Besluit van 13 november 2017 tot wijziging van diverse algemene maatregelen van bestuur op het terrein van het primair en voortgezet onderwijs voor Europees en Caribisch Nederland in verband met enkele wetstechnische verbeteringen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 26 september 2017, nr. WJZ/1254574 (8154), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 7.4.11, derde lid, 11a1, eerste en tweede lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de artikelen 117, derde lid, van de wet op de expertisecentra, de artikelen 10b, negende lid, onderdeel d, 10f, vijfde lid, 23a1, vierde lid, 60, tweede lid, 84, eerste lid, 118t, eerste en tweede lid van de Wet op het voortgezet onderwijs, en de artikelen 72, vierde lid, 116, tweede lid, 117, tweede lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES,

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 oktober 2017, No.W05.17.0325/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 november 2017, nr. WJZ/1267800(8154), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT EXPERIMENTEN DOORLOPENDE LEERLIJNEN VMBO-MBO 2014–2022

Het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, onderdelen p en q, komen te luiden:

p. technologieroute:

beroepsroute specifiek gericht op doorstroming vanuit:

  • 1°. de sector techniek of landbouw, als bedoeld in artikel 10, derde lid, 10b, derde lid, of 10d derde lid, van de WVO, zoals die artikelen luidden op 31 juli 2016;

  • 2°. het profiel techniek of landbouw, genoemd in artikel 10, derde lid, van de WVO; of

  • 3°. een van de profielen, genoemd in artikel 10b, derde lid, onderdelen a tot en met e en i, of 10d, derde lid, onderdelen a tot en met e en i, van de WVO,

naar een aanverwant opleidingsdomein in het beroepsonderwijs;

q. profiel:

profiel als bedoeld in artikel 10, derde lid, 10b, derde lid, of 10d, derde lid, van de WVO;.

B

In artikel 3, derde lid, wordt «de sector of sectoren» vervangen door: het profiel of de profielen.

C

In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt «de sector» vervangen door: het profiel.

D

In artikel 5, achtste lid, wordt «de artikelen 10, zevende lid, 10b, negende lid, onderdeel d, en 10d, zevende lid, van de WVO» vervangen door: artikel 10b, negende lid, onderdeel d, van de WVO.

E

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt «vakken uit het sectordeel, bedoeld in artikel 10b, zesde lid, en het afdelingsvak, intrasectoraal of intersectoraal programma» vervangen door: vakken uit het profieldeel, bedoeld in artikel 10b, zesde lid, van de WVO en beroepsgerichte keuzevakken als bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, van dat artikel.

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt «voor het schoolexamen voor het vak maatschappijleer als eindcijfer 6 is behaald» vervangen door: voor het vak maatschappijleer als eindcijfer 6 of meer is behaald.

ARTIKEL II. WIJZIGING EINDEXAMENBESLUIT VO

In artikel 53, eerste lid, onderdeel d, van het Eindexamenbesluit VO vervalt: artikel 49, derde of vierde lid, of.

ARTIKEL III. WIJZIGING EINDEXAMENBESLUIT VO BES

Het Eindexamenbesluit VO BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder verwijdering van «, en» aan het slot van artikel 15, eerste lid, onderdeel c, onder 2, wordt « en» toegevoegd aan het slot van onderdeel b.

B

Onder verwijdering van «, en» aan het slot van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, onder 2, wordt « en» toegevoegd aan het slot van onderdeel b.

ARTIKEL IV. INTREKKEN EXPERIMENTEERBESLUIT VM2

Het Experimenteerbesluit vm2 wordt ingetrokken.

ARTIKEL V. WIJZIGING FORMATIEBESLUIT WVO

In artikel 3, vierde lid, van het Formatiebesluit WVO wordt «regionale verwijzingscommissie» vervangen door: het samenwerkingsverband.

ARTIKEL VI. WIJZIGING INRICHTINGSBESLUIT WVO

Het Inrichtingsbesluit WVO wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 32, tweede lid, wordt «voor leerlingen voor wie de partiële leerplicht nog niet is geëindigd, tot het einde van die leerplicht» vervangen door: voor leerlingen tot en met het schooljaar waarop zij de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt.

B

Artikel 37c vervalt.

C

In hoofdstuk V wordt voor artikel 38 een artikel ingevoegd, dat komt te luiden:

Artikel 37c. Gewijzigde grondslag

Dit besluit berust mede op artikel 23a1, vierde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

ARTIKEL VII. WIJZIGING STAATSEXAMENBESLUIT NEDERLANDS ALS TWEEDE TAAL

In artikel 1 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal wordt «College voor examens» vervangen door: College voor toetsen en examens.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING STAATSEXAMENBESLUIT NEDERLANDS ALS VREEMDE TAAL BES

In artikel 1 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als vreemde taal BES wordt «College voor examens» vervangen door: College voor toetsen en examens.

ARTIKEL IX. WIJZIGING TIJDELIJK BESLUIT SABA COMPREHENSIVE SCHOOL EN GWENDOLINE VAN PUTTENSCHOOL BES

In artikel 21 van het Tijdelijk besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES wordt «Eindexamenbesluit VO» vervangen door: Eindexamenbesluit VO BES.

ARTIKEL X. WIJZIGING BESLUIT VAN 26 FEBRUARI 2003, HOUDENDE WIJZIGING VAN HET BEKOSTIGINGSBESLUIT WEC, HET FORMATIEBESLUIT WEC, HET ONDERWIJSKUNDIG BESLUIT WEC, HET BEKOSTIGINGSBESLUIT WPO, HET FORMATIEBESLUIT WPO EN HET BEKOSTIGINGSBESLUIT W.V.O. IN VERBAND MET DE INVOERING VAN LEERLINGGEBONDEN FINANCIERING (STB. 2003, 108)

Artikel XI van Het Besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering (Stb. 2003, 108) wordt gewijzigd als volgt:

A

Het eerste en tweede lid vervallen.

B

Het derde lid vervalt.

ARTIKEL XI. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de afzonderlijke artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en waarbij kan worden bepaald dat een of meer artikelen van dit besluit of onderdeel daarvan terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 13 november 2017

Willem-Alexander

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Uitgegeven de achtentwintigste november 2017

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De wetstechnische kwaliteit van regelgeving is een voortdurend aandachtspunt van de regering. De afgelopen periode is geconstateerd dat in verschillende algemene maatregelen van bestuur onzuiverheden zijn waar te nemen. Zo zijn bijvoorbeeld bepaalde wetswijzigingen niet correct doorgewerkt, zijn er redactionele verbeterpunten, of moet een grondslag toegevoegd worden. Om de juridische juistheid en kwaliteit te borgen worden deze technische verbeteringen middels dit besluit doorgevoerd.

Voor de artikelen I, IV en VI, onderdelen B en C, geldt een voorhangprocedure. Voor de artikelen V en X geldt een nahangprocedure. In de artikelsgewijze toelichting wordt daar verder op ingegaan.

2. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is gevraagd een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uit te voeren op dit besluit. DUO heeft daarbij ook de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) en de Auditdienst Rijk (ADR) betrokken. De uit de toetsing naar voren gekomen opmerkingen van DUO zijn in het besluit verwerkt. De IvhO en de ADR hebben geen opmerkingen gemaakt.

De conclusie ten aanzien van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid is dat DUO, de Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst de uitwerking van dit besluit uitvoerbaar achten.

3. Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers of bedrijven.

4. Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

5. Caribisch Nederland

Dit besluit brengt wijzigingen aan in besluiten die betrekking hebben op Caribisch Nederland. Deze wijzigingen hebben echter geen effecten voor de uitvoeringspraktijk aldaar.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdelen A, B en C

Deze wijzigingen vinden hun grondslag in artikel 118t, eerste en tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO). Op grond van artikel 121, eerste lid, van die wet, is op deze wijzigingen een voorhangprocedure van toepassing. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Het Besluit experiment doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 wordt technisch aangepast aan de wijzigingen die de Wet van 10 februari 2016 houdende wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en enkele aanverwante wetten in verband met het invoeren van profielen in het voorbereidend beroepsonderwijs en het middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, alsmede de actualisatie en flexibilisering van het beroepsgerichte deel van de examenprogramma’s in het voorbereidend beroepsonderwijs (Stb. 2016, 88; hierna: Wet profielen vmbo) in de indeling van het vmbo heeft aangebracht met ingang van 1 augustus 2016. Het begrip sector wordt vervangen door profiel. Inhoudelijk betekent dit geen wijziging voor de scholen die deelnemen aan het experiment.

Artikel I, onderdeel D

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 10b, negende lid, onderdeel d, van de WVO.

Met de Wet profielen vmbo is in artikel 10, zevende lid, onderdeel b, en artikel 10d, zevende lid, onderdeel c, van de WVO geregeld dat het vak informatietechnologie deel kan uitmaken van het reguliere onderwijsprogramma in respectievelijk de theoretische en de gemengde leerweg van het vmbo. Voor die leerwegen hoeft dat vak dus niet langer als extra vak te worden aangewezen in het Besluit experiment doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022. In artikel 5, achtste lid, van het besluit kan ermee volstaan worden om voor de kaderberoepsgerichte leerweg te bepalen dat de technologieroute als extra vak het vak informatietechnologie kan omvatten. Daarom blijft de verwijzing naar artikel 10b, negende lid, onderdeel d, van de WVO gehandhaafd. Artikel 5, achtste lid, van het Besluit experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022 is niet van toepassing op leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg, omdat de technologieroute voor deze leerlingen niet openstaat (artikel 1, eerste lid, onderdeel p, jo. artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit experiment doorlopende leerlijnen vmbo-mbo).

Artikel II

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 7.4.11, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: WEB).

De verwijzing die middels dit artikel geschrapt wordt in het Eindexamenbesluit VO is ten onrechte ingevoegd. Artikel 53, eerste lid, van dat besluit gaat namelijk over deeleindexamens vavo en daarop kan artikel 49, derde en vierde lid, dat betrekking heeft op het combinatiecijfer vmbo, niet van toepassing zijn.

Artikel III

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 72, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES (hierna: WVO BES).

Dit betreft een redactionele verbetering door het verplaatsen van het woord «en» in de betreffende artikelen van het Eindexamenbesluit VO BES.

Artikel IV

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 11a.1, eerste en tweede lid, van de WEB. In het genoemde tweede lid wordt een voorhangprocedure van toepassing verklaard op deze wijziging. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Per 1 augustus 2017 zijn er geen leerlingen meer die onder de werking van het Experimenteerbesluit vm2 vallen. Aangezien dit besluit sindsdien materieel uitgewerkt is, kan het worden ingetrokken. Inmiddels heeft de leergang vm2 een vervolg gekregen in het Besluit doorlopende leerlijnen vmbo-mbo 2014–2022.

Het Experimenteerbesluit vm2 vindt haar basis in artikel 11a.1 WEB. Het vijfde lid vraagt drie maanden voor het einde van de werkingsduur van dat besluit een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die algemene maatregel van bestuur. Dat verslag is bij Kamerbrief van 16 oktober 2013 aangeboden (Kamerstukken II 2013/14, 30 079, nr. 42). Ook daarin wordt geconcludeerd dat het Experimenteerbesluit vm2 kan worden ingetrokken.

Artikel V

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 84, eerste lid, van de WVO. Op grond van artikel 121, tweede lid, van diezelfde wet geldt voor dit artikel een nahangprocedure. Dit artikel wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overlegd. Het treedt pas in werking op een tijdstip nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld.

Als gevolg van de Wet van 1 april 2015 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de integratie van het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs in het systeem van passend onderwijs (Stb. 2015, 149) zijn de taken van regionale verwijzingscommissies per 1 januari 2016 overgenomen door samenwerkingsverbanden. Middels dit artikel wordt ook in het Formatiebesluit WVO naar de juiste term verwezen.

Artikel VI, onderdeel A

De wijziging in dit onderdeel van het besluit vindt haar grondslag in artikel 10f, vijfde lid, van de WVO.

Met de inwerkingtreding van de Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met onder meer de invoering van een kwalificatieplicht (Stb. 2007, 203) is de partiële leerplicht afgeschaft. Deze is bij de genoemde wet vervangen door de kwalificatieplicht. Aangezien de partiële leerplicht duurde tot het einde van het schooljaar waarin een leerling 17 jaar werd, wordt artikel 32, tweede lid, van het Inrichtingsbesluit WVO nu zodanig gewijzigd dat voortaan naar die schooljaargrens wordt verwezen. Hiermee wordt de bepaling technisch aangepast, zonder de achterliggende doelstelling daarbij geweld aan te doen.

Om de beleidsdoelstelling intact te laten is er daarom ook niet voor gekozen om de verwijzing naar leerlingen die nog onder de partiële leerplicht vallen aan te passen naar leerlingen die nog kwalificatieplichtig zijn. De kwalificatieplicht blijft op basis van artikel 4a, tweede lid, van de Leerplichtwet 1969 in het praktijkonderwijs immers gelden tot aan het moment waarop de leerling een getuigschrift of diploma heeft bemachtigd. In combinatie met artikel 29a van de WVO eindigt de kwalificatieplicht pas als de leerling geen praktijkonderwijs meer volgt. Een constructie die zou verwijzen naar de kwalificatieplicht biedt dus geen mogelijkheid om tijdens het volgen van praktijkonderwijs alsnog ontheven te worden van de regel dat de stage of arbeidstraining ten hoogste 80% bedraagt van het aantal uren waarin in die week onderwijs wordt verzorgd. Daarom is ervoor gekozen de schooljaargrens te expliciteren.

Artikel VI, onderdelen B en C

De wijzigingen in deze onderdelen vinden hun grondslag in artikel 23a1, vierde lid, van de WVO. Op grond van artikel 121, eerste lid, van die wet, is op deze wijzigingen een voorhangprocedure van toepassing. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Het huidige artikel 37c van het Inrichtingsbesluit WVO verliest zijn grondslag als gevolg van artikel IV, onderdeel B, van de Wet van 8 april 2016 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (Stb. 2016, 179). Per 1 juli 2017 zijn onder meer het derde en vierde lid van artikel 23a1 van de WVO gewijzigd. Sindsdien bieden de genoemde leden geen mogelijkheid meer voor het bij algemene maatregel van bestuur vaststellen van een alternatieve wijze waarop leerresultaten kunnen worden aangetoond, indien zij niet gemeten kunnen worden of indien er onvoldoende gegevens zijn voor een betrouwbaar oordeel over de meting van de leerresultaten. Aangezien artikel 37c van het Inrichtingsbesluit WVO daar tot nu toe een regeling voor treft, dient deze te vervallen. Om geen discrepantie te laten ontstaan tussen het vervallen van de grondslag voor artikel 37c en het vervallen van het artikel zelf, zal artikel VI, onderdeel B, moeten terugwerken tot en met 1 juli 2017.

Naast de wijzigingen uit onderdeel B van dit artikel, blijft het vierde lid van artikel 23a1 van de WVO een grondslag bieden om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop leerresultaten worden gemeten. Dat is de grondslag voor hoofdstuk IV van het Inrichtingsbesluit WVO. Deze grondslag is echter niet opgenomen in de aanhef van dat besluit. Aangezien de aanhef van een regeling niet gewijzigd mag worden, maar het voor de duidelijkheid van het Inrichtingsbesluit WVO wel wenselijk is de grondslag te codificeren, wordt deze grondslag toegevoegd in artikel 37c (nieuw), in de overgangs- en slotbepalingen van hoofdstuk V.

Artikel VII en artikel VIII

Deze wijzigingen vinden hun grondslag in artikel 60, tweede lid, van de WVO, respectievelijk artikel 116, tweede lid, van de WVO BES.

Het betreft een redactionele verbetering door bij de begripsbepaling van «examenleider» correct te verwijzen naar het College voor toetsen en examens. De gewijzigde aanduiding van College voor examens naar College voor toetsen en examens geldt sinds de inwerkingtreding van de Wet van 11 december 2013 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet College voor examens in verband met de invoering van een centrale eindtoets, de invoering van een leerling- en onderwijsvolgsysteem en invoering van bekostigingsvoorschriften voor minimumleerresultaten voor speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (Stb, 2014, 13).

Artikel IX

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 117, tweede lid, van de WVO BES.

Het betreft een redactionele verbetering door correct naar het Eindexamenbesluit VO BES te verwijzen.

Artikel X

Deze wijziging vindt haar grondslag in artikel 117, derde lid, van de WEC. Het veertiende lid van datzelfde artikel regelt een nahangprocedure. De wijziging in dit artikel wordt daarom aan de Tweede Kamer overgelegd. Ze treedt niet in werking dan nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken en gedurende die termijn niet door of namens de Kamer de wens wordt te kennen gegeven dat het in dit artikel geregelde onderwerp bij de wet wordt geregeld.

Sinds de invoering van lumpsum wordt geen formatie meer toegekend aan scholen.

De aanvullende formatie, zoals neergelegd in artikel XI, eerste en tweede lid, van het Besluit van 26 februari 2003, houdende wijziging van het Bekostigingsbesluit WEC, het Formatiebesluit WEC, het Onderwijskundig besluit WEC, het Bekostigingsbesluit WPO, het Formatiebesluit WPO en het Bekostigingsbesluit W.V.O. in verband met de invoering van leerlinggebonden financiering (Stb. 2003, 108) is omgezet naar een aanvullende bekostiging. In afstemming met de betrokken pedologische instituten is ervoor gekozen om deze aanvullende bekostiging per 1 augustus 2017 over te hevelen aan het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) in de vorm van een subsidie. Daarom kunnen het eerste en tweede lid van artikel XI, die aanvullende formatie voor deze instituten regelen, in het genoemde besluit vervallen. Dat is bepaald in onderdeel A van dit artikel. Vanwege de inwerkingtreding van dit besluit na 1 augustus 2017, zal deze bepaling tot en met dat moment terugwerken.

Het overhevelen van de aanvullende bekostiging aan het NRO vraagt ook een wijziging van de Aanvullende regeling invoering LGF. Er wordt naar gestreefd die wijziging tegelijkertijd met dit besluit inwerking te laten treden.

Het derde lid van het artikel dat middels deze bepaling komt te vervallen vraagt echter om een andere inwerkingtreding. Vandaar dat hiervoor een apart onderdeel B is gemaakt. Dit artikel wordt namelijk gebruikt als grondslag voor zowel de garantiebekostiging LGF personeel regulier (eerste en tweede lid) als de garantiebekostiging LGF materiële instandhouding (derde lid) voor verschillende scholen die verbonden zijn aan pedologische instituten. Bij inwerkingtreding met terugwerkende kracht voor dit onderdeel tot en met 1 augustus 2017 zou dit betekenen dat de garantiebekostiging personeel per die datum wordt gestopt en er geen nieuwe toekenning meer vanuit DUO zal plaatsvinden.

In december 2016 is de garantiebekostiging LGF materiële instandhouding echter al voor het gehele kalenderjaar 2017 toegekend en betaald omdat dit een bekostiging per kalenderjaar betreft. De regering wenst die bekostiging tot het einde van het jaar 2017 in stand te houden. Het vervallen van het derde lid, waar het gaat om de materiële instandhouding, moet dus niet terugwerken tot en met 1 augustus 2017, omdat daarmee de grondslag voor de reeds gedane betaling zou vervallen. Deze is geregeld in artikel 4 van de Aanvullende regeling invoering LGF.

Daarom wordt bij de inwerkingtreding van onderdeel B van dit artikel geregeld dat de toegekende bekostiging vanuit de garantiebekostiging LGF materiële instandhouding voor het kalenderjaar 2017 in stand kan blijven.

Artikel XI

Bij de inwerkingtreding van artikel VI, onderdeel B, wordt beoogd deze terug te laten werken tot en met 1 juli 2017. Bij de inwerkingtreding van artikel X, onderdeel A, wordt beoogd deze terug te laten werken tot en met 1 augustus 2017. Bij de inwerkingtreding van artikel X, onderdeel B, wordt beoogd deze terug te laten werken tot en met 1 januari 2018. Zie daarvoor ook de toelichting bij de genoemde onderdelen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven