Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige onvolkomenheden in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen te repareren;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden in de definitie van «beroepskracht» de aanduidingen «1°.» onderscheidenlijk «2°.» vervangen door: a. onderscheidenlijk b.

B

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel i, onder 2° wordt «artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door «artikel 82 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, onderscheidenlijk artikel 63a van de Ziektewet,» en wordt «artikel 42 van die wet» vervangen door «artikel 42 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, onderscheidenlijk artikel 63a, eerste lid, tweede volzin, van de Ziektewet,».

2. In het zesde lid worden de aanduidingen «1°.», «2°.» onderscheidenlijk «3°.» vervangen door: a., b. onderscheidenlijk c.

3. In het zevende lid wordt «in het berekeningsjaar 2015 of 2016 werkloos wordt» vervangen door: in een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen berekeningsjaar werkloos wordt.

4. Het achtste lid vervalt.

C

In artikel 1.8, eerste lid, wordt «die minder dan 33,3 procent bedraagt» vervangen door: die 33,3 procent of minder bedraagt.

D

Artikel 1.45 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, tweede zin, wordt «gastouder» vervangen door: gastouder of voorgenomen gastouder.

2. In het derde lid wordt «het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van deze afdeling» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels.

E

In artikel 1.46, eerste lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van deze afdeling» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels.

F

In de artikelen 1.62, tweede en derde lid, 1.63, tweede lid, 1.65, eerste lid, en 1.72, eerste lid, wordt «de artikelen 1.45 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59.

Fa

In artikel 1.61, eerste lid, wordt «de artikelen 1.45 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59.

G

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De toezichthouder houdt toezicht op de naleving van artikel 1.45, derde lid, en onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste of tweede lid, binnen een bij regeling van Onze Minister te stellen termijn of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels.

2. In het vierde lid wordt «de artikelen 1.45 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.65 en 1.66.

H

In artikel 1.66, tweede lid, wordt «afdeling 3, paragraaf 2, van dit hoofdstuk» vervangen door: de artikelen 1.49 tot en met 1.59.

Ha

Artikel 1.72 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de houder» vervangen door: degene.

2. In het tweede lid vervalt: van de houder.

I

De artikelen 1.81, eerste lid, en 2.28a, eerste lid, worden als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt «of een bevel».

2. Na onderdeel c wordt ingevoegd «of».

3. Onderdeel d vervalt, onder verlettering van onderdeel e tot onderdeel d.

J

In de artikelen 2.2, tweede lid, en 2.3, eerste lid, wordt «het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van deze afdeling» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels.

K

Artikel 2.14 vervalt.

L

In de artikelen 2.20, tweede lid, 2.21, tweede lid, en 2.23, eerste lid, wordt «de artikelen 2.5 tot en met 2.16» vervangen door: de artikelen 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16.

La

In artikel 2.19, eerste lid, wordt «de artikelen 2.5 tot en met 2.16» vervangen door: de artikelen 2.2, tweede lid, 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16.

Lb

In artikel 2.20, eerste lid, wordt na «de toezichthouder» ingevoegd: houdt toezicht op de naleving van artikel 2.2, tweede lid, en.

M

In artikel 2.20, derde lid, wordt «de artikelen 2.5 tot en met 2.16» vervangen door: de artikelen 2.4, eerste lid, 2.5 tot en met 2.16, 2.23 en 2.24.

N

In artikel 2.24, tweede lid, wordt «afdeling 2, paragraaf 2, van dit hoofdstuk» vervangen door: de artikelen 2.5 tot en met 2.16.

Na

Artikel 2.27 vervalt.

O

Artikel 2.28 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «de houder» vervangen door «degene» en «de artikelen 2.5 tot en met 2.16» door: de artikelen 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16.

2. In het tweede lid vervalt: van de houder.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Dit artikel is slechts van toepassing op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.

P

Artikel 3.8i vervalt.

Q

Het artikel 3.8j dat luidt «Indien er op het moment van inwerkingtreding van afdeling 2 van hoofdstuk 2 van deze wet een oudercommissie is, geldt de verplichting van artikel 2.16 voor een houder van een peuterspeelzaal die op het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2 van hoofdstuk 2 een peuterspeelzaal in stand houdt, eerst zes maanden na dat tijdstip.» wordt vernummerd tot artikel 3.8i.

R

In artikel 3.11 wordt na «de artikelen» ingevoegd: 1.6, zevende lid,.

ARTIKEL II

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1.45, derde lid, en 1.46, eerste lid, wordt «de bij of krachtens de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels.

B

Artikel 1.50, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

    • a. de houder of voorgenomen houder van een kindercentrum;

    • b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

    • c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een kindercentrum exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

    • d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen; en

    • e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een kindercentrum is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op het kindercentrum, gevestigd op een woonadres.

    Voor zover het natuurlijke personen betreft is een ieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk niet ouder dan twee maanden.

C

Artikel 1.56b wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De gastouder of voorgenomen gastouder en andere personen van 18 jaar of ouder die op hetzelfde woonadres als de gastouder, voor zover dit tevens de opvanglocatie is, hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben alsmede de personen van 18 jaar en ouder die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op de opvanglocatie, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk niet ouder dan twee maanden.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Na inschrijving van een voorgenomen gastouder in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d, dient de houder van het gastouderbureau een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, tweede lid, in.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Artikel 1.53 is van overeenkomstige toepassing op de gastouder.

D

Artikel 1.61 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, en de artikelen 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels;

    • b. de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen; en

    • c. de krachtens artikel 1.66, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 1.66, tweede lid, uitgevaardigde verboden.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het college wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid, aan als toezichthouder.

E

In artikel 1.62, eerste lid, en 1.66, tweede lid, wordt «de artikelen 1.49 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59.

F

In de artikelen 1.62, tweede en derde lid, 1.63, tweede lid, 1.65, eerste lid, en 1.72, eerste lid, wordt «de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59.

G

In artikel 1.62, vierde lid, wordt «de artikelen 1.47, eerste lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.65 en 1.66» vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, 1.49 tot en met 1.59, 1.65 en 1.66.

H

In de artikelen 2.2, tweede lid, en 2.3, eerste lid, wordt «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 2.4c, tweede en derde lid, en 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels.

I

Artikel 2.6, derde lid, komt te luiden:

  • 3. In het bezit van een verklaring omtrent het gedrag zijn:

    • a. de houder of voorgenomen houder van een peuterspeelzaal;

    • b. de personen die op basis van een arbeidsovereenkomst met de houder of met een uitzendorganisatie tijdens opvanguren werkzaam zijn dan wel zullen zijn op de locatie van een onderneming waarmee de houder een peuterspeelzaal exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

    • c. de personen die op basis van een andere overeenkomst met de houder structureel tijdens opvanguren werkzaam zijn of zullen zijn op de locatie waarmee de houder een peuterspeelzaal exploiteert en waar kinderen worden opgevangen;

    • d. de personen die uit hoofde van hun functie toegang hebben of zullen hebben tot informatie over de kinderen die worden opgevangen; en

    • e. de personen van 18 jaar en ouder die op het woonadres waar een peuterspeelzaal is gevestigd hun hoofdverblijf hebben of zullen hebben dan wel die structureel tijdens opvanguren aanwezig zijn of zullen zijn op de peuterspeelzaal, gevestigd op een woonadres.

    Voor zover het natuurlijke personen betreft is een ieder als bedoeld in de onderdelen a tot en met e ingeschreven in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in artikel 1.48d. De verklaring omtrent het gedrag is bij inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk niet ouder dan twee maanden.

J

Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college ziet toe op de naleving van:

    • a. de bij of krachtens de artikelen 2.2, tweede lid, 2.4, eerste lid, 2.4c, tweede en derde lid, en 2.5 tot en met 2.16;

    • b. de krachtens artikel 2.23 gegeven aanwijzingen en bevelen; en

    • c. de krachtens artikel 2.24, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 2.24, tweede lid, uitgevaardigde verboden.

2. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het college wijst de directeur publieke gezondheid van de GGD, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de Wet publieke gezondheid, aan als toezichthouder.

K

In artikel 2.20, eerste lid, en 2.24, tweede lid, wordt «de artikelen 2.5 tot en met 2.16» vervangen door: de artikelen 2.4c, tweede en derde lid, en 2.5 tot en met 2.16.

L

In de artikelen 2.20, tweede lid, 2.21, tweede lid, 2.23, eerste lid, en 2.28, eerste lid, wordt «de artikelen 2.4, eerste lid, en 2.5 tot en met 2.16» vervangen door: de artikelen 2.4, eerste lid, 2.4c, tweede en derde lid, en 2.5 tot en met 2.16.

M

In artikel 2.20, derde lid, wordt «de artikelen 2.4, eerste lid, 2.5 tot en met 2.16, 2.23 en 2.24» vervangen door: de artikelen 2.4, eerste lid, 2.4c, tweede en derde lid, 2.5 tot en met 2.16, 2.23 en 2.24.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 23 augustus 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de achtste september 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 478

Naar boven