Besluit van 3 oktober 2017, houdende wijziging van het Besluit financieel beheer politie in verband met het treffen van een regeling voor voorzieningen op de balans van de politie en het vervallen van de overgangsregel over de afschrijving van activa aangeschaft voor 1 januari 2013

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 11 juli 2017, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Politiewet 2012;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 26 juli 2017, nr. W03.17.0217/11);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 27 september 2017, nr. 2112041 uitgebracht mede in overeenstemming met Onze Minister van Financiën;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit financieel beheer politie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11 wordt onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Om redenen van doelmatigheid kan worden afgeweken van artikel 374 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In dat geval worden de redenen van doelmatigheid vermeld in de jaarrekening. Dotatie, onttrekking en vrijval van voorzieningen worden vermeld en afzonderlijk toegelicht in de jaarrekening.

B

Artikel 16 vervalt.

ARTIKEL II

  • 1. Artikel I, onder A, van dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. Artikel I, onder B, van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 3 oktober 2017

Willem-Alexander

De Minister van Veiligheid en Justitie, R.H.A. Plasterk a.i.

Uitgegeven de achttiende oktober 2017

De Minister van Veiligheid en Justitie, R.H.A. Plasterk a.i.

NOTA VAN TOELICHTING

Bij de inwerkingtreding van de Politiewet 2012 op 1 januari 2013 is in de Regeling financieel beheer politie en met ingang van 1 juli 2015 (na wijziging van artikel 30 van de Politiewet 2012) in het Besluit financieel beheer politie aangesloten bij de uitgangspunten, zoals opgenomen in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Dit is ingegeven door het aan deze wet ten grondslag liggende uitgangspunt dat de (rechtspersoon) politie het baten- en lastenstelsel hanteert, waarmee zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij de verantwoording van agentschappen (zie Kamerstukken II 2010/11, 30 880, nr. 11, blz. 47 en 74).

Dit besluit strekt tot regeling van de mogelijkheid om af te zien van het treffen van een voorziening op de balans van de politie om redenen van doelmatigheid (nieuwe tweede lid van artikel 11). Voorts vervalt met dit besluit een overgangsartikel (artikel 16) dat betrekking had op afschrijvingstermijnen voor activa aangeschaft voor 1 januari 2013.

Voorzieningen

In de praktijk is gebleken dat de invulling van het stelsel van verantwoorden bij de politie niet op alle onderdelen aansluit op de werkwijze zoals gehanteerd bij agentschappen. Het betreft met name het wel of niet opnemen van voorzieningen in de jaarrekening op basis van doelmatigheid. Artikel 374, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gelezen in samenhang met artikel 11, eerste lid, van het Besluit financieel beheer politie, bepaalt dat op de balans voorzieningen worden opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan. Tevens kunnen voorzieningen worden opgenomen tegen uitgaven die in een volgend boekjaar zullen worden gedaan, voor zover het doen van die uitgaven zijn oorsprong mede vindt voor het einde van het boekjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal boekjaren. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat waardevermindering van een actief niet door vorming van een voorziening tot uitdrukking wordt gebracht.

Het Besluit financieel beheer politie, zoals dit luidde tot inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit, gaf geen ruimte om het treffen van voorzieningen af te wegen op aspecten van doelmatigheid in de context van het (rijksbrede) financiële stelsel dat is gebaseerd op de Comptabiliteitswet 2001. Daarom is in artikel 11 een nieuw lid ingevoegd dat deze afweging wel mogelijk maakt. Dit betekent dat afgewogen dient te worden of de administratieve last van opname opweegt tegen de meerwaarde van de voorziening. Verder wordt het opnemen van een voorziening niet doelmatig geacht wanneer sprake is van uitgaven met een jaarlijks terugkerend en constant karakter of van risico’s met een geringe materiele impact. Deze afwijkingsmogelijkheid en toelichting is conform art. 27, zesde lid van de Regeling agentschappen.1 Op grond hiervan bestaat het voornemen om de reeds gevormde voorziening voor ambtsjubilea te laten vervallen.

Afschrijvingen

Daarnaast vervalt door middel van dit wijzigingsbesluit een overgangsartikel (artikel 16) dat betrekking had op afschrijvingstermijnen. Uit artikel 11 van het Besluit financieel beheer politie volgt dat afschrijvingstermijnen worden bepaald op basis van de uitgangspunten zoals opgenomen in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Om de transitie bij de vorming van de politie te versoepelen bepaalde artikel 16 dat de afschrijvingstermijnen uit de (oude) Regeling HAP werden gehanteerd voor de activa aangeschaft vóór 1 januari 2013. Dit om een evenwichtige en geleidelijke overgang van de financiële exploitatie bij de vorming van de politie te faciliteren.

De harmonisatie van de waardering van het vastgoed binnen de politie gaat de komende jaren vaste vorm krijgen. Hierbij wordt aangesloten bij de door het Rijksvastgoedbedrijf gehanteerde afschrijvingssystematiek (de componentenbenadering) die is gebaseerd op voor het Rijksvastgoedbedrijf van toepassing zijnde financiële regelgeving (met name de Regeling agentschappen) en nadere richtlijnen die eveneens de uitgangspunten zoals opgenomen in titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als basis hebben. Dit betekent een verdergaande stap in de richting van een uniforme waardering van het politie- en rijksvastgoed en daarmee tot een beter inzicht in de kosten van politie- en rijkshuisvesting. Het vervallen van artikel 16 draagt daartoe bij.

Consultatie

Het voorstel van dit besluit is ter consultatie aangeboden aan de Algemene Rekenkamer, de korpschef, de regioburgemeesters en het College van procureurs-generaal. De Algemene Rekenkamer heeft aangegeven te kunnen instemmen met het voorstel van dit besluit. De regioburgemeesters hebben aangegeven af te zien van het geven van een reactie. Van de overige partijen zijn geen reacties ontvangen.

Het voorstel is ook op www.internetconsultatie.nl geplaatst. Tijdens de internetconsultatie is alleen een reactie van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Accountants (hierna: de NBA) ontvangen. De NBA geeft aan de indruk te hebben dat met deze wijziging aanpassingen worden gepleegd op algemene verslaggevingskaders, waaronder de uitkomsten van het «Overlegplatform Publieke Verantwoording» (OPV), en dat de voorgestelde wijziging niet geheel past in de doelstelling van maatregel 7.5 Aanpassing sectorspecifieke verslaggevingsregels uit het NBA-rapport «In het Publiek Belang».2

De NBA vraagt verder aandacht voor een aantal procedurele aspecten in relatie tot het doel om het verslaggevingskader voor (een onderdeel van) de semipublieke sector beter aan te laten sluiten op de private sector, te weten:

  • gebruik maken van de uitkomsten van het OPV,

  • aan te sluiten bij de SBR-harmonisatie doelstellingen, en

  • de resultaten van de Adviescommissie verslaggevingsstelsel rijksoverheid (AVRO) af te wachten.

Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van dit besluit. Het Besluit financieel beheer politie is specifiek van toepassing op de politie, waarvan bij de totstandkoming van de Politiewet 2012 is aangegeven dat de verantwoordingsregels zoveel als mogelijk zullen aansluiten bij die van agentschappen.3 Met de voorliggende wijzigingen komen de verslaggevingsregels bij de politie meer in lijn met wat bij agentschappen en binnen de overheid gebruikelijk is (harmonisatie). Op deze wijze wordt recht gedaan aan de uitkomsten van het OPV, voornoemd NBA-rapport alsmede de SBR-harmonisatie doelstellingen, die overigens met name betrekking hebben op de wijze van gegevensuitwisseling tussen organisaties en niet op de verantwoording zelf. Voorts richt de Adviescommissie verslaggevingsstelsel rijksoverheid zich in belangrijke mate op de vakdepartementen waar bijna volledig wordt gewerkt met een verplichtingen-kasstelsel, terwijl de wijzigingen met betrekking tot afschrijvingstermijnen en voorzieningen in lijn (harmonisatie) zijn met wat bij agentschappen van toepassing is.

Financiële gevolgen

De wijzigingen in dit besluit hebben niet direct financiële gevolgen. De toerekening van kosten aan verslagperiodes kan ten gevolge van op deze regelgeving genomen besluiten met terugwerkende kracht wijzigen waardoor vermogensmutaties op een specifieke balansdatum niet zijn uit te sluiten. Deze worden in de jaarrekening conform de door de Raad voor de Jaarverslaggeving uitgevaardigde Richtlijnen voor de jaarverslaggeving toegelicht.

Inwerkingtreding

Het vervallen van de voorziening voor ambtsjubilea krijgt conform de afspraken in de Rijksbegrotingscyclus zijn beslag in de jaarrekening 2018 van de politie.

De investeringen ten behoeve van de nieuwe (meerjarige) huisvestingsplannen van de politie zijn in 2017 gestart. Dit betekent voor een transparante transitie voor de verantwoording een inwerkingtreding met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2017.

Aangezien deze materiële wijziging zijn effect heeft met ingang van 1 januari 2017 is – in het belang van de politie – afgeweken van de vaste verandermomenten. Het vervallen van artikel 16 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 heeft als gevolg dat dit artikel niet van toepassing is op de jaarrekeningen die betrekking hebben op boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2017.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

Zie Stcr. 2012, 20668, blz. 23.

X Noot
2

Maatregel 7.5: «Aanpassing van sectorspecifieke verslaggevingsregels in lijn met de reguliere verslaggevingsregels die algemeen aanvaard zijn en algemeen herkend worden. Hierbij kan worden gedacht aan verslaggevingsregels die van toepassing zijn in de publieke sector. [RJ (Raad voor de Jaarverslaggeving) en andere regelgevers]»

X Noot
3

Kamerstukken II 2010/11, 30 880, nr. 11, blz. 47.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven