Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 60 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2016, 60 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2015, nr. 2015-0000309191;
Gelet op richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), en de artikelen 6, eerste en derde lid, 16, eerste, tweede, derde, vierde, zevende, achtste, negende, tiende en elfde lid, en 33, derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 januari 2016, nr. W12.15.0458/III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 februari 2016, nr. 2016-0000010568
Hebben goedgevonden en verstaan:
A
Artikel 1.1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt na boringen ingevoegd:, waaronder het opsporen en de winning van koolwaterstoffen;.
2. Onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel g wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
f. winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen: winningsindustrie als bedoeld in onderdeel e die koolwaterstoffen opspoort en wint;.
B
Artikel 2.42 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zevende en achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:
5. Bij het opstellen of wijzigen van het veiligheids- en gezondheidsdocument wordt, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg gevoerd met de belanghebbende werknemers.
6. De werkgever zorgt ervoor dat desgewenst kennis kunnen nemen van het veiligheids- en gezondheidsdocument:
a. de in het bedrijf werkzame werknemers en zelfstandigen;
b. de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet;
c. de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de wet;
d. de deskundigen, genoemd in artikel 13, tweede lid, van de wet; en
e. de deskundigen en arbodiensten, genoemd in de artikelen 14, eerste lid, en 14a, tweede lid, van de wet.
2. In het zevende lid (nieuw) wordt na «gezonden aan» ingevoegd: de toezichthouder en.
C
In artikel 2.42e, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in de eerste volzin, wordt vastgelegd in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.
D
Artikel 2.42i vervalt.
E
Na artikel 2.42h wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 6 en 6a van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. zwaar ongeval: zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);
b. gevaarlijke stof: koolwaterstof.
1. In aanvulling op het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in artikel 2.42e, eerste lid, worden voor aanvang van de arbeid de algemene doelstellingen en beginselen van het beleid ter voorkoming en beperking van zware ongevallen en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en gezondheid van de in het bedrijf werkzame werknemers opgesteld en vastgelegd in het veiligheids- en gezondheidsdocument, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid.
2. In aanvulling op artikel 2.42e, eerste lid, omvat het in dat lid bedoelde veiligheids- en gezondheidszorgsysteem mede het in het eerste lid bedoelde beleid ter voorkoming en beperking van zware ongevallen en wordt dat systeem ter zake gebaseerd op de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l. Het bewijs, bedoeld in artikel 2.42f, eerste lid, onder d, ziet mede op de aanvulling van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, bedoeld in het eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de aanvulling van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, bedoeld in het tweede lid.
1. In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid, worden mede:
a. de risico's van zware ongevallen, al dan niet met gevaarlijke stoffen, systematisch geïdentificeerd en geëvalueerd aan de hand van daartoe door de werkgever vastgestelde procedures, zowel bij normale als abnormale werking van de installatie. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de aanwezigheid van andere stoffen die in een specifieke situatie kunnen bijdragen aan het risico van een zwaar ongeval; en
b. de scenario's voor mogelijke zware ongevallen beschreven. Bij de keuze van de scenario's wordt rekening gehouden met externe gevaren voor de installatie. De kans op het ontstaan van een zwaar ongeval en het effect van een plaatsgevonden zwaar ongeval worden in de scenario's zoveel mogelijk gekwantificeerd.
2. Op grond van de risico-inventarisatie en- evaluatie, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden:
a. ter voorkoming van een zwaar ongeval alle technische en organisatorische maatregelen getroffen die nodig zijn om de veilige werking van de installatie te garanderen, zowel bij normaal bedrijf als tijdelijke onderbrekingen en onderhoud, dan wel bij wijziging van de bestaande installatie of de bouw van een nieuwe installatie. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van alle opslagplaatsen, apparatuur en infrastructuur die samenhangen met de risico's van een zwaar ongeval binnen het bedrijf of de inrichting; en
b. alle technische en organisatorische maatregelen getroffen om de gevolgen van een zwaar ongeval zoveel mogelijk te beperken.
3. Een beschrijving van de maatregelen, bedoeld in het tweede lid, wordt opgenomen in de scenariobeschrijvingen, bedoeld in het eerste lid, onder b.
4. Met de beschrijving van de scenario's, bedoeld in het eerste lid, onder b, en de beschrijving van de getroffen maatregelen, bedoeld in het derde lid, wordt aangetoond dat de risico's met betrekking tot zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst.
5. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedures, bedoeld in het eerste lid, onder a, en de beschrijving van scenario's, bedoeld in het eerste lid, onder b.
1. Indien in het bedrijf of de inrichting dan wel in een onderdeel daarvan of in de toegepaste werkmethoden en productiemethoden een verandering van technische of organisatorische aard wordt aangebracht die voor de risico's van een zwaar ongeval belangrijke gevolgen kan hebben, of wanneer een verandering in het veiligheidsinzicht daartoe aanleiding geeft, wordt er voor zorg gedragen dat:
a. het beleid, bedoeld in artikel 2.42k, eerste lid, en het veiligheids- en gezondheids-zorgsysteem, bedoeld in artikel 2.42k, tweede lid, opnieuw worden beoordeeld en indien nodig herzien;
b. de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder a, en de beschrijving van scenario's, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder b, opnieuw worden beoordeeld en indien nodig herzien; en
c. de getroffen maatregelen, bedoeld in artikel 2.42l, tweede lid, en het noodplan, bedoeld in artikel 3.37za, dienovereenkomstig worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
2. Onverminderd het eerste lid, wordt de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder a, ten minste eenmaal per vijf jaar uitgevoerd.
1. In aanvulling op artikel 14, eerste lid, van de wet laat de werkgever zich bij de volgende taken bijstaan door de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet die belast is met de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet, of door de arbodienst, bedoeld in artikel 14a, tweede lid, van de wet:
a. de vastlegging van het beleid, bedoeld in artikel 2.42k, eerste lid;
b. het opstellen van een veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, bedoeld in artikel 2.42k, tweede lid;
c. het verrichten en opstellen van een aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder a, waaronder begrepen het toetsen ervan;
d. het opstellen van de beschrijvingen, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, onder b, en derde lid;
e. het opstellen van een noodplan, bedoeld in artikel 3.37za, waaronder begrepen het toetsen ervan; en
f. het doorvoeren van de wijzigingen, bedoeld in artikel 2.42m, waaronder begrepen, voor zover van toepassing, het toetsen ervan.
2. Onder de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, wordt mede begrepen het adviseren over de uitvoering van deze taken.
Indien een zwaar ongeval gevolgen kan hebben voor de veiligheid van werknemers in naburige bedrijven of inrichtingen verstrekt de werkgever uit eigen beweging aan de betreffende bedrijven of inrichtingen algemene gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het risico voor de veiligheid van de werknemers in de naburige bedrijven of inrichtingen.
Het bedrijf of de inrichting waarop deze afdeling van toepassing is, wordt niet in werking gebracht of gehouden en de verandering, bedoeld in artikel 2.42m, eerste lid, aanhef, wordt niet doorgevoerd, alvorens is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 2.42k, 2.24l, 2.42m en 3.37za.
F
Aan artikel 3.33 wordt een volzin toegevoegd, luidende:
De instructies bevatten een verwijzing naar artikel 24, vierde, vijfde en zevende lid, en 26 van de wet.
G
In artikel 3.37v worden onder vernummering van het derde en vierde lid tot zesde en zevende lid drie leden ingevoegd, luidende:
3. Bij het opstellen of wijzigen van het noodplan wordt, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg gevoerd met de belanghebbende werknemers. Over het noodplan en wijzigingen daarop wordt tevens overleg gevoerd met de werknemers van andere werkgevers en zelfstandigen, die op basis van een langlopende overeenkomst tot aanneming van werk, in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn.
4. De werkgever zorgt ervoor dat desgewenst kennis kunnen nemen van het noodplan:
a. de in het bedrijf werkzame werknemers en zelfstandigen;
b. de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet;
c. de externe hulpverleningsorganisaties, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van de wet;
d. de deskundigen, genoemd in artikel 13, tweede lid, van de wet;
e. de deskundigen en arbodiensten, genoemd in de artikelen 14, eerste lid, en 14a, tweede lid, van de wet.
5. Een afschrift van het noodplan wordt gezonden aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers en de toezichthouder.
H
Na artikel 3.37y wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
Op een arbeidsplaats in de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolstoffen zijn naast de voorschriften van de afdelingen 3 en 3c van dit hoofdstuk tevens de voorschriften van deze afdeling van toepassing.
1. In aanvulling op artikel 3.37v, eerste en tweede lid, omvat het in dat artikel bedoelde noodplan mede de planning voor noodsituaties als gevolg van zware ongevallen als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 6b, en wordt dat plan ter zake gebaseerd op de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 2.42l, eerste lid, en de op grond hiervan getroffen maatregelen, bedoeld in artikel 2.42l, tweede lid.
2. De aanvulling op het noodplan, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste eenmaal per vijf jaar beproefd, geëvalueerd en indien nodig gewijzigd.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.
I
In artikel 9.9a, eerste lid, wordt «2.5h» vervangen door: 2.5h, 2.42k, eerste en tweede lid, 2.42l, eerste tot en met vierde lid, 2.42m, 2.42n, 2.42o, 2.42p en 3.37za, eerste en tweede lid.
J
Aan Hoofdstuk 9, paragraaf 3, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
De aanvulling van het beleid en het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem als bedoeld in artikel 2.42k, eerste en tweede lid, de aanvulling van de risico-inventarisatie en -evaluatie en maatregelen als bedoeld in artikel 2.42l, eerste en tweede lid, en de aanvulling van het noodplan, bedoeld in artikel 3.37za, worden door de werkgever vastgelegd en aan de toezichthouder gezonden:
a. voor bestaande installaties: voor 19 juli 2016;
b. voor nieuwe installaties: voor de aanvang van de werkzaamheden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 8 februari 2016
Willem-Alexander
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Uitgegeven de achttiende februari 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De onderhavige wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna te noemen: Arbobesluit) strekt ter implementatie van richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178; hierna te noemen: richtlijn). Deze richtlijn is alleen van toepassing op het grondgebied van Nederland in Europa, waaronder begrepen de Nederlandse exclusieve economische zone, en heeft geen gevolgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De richtlijn dient geïmplementeerd te zijn uiterlijk 19 juli 2015. Die richtlijn wordt geïmplementeerd via de Mijnbouwwet en het daarop gebaseerde Mijnbouwbesluit (algemene kader, openbare veiligheid en milieu) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (arbeidsomstandigheden). Voor de transponeringstabel zie paragraaf III van de nota van toelichting.
De aanleiding voor de richtlijn was het zeer ernstige ongeluk dat zich op 20 april 2010 in de Golf van Mexico voordeed bij een boring naar olie. Door een ongecontroleerde ontsnapping van olie en gas, ontstond er een explosie op het platform. Er vielen elf doden en over een periode van drie maanden stroomden er miljoenen liters olie in zee. De schade voor het milieu, de visserij en de kusteconomieën was zeer groot. Voor de Europese Commissie was deze ramp aanleiding een richtlijn voor te stellen waarin verplichtingen zijn opgenomen op het gebied van risicobeheer en voorbereiding op noodsituaties bij de opsporing en winning van olie en gas op zee.
De richtlijn heeft tot doel de kans op zware ongevallen met betrekking tot olie- en gasactiviteiten op zee verder te verkleinen en de gevolgen hiervan zo veel mogelijk te beperken. Hiertoe versterkt de richtlijn de voorwaarden voor een veilige opsporing en winning van olie en gas op zee en scherpt hij de reactiemechanismen bij zware ongevallen aan. De richtlijn heeft daarnaast tot doel de regels over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten te harmoniseren door in één richtlijn zowel regels te stellen voor de veiligheid van werknemers als voor bescherming van het milieu. Om deze doelstellingen te bereiken legt de richtlijn de nodige verplichtingen op aan de verschillende partijen die betrokken zijn bij de olie- en gaswinning op zee. Daarnaast verplicht de richtlijn de lidstaten nauwer samen te werken, vooral wanneer sprake is van grensoverschrijdende gevolgen van een zwaar ongeval. Verder wordt een EU-groep van autoriteiten voor offshore olie- en gasactiviteiten (EUOAG) ingesteld. In deze groep worden kennis en informatie uitgewisseld om beste praktijken te ontwikkelen.
In de onderhavige wijziging van het Arbobesluit wordt de voorschriften van de richtlijn betreffende de veiligheid en gezondheid van werknemers geïmplementeerd; de overige voorschriften worden geïmplementeerd in de Mijnbouwwet (een daartoe strekkend voorstel van wet is in behandeling bij de Eerste Kamer; kamerstukken 34 041) en het Mijnbouwbesluit. Net als bij de te wijzigen Mijnbouwwet en het te wijzigen Mijnbouwbesluit geldt dat een groot deel van de bepalingen die als uitvloeisel van de richtlijn op zee van toepassing zijn, ook voor de winning op land zullen gelden.
Het besluit wijzigt met name onderdelen van de hoofdstukken 2, 3 en 9 van het Arbobesluit.
Een belangrijke wijziging vloeit voort uit het feit dat hoewel de richtlijn alleen betrekking heeft op de veiligheid van olie- en gasactiviteiten op zee, een groot deel van de bepalingen ervan ook voor olie- en gasactiviteiten op land wordt voorgeschreven. Dit is in de voorgenomen wijziging van de Mijnbouwwet en het Mijnbouwbesluit opgenomen Zie hierover uitgebreid de memorie van toelichting, paragraaf 1.3 (implementatie en uitvoering) bij wetsvoorstel 34 041. Bij inwerkintreding van het Mijnbouwbesluit per 1 januari 2003 is afdeling 5.4 geïntroduceerd; zulks ter implementatie van het Osparverdrag (Trb. 1993, 16) en het Marpolverdrag (Trb. 2013, 205). Deze verdragen strekken tot bescherming van de zee tegen verontreiniging door schepen en tot bescherming van het mariene milieu.
Vanwege de ruime toepassing van de voorschriften van de richtlijn, wordt de reikwijdte van paragraaf 5.4.2. van het Mijnbouwbesluit aangepast, zodat deze voorschriften van toepassing zijn op alle mijnbouwwerken.
Op grond van de richtlijn moeten er bij de voorbereiding en uitvoering van de winning van olie en gas op zee een aantal documenten worden opgesteld. Deze documenten maken onderdeel uit van de preventieve en systematische beheersing van risico’s bij olie- en gaswinning en zijn gericht op het voorkomen van schade dan wel, als deze schade zich toch voordoet, het beperken ervan. De documenten die ingevolge de richtlijn moeten worden opgesteld, sluiten goed aan bij de huidige Nederlandse praktijk die is gebaseerd op het veiligheids- en gezondheidsdocument (artikel 2.42 van het Arbobesluit) en het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem (artikel 2.42e van het Arbobesluit), maar gaan op een aantal onderdelen nog verder.
Het belangrijkste document voor het verifiëren en aantonen van de preventieve en systematische beheersing van risico’s bij olie- en gaswinning op zee is het zogenaamde «rapport inzake grote gevaren». Het veiligheids- en gezondheidsdocument (hierna te noemen: V&G-document) is de basis van het rapport inzake grote gevaren. Het V&G-document beschrijft de veiligheids- en gezondheidsrisico’s die op de installatie aanwezig zijn en de genomen maatregelen om deze risico’s tot een aanvaardbaar minimum terug te brengen. Daarnaast geeft het V&G-document de maatregelen weer om de gevolgen van een incident zo veel mogelijk te beperken. Zo bevat het V&G-document een brandbestrijdingsplan voor de installatie (gebaseerd op de scenario’s die in de risicoanalyse zijn geïdentificeerd) en een noodplan voor het geval dat iemand overboord valt of indien de arbeidsplaats moet worden geëvacueerd. Ook moet het V&G-document de beheersmaatregelen voor (externe) veiligheid beschrijven, waarvoor een verwijzing is opgenomen in het Mijnbouwbesluit naar het V&G-document (art. 37, tweede lid, respectievelijk art. 42, tweede lid, van het Mijnbouwbesluit). Het rapport inzake grote gevaren zal in de praktijk grotendeels bestaan uit het huidige V&G-document, aangevuld met een aantal documenten. Dat zal in elk geval zijn de beschrijving van de milieu-risico’s en de beheersing ervan. Ook zullen het intern rampenplan en de beschrijving van de onafhankelijke verificatieregeling bij het rapport inzake grote gevaren worden gevoegd. Daarnaast zal het bedrijfsbeleid inzake het voorkomen van zware ongevallen bij het rapport inzake grote gevaren gevoegd worden. Exploitanten en eigenaren kunnen voor het opstellen van het rapport inzake grote gevaren gebruik maken van de reeds bestaande documenten en deze aanvullen met de nieuwe onderdelen, zodanig dat het samenstel van al deze documenten voldoet aan de vereisten voor een rapport inzake grote gevaren.
Het rapport inzake grote gevaren moet op basis van de artikelen 12 en 13 van de richtlijn worden opgesteld voor zowel productie-installaties als niet-productie-installaties. Bij productie-installaties gaat het om installaties die gebruikt worden om olie of gas te winnen of te bewerken. Te denken valt aan productieplatforms waarop gewonnen olie of gas bewerkt wordt. Ook compressorinstallaties, meetinstallaties en afsluiterstations voor transportleidingen vallen onder de definitie van productie-installatie, voor zover zij ook onder de definitie van een mijnbouwwerk vallen als bedoeld in artikel 2 van het Mijnbouwbesluit. Bij niet-productie-installaties gaat het om installaties die gebruikt worden voor de opsporing van olie of gas (bijvoorbeeld een boorinstallatie), platforms die bestemd zijn voor personeel om te verblijven tijdens het werk offshore of om zogenaamde mobiele werkeilanden, waar vanaf werkzaamheden worden uitgevoerd ten behoeve van (andere) mijnbouwinstallaties. Ook worden accommodatieschepen hieronder verstaan, als zij middels een brug verbonden zijn met de productie-installatie.
Het intern rampenplan komt grotendeels overeen met het huidige rampenbestrijdingsplan, dat op basis van artikel 85 van het Mijnbouwbesluit verplicht is, het brandbestrijdingsplan dat op basis van artikel 3.9 van de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna: Arboregeling) onderdeel is van het V&G-document, en het noodplan, dat op basis van artikel 3.37v van het Arbobesluit al verplicht is. Het huidige rampenbestrijdingsplan bevat een beschrijving van de maatregelen die worden getroffen indien zich een ongeval voordoet op een mijnbouwinstallatie dat ernstig gevaar oplevert voor het milieu of de veiligheid van de scheepvaart of visserij. Het brandbestrijdingsplan beschrijft de organisatie en maatregelen voor bestrijding van een brand en de gevolgen van een explosie op de installatie. Het noodplan ziet op het geval dat iemand overboord valt of de arbeidsplaats moet worden geëvacueerd.
Een belangrijk deel van de verplichtingen voortvloeiend uit de richtlijn, is in Nederland al ingevuld, met name in de arbeidsomstandighedenwetgeving. Zoals reeds aangegeven bestaat in de arbeidsomstandighedenwetgeving de verplichting voor bedrijven in de olie- en gasindustrie om voor hun installaties een V&G-document op te stellen. De in het kader van het rapport inzake grote gevaren aan te leveren informatie is een aanvulling op het V&G-document. Daarnaast bestaat er in de arbeidsomstandighedenwetgeving al de verplichting voor bedrijven een veiligheids- en gezondheidszorgsysteem op te stellen. Het op te stellen veiligheids- en milieubeheersysteem in het kader van de richtlijn is een aanvulling op dat veiligheids- en gezondheidszorgsysteem. Hetzelfde geldt voor enkele van de kennisgevingen uit de richtlijn. De kennisgeving van het ontwerp van een installatie is een uitbreiding van het voorontwerprapport, een verplichting die al bestaat onder de arbeidsomstandighedenwetgeving. De kennisgeving van gecombineerde operaties is een uitbreiding van het V&G-document voor gelijktijdige werkzaamheden (eveneens een bestaande verplichting in de arbeidsomstandighedenwetgeving). De uit de richtlijn voortvloeiende voorschriften ter aanvulling op het regime dat op basis van de arbeidsomstandighedenwetgeving al geldt, worden primair in het Mijnbouwbesluit en de Mijnbouwregeling uitgewerkt.
Om de problematiek inzichtelijk en beheersbaar te houden wordt voor de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen een aanvulling op het bestaande arboregime geschapen in de vorm van een nieuwe afdeling in de hoofdstukken 2 (afdeling 6b) en 3 (afdeling 3d). Het arbobeleid, het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, het V&G-document en het noodplan in die sector moeten voor zover dat nu al niet geschiedt, specifiek aandacht geven aan het voorkomen en beperken van zware ongevallen (en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en gezondheid van werknemers).
De implementatie van de richtlijn heeft aanzienlijke administratieve lasten tot gevolg. Deze totale lasten zijn in de memorie van toelichting bij het voorstel tot aanpassing van de Mijnbouwwet ter implementatie van de richtlijn (kamerstukken 34 041) nader uitgewerkt. De totale initiële administratieve lasten zijn begroot op € 9.730.000 en de totale structurele lasten op € 6.560.800. Voor meer informatie hierover zij verwezen naar de paragrafen 4.1 (algemeen), 4.2 (rapport grote gevaren) en 4.3 (kennisgevingen), van de memorie van toelichting bij genoemd voorstel van wet.
Het ontwerpbesluit is afgestemd met en becommentarieerd door het voor de implementatie van de richtlijn medeverantwoordelijke ministerie van Economische Zaken (hierna te noemen: Min EZ) en door de met het toezicht en handhaving van zowel de mijnbouw- als arbowet- en regelgeving belaste Staatstoezicht op de Mijnen (hierna te noemen: SodM). Het commentaar heeft geleid tot aanpassing van artikel 9.33 van het besluit.
Om te kunnen komen tot een aparte paragraaf in de hoofdstukken 2 en 3 voor de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen moet deze term worden toegevoegd aan artikel 1.1 van het Arbobesluit. Het betreft een verbijzondering van de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen (artikel 1, derde lid, onder e).
In artikel 2.42e, eerste lid, is ter uitvoering van artikel 19, derde lid, van de richtlijn, nog eens expliciet bepaald dat de winningsindustrie met behulp van boringen het arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: Arbowet), op schrift moet stellen en vastleggen in het V&G-document, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid, van het Arbobesluit.
Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat paragraaf 6b een aanvulling is op de afdelingen 6 en 6a.
Deze bepaling bevat de definities van twee voor paragraaf 6b belangrijke begrippen. Deze begrippen komen op meer plaatsen voor in het Arbobesluit en niet steeds in de dezelfde betekenis. Dit noopt tot eigen definities.
Zware ongevallen: Hiermee wordt het verband gelegd met de richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178). De omschrijving sluit ook aan bij artikel 1, onder v, van de Mijnbouwwet.
Gevaarlijke stof: Het gaat hier uiteraard niet om gevaarlijke stoffen in het algemeen (artikel 4.1, onder a, van het Arbobesluit). Ter zake wordt aangesloten bij de mijnbouwwet- en regelgeving, nl. koolwaterstof.
Voor een specifieke tak van de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boren, namelijk de winningsindustrie voor het opsporen en de winning van koolwaterstoffen, moeten er naast de voorschriften van afdeling 6 en 6a van hoofdstuk 2 ingevolge richtlijn nr. 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178), voorschriften komen gericht op het voorkomen en beperken van zware ongevallen. Daarmee is ook artikel 6, eerste lid, eerste volzin, van de Arbowet van toepassing. Ingevolge artikel 6 moet de werkgever bij het voeren het arbeidsomstandighedenbeleid alle maatregelen te nemen die nodig zijn ter voorkoming en beperking van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen) en de gevolgen daarvan voor de veiligheid en gezondheid van de in het bedrijf werkzame werknemers.
De winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, moet ingevolge artikel 2.42e van het Arbobesluit al een (algemeen) preventiebeleid te voeren. Het preventiebeleid van het nieuwe artikel 2.42k, eerste lid, ziet specifiek op zware ongevallen en strekt daarmee ter aanvulling op het (algemene) preventiebeleid van artikel 2.42e.
Dit (algemene) preventiebeleid moet op schrift worden gesteld (kan als bijlage bij het V&G-document worden gevoegd). Dit beleid wordt zo veel mogelijk geconcretiseerd, bijvoorbeeld door aan te geven met welke frequentie gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen bij het gevoerde beleid, en wat het effect daarvan op de werknemers zal zijn (de blootstelling).
Het aanvullende preventiebeleid wordt eveneens opgenomen in het V&G-document, bedoeld in artikel 2.42, tweede lid. Het aanvullende preventiebeleid moet borg staan voor een hoog beschermingsniveau voor werknemers en moet voorzien in passende, dat wil zeggen op de risico's van het betrokken bedrijf of de betrokken inrichting toegesneden maatregelen en structuren. Bij de uitvoering van dit beleid moet gebruik worden gemaakt van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem als bedoeld in artikel 2.42e, eerste lid, van het Arbobesluit. Ook bij artikel 2.42k, tweede lid, gaat het dus om een aanvulling.
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld betreffende de inhoud van de aanvulling op het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem van artikel 2.42e van het Arbobesluit (en zoals al uitgewerkt in de artikelen 3.3, 3.4 en 3.5 van de Arboregeling)
De invulling van de elementen van de aanvulling van het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem van artikel 2.42e van het Arbobesluit moet (mede) gebaseerd worden op de uit artikel 2.42l voortvloeiende aanvulling van de risico-inventarisatie en -evaluatie van artikel 5 van de Arbowet (zie ook artikel 2.42 van het Arbobesluit). Aldus is het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem mede toegerust voor de specifieke risico’s van zware ongevallen in het bedrijf of de inrichting. Als gevolg hiervan zal het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem de toedeling van taken en verantwoordelijkheden van de werknemers, de organisatorische structuur, gebruiken, procedures, procedés en hulpmiddelen, gericht op het voorkomen en beperken van zware ongevallen omvatten (conform de artikelen 11, eerste lid, onder b, 19, derde en vijfde lid, en bijlage 1, delen 8 en 9, van de richtlijn).
Zoals gezegd, werkt de winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, al met een uitgebreid veiligheids- en gezondheidszorgsysteem. Dat zal voortaan ook expliciet in moeten spelen op de problematiek van zware ongevallen bij het opsporen en winnen van koolwaterstoffen.
Op grond van artikel 5 van de Arbowet moet elke werkgever in een risico-inventarisatie en -evaluatie schriftelijk vast leggen welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt en de maatregelen die zijn getroffen om die risico's te voorkomen en te beperken. De winningsindustrie die delfstoffen wint met behulp van boringen, moet de risico-inventarisatie en- evaluatie opnemen in het V&G-document (artikel 2.42 van het Arbobesluit; aangevuld met het bepaalde in artikel 2.42e van het Arbobesluit).
In aanvulling op deze algemene verplichtingen worden in het onderhavige artikel aanvullende voorschriften gegeven met betrekking tot de risico-inventarisatie en -evaluatie van de veiligheidsrisico's van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen). De aanvullende verplichtingen zijn (mede) gebaseerd op artikel 6, eerste lid, onder c, van de Arbowet op grond waarvan de werkgever maatregelen moet nemen ter voorkoming of beperking van zware ongevallen (met gevaarlijke stoffen) en de gevolgen daarvan voor de in het bedrijf werkzame werknemers.
De begrippen gevaar en risico zijn nauw met elkaar verbonden. Met het begrip «gevaar» wordt in het kader van deze regelgeving bedoeld de inherente eigenschap van een stof om gezondheidsschade te kunnen veroorzaken. Hierbij zijn drie soorten gevaren te onderscheiden: (extreme) toxiciteit, ontplofbaarheid en brandbaarheid.
Met het begrip «risico» wordt de combinatie bedoeld van de kans dat gevaarlijke stoffen vrijkomen en het effect dat ze veroorzaken (de ernst van de gezondheidsschade). Oftewel: risico = kans x effect.
Op grond van het eerste lid moeten de risico's van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen) systematisch geïdentificeerd en geëvalueerd worden aan de hand van door de werkgever op te stellen procedures. Zo moeten bijvoorbeeld de gevaren van aanwezige gevaarlijke stoffen op systematische wijze in kaart worden gebracht, en moet vervolgens gekeken worden naar de kans dat deze stoffen vrijkomen en het effect van het vrijkomen ervan. Op basis daarvan worden de risico's bepaald. De risico's worden geëvalueerd aan de hand van de criteria die in het beleid inzake de beheersing van de risico's van zware ongevallen zijn vastgelegd. Op grond van het zesde lid worden bij ministeriële regeling nadere eisen gesteld aan de risico-inventarisatie en -evaluatie.
Bij de inventarisatie van mogelijke gevaren voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers, moet tevens rekening worden gehouden met de aanwezigheid van «gewone stoffen», die volgens de definitie in artikel 2.42j niet onder de «gevaarlijke stoffen» vallen maar onder bepaalde omstandigheden wel van invloed zijn op het risico van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen). Met andere woorden: de aanwezigheid van deze «gewone» stoffen maakt de kans op een zwaar ongeval (veelal met gevaarlijke stoffen) groter of versterkt het effect ervan. Deze risico's kunnen direct betrekking hebben op de veiligheid en gezondheid van de werknemers, maar ook indirect door bijvoorbeeld het beschadigen van installaties (met gevaarlijke stoffen).
Op grond van het eerste lid, onder b, moeten door de werkgever in het kader van de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie scenario's worden beschreven. Op grond van het zesde lid worden bij ministeriële regeling nadere eisen gesteld aan die scenariobeschrijvingen. Een scenariobeschrijving geeft de relatie weer tussen mogelijke ongewenste gebeurtenissen en de maatregelen die zijn getroffen om deze ongewenste gebeurtenissen te voorkomen of de gevolgen ervan zo veel mogelijk te beperken. Centraal in het scenario zal veelal staan het ongewenst vrijkomen van gevaarlijke stoffen, het zogenoemde «loss of containment». Het scenario beschrijft een opeenvolging van gebeurtenissen die leidt tot het «loss of containment», en de opeenvolging van gebeurtenissen die op het «loss of containment» volgt (de effecten). Bij de keuze van de scenario's wordt rekening gehouden met externe gevaren voor de installatie. Hiermee worden alle voorzienbare gevaren bedoeld die hun oorsprong buiten de installatie vinden. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de effecten van een explosie of brand in een nabijgelegen installatie of een nabijgelegen ander bedrijf of inrichting of aan overstroming van een nabijgelegen rivier en dergelijke. Tevens moet de beschrijving inzicht geven in de mogelijkheid van het zich voordoen van dat scenario en het effect van een plaatsgevonden hebbend zwaar ongeval.
Een systematische benadering van de ongewenste gebeurtenissen impliceert de behandeling van alle mogelijke directe oorzaken die kunnen leiden tot een «loss of containment» (zoals corrosie, erosie, drukverschillen, temperatuur en menselijke fouten). In de beschrijving van het scenario moet de directe oorzaak expliciet worden vermeld.
Vervolgens moeten op basis van de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie door de werkgever op grond van het tweede lid, onder a, ter voorkoming van een zwaar ongeval de concrete technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om een veilige werking van de installatie te (blijven) garanderen. Voorts dienen op grond van het tweede lid, onder b, alle noodzakelijke technische en organisatorische maatregelen te worden getroffen om de gevolgen van een zwaar ongeval voor de gezondheid en veiligheid van de in het bedrijf werkzame werknemers zoveel mogelijk te beperken. Volledigheidshalve zij er op gewezen dat overtreding van de verplichting tot het treffen van preventieve en repressieve maatregelen strafrechtelijk is gesanctioneerd. Op grond van het derde lid moeten deze preventieve en repressieve maatregelen worden opgenomen in de scenariobeschrijvingen. Om aan te tonen dat de benodigde maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van een zwaar ongeval moet in de beschrijving van de maatregelen ingegaan worden op maatregelen tegen ieder van deze directe oorzaken.
Wat betreft tot de relatie tussen de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de Arbowet (opgenomen in het V&G-document; ingevolge artikel 2.42 van het Arbobesluit aangevuld met het bepaalde in artikel 2.42e van het Arbobesluit) en de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie van artikel 2.42l (en zoals al uitgewerkt in de artikelen 3.6 tot en met 3.10 en bijlagen IV, V, VI en VII van de Arboregeling) zij er op gewezen dat de onderhavige verplichtingen een specifieke invulling geven aan de risico-inventarisatie en -evaluatie waar het gaat om de risico’s van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen). Voor zover nodig worden hogergenoemde artikelen en bijlagen van de Arboregeling aangevuld (dit conform de artikelen 11, eerste lid, onder e, 12, 13 en bijlage I, punten 2 en 3, van de richtlijn).
Overtredingen van de voorschriften van afdeling 6b van hoofdstuk 2 (waar artikel 2.42l deel van uitmaakt) zijn mede gebaseerd op artikel 6 van de wet en zijn strafrechtelijk gesanctioneerd (zie artikel 6, derde lid, van de Arbowet en artikel 9.9a, zoals aangevuld bij Artikel I, onderdeel I). De noodzakelijk te treffen extra maatregelen die uit de aanvullende risico- inventarisatie en -evaluatie voortvloeien, worden opgenomen in het V&G-document. Het gaat hier om een operationalisering van de te treffen maatregelen. Daarbij wordt vermeld hoe en binnen welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de maatregelen waarover verder overleg wordt gevoerd met het medezeggenschapsorgaan.
Wanneer uit een geactualiseerde aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie de noodzaak is gebleken tot het treffen van aanvullende maatregelen, dan worden ook die maatregelen opgenomen in het V&G-document. Dit kunnen zowel technische als organisatorische maatregelen zijn.
Met de scenariobeschrijvingen en de getroffen maatregelen moet worden aangetoond dat de risico's met betrekking tot zware ongevallen op adequate wijze worden beheerst. Bij de periodieke evaluatie van de risico-evaluatie worden indien nodig nieuwe scenario's opgesteld om zo het inzicht in de risicobeheersing te verdiepen.
De formulering van het aanvullende preventiebeleid ter voorkoming van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen) is niet een eenmalige aangelegenheid. In het bijzonder als toegepaste arbeidsprocedures en productiemethoden veranderingen ondergaan die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheidsrisico's, of als veiligheidsinzichten veranderen, is het van groot belang dat het (aanvullende) preventiebeleid, het (aanvullende) veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, de (aanvullende) risico-inventarisatie en -evaluatie, de identificatie van gevaren, de beoordeling van risico's op zware ongevallen en de scenariobeschrijvingen opnieuw worden beoordeeld en indien nodig herzien. Vervolgens worden de preventieve maatregelen om zware ongevallen te voorkomen en de repressieve maatregelen om de gevolgen zo veel mogelijk te beperken, indien nodig herzien.
De gewijzigde risico-inventarisatie en evaluatie en gewijzigde maatregelen worden wederom opgenomen in het V&G-document (artikelen 2.42 en 2.42l van het Arbobesluit); hetgeen met zich brengt dat ook een termijn moet worden aangeven waarbinnen de maatregelen worden gerealiseerd.
Los van de eventuele wijzigingen als bedoeld in het eerste lid, moet op grond van het tweede lid de aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie eenmaal in de vijf jaar worden uitgevoerd. Bij deze periodieke beoordeling worden indien nodig nieuwe scenario's opgesteld om zo het inzicht in de risicobeheersing te verdiepen. Indien uit deze evaluatie nieuwe maatregelen voortvloeien, worden deze wederom opgenomen in het V&G-document (artikel 2.42 en 2.42l van het Arbobesluit).
Het gewijzigde V&G-document wordt behalve aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging en belanghebbende werknemers, aan de toezichthouder gezonden (artikel 2.42, zevende lid, van het Arbobesluit).
In artikel 14 van de Arbowet is aangegeven dat de werkgever zich ten aanzien van de uitvoering van wettelijke verplichtingen laat bijstaan door arbodeskundigen. In het derde lid van artikel 14 is een aantal verplichtingen opgenomen ten aanzien waarvan de werkgever zich in elk geval laat bijstaan door deze deskundigen. Ten aanzien van een aantal van deze wettelijke taken is voorgeschreven dat de werkgever zich laat bijstaan door een arbodienst. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5 van de Arbowet. In aanvulling op artikel 14, derde lid, is in het onderhavige artikel voorgeschreven dat de werkgever zich ook laat bijstaan door arbodeskundigen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken. Het is voor een adequate preventie van zware ongevallen van eminent belang dat de (aanvullende) werkgeversverplichtingen van hoofdstuk 2, afdeling 6b, en hoofdstuk 3, afdeling 3d, op een kwalitatief hoog niveau worden nagekomen. Dit brengt met zich mee dat professionele ondersteuning bij de uitvoering van de bedoelde taken onontbeerlijk is. Om die reden hebben betrokkenen ook toegang tot alle relevante documenten (Artikel I, onderdelen B en G; artikelen 2.42 en 3.37v van het Arbobesluit).
Een zwaar ongeval kan ook effecten hebben voor bedrijven en inrichtingen die zich bevinden in de buurt van het bedrijf waar dit ongeval zich voordoet. Om werkgevers in staat te stellen passende maatregelen ter bescherming van hun werknemers te nemen, is in het onderhavige artikel een informatieverplichting opgenomen. Deze informatieverplichting voor de werkgever beperkt zich niet tot naburige bedrijven en inrichtingen waar een «domino-effect» kan optreden, maar geldt voor alle naburige bedrijven en inrichtingen binnen de voorzienbare effectradius van een zwaar ongeval. De werkgever verstrekt uit eigen beweging gegevens aan de naburige bedrijven en inrichtingen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van hun veiligheidsrisico's. Op grond van artikel 5 van de wet is iedere werkgever verplicht gebruik te maken van deze informatie omtrent veiligheidsrisico's van naburige bedrijven en inrichtingen voor het eigen arbobeleid.
Het gaat hier om globale informatie over de relevante veiligheidsrisico's. Hierbij valt te denken aan informatie over de aard van het gevaar (bijvoorbeeld een toxische gaswolk), direct waarneembare effecten (bijvoorbeeld de stof werkt prikkelend op de ademhaling) en een advies over te nemen maatregelen (bijvoorbeeld binnen blijven).
Uiteraard is het niet de bedoeling dat op grond van dit artikel bedrijfsgeheimen of staatsgeheimen informatie openbaar moet worden gemaakt.
Bij het beoordelen van een mogelijk veiligheidsrisico voor naburige bedrijven en inrichtingen kan primair gebruik worden gemaakt van informatie die al voorhanden is naar aanleiding van eventuele verplichtingen uit milieuwetgeving. Als die informatie niet voorhanden is, zal een kwalitatieve inschatting gemaakt moeten worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van het instrument «domino-effecten» of grootste effect scenario's.
De inbedrijfstelling en exploitatie van een bedrijf of inrichting is verboden, indien de werkgever de in hoofdstuk 2, afdeling 6b, en hoofdstuk 3, afdeling 3d, vermelde essentiële verplichtingen in de sfeer van de voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan, niet of onvoldoende is nagekomen. Bij overtreding van dit verbod kan door de toezichthouder proces-verbaal worden opgemaakt, indien nodig met toepassing van artikel 28 van de Arbowet (stillegging van werk).
In de richtlijn wordt op een groot aantal plaatsen aangegeven dat de betrokkenheid van de werknemers en interne/externe arbodeskundigen bij het opstellen van de diverse documenten (in casu het V&G-document en noodplan) van essentieel belang is. Dit kwam te fragmentarisch tot uitdrukking in de hoofdstukken 2 en 3 van het Arbobesluit. Die betrokkenheid moet er bovendien zijn bij het gehele V&G-document en noodplan en niet alleen bij aanvullingen daarop betreffende zware ongevallen. Om die reden worden de (basis)artikelen 2.42 (V&G-document) en 3.37v (noodplan) aangepast.
Op grond van artikel 2.42, vijfde lid, en 3.37v, derde lid, wordt het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemers, betrokken bij de opstelling en aanpassing van het V&G-document en noodplan. Volledigheidshalve zij vermeld dat het medezeggenschapsorgaan op grond van artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden instemmingsrecht heeft bij de vaststelling ervan. Bij het ontbreken van een medezeggenschapsorgaan hebben de belanghebbende werknemers adviesrecht (artikel 35b van de WOR). Tevens krijgen zij een afschrift van het V&G-document en noodplan.
Artikel 2.42i van het Arbobesluit kan in verband hiermee vervallen (artikel I, onderdeel D).
Wat betreft het opstellen en wijzigen van het noodplan is naar analogie van artikel 2.5c van het Arbobesluit (de ARIE-regeling) en het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 bepaald dat daarover tevens overleg moet worden gevoerd met de werknemers van andere werkgevers en zelfstandigen, die op basis van een langlopende overeenkomst tot aanneming van werk, in het bedrijf of de inrichting werkzaam zijn (artikel 3.37v, derde lid). Deze personen hebben door hun werk een direct belang ter zake en kunnen bovendien de nodige expertise ter zake inbrengen.
Verder is het van cruciaal belang dat de informatie van het V&G document en de maatregelen op basis van het noodplan helder worden gecommuniceerd met de deskundige werknemers, andere personen en diensten die de werkgever ondersteunen bij het arbeidsomstandighedenbeleid alsmede de bedrijfshulpverleners en externe hulpverleningsinstanties. Op grond van artikel 2.42, zesde lid, en 3.37v,vierde lid, kunnen deze deskundigen, andere personen en hulpverleners altijd kennis nemen van de inhoud van het V&G-document en het noodplan.
In artikel 2.42, zevende lid (nieuw), is nog eens expliciet bepaald dat ook steeds een afschrift van het (gewijzigde) veiligheids- en gezondheidsdocument aan de toezichthouder wordt gezonden.
De richtlijn (met name bijlagen I, onder 8, en IV) zet sterk in op de problematiek van good governance. In Nederland betreft dit veelal zaken die aan sociale partners zijn om te regelen (in de vorm van collectieve arbeidsovereenkomsten of afspraken met het medezeggenschapsorgaan). Belangrijk is echter dat ook de werknemers de weg weten te vinden naar de toezichthouder en weten dat de toezichthouder prudent met dergelijke meldingen om gaat. Om die reden moet door de werkgever expliciet aandacht worden gegeven aan de in de artikelen 24 en 26 van de Arbowet geregelde procedure van de toezichthouder.
Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat afdeling 3d een aanvulling is op de afdelingen 3 en 3c van hoofdstuk 3.
De winningsindustrie met behulp van boringen moet al zorgen voor een algemeen noodplan in aansluiting op het preventiebeleid, het veiligheids- en gezondheidszorgsysteem, de risico-inventarisatie en -evaluatie en het V&G-document als bedoeld in de artikelen 2.42, 2.42e en 2.42f van het Arbobesluit.
Artikel 3.37za bevat een aanvulling daarop betreffende het voorkomen en beperken van zware ongevallen (zie ook Artikel I, onderdeel E, artikelen 2.42k, 2.42l en 2.42m en de toelichting daarop). In het aanvullend noodplan wordt informatie opgenomen die betrekking heeft op de te nemen maatregelen wanneer zich een zwaar ongeval heeft voorgedaan, en die gericht zijn op het zo veel mogelijk beperken van zware ongevallen en de gevolgen daarvan voor de werknemers (zie voor de huidige situatie artikel 3.14 en bijlage VIII van de Arboregeling). De aard en omvang van de te nemen maatregelen zijn afhankelijk van de evaluatie van de risico's van zware ongevallen (veelal met gevaarlijke stoffen) binnen het bedrijf of de inrichting.
Het aanvullend noodplan moet ten minste eenmaal in de vijf jaar in de praktijk worden getest, beoordeeld en indien nodig gewijzigd. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met veranderingen die zich binnen het bedrijf of de inrichting hebben voorgedaan, en met nieuwe kennis en inzichten omtrent de bij een zwaar ongeval te nemen maatregelen (zie ook Artikel I, onderdeel E, artikel 2.42m, eerste lid, en de toelichting daarop).
Bij ministeriële regeling op grond van het vijfde lid zal ter implementatie van de artikelen 14 en 28 en bijlage I, onder 10, van de richtlijn en in aanvulling op artikel 3.14 en bijlage VIII van de Arboregeling nader worden bepaald welke gegevens en beschrijvingen in ieder geval in het aanvullend noodplan moeten worden opgenomen. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan informatie over welke functionaris bevoegd is noodprocedures in werking te laten treden, welke functionaris de leiding en coördinatie van de maatregelen bij ongevallen heeft en de informatie aan werknemers hoe te handelen bij calamiteiten. Maar ook aan een beschrijving van maatregelen ter beheersing van de toestand en ter beperking van de gevolgen daarvan, met inbegrip van de beschikbare veiligheidsuitrusting en persoonlijke beschermingsmiddelen.
De niet-nakoming van alle verplichtingen van hoofdstuk 2, afdeling 6b, en hoofdstuk 3, afdeling 3d, levert, zoals hierboven bij artikel I, onderdeel E (artikel 2.42l), al is opgemerkt, een strafbaar feit/economische delict op (zie ook artikel 6, derde lid, van de Arbowet en artikel 9.9a van het Arbobesluit). Dit noopt tot aanvulling van artikel 9.9a van het Arbobesluit.
Dit artikel bevat het overgangsrecht voor bestaande en nieuwe installaties. In artikel 42, tweede lid, van de richtlijn is wat betreft het overgangsrecht voor bestaande installaties een concrete datum genoemd. Voor nieuwe installaties geldt ingevolge het eerste lid dat de nieuwe verplichtingen voor de aanvang van het werk moet worden vastgelegd en opgestuurd naar de toezichthouder. Dit moment is conform het opstellen van het V&G-document zoals geregeld in artikel 2.42 van het Arbobesluit.
Dit artikel stelt voor het Besluit bij koninklijk besluit in werking te laten treden, zodat dit indien mogelijk kan worden afgestemd op de datum van inwerkingtreding van de wijzigingen van de Mijnbouwwet en het Mijnbouwbesluit (zie de nota van toelichting, Algemeen).
Richtlijn 2013/30/EU wordt geïmplementeerd in zowel de mijnbouw- als arbowet- en regelgeving. Uit een oogpunt van volledigheid wordt in de transponeringstabel op beide terreinen ingegaan. Daar waar een artikel van de richtlijn alleen in de mijnbouwwet- of regelgeving wordt geïmplementeerd is dat aangegeven met een asterisk en wordt voor de inhoudelijke kant verder verwezen naar de memorie van toelichting en transponeringstabel bij wetsvoorstel 34041.
Bepaling EU-regeling |
Artikel in implementatie- regeling of in bestaande regelgeving; toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie nodig |
Omschrijving beleidsruimte |
Toelichting van keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte |
---|---|---|---|
Artikel 1 (onderwerp richtlijn) |
Behoeft uit de aard van deze bepaling geen implementatie |
||
Artikel 2 (definities) |
|||
Onder 1 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42j besluit) |
||
onder 2 t/m 28 |
Geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84c en 84d wijzigingsbesluit) |
* |
|
onder 29 t/m 37 |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 3 (algemene beginselen risicobeheer) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k, 2.42l, 2.42p en 3.37y besluit). Verder artikel 15 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 2.42, 2.42e, 2.42f en 2.42h, 3.34, 3.37m t/m v Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Uitwerking in algemeen geformuleerd veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE |
|
Artikel 4 (overwegingen bij vergunningverlening) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 5 (inspraak bij voorgenomen exploratie) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 6 (offshore-activiteiten in vergunningsgebied) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: in relatie tot lid 7: artikel 3.15 Arbeidsomstandighedenbesluit |
* |
|
Artikel 7 (aansprakelijkheid milieu schade) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 8 (bevoegde autoriteit) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving |
Geen Conform huidige situatie SodM |
|
Artikel 9 (werkwijze bevoegde autoriteit) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 10 (taken op EU-niveau) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 11 (documenten nodig voor activiteiten) |
|||
eerste lid, onder a t/m f |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k, 2.42l en 2.42m besluit). Verder artikel 3, 5 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.42, 2.42e, 2.42f, 2.42h, 4.1b en 4.2 t/m 4.4 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.3 t/m 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Structuur als zodanig niet gewijzigd |
|
eerste lid, onder g |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84c en 84d wijzigingsbesluit) Arbo: artikel I, onderdeel H (artikel 3.37za besluit). Verder artikel 3.37v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.14 en bijlage VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande noodplan |
|
eerste lid, onder h t/m k |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
tweede en derde lid |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
vierde lid |
Geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel B; artikel 49 wijzigingsbesluit) |
* |
|
vijfde t/m zevende lid |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: In relatie tot lid 7: artikel I, onderdeel B (artikel 2.42, zevende lid, besluit) Verder artikel 3.11 t/m 3.13 Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Betere structurering procedure wijziging beleid en documenten |
|
Artikel 12 (rapport grote gevaren) |
|||
eerste lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k en l besluit) Verder artikel 2.42, 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.6 t/m 3.12 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE |
|
tweede lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84b, tweede lid, wijzigingsbesluit) Arbo: artikel I, onderdeel B (aanpassing artikel 2.42 besluit). Verder artikel 12 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.42, 2.42i Arbeidsomstandighedenbesluit en Wet op de ondernemingsraden |
Geen Aanvulling bestaande inspraak |
|
Derde t/m zevende lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42m en 2.42p besluit) Verder in relatie tot zevende lid: artikel 3.11 t/m 3.13 Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Betere structurering procedure wijziging beleid en documenten |
|
Artikel 13 (rapport grote gevaren) |
|||
eerste lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k en l besluit) Verder artikel 2.42, 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit, en artikel 3.6 t/m 3.12 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE |
|
tweede lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (Artikel I, onderdeel E; artikel 84c, tweede lid, wijzigingsbesluit) Arbo: Artikel I, onderdeel B (aanpassing artikel 2.42 besluit). Verder artikel 12 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.42, 2.42i Arbeidsomstandighedenbesluit en Wet op de ondernemingsraden |
Geen Aanvulling bestaande inspraak |
|
Derde t/m zevende lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel I, onderdeel E (artikel 2.42m en 2.42p besluit). Verder in relatie tot zevende lid: artikel 3.11 t/m 3.13 Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Betere structurering procedure wijziging beleid en documenten |
|
Artikel 14 (interne rampenplan) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (Artikel I, onderdeel E; artikel 84d wijzigingsbesluit) Arbo: Artikel I, onderdelen E, G en H (artikel 2.42m, 3.37v en 3.37za besluit) Verder artikel 3.37v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.14 en bijlage VIII Arbeidsomstandighedenregeling. Tevens zijn van (indirect) belang: artikel 2.42 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10, en bijlagen V, VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande noodplan |
|
Artikel 15 (kennisgeving boorputactiviteiten) |
|||
Eerste t/m derde lid |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
vierde lid |
Geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84j wijzigingsbesluit) |
* |
|
Artikel 16 (kennisgeving gecombineerde activiteiten) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 17 (onafhankelijke verificatie) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel I, onderdeel E (artikel 2.42n besluit) Verder in relatie tot derde lid: artikel 3.5 Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande betrokkenheid gecertificeerde arbodeskundigen |
|
Artikel 18 (bevoegdheden bevoegde autoriteit) |
Geïmplementeerd in artikel 50 jo. 132 Mijnbouwwet |
* |
|
Artikel 19 (voorkoming zware ongeval door exploitant) |
|||
eerste t/m vijfde lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k, 2.42l en 2.42m besluit) Verder in relatie tot eerste en tweede lid: artikel 3, 5 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.42, 2.42f en 3.34 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling In relatie tot derde en vijfde lid: artikel 2.42e en 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.3 t/m 3.5 3.9, 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE. Betere structurering procedure wijziging beleid en documenten |
|
zesde lid |
Zal geïmplementeerd worden in de Mijnbouwregeling |
* |
|
zevende t/m tiende lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel I, onderdeel E (artikel 2.42p besluit). Verder in relatie tot zevende en achtste lid: artikel 3, 5 Arbeidsomstandighedenwet. In relatie tot negende lid: artikel 9 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 2.42c Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Aanvulling algemene zorgplicht met exploitatieverbod (in relatie tot negende lid) |
|
Artikel 20 (offshore activiteiten buiten EU) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel K; artikel 88a wijzigingsbesluit) |
* |
|
Artikel 21 (handhaving) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84b, derde lid, en 84c, derde lid, wijzigingsbesluit ) Arbo: artikel I, onderdelen I en J (aanpassing artikel 9.5, 9.9a en 9.9b besluit) Verder hfdst. 9, afd.1, Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Aanvulling hfdst. 9 Arbobesluit inzake toezicht en handhaving |
|
Artikel 22 (vertrouwelijke melding veiligheidskwestie) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdeel F (aanpassing art. 3.33 besluit). Verder in relatie tot eerste lid: artikel 24, 26 Arbeidsomstandighedenwet. In relatie tot tweede lid: artikel 8 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 3.33 Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Aanvulling vertrouwelijk kunnen inschakelen SodM |
|
Artikel 23 |
|||
eerste lid (informatie aan toezichthouder) |
Primair geïmplementeerd in de Mijnbouwregeling Arbo: artikel 9 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 2.42c Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen |
|
tweede lid (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 24 (transparantie informatie verstrekking) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen wordt ingevuld |
Contacten SodM en exploitanten |
|
Artikel 25 (jaarverslag toezichthouder/lidstaat) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving |
||
Artikel 26 (onderzoek zwaar ongeval) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel 24 Arbowet en Aanwijzingsregeling toezichthoudende ambtenaren en ambtenaren met specifieke uitvoeringstaken op grond van SZW wetgeving |
Geen |
|
Artikel 27 (samenwerking lidstaten) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 |
* |
|
Artikel 28 (interne rampenplan) |
|||
eerste lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84d, vierde lid, wijzigingsbesluit) Arbo: artikel; I, onderdeel E en G (artikel 2.42m en 3.37za besluit). Verder artikel 2.42, 2.42h, en 3.37v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikelen 3.9, 3.14 en bijlagen V, VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande noodplan en instrumentarium |
|
tweede lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84d, vijfde lid, wijzigingsbesluit) Arbo: artikel 2.41, 3.33, 3.35 en 3.37m t/m t Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Aanvulling bestaande noodplan en instrumentarium |
|
derde lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84d, derde lid, wijzigingsbesluit) Arbo: zie bij eerste lid. |
Geen Aanvulling bestaande noodplan en instrumentarium |
|
vierde lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84c, eerste lid, wijzigingsbesluit) Arbo: zie bij eerste lid. |
Geen Aanvulling bestaande noodplan en instrumentarium |
|
Artikel 29 (externe rampenplan) |
Geïmplementeerd in Wet Bestrijding ongevallen Noord zee (Incident Bestrijdingsplan Noordzee) |
* |
|
Artikel 30 (reactie op noodsituatie) |
|||
eerste lid |
Primair geïmplementeerd in artikel 87 en 88 Mijnbouwbesluit Arbo: artikel 9 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 2.42c Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen |
|
tweede lid |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdelen E en H (artikel 2.42k, 2.42l en 3.37y besluit). Verder artikel 2.42, 2.42f en 2.42h, 3.33 t/m 3.35, 3.37k t/m v, 4.6 en 4.7 Arbeidsomstandig hedenbesluit |
Geen Aanvulling bestaande veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE |
|
derde lid |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen wordt ingevuld |
Contacten SodM en exploitanten |
|
Artikel 31 (overleg tussen lidstaten bij grensoverschrijdende effecten) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschriften die door feitelijk handelen worden ingevuld Arbo: in relatie tot tweede lid: artikel 3.14 en bijlage VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
* |
|
Artikel 32 (overleg tussen lidstaten bij grensoverschrijdende effecten) |
Behoeft geen implementatie, situatie niet van toepassing |
* |
|
Artikel 33 (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 34 (sancties) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: artikel I, onderdelen I en J (aanpassing artikel 9.5, 9.9a en 9.9b besluit) Verder hfdst. 9, afd.1, Arbeidsomstandighedenbesluit |
Geen Aanvulling hfdst. 9 Arbobesluit inzake toezicht en handhaving |
|
Artikel 35 Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 36 (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 37 (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 38 (wijziging andere richtlijn) |
Reeds geïmplementeerd (Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041) |
– |
|
Artikel 39 (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 40 (Commissie) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 41 (datum implementatie/ notificatie) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen wordt ingevuld |
– |
|
Artikel 42 (overgangsrecht) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet en wetsvoorstel 34041 Arbo: Artikel II besluit |
Geen Voor bestaande installaties 19 juli 2016. Voor nieuwe bij aanvang van de activiteiten |
|
Artikel 43 (inwerkingtreding richtlijn) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Artikel 44 (adressaten richtlijn) |
Behoeft uit de aard van de bepaling geen implementatie |
– |
|
Bijlage I (informatie te gebruiken bij veligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en veiligheids- en gezondheidsdocument) |
Geen Aanvulling bestaande veiligheidsbeleid, veiligheids- en gezondheidszorgsysteem en RIE |
||
Onder 1 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84i, tweede lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 2.42e en 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit en artikelen 3.4, 3.5, 3.9, 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 2 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84b, vierde lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: artikel I, onderdelen B, E, F,G en H (artikel 2.42, 2.42k, 2.42l, 3.33 en 3.37v en y besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 2.42, 2.42e, 2.42f, 2.42i 3.33, 3.34 en 3.37q t/m v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikelen 3.9, 3.10, 3.14 en bijlagen V t/m VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 3 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84c, vierde lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: Artikel I, onderdelen B, E, F, G en H (artikelen 2.42, 2.42k, 2.42l, 3.33 en 3.37v en y besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandig hedenregeling. Verder artikel 2.42, 2.42e, 2.42f, en 2.42i 3.33, 3.34 en 3.37q t/m v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10, 3.14 en bijlagen V t/m VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 4 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84j, tweede lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: Artikel I, onderdelen E en H (artikelen 2.42k en 3.37za besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder in relatie tot punt 10: artikelen 3.33 t/m 3.34 en 3.37q t/m v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.14 en bijlagen V, VIII Arbeidsomstandigheden regeling |
||
Onder 5 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84f, vijfde lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42l besluit). Verder in relatie tot punt a: Artikel 3.5 Arbeidsomstandig hedenregeling |
||
Onder 6 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet (artikel 45e, derde lid, wetsvoorstel 34041). Arbo: artikel I, onderdelen B en E (artikel 2.42, 2.42k en 2.42l besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 2.42, 2.42f, 3.37v, 4.6 en 4.7 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10, 3.14 en bijlagen V t/m VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 7 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84k, tweede lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k en 2.42l besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikelen 2.42, 2.42f, 3.37v, 4.6 en 4.7 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10, 3.14, en bijlagen V t/m VIII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 8 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet (artikel 45j, vierde lid, wetsvoorstel 34041). Arbo: Aanpassing Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 3, 5 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.14, 2.42 en 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 9 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwwet (artikel 45k, derde lid, wetsvoorstel 34041). Arbo: artikel I, onderdelen E en H (artikel 2.42k en 2.42l, 3.37y besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 2.42, 2.42e, 2.42f en 3.37v Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10, 3.14 en bijlagen VI t/m VII Arbeidsomstandighedenregeling |
||
Onder 10 |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84d, derde lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: artikel I, onderdelen E en H (artikel 2.42l, 2.42m en 3.37za besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 3.37v, 4.6 en 4.7 Arbeidsomstandigheden besluit en artikel 3.14 en bijlagen V en VIII Arbeidsomstandighedenregeling. Tevens zijn van (indirect) belang: Artikelen 3.33 t/m 3.37t Arbeidsomstandighedenbesluit |
||
Bijlage II (rapport boorputactiviteiten) |
Geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84j, tweede lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) |
* |
|
Bijlage III (inrichting/ functioneren bevoegde autoriteit) |
* |
||
Onder 1 |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen wordt ingevuld |
||
Onder 2 |
Zal in interne werkomschrijving SodM worden opgenomen. |
||
Bijlage IV (voorzieningen ter voorkoming zwaar ongeval) |
Zal primair worden geïmplementeerd in de Mijnbouwregeling Arbo: artikel I, onderdelen B, E, G en H (artikel 2.42, 2.42n, 3.37v en 3.37za). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 13, 14, 14a, 15, 15a Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.22, 2.42f, 3.37m t/m v, 4.6 en 4.7 Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10. 3.14 en bijlagen V t/m VIII Arbeidsomstandighedenregeling. Tevens zijn (indirect) van belang: Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst en de toekomstige Wet Huis voor klokkenluiders |
Geen Aanvulling bestaande noodplan en instrumentarium |
|
Bijlage V (onafhankelijke verificatie) |
Primair geïmplementeerd in Mijnbouwbesluit (artikel I, onderdeel E; artikel 84f, vijfde lid, wijzigingsbesluit. Zal nader uitgewerkt worden in de Mijnbouwregeling) Arbo: in relatie tot punt 2: artikel 3.5 Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen Aanvulling bestaande betrokkenheid gecertificeerde arbodeskundigen |
|
Bijlage VI (samenwerking exploitanten/ontwikkelen best practice) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen wordt ingevuld. Arbo: artikel I, onderdeel E (artikel 2.42k en 2.42l besluit). Uitwerking in Arbeidsomstandighedenregeling. Verder artikel 3, 8 Arbeidsomstandighedenwet en artikel 2.41, 2.42 en 2.42f Arbeidsomstandighedenbesluit en artikel 3.9, 3.10 en bijlagen VI, VII Arbeidsomstandighedenregeling |
Geen |
|
Bijlage VII (externe rampenplan; informatie van toezichthouder) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen SodM wordt ingevuld. Arbo: in relatie tot punt d: artikel 15 Arbeidsomstandighedenwet |
* |
|
Bijlage VIII (externe rampenplan; informatie van toezichthouder) |
Behoeft geen implementatie, gaat om voorschrift dat door feitelijk handelen SodM wordt ingevuld |
* |
|
Bijlage IX (transparantie informatie uitwisseling toezichthouder) |
Deels geïmplementeerd in artikel 82 Mijnbouwbesluit. Zal nader worden uitgewerkt in de Mijnbouwregeling. Arbo: in relatie tot punt 2: artikel 9 Arbeidsomstandighedenwet, artikel 2.42c Arbeidsomstandighedenbesluit |
* |
De met een asterisk aangegeven onderdelen behoren tot het terrein van EZ en wordt in voorkomend geval geïmplementeerd via de mijnbouwwetgeving.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-60.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.