Besluit van 5 oktober 2016 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de indexatie van de toetsingsinkomens, de verhoging van de toeslagpercentages in de eerste kindtabel en de maximale toeslagpercentages in de tweede kindtabel, de verhoging van de vaste voet, de verhoging en indexering van de maximum uurprijzen en het gedurende zes kalendermaanden behouden van aanspraak op kinderopvangtoeslag bij werkloos worden in het berekeningsjaar 2017

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 augustus 2016, nr. 177738, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 1.6, zevende lid, 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 september 2016, nr. W12.16.0226/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 september 2016, nr. 2016-0000211447;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vierde lid, wordt «inspecteur» vervangen door «Belastingdienst/Toeslagen».

B

Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De maximum uurprijs bedraagt voor:

    • a. dagopvang € 7,18;

    • b. buitenschoolse opvang € 6,69; en

    • c. gastouderopvang € 5,75.

C

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien het toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 6, € 99.999 of meer bedraagt, ontvangt de ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind, bedoeld in artikel 3, een kinderopvangtoeslag waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten betreft.

2. Het vierde lid vervalt.

D

Na artikel 8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9

Indien een ouder of zijn partner in het berekeningsjaar 2017 werkloos wordt, behoudt hij in afwijking van artikel 1.6, vijfde lid, van de wet, gedurende zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in artikel 1.6, vijfde lid, van de wet.

E

Bijlage I, behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag, wordt vervangen door bijlage I behorende bij dit besluit.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 5 oktober 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

Uitgegeven de negentiende oktober 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Bijlage I, behorende bij artikel 6 van het Besluit kinderopvangtoeslag

Kinderopvangtoeslagtabel 2017

(gezamenlijk) toetsingsinkomen

tegemoetkoming Rijk als percentage van de kosten van kinderopvang

   

eerste kind

tweede e.v. kind

lager dan

€ 18.485

94,0%

95,0%

€ 18.486

€ 19.716

94,0%

95,0%

€ 19.717

€ 20.945

94,0%

95,0%

€ 20.946

€ 22.177

94,0%

95,0%

€ 22.178

€ 23.408

94,0%

95,0%

€ 23.409

€ 24.638

93,8%

94,9%

€ 24.639

€ 25.869

92,8%

94,8%

€ 25.870

€ 27.096

92,0%

94,7%

€ 27.097

€ 28.421

91,2%

94,6%

€ 28.422

€ 29.743

90,4%

94,4%

€ 29.744

€ 31.067

89,3%

94,2%

€ 31.068

€ 32.390

88,7%

94,0%

€ 32.391

€ 33.716

87,7%

94,0%

€ 33.717

€ 35.039

86,8%

94,0%

€ 35.040

€ 36.394

86,0%

94,0%

€ 36.395

€ 37.752

85,1%

94,0%

€ 37.753

€ 39.109

84,3%

94,0%

€ 39.110

€ 40.465

83,4%

94,0%

€ 40.466

€ 41.824

82,3%

94,0%

€ 41.825

€ 43.182

81,8%

94,0%

€ 43.183

€ 44.538

80,8%

94,0%

€ 44.539

€ 45.895

80,1%

94,0%

€ 45.896

€ 47.378

79,0%

94,0%

€ 47.379

€ 50.286

77,2%

94,0%

€ 50.287

€ 53.193

76,3%

93,5%

€ 53.194

€ 56.103

74,9%

92,9%

€ 56.104

€ 59.012

72,3%

92,4%

€ 59.013

€ 61.919

69,6%

92,1%

€ 61.920

€ 64.829

66,9%

91,3%

€ 64.830

€ 67.736

64,1%

90,8%

€ 67.737

€ 70.645

61,3%

90,2%

€ 70.646

€ 73.556

58,7%

89,4%

€ 73.557

€ 76.462

56,0%

88,9%

€ 76.463

€ 79.373

53,3%

88,4%

€ 79.374

€ 82.281

50,4%

88,1%

€ 82.282

€ 85.187

47,7%

87,3%

€ 85.188

€ 88.096

45,1%

86,9%

€ 88.097

€ 91.062

42,3%

86,3%

€ 91.063

€ 94.042

39,8%

85,5%

€ 94.043

€ 97.020

37,4%

85,0%

€ 97.021

€ 99.998

34,8%

84,6%

€ 99.999

€ 102.976

33,3%

84,2%

€ 102.977

€ 105.955

33,3%

83,4%

€ 105.956

€ 108.935

33,3%

82,8%

€ 108.936

€ 111.913

33,3%

82,3%

€ 111.914

€ 114.890

33,3%

81,7%

€ 114.891

€ 117.869

33,3%

81,3%

€ 117.870

€ 120.848

33,3%

80,5%

€ 120.849

€ 123.826

33,3%

79,9%

€ 123.827

€ 126.805

33,3%

78,8%

€ 126.806

€ 129.782

33,3%

78,4%

€ 129.783

€ 132.761

33,3%

77,6%

€ 132.762

€ 135.742

33,3%

76,5%

€ 135.743

€ 138.719

33,3%

75,9%

€ 138.720

€ 141.698

33,3%

74,9%

€ 141.699

€ 144.675

33,3%

74,3%

€ 144.676

€ 147.655

33,3%

73,5%

€ 147.656

€ 150.634

33,3%

72,8%

€ 150.635

€ 153.612

33,3%

72,0%

€ 153.613

€ 156.590

33,3%

70,9%

€ 156.591

€ 159.567

33,3%

70,3%

€ 159.568

€ 162.547

33,3%

69,5%

€ 162.548

€ 165.525

33,3%

68,7%

€ 165.526

€ 168.504

33,3%

67,9%

€ 168.505

€ 171.483

33,3%

67,2%

€ 171.484

€ 174.461

33,3%

66,4%

€ 174.462

€ 177.440

33,3%

65,6%

€ 177.441

€ 180.418

33,3%

65,0%

€ 180.419

en hoger

33,3%

64,0%

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

In 2017 komt € 200 miljoen structureel beschikbaar voor de kinderopvang. De intensivering wordt gebruikt om de kinderopvangtoeslag te verhogen. Tevens worden de maximaal te vergoeden uurprijzen (hierna: maximum uurprijzen), bovenop de gebruikelijke jaarlijkse indexatie, verhoogd. Hiermee stijgen de maximum uurprijzen met in totaal 4,2% en komen de maximum uurprijzen voor het jaar 2017 op het niveau dat bereikt zou zijn als ook in het jaar 2012 de maximum uurprijzen waren geïndexeerd. Deze indexering heeft destijds vanwege budgettaire redenen niet plaatsgevonden1. Verder zal de termijn waarvoor recht op kinderopvangtoeslag bestaat bij werkloosheid ook in 2017 gehandhaafd blijven op zes maanden. De precieze vormgeving van dit intensiveringpakket wordt weergegeven in paragraaf 2. Paragraaf 3 gaat in op de financiële consequenties en de inkomenseffecten worden weergegeven in paragraaf 4. Het uitgebrachte advies van de Belastingdienst en de gevolgen voor de regeldruk worden weergegeven in paragraaf 5 en 6. Paragraaf 7 gaat tot slot in op de gevolgde voorhangprocedure.

2. Maatregelen kinderopvangtoeslag 2017

Het onderhavige besluit bevat de volgende wijzigingen:

Aanpassing kinderopvangtoeslagtabel

  • a. verhogen van de toeslagpercentages in de eerste kindtabel en verhogen maximale toeslagpercentages in de tweede kindtabel;

  • b. verhogen van de vaste voet van 23,8% naar 33,3%;

  • c. indexering toetsingsinkomens in de toeslagtabel;

Aanpassing maximum uurprijs

  • d. verhogen van de maximum uurprijzen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang met 2,5% in verband met het uitblijven van indexering in 2012;

  • e. jaarlijkse indexering van de maximum uurprijzen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang;

Recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid

  • f. een jaar verlenging van het gedurende zes maanden behouden van het recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid.

Tevens bevat het onderhavige besluit een technische wijziging van artikel 3, vierde lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag.

Hieronder worden alle wijzigingen nader toegelicht.

a. Verhogen van de toeslagpercentages

De toeslagpercentages in de eerste kindtabel worden verhoogd met 2 procentpunt. Dit betekent dat ouders een hogere kinderopvangtoeslag ontvangen voor het eerste kind. Voor de laagste inkomens tot € 23.409 die recht hebben op de maximale toeslagpercentages, stijgt de eerste kindtabel met 1 procentpunt, naar 94%. De laagste inkomens krijgen daarmee 94% van de kosten van kinderopvang vergoed van de overheid. De verhoging van de maximale toeslagpercentages met 1 procentpunt is lager dan de generieke verhoging van de eerste kindtabel met 2 procentpunt, omdat het uitgangspunt van de kinderopvangtoeslag is dat alle ouders een ouderbijdrage dienen te betalen. Een minimale bijdrage van de ouder van 6% voor de kosten van kinderopvang voor het eerste kind acht de regering gerechtvaardigd. Tegelijkertijd worden in de tweede kindtabel de toeslagpercentages voor de laagste inkomens verhoogd met 1 procentpunt naar 95%. Zo wordt tegemoet gekomen aan de beperktere stijging van de eerste kindtabel voor de laagste inkomens en wordt vastgehouden aan de systematiek dat de tweede kindtabel hogere toeslagpercentages heeft dan de eerste kindtabel.

b. Verhogen van de vaste voet van 23,8% naar 33,3%

Naast de generieke verhoging van de eerste kindtabel met 2 procentpunt, wordt het minimale toeslagpercentage, de vaste voet, in 2017 verhoogd van 23,8% naar 33,3%. De ophoging van de vaste voet betekent dat inkomens van € 99.999 en hoger een toeslagpercentage ontvangen van 33,3%.

c. Indexering toetsingsinkomens in de toeslagtabel

De toetsingsinkomens in de toeslagtabel worden voor 2017 geïndexeerd met 1,7% op basis van de gemiddelde contractloonontwikkeling. Dit is verwerkt in de kinderopvangtoeslagtabel 2017 in de bijlage die onderdeel uitmaakt van het Besluit kinderopvangtoeslag (artikel I, onderdeel E).

d. Verhogen van de maximum uurprijzen i.v.m. uitblijven indexatie in 2012

In 2012 zijn de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang vanwege budgettaire redenen niet geïndexeerd. De regering is van mening dat indexatie in beginsel jaarlijks dient te worden toegepast. Tegelijkertijd gaat een deel van de kinderen naar de kinderopvang tegen een tarief dat boven de maximum uurprijs ligt. Voor het bedrag boven de maximum uurprijs bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag. Op 1 januari 2015 bedroeg het aandeel kinderen dat naar de dagopvang ging tegen een tarief boven de maximum uurprijs 41%. Voor de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang lagen de tarieven voor respectievelijk 71% en 43% van de kinderen boven de maximum uurprijs2. Nu per 2017 extra geld beschikbaar is voor de kinderopvang, kan de indexatie vanaf 2017 worden gerealiseerd. In 2012 zou de indexering 2,5% bedragen. De maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang 2017 worden verhoogd met 2,5%.

Vanaf de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) voor 2017 zal voortaan de ontwikkeling van het gemiddelde uurtarief worden opgenomen als kerncijfer. Tevens zal het kerncijfer terugkomen in het jaarverslag. Dit biedt inzicht in hoe de uurtarieven zich ontwikkelen.

e. Indexering van de maximum uurprijzen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang

De indexering van de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2017 wordt gebaseerd op een correctie van de indexering in 2016 en de indexering voor 20173. De correctie voor 2016 bedraagt –0,3%. De indexering voor 2017 is 1,9%. Dit betekent dat de maximum uurprijzen netto met 1,6% worden verhoogd. Dit komt bovenop de 2,5% verhoging, zoals beschreven bij onderdeel d.

f. Een jaar verlenging van het gedurende zes maanden behouden van het recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid

Met de Verzamelwet SZW 2015 is besloten om het recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid voor 2015 en 2016 te verlengen naar zes maanden. Vóór 2015 had men gedurende drie maanden nadat men werkloos werd recht op kinderopvangtoeslag. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft in opdracht van het kabinet onderzocht hoeveel huishoudens in 2015 gebruik hebben gemaakt van de verlenging van de werkloosheidstermijn van drie naar zes maanden4. De resultaten lijken er op te wijzen dat de verlenging van de werkloosheidstermijn een beperkt effect heeft gehad op het gebruik van kinderopvang. Daarbij is wel aangetekend dat de gegevens verschillende onderschattingen bevatten. Zo beschikt het CBS bijvoorbeeld niet over alle gegevens. Gegeven dat het aantal werklozen nog steeds aanzienlijk is (574 duizend in maart 2016) en het aandeel van de werkloze beroepsbevolking dat korter dan zes maanden werkloos is de laatste jaren is gedaald van 53% (2010) naar 39% (2015), blijft de termijn van zes maanden nog voor 1 jaar, dat wil zeggen het jaar 2017, behouden. Verlenging van de termijn waarvoor in het geval van werkloosheid recht op kinderopvangtoeslag bestaat naar zes maanden kan namelijk stabiliteit bieden voor ouders en kinderen en geeft ouders ruimte om te zoeken naar werk.

Het met de Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319) gewijzigde artikel 1.6, zevende lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen biedt de mogelijkheid om de verlenging van het recht op kinderopvangtoeslag bij algemene maatregel van bestuur te regelen.

3. Financiële consequenties

Indexering van de toetsingsinkomens met de gemiddelde contractloonmutatie (1,7%) is naar verwachting budgettair neutraal omdat hierdoor de gemiddelde inkomensontwikkeling wordt verwerkt in de inkomensklassen. Daarnaast worden de maximum uurprijzen conform de geldende regelgeving geïndexeerd. Op € 2,3 miljard aan kinderopvangtoeslag in 2017 bedragen de kosten van de indexatie met 1,6% circa € 35 miljoen. Aangezien het de reguliere indexering betreft, is dit bedrag al onderdeel van de Rijksbegroting. De kosten voor de verhoging van de maximum uurprijs in verband met het uitblijven van indexatie in 2012 worden geraamd op € 45 miljoen. De aanpassing van de kinderopvangtoeslagtabel in 2017 leidt tot extra uitgaven van circa € 136 miljoen structureel. Het verlengen van het recht op kinderopvangtoeslag bij werkloosheid naar zes maanden kost eenmalig circa € 5 miljoen in 20175. De extra kosten voor januari 2017 (€ 14 miljoen) worden reeds in december 2016 uitbetaald.

4. Inkomenseffecten

Totale inkomenseffect

De wijzigingen hebben samen een positief mediaan inkomenseffect voor ouders met kinderopvangtoeslag. Hierbij is verondersteld dat de verhoging van de maximum uurprijzen met 2,5% beperkt doorwerkt in de uurtarieven die instellingen in rekening brengen. Het inkomenseffect van de hogere maximum uurprijs is klein ten opzichte van het effect van de tabelintensivering.

Intensivering kinderopvangtoeslag

De intensivering van de kinderopvangtoeslagtabel met € 136 miljoen structureel heeft een mediaan inkomenseffect van 0,2% voor alle huishoudens met kinderopvangtoeslag. Huishoudens met een inkomen boven 3 keer modaal gaan er meer op vooruit, doordat zij veel voordeel hebben van de verhoging van de vaste voet naar 33,3%. Ook huishoudens met een inkomen tot modaal en twee of meer kinderen op de opvang gaan er meer op vooruit, doordat ook de tweede kindtabel voor de laagste inkomens verhoogd wordt.

Verhoging maximum uurprijs

Voor het bepalen van de inkomenseffecten is verondersteld dat de verhoging van de maximum uurprijzen met 2,5% deels ten goede komt aan de kinderopvanginstellingen, omdat de kinderopvanginstellingen naar verwachting hun uurtarief beperkt mee laten stijgen met de maximum uurprijzen. Door het hogere uurtarief betalen ouders een hogere eigen bijdrage. Dit geeft een negatief inkomenseffect. Voor ouders met een uurtarief boven de maximum uurprijs kan het inkomenseffect positief zijn. Voor hen staat tegenover de stijging van de eigen bijdrage ook een daling van de eigen bijdrage omdat zij door de verhoging van de maximum uurprijzen meer vergoed krijgen. Deze daling van de eigen bijdrage is kleiner naarmate het toetsingsinkomen hoger is.

Effecten uitgaven ouders

Het inkomenseffect in euro’s van de verhoging van de kinderopvangtoeslagtabel is positief en het grootst voor hoge inkomens vanwege de verhoging van de vaste voet (zie tabel 1). Voor de dagopvang ligt het gemiddelde uurtarief6 onder de maximum uurprijs, waardoor de 2,5% indexatie van de maximum uurprijzen een negatief inkomenseffect heeft. Voor de buitenschoolse opvang ligt het gemiddelde uurtarief bijna 4% boven de maximum uurprijs en voor deze voorbeeldhuishoudens die gebruik maken van buitenschoolse opvang heeft de extra indexatie een positief inkomenseffect.

Tabel 1. Inkomenseffecten verhoging kinderopvangtoeslag (verhoging tabel en indexatie maximum uurprijzen met 2,5%) voor verschillende huishoudens op basis van gemiddelde uurtarieven1

Huishouden

Opvangsoort

Inkomenseffect (€)

Inkomenseffect (% totaal besteedbaar inkomen)

Alleenstaande ouder, 4 dagen minimumloon

buitenschoolse opvang

€ 545

2,0%

dagopvang

€ 279

1,0%

1 x modaal + ½ x modaal met kinderen

buitenschoolse opvang

€ 359

0,9%

dagopvang

€ 179

0,5%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

buitenschoolse opvang

€ 275

0,5%

dagopvang

€ 129

0,2%

3 x modaal + ½ x modaal met kinderen

buitenschoolse opvang

€ 668

1,0%

dagopvang

€ 944

1,4%

X Noot
1

Er is gerekend met 4 dagen kinderopvang voor de alleenstaande ouder en 3 dagen kinderopvang voor de paren met kinderen. Er is gerekend met de gemiddelde uurtarieven. De inhaalindexatie maximum uurprijzen werkt voor 50% door in de uurtarieven.

Tabel 2 laat de samenhang zien tussen de inkomenseffecten en de hoogte van het uurtarief. Voor een alleenstaande ouder met kinderen op de buitenschoolse opvang is het inkomenseffect 138 euro wanneer het uurtarief 5% onder de maximum uurprijs ligt. Bij een uurprijs 5% boven de maximum uurprijs is het inkomenseffect bijna 400 euro groter. Bij dagopvang is dit verschil in inkomenseffect dubbel zo groot: bijna 800 euro (1.028 euro – 230 euro). Het effect van de hoogte van het uurtarief is kleiner naarmate het inkomen hoger is. Voor het paar met een inkomen van 3,5 modaal is het verschil in inkomenseffect bij een uurprijs 5% onder en 5% boven de maximum uurprijs maar half zo groot als het verschil bij de alleenstaande ouder is.

Tabel 2. Inkomenseffecten verhoging kinderopvangtoeslag (verhoging tabel en extra indexatie maximum uurprijzen met 2,5%) voor een alleenstaande ouder op basis van uurtarieven onder en boven de maximum uurprijs1

Huishouden

Opvangsoort

Uurtarief t.o.v. maximum uurprijs

Inkomenseffect (€)

Inkomenseffect (% totaal besteedbaar inkomen)

Alleenstaande ouder, 4 dagen minimumloon

buitenschoolse opvang

5% onder maximum

€ 138

0,5%

buitenschoolse opvang

5% boven maximum

€ 543

2,0%

Dagopvang

5% onder maximum

€ 230

0,9%

Dagopvang

5% boven maximum

€ 1.028

4,1%

X Noot
1

Er is gerekend met 4 dagen kinderopvang voor de alleenstaande ouder.

5. Uitgebrachte adviezen

De Belastingdienst acht het voorstel uitvoerbaar.

6. Gevolgen regeldruk

Deze wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals.

7. Resultaten voorhangprocedure

Dit besluit is op 27 mei 2016 aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.11 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen verplichte voorhangprocedure van vier weken. Door de leden van de fractie van de SP zijn vragen gesteld over het ontwerpbesluit. Deze zijn op 7 september 2016 beantwoord (Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 309). De vragen hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onder A (artikel 3, vierde lid)

In artikel 3, vierde lid, is «inspecteur» vervangen door «Belastingdienst/Toeslagen». In het geval meerdere kinderen van een ouder een zelfde aantal uren gebruik maken van kinderopvang met gelijke kosten van kinderopvang is het feitelijk niet de inspecteur, maar de Belastingdienst/Toeslagen die vaststelt welk kind als eerste kind moet worden beschouwd.

Onder B (artikel 4, eerste lid)

In artikel 4, eerste lid, zijn de maximum uurprijzen voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang voor 2017 opgenomen. Zoals beschreven in het algemeen deel van deze nota van toelichting is de wijziging van de uurprijzen het gevolg van een correctie op de indexering voor 2016 en de indexering voor 2017. Eveneens is geïndexeerd vanwege de uitgebleven indexatie in 2012.

Onder C (artikel 8)

Met de Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319) is artikel 1.8, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zodanig gewijzigd dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de ouder aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag die 33,3 procent of minder bedraagt van de kosten van kinderopvang. Voorafgaand aan deze wetswijziging was in artikel 1.8, eerste lid, opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de ouder aanspraak heeft op een kinderopvangtoeslag die minder dan 33,3 procent bedraagt van de kosten van kinderopvang. Destijds was het niet mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur de vaste voet vast te stellen op 33,3 procent (alleen een percentage lager dan 33,3 procent was mogelijk). Met het onderhavig besluit wordt nu de vaste voet verhoogd van 23,8 procent naar 33,3 procent. Gelet daarop is het vierde lid vervallen. In het derde lid is vastgelegd vanaf welk toetsingsinkomen de ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind een kinderopvangtoeslag ontvangt waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten bedraagt.

Onder D (nieuw artikel 9)

Met de Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319) is artikel 1.6, zevende lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gewijzigd. Voorafgaand aan deze wetswijziging waren de berekeningsjaren 2015 en 2016 in artikel 1.6, zevende lid, opgenomen als zijnde de jaren waarin een ouder of partner die werkloos is geworden het recht op kinderopvangtoeslag gedurende zes kalendermaanden behoudt. Het gewijzigde artikel 1.6, zevende lid, bepaalt dat indien een ouder of zijn partner in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen berekeningsjaar werkloos wordt, hij in afwijking van het vijfde lid gedurende zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag behoudt indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid. Met het onderhavige besluit is nu geregeld dat dit geldt voor het berekeningsjaar 2017.

Onder E (Bijlage I)

Bijlage I van het Besluit kinderopvangtoeslag is vervangen door bijlage I behorende bij het onderhavige besluit. In de kinderopvangtoeslagtabel 2017 zijn de verhoging van de vaste voet van 23,8 naar 33,3 procent, de verhoging van de toeslagpercentages in de eerste kindtabel en de maximale toeslagpercentages in de tweede kindtabel en de indexering van de toetsingsinkomens verwerkt.

Artikel II (inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van het berekeningsjaar 2017. Op deze manier wordt aangesloten bij de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen. In december 2016 worden al beschikkingen afgegeven voor januari 2017. Om de Belastingdienst/Toeslagen voldoende tijd te geven in de voorbereiding hiervan, geldt als uitgangspunt dat het besluit uiterlijk medio oktober 2016 wordt gepubliceerd.

Deze nota van toelichting is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Besluit van 16 september 2011 tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang in verband met het vastleggen van de verhouding tussen het aantal gewerkte uren en het aantal uren kinderopvang waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd, het handhaven van de maximum uurprijs en het aanpassen van de inkomens- en percentagetabellen voor de kinderopvangtoeslag (Stb. 2011, 424).

X Noot
2

Bron: Belastingdienst, bewerking SZW.

X Noot
3

De indexering 2017 is voor 80% gebaseerd op de loonvoet bedrijven en voor 20% op de consumentenprijsindex (CEP 2016).

X Noot
4

Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 305, p. 6–8.

X Noot
5

Na 2017 vervalt de verlenging van de werkloosheidstermijn. Vanaf 2018 wordt structureel € 20 mln. ingezet ten behoeve van het wetsvoorstel innovatie en kwaliteit kinderopvang, voor kostenverhogende wijzigingen in kwaliteitseisen die hieruit voortvloeien.

X Noot
6

Betreft het gewogen gemiddelde uurtarief (gewogen naar uren gebruik kinderopvang).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven