systeem van continue screening door een personenregister te ontwikkelen, waarin alle personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, of personen die beschikbaar zijn om te werken in de kinderopvang, zich moeten inschrijven (fase 2 van continue screening). Ook personen die nu nog buiten het systeem vallen, de stagiaires, vrijwilligers, uitzendkrachten en zelfstandigen, worden onder de reikwijdte van de continue screening gebracht.

1.2 Probleem en doel

In fase 1 is, door middel van een koppeling van bestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Kamer van Koophandel (KvK) en de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA, thans Basisregistratie Personen, BRP), het overgrote deel van de in de kinderopvang werkzame personen in beeld gebracht. Deze gegevensbestanden zijn echter niet altijd volledig en actueel. Zo wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de gegevens die de ondernemer opvoert in de loonadministratie. Wanneer de ondernemer daarin een fout maakt, of wijzigingen met vertraging doorvoert, kan het zijn dat medewerkers onterecht niet (of later) deel uit maken van de continue screening. Daarnaast zijn er van stagiaires, uitzendkrachten, zelfstandigen en vrijwilligers (circa 35.000 personen) geen gegevensbestanden, waardoor zij buiten de continue screening vallen. Deze personen moeten in de huidige situatie, in lijn met het advies van de Commissie Gunning, iedere twee jaar een nieuwe VOG aanvragen.

In de Wet personenregister stelt de regering voor om een personenregister te ontwikkelen. Het personenregister bevat gegevens voor de continue screening van alle personen die op grond van de Wko over een VOG moeten beschikken, dus ook de stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen. Hierdoor is het niet meer nodig gebruik te maken van de koppeling van bestaande gegevensbestanden en een tweejaarlijkse VOG-plicht. Met het voorgestelde personenregister is de actualiteit en volledigheid van de gegevens beter te borgen. Het personenregister is de basis voor een volledige en blijvende continue screening van alle personen waarvoor een VOG-plicht geldt om werkzaam te mogen zijn in de kinderopvang waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de veiligheid van de opgevangen kinderen.

2. Het personenregister op hoofdlijnen

Het personenregister heeft de vorm van een elektronische databank en is niet openbaar. DUO is de bewerker van het personenregister en is er onder meer voor verantwoordelijk dat een melding als gevolg van de continue screening bij de toezichthouder terecht komt. De gegevens in het register worden voor verwerking aan de beheerder van de justitiële documentatie, de Justitiële Informatiedienst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (verder: JustID) ter beschikking gesteld.

Inschrijving

Opgemerkt zij dat daar waar in deze nota van toelichting wordt verwezen naar de houder, de houder van een kindercentrum of gastouderbureau wordt bedoeld, en niet de houder van een voorziening voor gastouderopvang.

Op grond van artikel 1.50, vierde lid, van de Wko kan een persoon zijn werkzaamheden pas aanvangen wanneer de persoon is ingeschreven in het personenregister en de houder (vanuit de onderneming) een koppeling met de persoon heeft gelegd. Dat wil zeggen dat personen die niet ingeschreven zijn in het personenregister, dan wel niet gekoppeld zijn aan een houder, niet werkzaam mogen zijn in de kinderopvang. Voor inschrijving is een geldige VOG voor het werken in de kinderopvang vereist. Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent Gedrag (verder: COVOG) van de dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, controleert de door de persoon opgevoerde VOG-gegevens. COVOG verifieert of de VOG daadwerkelijk is afgegeven aan de betreffende persoon en of de VOG geldig is. Dit wil zeggen dat de VOG voldoende actueel is, bij inschrijving niet ouder dan twee maanden, en dat de VOG geschikt is voor werkzaamheden in de kinderopvang. Indien de persoon DUO schriftelijk verzoekt de inschrijving te verzorgen, geldt dat de VOG van de persoon niet ouder mag zijn dan twee maanden op het moment van de dagtekening van ontvangst van de aanvraag door DUO.

Personen die werkzaam zijn, of willen zijn, in de kinderopvang en die beschikken over een geldige VOG, schrijven zich zelf in, in het personenregister. Nadat de VOG is goedgekeurd, is de persoon ingeschreven en vangt de continue screening aan. In tegenstelling tot de eerste fase van continue screening moeten personen door de inschrijving in het personenregister een bewuste handeling verrichten om continu gescreend te worden.

De personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56 derde lid, en 1.56b, derde lid, van de Wko over een VOG moeten beschikken en die zich moeten inschrijven in het personenregister, zijn:

  • houders (natuurlijke personen) en personen die deel uitmaken van een rechtspersoon (meestal: bestuurders), of van een samenwerkingsverband (zoals een vennootschap onder firma of maatschap) en die meer dan alleen een financiële bijdrage leveren aan de organisatie van kindercentra of gastouderbureaus;

  • alle werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst gedurende opvanguren werkzaam zijn op de opvanglocatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert;

  • personen die op basis van een andere overeenkomst structureel werkzaam zijn op de opvanglocatie, zoals een tuinman of schoonmaker die gedurende opvanguren structureel (of met regelmaat) werkzaamheden verricht op de opvanglocatie;

  • personen die niet op de opvanglocatie werken maar die uit hoofde van hun functie toegang hebben tot informatie over de opgevangen kinderen (zoals een deel van het kantoorpersoneel). De houder (werkgever) heeft er zicht op welke personen het hier betreft en is ervoor verantwoordelijk dat deze personen in bezit zijn van een VOG;

  • gastouders en – voor zover de gastouder op het eigen woonadres opvangt – hun huisgenoten van 18 jaar en ouder die hun hoofdverblijf hebben op het adres waar de voorziening van gastouderopvang plaatsvindt;

  • personen van 18 jaar en ouder die structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op het woonadres van de gastouder, zijnde de opvanglocatie;

  • personen van 18 jaar en ouder die hun hoofdverblijf hebben op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd, dan wel die structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op dit woonadres (een klein kindercentrum aan huis);

  • bemiddelingsmedewerkers die in dienst zijn van een gastouderbureau;

  • beroepskrachten in opleiding, stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen die gedurende opvanguren werkzaam zijn op de opvanglocatie;

  • onderwijspersoneel dat in het kader van samenwerking tussen het onderwijs en de kinderopvang activiteiten verricht in de kinderopvang (brede school of integraal kindcentrum). Onderwijspersoneel dat wel werkzaam is op de locatie waar onderwijs en kinderopvang plaatsvinden, maar dat geen activiteiten verricht in de kinderopvang, hoeft geen kinderopvang VOG te hebben. Voor dit personeel gelden de regels die in het onderwijs gehanteerd worden.

Een persoon schrijft zich in door in te loggen in het personenregister met zijn Digid. Het is mogelijk om de inschrijving schriftelijk in plaats van via Digid te doen. Hiervoor zal gezien de administratieve lasten een hoger tarief gelden. Dit wordt bij ministeriële regeling geregeld. Het personenregister haalt de bijbehorende persoonsgegevens op via de Basisregistratie Personen (BRP). Vervolgens dient een persoon het kenmerk van de door hem verkregen VOG in te voeren. Door COVOG wordt geverifieerd of de ingevulde VOG-gegevens overeenkomen met een aan de betreffende persoon door COVOG verstrekte VOG en of de VOG geldig is. Hierin voorziet het in het onderhavige besluit opgenomen artikel 16a, aanhef en onder a. Hiermee wordt geborgd dat het personenregister alleen personen bevat die een geldige VOG hebben, die geschikt is voor werkzaamheden in de kinderopvang.

Nadat de VOG-gegevens zijn ingevuld en COVOG heeft vastgesteld dat sprake is van een geldige VOG, vangt de continue screening aan. Vanaf dat moment is een persoon voor toezichthouders en houders vindbaar in het personenregister, op basis van de combinatie BSN en geboortedatum, mits de kosten voor inschrijving zijn betaald. De persoon kan in het personenregister aangeven welk communicatiemiddel hij prefereert. Via het gekozen communicatiemiddel, zoals de berichtenbox van MijnOverheid, wordt de persoon geïnformeerd over de verdere processtappen in het personenregister. Op basis van artikel 1.48d, zesde lid, van de Wko en artikel 16 van het onderhavige besluit, worden er kosten in rekening gebracht voor de inschrijving. Betaling van de kosten vindt plaats in de vorm van een éénmalig tarief via Ideal. De betaling vindt voorafgaand of na de inschrijving plaats. De hoogte van de kosten voor zowel de digitale inschrijving als de schriftelijke inschrijving via DUO, wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Nadat er sprake is van een geldige VOG en de inschrijvingskosten zijn betaald, kan de persoon gekoppeld worden aan de houder. Op het moment dat de persoon is gekoppeld aan de houder, mag de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

Wanneer COVOG heeft vastgesteld dat de ingevulde VOG-gegevens niet juist zijn dan kan de persoon zijn VOG-gegevens verbeteren waarna deze opnieuw ter verificatie aan COVOG worden aangeboden. Het door de persoon gekozen communicatiemiddel en een eventuele betaling worden tussentijds opgeslagen voor een periode van maximaal vier maanden. Tussentijds opgeslagen gegevens van een poging tot inschrijving worden na vier maanden verwijderd uit het personenregister waarna het hele inschrijfproces opnieuw doorlopen dient te worden (inclusief een eventuele betaling). Terugbetaling van inschrijfkosten, bijvoorbeeld omdat iemand geen geldige VOG heeft, is niet mogelijk.

Inschrijving houder in het personenregister en aanvraag tot exploitatie

Met het begrip houder wordt bedoeld:

  • de houder zijnde natuurlijk persoon (eenmanszaak, vennootschap onder firma of maatschap);

  • de houder zijnde rechtspersoon.

De houder zijnde natuurlijk persoon en de personen (meestal: bestuurders) die deel uitmaken van een rechtspersoon, vennootschap onder firma of maatschap en die meer dan alleen een financiële bijdrage leveren aan de organisatie van kindercentra en gastouderbureaus, dienen zich in te schrijven in het personenregister.

Een houder (natuurlijk persoon) die voornemens is een kindercentrum of gastouderbureau te exploiteren, dient zich eerst in te schrijven in het personenregister. Hiervoor dient hij in bezit te zijn van een VOG houder NP (natuurlijke personen) organisatie zorg kinderen die op het moment van de inschrijving in het personenregister niet ouder is dan twee maanden. Na inschrijving in het personenregister kan de voorgenomen houder een aanvraag indienen voor de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau bij het college conform artikel 1.45 van de Wko. Voor deze aanvraag geldt eveneens dat de VOG van de voorgenomen houder niet ouder dan twee maanden mag zijn op het moment van indiening van de aanvraag. Het is dan ook raadzaam dat de voorgenomen houder direct na inschrijving in het personenregister een aanvraag voor exploitatie indient. Voor een reeds bestaande houder geldt dat de VOG niet ouder mag zijn dan twee jaar op het moment van indiening van de aanvraag.

Voor de voorgenomen houder zijnde rechtspersoon of samenwerkingsverband geldt dat alle personen (verder: bestuurders) vallend onder de rechtspersoon of het samenwerkingsverband, zich eerst moeten inschrijven in het personenregister. Zij gebruiken daarvoor de VOG RP (rechtspersoon). Deze VOG dient bij inschrijving niet ouder dan twee maanden te zijn en dient te zijn afgegeven met als doel «inschrijving in het LRK». Nadat de bestuurders zich hebben ingeschreven in het personenregister, kan de voorgenomen houder zijnde rechtspersoon bij het college een aanvraag indienen voor de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau. De VOG RP van de voorgenomen houder zijnde rechtspersoon mag op het moment van de aanvraag niet ouder dan twee maanden zijn. Ook voor deze voorgenomen houder is het raadzaam om direct nadat alle bestuurders zich hebben ingeschreven in het personenregister, een aanvraag voor exploitatie in te dienen. Dit om te voorkomen dat er opnieuw een VOG moet worden aangevraagd omdat de bestaande VOG niet meer voldoende actueel is. Voor een reeds bestaande houder geldt dat de VOG niet ouder mag zijn dan twee jaar op het moment van indiening van de aanvraag.

Bij een positief besluit wordt het kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang of het gastouderbureau met de gegevens van de houder opgenomen in het landelijk register kinderopvang. Gegevens van ondernemingen worden automatisch uit het landelijk register kinderopvang opgenomen in het personenregister. Na inschrijving in het landelijk register kinderopvang kan de betreffende houder koppelingen leggen in het personenregister (zie hieronder). Wanneer het college beslist tot uitschrijving van alle (opvang)locaties, dan vervalt de mogelijkheid tot het leggen van koppelingen voor de houder.

Koppelen

Voor de afhandeling van mogelijke signalen uit de continue screening is het nodig dat DUO weet aan welke houder(s) een ingeschreven persoon is verbonden. DUO kan dan snel het signaal doorsturen naar de juiste toezichthouder die vervolgens de houder benadert.

De Wko bevat de verplichting dat de houder van een kindercentrum of gastouderbureau zich ervan moet vergewissen dat (nieuwe) medewerkers in het personenregister staan en dat de houder deze medewerkers koppelt aan de onderneming. Nadat de aanvraag tot exploitatie van de houder heeft geleid tot inschrijving in het landelijk register kinderopvang, worden om die reden dan ook de gegevens van de houder (waaronder KvK-nummer en houdernaam (handelsnaam)) opgenomen in het personenregister. De houder legt vervolgens, door in te loggen met eHerkenning, in het personenregister een koppeling met de personen die op basis van de Wko VOG-plichtig zijn. Hieronder vallen tevens alle bestuurders.

De houder, zijnde natuurlijk persoon, mag pas starten met de opvangwerkzaamheden wanneer hijzelf is gekoppeld aan de onderneming. Wanneer de houder rechtspersoon is, mag pas worden gestart met de opvangwerkzaamheden wanneer alle bestuurders gekoppeld zijn aan de onderneming. De mogelijkheid van koppelen ontstaat pas wanneer de VOG juist bevonden is en nadat de inschrijvingskosten zijn betaald. Een persoon kan werkzaam zijn voor meerdere houders en om die reden in het personenregister gekoppeld zijn aan meerdere houders.

Naast een verplichting tot koppelen, dient de houder over te gaan tot ontkoppeling indien de medewerker hem daarom verzoekt. Ontkoppeling kan pas plaatsvinden wanneer de medewerker is gestopt met zijn of haar werkzaamheden voor de houder, dan wel wanneer een huisgenoot niet langer woonachtig is op een opvanglocatie.

Rol houder

Voor wat betreft het leggen en beëindigen van de koppeling is de houder bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Immers, door het koppelen worden de persoonsgegevens van de ingeschrevene samengebracht met de (persoons)gegevens van de houder en deze handeling is dus aan te merken als een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Echter, de rol van de houder als bewerker wijkt af van de rol van DUO als bewerker van het personenregister, omdat de houder enkel op afstand toegang heeft tot het personenregister. De houder is dus niet verantwoordelijk (en kan dat ook niet zijn) voor het zorg dragen voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van het personenregister en voor de persoonsgegevens die in dat register worden verwerkt. Ten aanzien van de koppeling dient de houder wel zorg te dragen voor passende maatregelen. Dit betekent dat de houder ervoor moet zorgen dat de toegang tot het personenregister wordt beperkt tot de personeelsleden die hij daartoe gemachtigd heeft en dat zorgvuldigheid wordt toegepast bij de verwerking van de persoonsgegevens in het personenregister.

Controle inschrijvingen personenregister

DUO kan aan de hand van een vergelijking met het landelijk register kinderopvang nagaan of alle houders (natuurlijke personen) van een kindercentrum of gastouderbureau en gastouders staan ingeschreven in het personenregister. Op grond van het autorisatiebesluit BRP kan DUO, namens de minister als verantwoordelijke afnemer, op basis van de BRP verifiëren of alle huisgenoten van 18 jaar of ouder, die woonachtig zijn op een opvanglocatie, zich hebben ingeschreven en daardoor continu worden gescreend. Tot besluit heeft DUO op grond van het met het gewijzigde artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI de mogelijkheid om gegevens van het UWV te verkrijgen om een vergelijking te maken tussen de ingeschrevenen in het personenregister en de medewerkers die werknemer zijn waarvoor de houder inhoudingsplichtige is voor de loonbelasting en daardoor voorkomen in de polisadministratie van UWV (artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen).

Zo kan bijvoorbeeld worden gecontroleerd of een medewerker die in het personenregister niet is gekoppeld aan een houder, inderdaad niet werkzaam is voor een houder. Op grond van artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 kunnen de gegevens in het landelijk register kinderopvang vergeleken worden met de gegevens in het handelsregister. Het gaat om de BSN’s van ondernemers (bestuurders) van kindercentra en gastouderbureaus. Het doel van het landelijk register kinderopvang is enerzijds de raadpleging door ouders van gegevens over kinderopvangvoorzieningen en anderzijds het toezicht op de kwaliteitseisen die aan de kinderopvang worden gesteld. De gegevens uit het landelijk register kinderopvang kunnen worden geverifieerd aan de hand van het handelsregister. De gegevens uit het personenregister kunnen worden geverifieerd aan de hand van het landelijk register kinderopvang.

Hiermee wordt de volledigheid van het personenregister zo goed mogelijk geborgd. In het geval van discrepanties zal DUO aan de toezichthouder dan wel het college vragen om de houder de gegevens te laten controleren en te wijzen op het mogelijk niet naleven van een wettelijke verplichting. Daarnaast hebben de personen die in het personenregister ingeschreven moeten staan toegang tot hun eigen gegevens en kunnen zij in geval van onjuistheid of onvolledigheid hun gegevens wijzigen. Verder hebben zij op grond van artikel 36 van de Wbp, onder meer het recht zich tot de verantwoordelijke, de Minister van SZW, te wenden met het verzoek de hen betreffende persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen indien de gegevens niet juist of onvolledig zijn.

Uitschrijving

Een ingeschrevene in het personenregister kan zich op eigen verzoek laten uitschrijven in de situaties, bedoeld in de artikelen 1.48d, vierde lid, onderdelen a tot en met c, van de Wko. Voordat de ingeschrevene kan worden uitgeschreven, zal eerst de koppeling met de houder moeten worden beëindigd.

Gegevens over de inschrijving van een persoon in het personenregister worden na uitschrijving vernietigd, indien er geen sprake is van een signaal uit de continue screening. Dat wil zeggen dat er na uitschrijving over deze persoon geen informatie meer terug te vinden is in het personenregister.

Signalering en het personenregister

De huidige opzet van de screening van de medewerkers wordt met het personenregister gecontinueerd. Deze opzet is succesvol gebleken en de samenwerking in de keten verloopt voorspoedig, waardoor de signalen op een snelle en doeltreffende manier opgepakt kunnen worden.

Net als in fase 1, vindt er een verstrekking plaats aan JustID van het BSN van alle mensen die werken in de kinderopvang. JustID controleert dagelijks aan de hand van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) of er zich met betrekking tot deze BSN’s mutaties hebben voorgedaan in de strafrechtelijke informatie. Een mutatie in de justitiële documentatie doet zich voor als iemand een overtreding of misdrijf heeft begaan of hiervan wordt verdacht (er is een proces-verbaal opgemaakt en het Openbaar Ministerie heeft ter zake een beslissing genomen). Alleen indien dit het geval is, de zogenaamde «hit», stelt JustID COVOG op de hoogte. Pas dan wordt er nagegaan of dit nieuwe gegeven bij beoordeling van een VOG-aanvraag voor de kinderopvang zou leiden tot een weigering van een VOG. Het gaat hierbij om alle justitiële gegevens die direct een gevaar opleveren voor de kinderopvang, zoals zeden-, geweld-, wapen- en drugsdelicten. COVOG betrekt niet alleen onherroepelijke veroordelingen, maar ook strafrechtelijke verdenkingen. Bovendien neemt COVOG bij deze toets ook eerdere justitiële gegevens op naam van de betreffende persoon mee. De continue screening verschilt derhalve niet van een reguliere beoordeling van een VOG-aanvraag. Als geen VOG zou worden afgegeven, meldt COVOG dit, via DUO aan de toezichthouder (de GGD). DUO bepaalt op basis van de gegevens die hij voor de Minister van SZW bewerkt, welke regionale GGD moet worden ingelicht. De toezichthouder verzoekt op basis van de Wko de werkgever om de medewerker een nieuwe VOG te laten aanvragen. In de meeste gevallen is de vraag van de werkgever aan de medewerker om een nieuwe VOG aan te vragen aanleiding voor de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Alleen in die gevallen waarin een medewerker zich onheus behandeld voelt, zal hij een VOG aanvragen zodat hij ook bezwaar en beroep kan aantekenen als de VOG wordt geweigerd. De werkgever kan besluiten de medewerker op non-actief te zetten totdat bekend is of er een nieuwe VOG wordt verstrekt. Ook kan de toezichthouder in dit geval nadere eisen stellen. Als de medewerker geen nieuwe VOG aanvraagt, of wel een VOG aanvraagt maar geen nieuwe VOG krijgt, is er een reden voor ontslag. In dat geval voldoet de persoon niet meer aan de (bestaande) eisen van de Wko. Wanneer de persoon geen nieuwe VOG krijgt en daarom geen nieuwe VOG-gegevens in het personenregister kan opvoeren, beëindigt DUO de inschrijving van de persoon in het personenregister. In artikel 1.48d, vierde en vijfde lid, van de Wko wordt de beëindiging van de inschrijving in het personenregister geregeld.

Mocht COVOG een signaal naar DUO sturen over een persoon die zonder koppeling in het personenregister staat, dan controleert DUO aan de hand van de polisadministratie van het UWV, de BRP of het landelijk register kinderopvang of het juist is dat de persoon niet gekoppeld hoeft te zijn aan een houder. Wanneer dit het geval is informeert DUO de persoon dat de inschrijving in het personenregister is geblokkeerd in verband met een signaal en wat de gevolgen hiervan zijn. Wanneer de persoon wel gekoppeld had moeten zijn, informeert DUO de desbetreffende GGD die vervolgens tot actie overgaat richting de houder.

Blokkeren

Omdat een signaal betekent dat er bij hernieuwde beoordeling geen VOG meer afgegeven zou worden en er dus vermoedens zijn dat de VOG-gegevens in het personenregister niet meer geldig zijn, blokkeert DUO de persoon in het personenregister. Vervolgens zendt DUO het signaal door aan de toezichthouder. Geblokkeerd zijn betekent dat een persoon niet meer gekoppeld kan worden aan een (andere) houder. Hiermee wordt voorkomen dat een persoon, waarover een signaal is uitgezonden, werkzaam blijft in de kinderopvang zonder een nieuwe VOG aan te vragen. Voor de persoon en de houder is het in het personenregister niet zichtbaar of de persoon geblokkeerd is. Wanneer een nieuwe houder zich tracht te koppelen aan de betreffende persoon, krijgt de houder een foutmelding. Deze melding krijgt een houder ook wanneer hij zich tracht te koppelen aan een ingeschrevene die nog niet heeft betaald. Pas wanneer de persoon een nieuwe VOG krijgt, de gegevens van deze VOG invoert in het personenregister en deze VOG op juistheid is geverifieerd, heft DUO de blokkering op. Het is hierbij niet mogelijk om een VOG-kenmerk in te voeren dat reeds is gebruikt in het personenregister. Dit geldt zowel voor de VOG NP als voor de VOG RP. Er zijn, buiten een signaal uit de continue screening, ook andere omstandigheden die een kinderopvanginstelling of een toezichthouder noodzaken om een VOG-plichtige te vragen om een nieuwe VOG te overleggen. De toezichthouder kan bijvoorbeeld bij vermoeden van fraude door de houder, de houder verzoeken een nieuwe VOG te overleggen. De toezichthouder moet dan melding maken aan DUO dat er een nieuwe VOG is verlangd van de houder omdat de gegevens van de oude VOG van de houder in het personenregister niet meer actueel zijn. DUO blokkeert naar aanleiding van de melding de inschrijving van de persoon in het personenregister.

Wanneer de inschrijving van de houder (natuurlijk persoon) in het personenregister wordt geblokkeerd, betekent dit dat het voor de houder niet mogelijk zal zijn een nieuwe exploitatie te laten inschrijven in het landelijk register kinderopvang. Bij de behandeling van de aanvraag voor de exploitatie wordt namelijk gecontroleerd of de houder in bezit is van een geldige VOG. Indien er sprake is van een signaal uit de continue screening, is dit niet het geval. De aangevraagde inschrijving in het landelijk register kinderopvang zal dan worden geweigerd. Bovenstaande geldt eveneens indien de inschrijving van een bestuurder van een houder zijnde rechtspersoon in het personenregister is geblokkeerd.

Toegang

Het personenregister is niet openbaar. De volgende groepen hebben toegang tot het systeem:

  • Personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, of daartoe voornemens zijn, kunnen inloggen, door middel van Digid. Een persoon kan in het personenregister zijn eigen gegevens raadplegen, betalen, VOG-kenmerken toevoegen (bijvoorbeeld na signaal) of corrigeren (bijvoorbeeld indien ingevoerd VOG-kenmerk is afgekeurd), contactgegevens wijzigen, en zich uitschrijven.

  • Een houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau heeft toegang tot het personenregister door middel van eHerkenning. Een houder kan in het systeem zijn eigen gegevens raadplegen en koppelingen met personen leggen of beëindigen. Een houder kan personen zoeken in het personenregister door het invoeren van een combinatie van het BSN en de geboortedatum van deze persoon. Enkel een persoon die op dat moment staat ingeschreven en heeft betaald is op deze manier te zien door de houder. Een houder kan dus alleen personen zoeken waarvan hij zowel het BSN als de geboortedatum heeft. Het is niet mogelijk om willekeurig in het personenregister te bladeren. Als een houder een persoon heeft gekoppeld, ziet hij van de ingeschrevene de persoonsgegevens (alleen naam, geboortedatum en BSN), VOG-kenmerk en de datum waarop de houder de laatste koppeling heeft gemaakt. De adresgegevens van de betrokkene zijn niet zichtbaar voor de houder.

Op het moment dat de persoon de inschrijving in het personenregister heeft betaald, kan de houder deze persoon aan de onderneming koppelen. De houder koppelt op basis van het BSN en de geboortedatum. De persoon waarmee de koppeling is gemaakt en die een communicatiemiddel heeft gekozen, ontvangt van iedere koppeling en ontkoppeling een melding via het systeem. Op die manier weet de persoon welke houder zijn gegevens heeft ingezien. Bij vragen of vermoedens van oneigenlijk gebruik, kan de persoon contact opnemen met DUO. DUO zal bij een vermoeden van oneigenlijk gebruik de toezichthouder informeren.

Naast de eindgebruikers van het systeem, heeft een beperkt aantal partijen toegang tot het personenregister, vanwege hun specifieke rol in de keten van de continue screening of bij het toezicht en de handhaving in de kinderopvang:

  • De GGD’en kunnen met een eHerkenningsmiddel inloggen in het personenregister. Vanuit hun rol als toezichthouder, kunnen zij alle personen raadplegen, inclusief alle koppelingen. Hiermee kan de toezichthouder in het personenregister nagaan of al het personeel van een houder geregistreerd staat en beschikt over een geldige VOG om te mogen werken in de kinderopvang. Dit vervangt de papieren controle van de VOG’s op locatie tijdens een inspectie en leidt tot een vermindering van de toezichtslasten.

  • De gemeenten kunnen bij een aanvraag tot exploitatie of wijziging van de exploitatiegegevens in het landelijk register kinderopvang in het personenregister nagaan of de persoon op wie de aanvraag betrekking heeft ingeschreven staat met een geldige VOG. Hierdoor is het niet meer nodig om een afschrift van een VOG te overleggen bij de aanvraag tot exploitatie. De colleges besluiten over de aanvraag tot exploitatie en de daarmee gepaard gaande inschrijving van de kinderopvangvoorziening in het landelijk register kinderopvang (de artikelen 1.45 en 1.46 van de Wko).

De koppelingen van het personenregister met de BRP en het landelijk register kinderopvang, maken het voor de toezichthouder bovendien mogelijk om relatief eenvoudig na te gaan of alle VOG-plichtigen, op grond van de Wko, daadwerkelijk ingeschreven staan in het personenregister (en dus beschikken over een geldige VOG). Zo zal DUO de toezichthouder er bijvoorbeeld op kunnen attenderen wanneer er zich op het woonadres van een gastouder, die thuis kinderen opvangt, een nieuwe huisgenoot van 18 jaar of ouder vestigt (of een bestaande huisgenoot de leeftijd van 18 jaar bereikt), terwijl deze nog niet in het personenregister staat. Op basis van deze attendering kan de toezichthouder gericht een houder verzoeken om deze huisgenoot een VOG te laten aanvragen en zich vervolgens in te schrijven in het personenregister.

In tegenstelling tot de gegevens over inschrijving, bewaart DUO de gegevens over de signaalafhandeling tot vier jaar na afhandeling van het signaal. Deze informatie is noodzakelijk om verantwoording te kunnen afleggen over het functioneren van het systeem en over de omgang met en de afhandeling van de signalen. Aangezien de gegevens zoals die zijn verwerkt in de zogenoemde signaalbrieven kunnen worden aangemerkt als verstrekkingen in de zin van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg), wordt aangesloten bij de bewaartermijn zoals bepaald in artikel 19 van de Wjsg.

3. Financiële paragraaf en regeldruk

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: SZW) betaalt de kosten van de realisatie van het personenregister en, na het in werking treden van de Wet personenregister, gedurende een overgangsperiode ook alle uitvoeringskosten voor het beheer en onderhoud van continue screening kinderopvang.

Inschrijving in het personenregister is in die overgangsperiode voor alle personen gratis. Een persoon heeft enkel één juiste VOG nodig voor inschrijving. Personen die zich na de overgangsperiode inschrijven in het personenregister betalen een eenmalig inschrijftarief. Het personenregister treedt op 1 maart 2018 in werking.

Het in de memorie van toelichting bij de Wet personenregister geraamde tarief is € 12,- per (digitale) inschrijving op basis van 50.000 inschrijvingen per jaar.2 De verwachte totale kosten voor beheer en onderhoud zitten rond de 1,1 mln per jaar (vergelijkbaar met november 2015). Het verschil met de ontvangsten wordt binnen de begroting van SZW gedekt.

Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van het tarief voor de inschrijving vastgesteld waardoor het tarief periodiek kan worden bijgesteld. Het tarief moet in verhouding staan tot de werkelijke gemaakte kosten. Voor een schriftelijke inschrijving zal vanwege de administratieve lasten een hoger tarief worden gehanteerd. In 2019 wordt bepaald of bijstelling van het tarief noodzakelijk is voor 2020.

Kostenraming

De kosten voor het personenregister zijn netto € 0,5 miljoen structureel en deze kosten worden binnen de eigen begroting gedekt. Het betreft een saldo van de kosten die zijn geraamd op € 1,1 miljoen en ontvangsten van € 0,6 miljoen. Dit is gebaseerd op een jaarlijks instroomcijfer van 50.000 personen en de geraamde kosten voor het beheer en onderhoud. Op deze wijze wordt in 2019 een bedrag van in totaal ongeveer € 600.000 aan kosten doorberekend aan de sector. DUO ontvangt deze bedragen en verrekent dit met de totale bijdrage van SZW aan DUO.

In lijn met de Wet personenregister worden er aanpassingen gedaan aan het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en de Gemeenschappelijke inspectieruimte (GIR) om het verwerken van een aanvraag tot exploitatie en de daaropvolgende inschrijving in het LRK te vereenvoudigen en daarbij de digitale controlemogelijkheden voor de toezichthouder (GGD) te verruimen. De kosten die hiermee samenhangen worden opgevangen binnen de bestaande afspraken met DUO over het beheer en onderhoud van LRK-GIR en worden dus vanuit het reguliere contract van SZW met DUO voor het beheer van LRK-GIR gefinancierd.

Ter indicatie: de aanpassingen aan LRK-GIR hebben in 2015 en 2016 een eenmalige omvang van in totaal zo’n € 0,85 miljoen. Naar verwachting dalen, vanwege de aanpassingen aan LRK-GIR, de kosten voor toezicht en handhaving (voor GGD en gemeenten) met circa € 1 miljoen per jaar. De kosten die de GGD en gemeente maken voor het toezicht en de handhaving worden niet doorberekend aan de sector.

De kostenraming in onderstaande tabel is gebaseerd op de stand van december 2016 en omvat de kosten die DUO en de ketenpartners zoals Justis en JustID in rekening brengen bij SZW (bedragen in € mln.).

 

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Jaar 2021 en verder

Incidentele kosten SZW (bedragen in € mln.)

0,84

0,4

0

0

Structurele Uitvoeringkosten

1,121

1,211

1,101

1,121

Totale kosten

1,96

1,61

1,10

1,12

Ontvangsten

0,352

0,6

0,63

0,63

Dekking uit beleidsbudgetten SZW

1,61

1,01

0,53

0,523

X Noot
1

Raming kosten op basis van o.a. uitvoeringstoets DUO 2016 en meerjarige financieringsafspraken SZW-Justis-JustID.

X Noot
2

Raming ontvangsten na periode van overgangsrecht.

X Noot
3

Het bij ministeriële regeling vast te stellen tarief kan periodiek worden bijgesteld. Het tarief, en daarmee de ontvangsten, moet in verhouding staan tot de werkelijke gemaakte kosten. In 2019 wordt bepaald of bijstelling van het tarief noodzakelijk is voor 2020.

Regeldruk

De inhoudelijke nalevingkosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Het onderhavige besluit heeft gevolgen voor de regeldruk van bedrijven en werknemers in de kinderopvangsector.

Burgers

De invoering van het personenregister leidt tot initiële intensivering van eenmalig circa 52.000 uur voor burgers voor de handelingen die volgen uit de verplichtingen van het overgangsrecht. Voor stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen komt de tweejaarlijkse VOG-plicht te vervallen. Bij inschrijving dienen zij echter wel te beschikken over een geldige VOG die op dat moment niet ouder is dan twee maanden. Dat brengt voor deze groep in totaal eenmalig € 888.000 aan kosten met zich mee voor een VOG-aanvraag à € 33,85 (prijs Justis voor een aanvraag via internet).

In de praktijk beschikt naar verwachting een klein deel van deze groep over een geldige VOG op het moment van inschrijving waardoor zij geen initiële kosten maken voor een VOG. Een groot deel zal op het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging eenmalig een nieuwe VOG nodig hebben voor de inschrijving omdat de bestaande VOG ouder is dan twee maanden. Voor deze personen zal het moment van het opnieuw aanvragen van de VOG worden vervroegd door het personenregister.

Op de langere termijn treedt voor deze groep een kostenbesparing op omdat de tweejaarlijkse VOG-plicht is komen te vervallen. Tegenover deze initiële kosten staat dat stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen die zich in de eerste periode inschrijven in het personenregister dit op dat moment kosteloos kunnen doen.

De invoering van het personenregister leidt tot een structurele daling van de administratieve lasten voor burgers met circa 70.000 uur per jaar vanaf het jaar na invoering (2019), omdat de nieuwe verplichtingen minder tijd in beslag nemen dan de bestaande verplichtingen. Zo kan een persoon zich in de nieuwe situatie digitaal registreren in het personenregister, terwijl deze persoon in de huidige situatie de VOG moet overhandigen aan de houder die de VOG vervolgens moet administreren. Daarnaast hoeft een ingeschrevene bij wisseling van houder geen nieuwe VOG meer aan te vragen (à € 33,85).

De kosten van burgers zullen toenemen als gevolg van de inschrijvingskosten. Het inschrijvingstarief is geraamd op: € 12,00 zoals is toegelicht in de financiële paragraaf. De toename bedraagt in totaal circa € 210.000 per jaar ten opzichte van de huidige situatie.

Bedrijven

Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister leiden tot een initiële intensivering van de administratieve lasten van eenmalig € 690.000. Dit betreft met name de communicatie met personen die onder de continue screening vallen om zich in te schrijven in het personenregister en het leggen van een koppeling in het personenregister. Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister vanaf het eerste jaar na invoering leiden tot een structurele daling van de administratieve lasten met circa € 370.000 per jaar.

Een bestaande kinderopvangorganisatie moet, bij een aanvraag tot exploitatie, enkel een nieuwe VOG aanvragen indien de huidige VOG ouder is dan twee jaar. Daarnaast hoeft een werkgever, wanneer een medewerker van kinderopvangorganisatie wisselt, in de nieuwe situatie enkel een koppeling te leggen in het personenregister.

In de huidige situatie moet de nieuwe kinderopvangorganisatie een nieuwe VOG laten aanvragen door de medewerker en moet deze vervolgens worden opgenomen in de administratie. Bovendien moeten de kinderopvangorganisaties nu nog bewaken of de VOG van stagiairs, uitzendkrachten en vrijwilligers nog voldoende actueel is.

Kinderopvangorganisaties hebben voor toegang tot de online diensten van het register minimaal een eHerkenningsmiddel op niveau 2+ nodig. Na aanschaf is dit middel door de ondernemer ook te gebruiken voor de online diensten van andere overheidsorganisaties. Per saldo leidt dit naar verwachting tot minder regeldruk. Veel ondernemers in de kinderopvang maken reeds gebruik van eHerkenning, bijvoorbeeld voor de elektronische VOG-aanvraag via internet waaraan minder kosten verbonden zijn dan aan een schriftelijke aanvraag via de gemeente.

Toezichtlasten

Continue screening aan de hand van het personenregister leidt tot minder toezichtlasten. Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister leiden tot een structurele daling van de toezichtlasten met circa € 320.000 per jaar. Voor de werkgever komt de verplichting om een koppeling te leggen met een medewerker in het personenregister in plaats van de verplichting om de VOG van zijn medewerker te controleren, op te nemen in de administratie en bij te houden of elke medewerker een geldige VOG heeft. De toezichthouder kan in het personenregister nagaan of iedereen ingeschreven staat en beschikt over een geldige VOG om te mogen werken in de kinderopvang. Dit vervangt de papieren controle van de VOG op locatie tijdens de inspectie. De werkgever hoeft niet langer een eigen VOG administratie bij te houden op de locatie.

In onderstaand overzicht is dit schematisch uitgewerkt.

Houders

Personen

4. Ontvangen adviezen

Het College bescherming persoonsgegevens (hierna: CBP) alsmede toentertijd het Adviescollege Toetsing Regeldruk (Actal) zijn gevraagd om advies uit te brengen over dit besluit. Daarnaast hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), GGD GHOR Nederland, DUO en CIBG (in eerste instantie de beoogde bewerker) een uitvoeringstoets uitgevoerd.

De opmerkingen en adviezen die specifiek zijn gericht op dit besluit, zijn opgenomen in deze paragraaf. Alle algemene opmerkingen en adviezen zijn opgenomen en verwerkt in de memorie van toelichting bij de Wet personenregister.

CBP

Het advies van het CBP richt zich in de eerste plaats op de doelbinding. Het CBP geeft aan dat het conceptbesluit geen doelomschrijving geeft van de continue screening.

In het conceptbesluit wordt inderdaad geen doelomschrijving van continue screening gegeven. De definitie is in de Wko opgenomen en vanuit wetstechnisch oogpunt hoeft dit niet te worden herhaald in het besluit.

Voorts is het niet duidelijk welke wet en welke kwaliteitseisen worden bedoeld in de doelomschrijving.

Dat de doelomschrijving in het conceptbesluit niet duidelijk maakt welke wet en welke kwaliteitseisen hier worden bedoeld, is niet juist. Uit de begripsbepalingen in het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang blijkt dat in dit besluit onder wet wordt verstaan de Wet kinderopvang en derhalve gaat het dus om de kwaliteitseisen zoals opgenomen in die wet.

Ten derde geeft het CBP aan dat (onbedoeld) kan worden geconcludeerd dat de «registers» tot doel hebben om (onder meer) toezicht te houden op personen die werkzaam zijn in de kinderopvang. Dat is juist. Dit doel is opgenomen in het voorstelde artikel 2, zevende lid. Gelet op artikel 1.61 van de Wko ziet het college ook toe op de naleving van de inschrijving in het personenregister.

Het CBP geeft verder aan dat in het conceptbesluit en het wetsvoorstel verschillende doelomschrijvingen voor het personenregister zijn opgenomen en dat niet wordt voldaan aan artikel 7 van de Wbp, waarin staat dat persoonsgegevens slechts voor welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld mogen worden. Het CBP heeft terecht geconstateerd dat in het wetsvoorstel en het conceptbesluit verschillende doelomschrijvingen zijn opgenomen. Naar aanleiding hiervan is het conceptbesluit aangepast. In het besluit wordt nu verwezen naar de doelomschrijving in de Wko.

Met aanpassing van de doelomschrijving van het personenregister wordt voldaan aan artikel 7 Wbp.

Voorts geeft het CBP aan dat volgens artikel 3 van het wetsvoorstel (kennelijk wordt bedoeld: het conceptbesluit) gemeenten mede verantwoordelijken zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in het personenregister en dat niet duidelijk is waarom dit het geval is.

Het is niet juist dat gemeenten mede verantwoordelijken zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in het personenregister. Om die reden is artikel 3, eerste lid, van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang aangepast. Het tweede lid van artikel 3 dat bepaalt dat het college mede verantwoordelijke is voor de verwerking van de gegevens die in het landelijk register kinderopvang worden opgenomen, is niet aangepast.

Ten aanzien van de beveiliging wijst het CBP erop dat met de genoemde beveiligingsmaatregelen niet wordt voldaan aan artikel 13 van de Wbp. Doordat houders beschikken over het BSN en de geboortedatum van voormalige werknemers, is het voor houders van kinderopvang eenvoudig om ook de gegevens van voormalige werknemers in te zien, hetgeen een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens betekent.

Het is juist dat de houder door middel van het BSN en de geboortedatum de voormalige werknemer nog kan vinden in het personenregister. Deze gegevens heeft de houder ook al tot zijn beschikking ten behoeve van de loonadministratie. De VOG-gegevens en adresgegevens zijn echter niet zichtbaar. Pas wanneer de persoon weer in dienst treedt bij de houder en aangeeft gekoppeld te willen worden aan de houder, heeft de houder weer volledig toegang tot de gegevens van de werknemer. Dit is nader toegelicht.

Voorts merkt het CBP op dat met betrekking tot de beveiligingsvereisten op meerdere plekken wordt verwezen naar A&V 23 van de toenmalige Registratiekamer van april 2001. Het CBP heeft inmiddels «Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens» gepubliceerd die A&V 23 vervangen. Dit is aangepast in de nota van toelichting.

Tot slot adviseert het CBP om in het besluit op te nemen dat de houders van kinderopvangvoorzieningen aangemerkt dienen te worden als bewerkers als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Wbp, voor de werkzaamheden die zij uitvoeren in het kader van het personenregister.

Dit advies is overgenomen. Immers, de houder van een kindercentrum of gastouderbureau legt ten behoeve van de verantwoordelijke de koppeling tussen hemzelf en de personen die voor hem werkzaam zijn of anderszins betrokken en VOG-plichtig zijn. Door de koppeling worden persoonsgegevens samengebracht en is er sprake van verwerking in de zin van de Wbp. Aan de hand van de koppeling kan in geval van eventuele signalen worden nagegaan waar een persoon werkzaam is. De bewerkerrol van de houder is in het besluit tot uitdrukking gebracht door aan artikel 14 twee leden toe te voegen waaruit blijkt wat de bewerkerrol van de houder inhoudt. Namelijk dat hij voor de nodige technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen moet zorgen en slechts bepaalde personeelsleden kan autoriseren voor de verwerking van gegevens in het personenregister in verband met de koppeling.

Actal

Actal heeft zich bij de advisering gericht op de vraag of de regeldruk proportioneel is ten opzichte van het beleidsdoel en op de vraag of er is gekozen voor een passende uitvoeringswijze met het oog op de dienstverlening. Actal adviseert allereerst om de paragraaf over de administratieve lasten in de nota van toelichting aan te vullen met een specificatie van de toezichtlasten en van de eenmalige gevolgen voor de regeldruk. Daarnaast adviseert Actal om ook de toename in administratieve lasten ten gevolge van fase 1 van continue screening mee te nemen in de verantwoording.

In de regeldrukparagraaf zijn de eenmalige gevolgen voor burgers en ondernemers opgenomen. De toezichtlasten voor de houder zijn onderdeel van de structurele administratieve lasten voor ondernemers zoals in de regeldrukparagraaf is toegelicht.

Fase 1 van continue screening betrof een tijdelijke tussenoplossing. Het personenregister vervangt de maandelijkse koppeling van bestanden om te komen tot een lijst met personen. In tegenstelling tot de eerste fase van continue screening moeten personen door de inschrijving in het personenregister een bewuste handeling verrichten om continu gescreend te worden. Betrokkenen zijn zodoende op de hoogte van de gegevensverwerking voor continue screening. De gevolgen van invoering van het personenregister voor de administratieve lasten voor burgers en ondernemers komen tot uiting in de regeldruk paragraaf.

Tot slot adviseert Actal om de inschrijving in het personenregister en de aanvraag van de VOG samen te voegen. Het combineren van deze twee afzonderlijke handelingen kan tot een grote afname in administratieve lasten leiden voor ondernemer en medewerker.

Het besluit om een VOG wel of niet af te geven is ex artikel 29 van de Wjsg een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Een beschikking wordt bekendgemaakt aan de belanghebbende bij het besluit. Dit is de aanvrager van de VOG. Het personenregister is niet aan te merken als belanghebbende bij de aanvraag van een VOG in de zin van de Awb. Ingevolge artikel 52 van de Wjsg is een ieder en dus ook de Dienst Justis jegens derden verplicht tot geheimhouding van de justitiële gegevens waarover de Dienst Justis op grond van die wet de beschikking krijgt. De kern van de VOG systematiek houdt in dat geen informatie wordt verstrekt aan anderen dan de aanvrager zelf. Zoals weergegeven in de memorie van toelichting bij de Wjsg speelt het resocialisatiebelang een belangrijke rol en dient de privacy van de aanvrager beschermd te worden. Op basis van het voorgaande, worden verzoeken om de VOG rechtstreeks te delen met een ander dan de aanvrager op dit moment door het Ministerie van Justitie en Veiligheid afgehouden.

VNG en GGD GHOR NL

De VNG en GGD GHOR NL staan positief tegenover de invoering van een personenregister. In hun uitvoeringstoetsen hebben zij enkele punten opgenomen om de kwaliteit van het register verder te verbeteren.

VNG en GGD GHOR NL stellen vragen betreffende onderwerpen waarover, voorafgaand aan de implementatiefase, nadere afspraken gemaakt zullen worden binnen de keten van de continue screening in de vorm van een handleiding, gebruikersinstructies en samenwerkingsovereenkomsten. Dit betreft bijvoorbeeld de wijze waarop een inschrijving kan worden ingediend of gewijzigd, het leggen van een koppeling door de houder, het naamgebruik, de invulling van de rol en verantwoordelijkheid van de bewerker (DUO) en de inrichting van het toezicht en de handhaving op inschrijving in het personenregister.

Verder blijkt het inloggen als houder om koppelingen te kunnen leggen met medewerkers extra toelichting te behoeven. Continue screening fase 2 werkt met een personenregister. Dat wil zeggen dat alleen natuurlijke personen zich kunnen registreren. Echter, in verband met de snelle afhandeling van een signaal is het belangrijk om te weten bij welke houder een persoon werkzaam is zodat het signaal door de bewerker naar de juiste regionale GGD verzonden kan worden.

Om die reden moeten er ook gegevens over de eigenaar van een kinderopvangorganisatie afkomstig van het landelijk register kinderopvang opgenomen worden in het personenregister (KvK-nummer en handelsnaam).

Ten derde is gevraagd wat er gebeurt met een signaal over een persoon die niet gekoppeld is aan een houder, omdat deze bijvoorbeeld werkzoekende is. Deze personen worden door de bewerker (DUO) geïnformeerd dat er, vanwege een signaal uit de continue screening, een nieuw VOG-kenmerk moet worden ingevoerd in het register en dat de persoon tot die tijd is geblokkeerd. Dit is nader toegelicht.

Op de vierde plaats merken VNG en GGD GHOR NL op, dat de regel dat een VOG-nummer maar één keer gebruikt kan worden ook moet gelden voor een VOG Rechtpersoon. Dit is juist en is in de nota van toelichting verduidelijkt.

GGD GHOR NL voegt hier nog aan toe dat de beheerder/bewerker ontbreekt in de opsomming van partijen die toegang hebben tot het register. Dit is aangepast in de besluittekst en de nota van toelichting.

De volgorde van inschrijving, betaling en koppelen blijkt extra toelichting te behoeven, met name waar het gaat om personen die beschikbaar zijn voor werk.

Na invoering van het VOG-kenmerk, gevolgd door een bevestiging dat er sprake is van een geldige VOG, staat de persoon ingeschreven en wordt de persoon continu gescreend. Pas na betaling kan de persoon zich laten koppelen aan een houder. Inschrijving en betaling zijn dus voorwaarden voor koppeling. Na de koppeling kan gestart worden met de werkzaamheden.

Bovendien geeft GGD GHOR NL aan dat de taak van beheerder niet duidelijk is en dat er mogelijk verwarring zou kunnen ontstaan doordat de term koppeling ook al gebruikt wordt voor de koppeling tussen een gastouder en een gastouderbureau.

De rol van beheerder is geen nieuwe rol in de keten van continue screening. In fase 1 neemt DUO deze rol in, in fase 2 zal DUO deze rol voortzetten. Net als in fase 1 zal er, met de ketenpartners, een handleiding opgesteld worden waarin alle stappen uit de keten van continue screening fase 2 uitgewerkt worden. Het woord «koppeling» is een veelgebruikte term bij systemen en registers. De term zal in het personenregister en het landelijk register kinderopvang op vergelijkbare wijze gebruikt worden voor een verbinding tussen twee partijen in een register. De verwachting is dat dit niet tot verwarring zal leiden.

De VNG merkt op dat niet duidelijk is wie toeziet op de naleving van inschrijving in het personenregister. Hier geldt dat wanneer de toezichthouder constateert dat er personen werkzaam zijn die niet in het register staan, er reden is voor handhaving omdat het wettelijk verplicht is dat de medewerker in het register staat voordat de werkzaamheden starten, zoals dit nu ook het geval is ten aanzien van de VOG.

CIBG

Het CIBG heeft aangegeven dat bij de totstandkoming van de wet- en regelgeving voor zover mogelijk rekening is gehouden met de uitvoeringspraktijk. Afgesproken is dat het wetsvoorstel personenregister en de memorie van toelichting op een enkel punt worden verduidelijkt en dat er afspraken worden gemaakt over de ondertekening van de correspondentie door het CIBG namens SZW. Het CIBG acht het wetsvoorstel en het besluit uitvoerbaar.

DUO

DUO geeft aan dat het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit onvoldoende antwoord geven op vraagstukken rond de primaire processen, het ondersteunende systeem en de beheerorganisatie van DUO. Na ontvangst van aanvullende informatie heeft DUO echter geconcludeerd dat het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit uitvoerbaar zijn en dat invoering op de voorgestelde datum haalbaar is. Het wetsontwerp en het ontwerpbesluit regelen de juridische basis voor de invoering van het personenregister. Uitwerking van bovenstaande vraagstukken, zoals de wisselwerking tussen het personenregister en het landelijk register kinderopvang en de daaruit voortvloeiende aanpassingen, komt aan bod in de daarvoor bestaande overlegstructuren. Verder geeft DUO aan dat consequenties voor gemeenten en toezichthouder niet zijn betrokken bij de voorgestelde wet- en regelgeving. Deze partijen hebben echter inmiddels hun reactie gegeven naar aanleiding van het verzoek tot het doen van een uitvoeringstoets.

DUO heeft in 2016 opnieuw een uitvoeringstoets uitgevoerd. Aanleiding hiervoor vormde het uitstel van de invoering van het personenregister als gevolg van ontstane problemen bij het inrichten van het beheer en de ICT omgeving van het register. Dit uitstel heeft geleid tot een heroriëntatie op de realisatie en invoering van het personenregister. In dat kader is DUO verzocht een uitvoeringstoets uit te voeren op de haalbaarheid van de invulling van de rol van bewerker/beheerder door DUO op basis van de wetswijziging en onderhavig besluit. DUO geeft in de reactie op de uitvoeringstoets aan dat de wetswijziging en het ontwerpbesluit uitvoerbaar zijn.

5. Privacy Impact Assessment

Aangezien het hier om nieuw beleid, een aangepast wettelijk kader en een nieuw ICT-systeem gaat, is er in de fase van beleidsontwikkeling een Privacy Impact Assessment (verder: PIA) uitgevoerd3. Met behulp hiervan is de noodzaak van gegevensverwerking bekeken en zijn op gestructureerde wijze de implicaties van de maatregel(en)/het systeem op gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding, het vereiste van een goede beveiliging en de rechten van de betrokkenen.

De verhouding van de Wet personenregister tot het recht op bescherming van persoonsgegevens, is hiervoor beschreven in hoofdstuk 2. Artikel 1.48d van de Wko ziet op het verwerken van gegevens in het personenregister. In het eerste lid van artikel 1.48d staat de doelbinding ten behoeve waarvan de gegevensverwerking plaatsvindt, geformuleerd. Als eis is gesteld dat de beveiliging van het personenregister (inclusief de koppelvlakken) wordt ingericht met het oog op het verwerken van gegevens die gerubriceerd zijn op het niveau van Departementaal Vertrouwelijk (Dep.V). Op basis van het BIR-2012 is dit het hoge basisniveau voor de Rijksdienst. Bij onderhavige algemene maatregel van bestuur wordt nader uitgewerkt hoe de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige verwerking van gegevens is belegd.

De regering neemt maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Het personenregister is geen openbaar te raadplegen register zoals het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang. De toegang tot het personenregister wordt bij onderhavige algemene maatregel van bestuur geregeld.

Een persoon dient zich zelf in te schrijven in het personenregister. De door de ingeschrevene ingevoerde gegevens worden zodoende met medeweten van betrokkene verwerkt ten behoeve van het doel waarvoor de gegevensverwerking plaatsvindt. De door de persoon opgegeven VOG-gegevens worden vervolgens gecontroleerd op juistheid. Dit biedt een extra zekerheid dat de persoon is wie hij zegt dat hij is en dat de juiste persoon continu gecontroleerd wordt. Personen die zich inschrijven ontvangen (elektronische) berichten met informatie over mutaties in het personenregister. Op de website van het personenregister komt informatie over het doel en de wettelijke basis van continue screening.

Voor de afhandeling van het signaal naar aanleiding van de continue screening, worden alleen de gegevens over de persoon gebruikt die noodzakelijk zijn: de heer/mevrouw voornamen gevolgd door geslachtsnaam, geboren op dag maand en jaar, met BSN nummer en daarbij het bericht dat deze persoon op basis van een voorlopige beoordeling door COVOG op dit moment niet voldoet aan de eisen voor een VOG om te mogen werken in de kinderopvang.

De volledige en definitieve VOG-screening door COVOG wordt pas uitgevoerd naar aanleiding van een door de betrokkene zelf ingediend verzoek daartoe via een nieuwe VOG-aanvraag. De beoordeling door COVOG is handmatig. Dit is in lijn met het vereiste dat volgt uit artikel 42, eerste lid, van de Wbp, namelijk dat niemand aan een besluit kan worden onderworpen waaraan rechtsgevolgen verbonden zijn indien dat besluit alleen wordt genomen op basis van een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens. De uitkomst van de VOG-aanvraag bepaalt de verdere stappen door de toezichthouder kinderopvang en de houder richting de betrokkene. Bij de doorgeleiding van een signaal in de keten van continue screening, beschikken de uitvoerende partijen niet over informatie ten aanzien van de specifieke omstandigheden die aanleiding geven tot het signaal. Ketenpartijen zijn bij de afhandeling van een signaal gehouden aan een afgesproken protocol dat zij gezamenlijk hebben opgesteld.

In 2016 en 2017 is de PIA geactualiseerd en gericht op de processen en systemen met DUO als beoogd bewerker om te borgen dat privacybescherming en informatiebeveiliging op voldoende niveau zijn.

Artikelsgewijs

Artikel I. Wijziging Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Onderdeel A (artikel 1, eerste lid)

In verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang is aan de begripsbepalingen het nieuwe begrip «koppeling» toegevoegd. Daarbij wordt verwezen naar de Wko, waar in artikel 1.48d, derde lid, is bepaald dat de houder van een kindercentrum of een gastouderbureau in het personenregister een koppeling legt met de personen, inclusief hemzelf, bedoeld in de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid, en 1.56b, derde lid.

Onderdeel B (artikel 2)

Artikel 2 heeft betrekking op de vorm en het doel van het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang. Dit artikel wordt uitgebreid met bepalingen over het personenregister kinderopvang. Het personenregister kinderopvang heeft, evenals het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang, de vorm van een elektronische databank. Het betreft een databank, zoals gedefinieerd in de Databankenwet: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. De opzet en organisatie van het personenregister kinderopvang voldoet aan deze omschrijving. Met het personenregister kinderopvang worden persoonsgegevens en justitiële gegevens verwerkt door de verantwoordelijke in de zin van de Wbp. Het gaat hier om het hele proces van verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Het verwerken van persoonsgegevens dient in overeenstemming met het doel van het personenregister kinderopvang te zijn. In artikel 1.48d van de Wko is het doel van het personenregister kinderopvang benoemd. Het personenregister kinderopvang stelt de toezichthouder in staat behoorlijk toezicht te kunnen uitoefenen.

Onderdeel C (artikel 3)

Artikel 3 ziet op de verantwoordelijken van het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang. Daaraan is het personenregister kinderopvang toegevoegd. De Minister van SZW is verantwoordelijke in de zin van de Wbp voor de verwerking van gegevens in het personenregister kinderopvang, omdat hij het doel van het personenregister bepaalt.

Onderdeel D (nieuw artikel 4a. Beheer van het personenregister kinderopvang)

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt aangewezen als bewerker in de zin van de Wbp. DUO is belast met het beheer van het personenregister kinderopvang. Dit is neergelegd in artikel 4a. Het beheer is een onderdeel van het brede begrip verwerken van gegevens in de zin van de Wbp. Aangezien DUO niet aan het gezag van de Minister van SZW of de colleges van B&W is onderworpen, is het wenselijk dat DUO als bewerker wordt aangewezen voor de taken in verband met het verwerken van gegevens in het personenregister kinderopvang. De feitelijke uitvoering van de taken ligt daarmee bij DUO. In een bewerkersovereenkomst zullen de taken en verantwoordelijkheden voor DUO als bewerker nader worden omschreven.

Onderdeel E (artikel 5, derde lid) en artikel III. Wijziging Besluit kwaliteit kinderopvang)

Indien bij een voorziening voor gastouderopvang de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, blijkt uit het personenregister kinderopvang hoeveel huisgenoten van 18 jaar en ouder de gastouder heeft. Hierdoor is het niet meer nodig om het aantal huisgenoten bij de aanvraag tot exploitatie van de voorziening voor gastouderopvang aan het college te verstrekken. Hetzelfde geldt voor een kopie van de verklaringen omtrent het gedrag. Ook deze gegevens worden in het personenregister kinderopvang opgenomen. Met artikel I, onderdeel E, wordt daarom geregeld dat de onderdelen a en b van artikel 5, derde lid, komen te vervallen. Het vervallen van de onderdelen a en b van artikel 5, derde lid, onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot onderdelen a tot en met d, heeft gevolgen voor een tweetal verwijzingen in het Besluit kwaliteit kinderopvang. Dit wordt met artikel III van het onderhavige besluit aangepast.

Onderdelen F (artikelen 9a en 9b) en H (nieuw artikel 18a. Overgangsbepaling met betrekking tot de overgang van continue screening fase 1 naar het personenregister kinderopvang)

Als gevolg van het personenregister kinderopvang komen de huidige bepalingen voor continue screening in de kinderopvang zoals opgenomen met het Besluit continue screening kinderopvang (Stb. 2013, 40) (grotendeels) te vervallen. Als gevolg van het personenregister kinderopvang is het niet langer meer nodig om de gegevens die op grond van artikel 9a van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang worden verkregen van het UWV te verstrekken aan de Minister van Justitie en Veiligheid. In de Wko is bepaald dat in het geval de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden dat niet langer wordt voldaan aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent gedrag, hij verlangt dat er een nieuwe verklaring omtrent het gedrag wordt overgelegd. Artikel 9b kan daarom ook komen te vervallen. Artikel 3.2, eerste lid, van de Wko bepaalt echter dat de Minister van SZW de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1.48d tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in het personenregister kinderopvang verwerkt. Deze personen moeten na inschrijving vervolgens zelf het kenmerk van hun verklaring omtrent het gedrag opvoeren in het personenregister en de houder moet hen koppelen. Zij kunnen hierbij gelet op artikel 3.2, eerste lid, van de Wko gebruik maken van hun bestaande verklaring omtrent gedrag. De reden voor de overgangsperiode is dat de groep personen uit continue sceening fase 1 vanwege de omvang niet in één keer kan worden opgenomen in het personenregister. De overgangsperiode zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld op vier maanden (tot 1 juli 2018). De artikelen 9a en 9b vervallen op grond van artikel IV van dit besluit met ingang van 1 maart 2018. Met artikel I, onderdeel H, van dit besluit wordt een nieuw artikel 18a ingevoerd waarmee wordt geregeld dat gedurende de overgangsperiode de personen die op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van het personenregister reeds continu worden gescreend, zolang zij hun inschrijving in het personenregister nog niet hebben voltooid, nog op de huidige manier (conform de artikelen 9a en 9b) worden gescreend.

Onderdeel G (nieuw hoofdstuk 3. PERSONENREGISTER KINDERPVANG)
Artikel 11. Toegang tot het personenregister kinderopvang

Het personenregister kinderopvang is geen openbaar te raadplegen register zoals het landelijk register kinderopvang en het register buitenlandse kinderopvang. Toegang tot het personenregister hebben uitsluitend de ingeschrevenen zelf, houders van kindercentra en gastouderbureaus, het college, de toezichthouder en de bewerker. De toezichthouder heeft toegang tot het personenregister kinderopvang voor het uitoefenen van de toezichtstaak zoals neergelegd in hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 1, van de wet. De toezichtstaak omvat mede het onderzoek, bedoeld in artikel 1.62 van de wet, naar aanleiding van een aanvraag tot het in exploitatie nemen van een kindercentrum of gastouderbureau. Ten behoeve van dit onderzoek moet de toezichthouder ook het LRK raadplegen en kan het personenregister geraadpleegd worden ten behoeve van een aanvraag als hiervoor bedoeld. Het college heeft toegang tot het personenregister in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag tot exploitatie en de daaropvolgende inschrijving in het landelijk register kinderopvang op grond van de artikelen 1.45 en 1.46 van de Wko. Voor een verdere toelichting op de toegang tot het personenregister kinderopvang wordt verwezen naar hetgeen daarover is opgenomen in van het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 12. In het personenregister kinderopvang op te nemen gegevens

In het personenregister kinderopvang wordt een beperkte set van gegevens opgenomen. Zie daarvoor het algemeen deel van de nota van toelichting over de inschrijving in het personenregister kinderopvang. Bij de vermelding van de wijze waarop een persoon bereikbaar wil zijn, wordt opgenomen dat dit bijvoorbeeld via de berichtenbox van MijnOverheid is.

Artikel 13. De start van de continue screening

Direct na inschrijving start de continue screening van de ingeschrevene. In de Wko is geregeld dat de VOG op het moment van inschrijving niet ouder mag zijn dan twee maanden. Op deze manier gaat zo min mogelijk tijd verloren tussen het moment van afgifte van de VOG en de start van de continue screening en is de kans dat er in de tussenliggende periode relevante feiten over de persoon zijn blijven liggen zeer klein.

Artikel 14. De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau als bewerker

De houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau is bewerker in de zin van de Wbp voor het leggen en beëindigen van de koppeling. De rol van bewerker in de zin van de Wbp brengt voor de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau verplichtingen met zich. Immers, de Wbp stelt eisen aan de bewerker. In dit besluit is vastgelegd dat de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau moet zorg dragen voor passende maatregelen met betrekking tot het leggen van en beëindigen van de koppelingen. Aangezien de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau zelf geen bemoeienis heeft met het personenregister is bewust gekozen om enkel te spreken van «passende maatregelen». Deze maatregelen zullen over het algemeen meer organisatorisch dan technisch van aard zijn. Van de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau wordt verwacht dat hij slechts daartoe gemachtigd personeel voor het wettelijk toegestane doeleinde toegang geeft tot de persoonsgegevens en het personenregister voor het leggen van de koppeling en voorts dat de houder de nodige maatregelen treft om onbedoelde of onrechtmatige verwerking van gegevens te voorkomen. Verwerking van persoonsgegevens ziet op elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens (artikel 1, onderdeel b, van de Wbp). Voor de houder moet met name gedacht worden aan het onrechtmatig gebruik van het BSN van (oud)medewerkers. De maatregelen vormen onderdeel van de inspectie door de toezichthouder. Dat betekent dat de toezichthouder erop toeziet dat de houder passende maatregelen treft. Zie voor verschil tussen de houder van een kindercentrum of van een gastouderbureau als bewerker en DUO als bewerker ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 4a (onderdeel D) en hetgeen daarover is opgenomen in het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 15. Het leggen en beëindigen van de koppeling

Een persoon mag zijn werkzaamheden pas aanvangen als de koppeling in het personenregister kinderopvang heeft plaatsgevonden. Koppeling kan pas plaatsvinden na inschrijving en betaling van de kosten door de ingeschrevene.

Artikel 16. De kosten voor de inschrijving

De hoogte van de vergoeding van de kosten voor inschrijving in het personenregister kinderopvang wordt bij ministeriële regeling bepaald. Reden hiervoor is dat de hoogte van de kosten in de toekomst kan veranderen en een ministeriële regeling eenvoudiger is aan te passen dan een algemene maatregel van bestuur.

Artikel 16a. Het uitwisselen van gegevens met Onze Minister van Justitie en Veiligheid

Dit artikel geeft de grondslag om de door de ingeschrevene ingevoerde gegevens met betrekking tot de VOG uit te wisselen met de Minister Justitie en Veiligheid zodat kan worden nagegaan dat:

  • a. er inderdaad voor die persoon een VOG is afgegeven met bijbehorend kenmerknummer en datum en voor welk profiel, en

  • b. dat aan de hand van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) gecontroleerd kan worden of er zich met betrekking tot deze persoon mutaties hebben voorgedaan in de strafrechtelijke informatie.

Indien uit navraag bij justitie blijkt dat er geen VOG of een VOG voor een ander profiel is afgegeven, kan geen koppeling met een houder plaatsvinden. Indien uit navraag bij justitie blijkt dat er inderdaad een juiste VOG is afgegeven, kan koppeling met een houder plaatsvinden, waarna de persoon zijn werkzaamheden in de kinderopvang kan aanvangen. De toezichthouder controleert de aanwezigheid van een geldige VOG voortaan in het personenregister kinderopvang in plaats van op papier.

Voor wat betreft de verdere toelichting op artikel 16a, aanhef en onder b, wordt verwezen naar hetgeen daarover is toegelicht in het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 16b. Bewaartermijn gegevens in het personenregister kinderopvang

De gegevens van een ingeschrevene worden enkel bewaard als er een signaal is over diegene. Het gaat om alle gegevens dus bijvoorbeeld ook de zgn. «signaalbrief», de brief van Justis met de signalering uit de continue screening over een persoon die op dat moment niet voldoet aan de eisen voor een VOG voor een functie in de kinderopvang. Indien er geen sprake is van een signaal worden gegevens van personen na einde van de inschrijving niet bewaard. De termijn van vier jaar is in overeenstemming met de Wjsg. Aangezien het bijzondere persoonsgegevens betreft is een langere bewaartermijn niet wenselijk.

Onderdeel I

Als gevolg van het nieuwe hoofdstuk over het personenregister kinderopvang is de citeertitel van het besluit aangepast.

Artikel II. Wijziging Besluit SUWI

Artikel 3.2, eerste lid, van de Wko bepaalt dat de Minister van SZW de gegevens van de personen die op basis van de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang onder de continue screening vallen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 1.48d tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip in het personenregister kinderopvang verwerkt. De overgangsperiode zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld op vier maanden (tot 1 juli 2018). Gedurende de overgangsperiode zullen de personen die in het kader van continue screening fase 1 reeds continu worden gescreend, zolang zij hun inschrijving in het personenregister nog niet hebben voltooid, nog op de huidige manier (conform de artikelen 9a en 9b) worden gescreend. Het huidige artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI wordt gewijzigd na afloop van de overgangsperiode, derhalve per 1 juli 2018. Gedurende de overgangsperiode is de huidige grondslag voor gegevensverstrekking van het UWV aan de Minister van SZW en de colleges van burgemeester en wethouders nog van belang. Na de overgangsperiode is met het personenregister kinderopvang duidelijk welke personen werkzaam zijn in de kinderopvang. Onderhavig artikel II wijzigt artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI met ingang van 1 juli 2018 waarbij behouden blijft dat de Minister van SZW de mogelijkheid heeft om de personen die in het personenregister kinderopvang zijn ingeschreven te vergelijken met de personen die in de polisadministratie van het UWV voorkomen om te bezien of het personenregister kinderopvang juist en actueel is.

Artikel IV. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel II, in werking met ingang van 1 maart 2018. De Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) is reeds in 2015 gepubliceerd in het Staatsblad, maar kon vanwege problemen bij het inrichten van het beheer en de ICT omgeving van het personenregister nog niet eerder in werking treden. Bij brief van 28 november 20174 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de datum van inwerkingtreding van het personenregister, te weten 1 maart 2018. Gelet op het feit dat de branche al geruime tijd in afwachting is van de inwerkingtreding van het personenregister en dit in het belang is van de veiligheid van de kinderen in de kinderopvang, wordt afwijking van de vaste verandermomenten mogelijk geacht. Artikel II van dit besluit treedt op een later moment in werking, te weten 1 juli 2018. De reden hiervoor is dat de personen uit continue screening fase 1 tot een bij ministeriële regeling te bepalen tijdstip door de Minister van SZW worden ingeschreven in het personenregister. Deze personen moeten na inschrijving vervolgens zelf het kenmerk van hun verklaring omtrent het gedrag opvoeren in het personenregister en de houder moet hen koppelen. De reden voor de overgangsperiode is dat de groep personen uit continue sceening fase 1 vanwege de omvang niet in één keer kan worden opgenomen in het personenregister. De overgangsperiode zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld op vier maanden (tot 1 juli 2018). Zolang de personen uit fase 1 in deze overgangsperiode hun inschrijving in het personenregister nog niet hebben voltooid, zullen zij worden gescreend op de wijze van continue screening in fase 1 (conform de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang) (zie de toelichting op artikel I, onderdeel H, van dit besluit). De huidige plicht van het UWV om op grond van artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI op verzoek bepaalde informatie te verstrekken blijft gedurende deze overgangsperiode ongewijzigd.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Rapport onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam, Amsterdam, april 2011, Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VI, nr. 95 en nr. 117.

X Noot
2

Kamerstukken II 2014/15, 34 195, nr. 3, p. 17.

X Noot
3

Kamerstukken I 2010/11, 31 051, nr. D; motie-Franken.

X Noot
4

Kamerstukken II 2017/18, 31 322, nr. 341.

Naar boven