Besluit van 25 augustus 2016, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening») (PbEU 2013, L 354)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 mei 2016, nr. WJZ / 16077587;

Gelet op richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening») (PbEU 2013, L 354) en de artikelen 23a, zesde lid, en 23c, zesde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 6 juli 2016, nr. W15.16.0131/IV/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 23 augustus 2016, nr. WJZ / 16113592;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt na «Europese Economische Ruimte» telkens ingevoegd: of Zwitserland.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «twee jaar» vervangen door «een jaar» en wordt na «voltijds» ingevoegd «, of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds,».

3. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid, worden de volgende leden ingevoegd:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de erkenning van beroepskwalificaties geweigerd indien de migrerende beroepsbeoefenaar in het bezit is van een bekwaamheidsattest op het kwalificatieniveau, bedoeld in artikel 11, onder a, van de richtlijn.

  • 3. De beroepservaring van een jaar, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt niet geëist indien de migrerende beroepsbeoefenaar met de opleidingstitel of opleidingstitels een gereglementeerde opleiding als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder e, van de richtlijn heeft afgesloten.

B

In artikel 27d, derde lid, wordt na de zinsnede «reeds beschikt» toegevoegd: en op vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder l, van de richtlijn en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland of een derde land.

C

In artikel 27f worden, onder vernummering van het tweede lid tot vijfde lid, de volgende leden ingevoegd:

  • 2. Het bureau erkent een in een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland gevolgde beroepsstage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder j, van de richtlijn, indien deze in overeenstemming is met de regels, bedoeld in het derde lid, en houdt rekening met een in een derde land gevolgde beroepsstage. Een erkenning van een beroepsstage als bedoeld in de eerste volzin vervangt niet het verplicht af te leggen examen, bedoeld in artikel 23a, tweede lid, van de wet.

  • 3. In een geval als bedoeld in het tweede lid, wordt de termijn, bedoeld in artikel 27e, derde lid, onder a, waarin octrooiaanvragen moeten zijn behandeld onder verantwoordelijkheid van een octrooigemachtigde bekort met de duur van de gevolgde beroepsstage tot tenminste tot één jaar.

  • 4. Het bureau stelt regels vast met betrekking tot de toepassing van het tweede lid en voor de organisatie van de beroepsstage, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage.

D

In de artikelen 27g, tweede lid, derde lid, aanhef, vierde lid, 27h, tweede lid, 27i, eerste lid, aanhef en tweede lid, wordt «artikel 27f, tweede lid» telkens vervangen door: artikel 27f, vijfde lid.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eenendertigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 18 januari 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 25 augustus 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam

Uitgegeven de zesde september 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening») (PbEU 2013, L 354) (hierna: richtlijn 2013/55/EU) noopt tot aanpassing van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. De onderhavige wijziging voorziet daarin.

De met richtlijn 2013/55/EU gewijzigde richtlijn 2005/36/EG1 is voor een belangrijk deel geïmplementeerd in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties. Bij besluit tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 van 29 augustus 2007 (Stb. 2007, 316) zijn enkele voor het beroep van octrooigemachtigde relevante bepalingen uit richtlijn 2005/36/EG geïmplementeerd. Ook de voorloper van richtlijn 2005/36/EU, richtlijn 89/48/EEG2, was reeds geïmplementeerd in het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (Stb. 2003, 158) en – voordien – in het toen geldende Octrooigemachtigden-reglement (Stb. 1991, 409).

Deze in het verleden gekozen wijze van implementatie wordt met dit besluit voortgezet.

Richtlijn 2013/55/EU beoogt – onder meer – het vrije verkeer van beroepsbeoefenaars verder te bevorderen door een efficiëntere en transparantere erkenning van beroepskwalificaties. Daartoe worden de huidige regels omtrent de toegang tot gereglementeerde beroepen in andere EU-lidstaten gemoderniseerd. In belangrijke mate is deze richtlijn geïmplementeerd in de wijziging van de hierboven genoemde Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties3. De richtlijn bevat ook enkele gewijzigde bepalingen ten opzichte van richtlijn 2005/36/EG die gevolgen hebben voor het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Zo versoepelt de richtlijn de eisen inzake de erkenning van beroepskwalificaties op basis van beroepservaring voor migrerende beroepsbeoefenaars uit niet-gereglementeerde landen (artikel 13, tweede lid) en voorziet de richtlijn in de erkenning van buitenlandse beroepsstages (artikel 55bis). Met het onderhavige besluit wordt voorzien in de daarvoor benodigde aanpassingen in het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Tevens worden enkele onvolkomenheden in het Uitvoeringsbesluit hersteld, waaronder – op enkele plaatsen – dat de desbetreffende bepalingen ook van toepassing zijn op onderdanen van Zwitserland, naast die van EU-lidstaten en onderdanen van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Noorwegen, IJsland en Liechtenstein).

De onderhavige wijzigingen zijn, net als de Rijksoctrooiwet 1995 en het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, van toepassing in Curaçao en Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het onderhavige besluit heeft geen gevolgen voor Aruba. De Rijksoctrooiwet 1995 is, behoudens enkele met name overgangsrechtelijke bepalingen in verband met de situatie voor de inwerkingtreding van de Rijksoctrooiwet 1995, niet van toepassing in Aruba. Aruba heeft een eigen landsverordening inzake octrooien.

2. Huidig systeem

Optreden als octrooigemachtigde is op grond van artikel 23b, eerste lid, Rijksoctrooiwet 1995 alleen toegestaan indien:

  • diegene is ingeschreven in het register van octrooigemachtigden, of

  • hij of zij advocaat is.

Om te kunnen worden ingeschreven als octrooigemachtigde dient degene die om inschrijving verzoekt op grond van artikel 23a, tweede lid, Rijksoctrooiwet 1995:

  • met goed gevolg een examen te hebben afgelegd, en

  • gedurende ten minste drie jaar octrooiaanvragen te hebben behandeld onder verantwoordelijkheid van een octrooigemachtigde (de beroepsstage), of

  • indien diegene een buitenlandse octrooigemachtigde (degene die in het land waar hij gevestigd is, gerechtigd is als octrooigemachtigde op te treden) is, met goed gevolg een proeve van bekwaamheid te hebben afgelegd.

Deelname aan het examen staat open voor degenen die in het bezit zijn van een van de in artikel 27a, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 genoemde opleidingstitels of andere kwalificaties.

Het examen is gericht op toetsing van kennis van de nationale en internationale regelgeving met betrekking tot industriële eigendom en daarvoor van belang zijnde onderdelen van het Nederlandse burgerlijk recht en handelsrecht. Naast toetsing van juridische kennis behelst het examen ook praktische onderdelen als het opstellen en verdedigen van een octrooiaanvraag en het schrijven van een octrooiadvies (artikel 27d, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995). Regels omtrent de organisatie en inhoud van het examen zijn neergelegd in het Reglement Examen en Proeve van bekwaamheid Octrooigemachtigden (Examenreglement)4.

De proeve van bekwaamheid is bedoeld voor buitenlandse octrooigemachtigden die inschrijving in het Nederlandse register wensen. Naast de proeve van bekwaamheid behoeft de buitenlandse octrooigemachtigde geen stageperiode te doorlopen. Overigens wordt slechts incidenteel een verzoek tot het afleggen van een proeve van bekwaamheid ingediend. In de afgelopen zeven jaar zijn vier van dergelijke verzoeken ontvangen, wat in één geval heeft geleid tot het afleggen van een proeve van bekwaamheid.

Voor deelname aan de proeve dient te zijn voldaan aan het in het huidige artikel 27b, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 genoemde diplomavereiste of beroepservarings- en opleidingsvereiste. De verzoeker tot inschrijving voldoet daaraan:

  • indien hij in het bezit is van een opleidingstitel als bedoeld in artikel 13, eerste lid, richtlijn 2005/36/EG, dat door een andere lidstaat dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland5 is voorgeschreven om op zijn grondgebied als octrooigemachtigde op te treden en in die betrokken staat is behaald, (artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995), of

  • indien hij gedurende twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaren voltijds als octrooigemachtigde heeft opgetreden in een andere lidstaat, dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland6 waar het beroep van octrooigemachtigde niet is gereglementeerd en beschikt over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels van het niveau als bedoeld in artikel 13, tweede lid, onder a tot en met c van richtlijn 2005/36/EG (artikel 27b, eerste lid, onderdeel b, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995).

Op grond van de verwijzing naar artikel 13 van richtlijn 2005/36/EG, zoals deze gold voor de wijziging bij richtlijn 2013/55/EU, worden enkel die opleidingstitels of bekwaamheidsattesten erkend die niet meer dan één kwalificatieniveau lager liggen dan het in Nederland vereiste niveau voor uitoefening van het beroep van octrooigemachtigde. Op grond van artikel 27d, eerste lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, is de inhoud van de proeve van bekwaamheid dezelfde als het examen voor octrooigemachtigden en wordt deze door dezelfde examencommissie afgenomen, zij het dat degene die de proeve van bekwaamheid aflegt niet getoetst wordt op kennis waarover hij blijkens de door hem overgelegde diploma’s, bewijsstukken of opleidingstitels, bedoeld in artikel 27b, eerste lid, reeds beschikt (artikel 27d, derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995). De regels omtrent de organisatie en inhoud van de proeve van bekwaamheid zijn, net als voor het examen, neergelegd in het hierboven genoemde Reglement Examen en Proeve van bekwaamheid Octrooigemachtigden (Examenreglement).

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat het een buitenlandse octrooigemachtigde uiteraard ook vrij staat het examen af te leggen en de beroepsstage te volgen, maar dit is – zoals hierboven is aangegeven – niet noodzakelijk.

3. Wijzigingen van Richtlijn en Uitvoeringsbesluit

In het onderstaande worden de wijzigingen als gevolg van richtlijn 2013/55/EU toegelicht voor zover deze gevolgen hebben voor de in het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 gestelde regels ten aanzien van octrooigemachtigden. Deze wijzingen zijn gering en leiden, mede gelet op de dynamische verwijzingen in het besluit naar de richtlijn, tot slechts enkele wijzigingen van het besluit.

Artikel 11, onderdeel e, richtlijn

Een verwijzing naar deze richtlijnbepaling is opgenomen in artikel 27a, eerste lid, onderdeel d, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Artikel 27a, eerste lid, schrijft voor welke bescheiden aan de examencommissie moeten worden overgelegd, voor het afleggen van het examen, bedoeld in artikel 23a, tweede lid, Rijksoctrooiwet 1995. Artikel 27a, eerste lid, onderdeel d, schrijft voor dat hiertoe onder meer kan worden overgelegd een diploma van een buitenlandse universiteit, instelling voor hoger onderwijs of andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau op het gebied van de wiskunde, de natuurwetenschappen, de techniek of de landbouw en de natuurlijke omgeving dat voldoet aan artikel 11, onder e, van de richtlijn.

Artikel 11, onderdeel e, van de richtlijn is gewijzigd, zodat moet worden bezien of deze verwijzing nog de juiste is, dan wel, indien dit het geval is, wat daarvan de inhoudelijke betekenis is. Artikel 11 van de richtlijn bevat een omschrijving van de vijf kwalificatieniveaus waarin beroepskwalificaties kunnen worden onderscheiden. In artikel 11, onderdeel e, van de gewijzigde richtlijn wordt het begrip ECTS-studiepunten (het European Credit Transfer System) ingevoerd, zoals gedefinieerd in artikel 3, eerste lid, onderdeel n, van de richtlijn. Het gaat hier om studiepunten die zijn gewaardeerd conform het Europees systeem voor de overdracht van studiepunten. Hierdoor kunnen bevoegde autoriteiten het kwalificatieniveau van een opleiding niet alleen vaststellen door te kijken naar de duur van de opleiding maar ook aan de hand van het aantal ECTS-studiepunten dat aan die opleiding is verbonden.

De meeste instellingen voor hoger onderwijs in de Europese Unie passen reeds het ECTS toe en dit systeem wordt ook steeds meer toegepast voor opleidingscursussen die de nodige kwalificaties verschaffen voor de uitoefening van een gereglementeerd beroep. Daarom wordt de mogelijkheid ingevoerd om de duur van een opleidingsprogramma ook in ECTS-punten uit te drukken. Dit heeft geen invloed op de andere eisen voor automatische erkenning. Eén ECTS-studiepunt vertegenwoordigt een studielast van 25–30 uur terwijl één academiejaar doorgaans overeenkomt met 60 studiepunten.

Bovenstaande wijziging van de richtlijn behelst derhalve geen inhoudelijke wijziging in de zwaarte van de vereiste opleiding. Omdat de verwijzing naar artikel 11, onderdeel e, van de richtlijn een zogenaamde dynamische verwijzing betreft, werkt de wijziging van de richtlijn automatisch door in de desbetreffende bepaling. Een wijziging daarvan is derhalve niet noodzakelijk. Het is wel noodzakelijk dat deze wijziging wordt toegelicht, hetgeen hierboven is gebeurd.

Artikel 13, eerste lid, richtlijn

Een verwijzing naar deze gewijzigde richtlijnbepaling is opgenomen in artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, schrijft voor welke bescheiden aan de examencommissie moeten worden overgelegd voor het afleggen van een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 23a van de Rijksoctrooiwet 1995, in het geval de octrooigemachtigde afkomstig is uit een land waar het beroep is gereglementeerd (dat wil zeggen waar de toegang tot het beroep afhankelijk is van bepaalde beroepskwalificaties). Artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, schrijft voor dat hiertoe een opleidingstitel als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de richtlijn moet worden overgelegd.

Artikel 13, eerste lid, van de richtlijn is gewijzigd, zodat moet worden bezien of deze verwijzing nog de juiste is, dan wel, indien dit het geval is, wat daarvan de inhoudelijke betekenis is.

Op grond van het huidige artikel 13 zijn bevoegde autoriteiten slechts verplicht om bij een aanvraag voor erkenning van beroepskwalificaties in het kader van vestiging de beroepskwalificaties van een migrerende beroepsbeoefenaar te erkennen, als hij een opleidingstitel of bekwaamheidsattest bezit dat niet meer dan één kwalificatieniveau lager is dan het in Nederland vereiste niveau voor uitoefening van het desbetreffende beroep. Op basis van het gewijzigde 13, eerste lid, zal voornoemde eis van maximaal één niveau verschil niet langer bestaan en zijn bevoegde autoriteiten in beginsel (zie echter de uitzondering van artikel 13, vierde lid, van de richtlijn) verplicht een bekwaamheidsattest, certificaat of diploma te erkennen wanneer dat in de lidstaat van oorsprong of herkomst verplicht wordt gesteld aan de uitoefening van het desbetreffende beroep, en van een kwalificatieniveau is als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de gewijzigde richtlijn.

Dit betekent derhalve dat door de verwijzing in artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, naar artikel 13, eerste lid, van de richtlijn, voor het afleggen van een proeve van bekwaamheid alle opleidingstitels als daar bedoeld in aanmerking kunnen worden genomen.

In artikel 13, eerste lid, zijn de eisen ten aanzien van erkenning van opleidingstitels derhalve versoepeld. In artikel 13, vierde lid, is echter wel een nieuwe bepaling opgenomen die hiermee verband houdt. Daarin wordt geregeld dat hoewel een verschil in kwalificatieniveau in beginsel geen reden kan zijn om erkenning van beroepskwalificaties te weigeren, de bevoegde autoriteit toch kan besluiten geen erkenning van beroepskwalificaties te verlenen als er een verschil van vier kwalificatieniveaus is; het grootst denkbare verschil in kwalificatieniveaus binnen het kader van de richtlijn. Hiervan is sprake indien een migrerende beroepsbeoefenaar een bekwaamheidsattest van het niveau van artikel 11, onder a, bezit, en toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep wenst waarvoor in Nederland een beroepskwalificatie op het niveau van artikel 11, onder e, verplicht is gesteld. Het is niet de verwachting dat in het buitenland volstaan zou kunnen worden met een bekwaamheidsattest van het niveau van artikel 11, onder a (niveau primair of voortgezet onderwijs), om aldaar als octrooigemachtigde werkzaam te kunnen zijn. Hoewel de kans daarop gering lijkt, gelet op de voor het beroep van octrooigemachtigde vereiste kennis, kiest de regering ervoor om deze mogelijkheid uit te sluiten. Dit wordt geregeld in artikel 27b, tweede lid (nieuw), van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Hierdoor zijn alleen de opleidingstitels, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdelen b tot en met e, voldoende om toegelaten te worden tot de proeve van bekwaamheid.

Bovenstaande wijziging van de richtlijn behelst derhalve een inhoudelijke wijziging in de zwaarte van de vereiste opleiding. Omdat de verwijzing naar artikel 13, eerste lid, van de richtlijn een zogenaamde dynamische verwijzing betreft, werkt de wijziging van de richtlijn automatisch door in de desbetreffende bepaling. Een wijziging daarvan is derhalve niet noodzakelijk. Zoals hierboven is toegelicht, wordt evenwel gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 13, vierde lid, biedt.

Artikel 13, tweede lid, richtlijn

Een verwijzing naar deze gewijzigde richtlijnbepaling is opgenomen in artikel 27b, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Zoals hierboven is toegelicht, schrijft artikel 27b, eerste lid, onderdeel b, voor welke bescheiden aan de examencommissie moeten worden overgelegd voor het afleggen van een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 23a van de Rijksoctrooiwet 1995, in het geval de octrooigemachtigde afkomstig is uit een land waar het beroep niet is gereglementeerd (dat wil zeggen waar de toegang tot het beroep niet afhankelijk is van bepaalde beroepskwalificaties).

Het huidige artikel 27b, eerste lid, onderdeel b, schrijft voor:

  • dat hiertoe een bewijs moet worden overgelegd dat de buitenlandse octrooigemachtigde het optreden als gemachtigde in octrooizaken gedurende twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaar voltijds heeft uitgeoefend in andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland dan wel een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland, waar het beroep niet is gereglementeerd, en.

  • dat de buitenlandse octrooigemachtigde in het bezit is van een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels die voldoen aan artikel 13, tweede lid, onderdelen a tot en met c, van de richtlijn.

In de gewijzigde richtlijn worden deze eisen versoepeld. Naar aanleiding van het gewijzigde artikel 13, tweede lid:

  • wordt er één jaar beroepservaring, opgedaan in de laatste tien jaar, geëist;

  • behoeft de opleidingstitel of het bekwaamheidsattest niet een van het hierboven beschreven niveau te zijn. Het is voldoende dat de beoefenaar een opleidingstitel of bekwaamheidsattest bezit dat is afgegeven in een andere lidstaat (artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de richtlijn) en zij moeten aantonen dat de houder op de uitoefening van het betrokken beroep is voorbereid (artikel 13, tweede lid, onderdeel b, van de richtlijn), ongeacht het niveau van die opleidingstitel of dat bekwaamheidsattest (zoals voorheen was opgenomen in artikel 13, tweede lid, onderdeel b).

Artikel 27b, tweede lid, onderdeel b, wordt in overeenstemming met het bovenstaande aangepast. De twee jaar beroepservaring wordt aangepast in één jaar. Voorts is, conform de richtlijnbepaling, opgenomen dat deze één jaar beroepservaring niet alleen voltijds, maar ook gedurende een daarmee gelijkwaardige periode deeltijds kan zijn uitgeoefend.

De verwijzing naar artikel 13, tweede lid, onder a tot en met c, van de richtlijn wordt gewijzigd in een verwijzing naar artikel 13, tweede lid, onder a en b. Immers, onderdeel b (oud), met daarin het vereiste dat opleidingstitels en bekwaamheidsattesten een bepaald niveau moeten hebben, is komen te vervallen. Onderdeel c van de richtlijn is verletterd tot onderdeel b, zodat een verwijzing resteert naar artikel 13, tweede lid, onder a en b. In dit verband wordt er op gewezen dat ook voor de toepassing van dit artikel een bekwaamheidsattest van het niveau van artikel 11, onder a (niveau primair of voortgezet onderwijs) wordt geweigerd. Zoals hierboven is toegelicht bij artikel 13, tweede lid, richtlijn, wordt dit geregeld in artikel 27b, tweede lid (nieuw) van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Alleen de opleidingstitels, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b tot en met e, zijn voldoende om toegelaten te worden tot de proeve van bekwaamheid.

Artikel 13, tweede lid, laatste alinea, van de richtlijn schrijft voor dat van een migrerende beroepsbeoefenaar, afkomstig uit een land waar dit beroep niet is gereglementeerd, geen beroepservaring wordt geëist in het kader van de erkenningsprocedure, indien de desbetreffende beroepsbeoefenaar een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten.

Deze bepaling voorkomt dat beroepsbeoefenaars die in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gereglementeerde opleiding hebben gevolgd, nadeel ondervinden bij het laten erkennen van die opleiding omdat het desbetreffende beroep niet is gereglementeerd in de lidstaat van oorsprong of herkomst. Deze bepaling wordt – onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid – geïmplementeerd in artikel 27b, derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 14 richtlijn

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de meeste wijzigingen van artikel 14 van de richtlijn inzake, onder meer, de proeve van bekwaamheid geen gevolgen hebben voor de regeling inzake de proeve van bekwaamheid zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. De mogelijkheid die de richtlijn biedt om een proeve van bekwaamheid voor te schrijven, zijn ook in het gewijzigde artikel 14 van de richtlijn gehandhaafd. In verband met de goede uitoefening van het beroep van octrooigemachtigde in Nederland is er destijds voor gekozen om de proeve van bekwaamheid dwingend voor te schrijven, met name omdat de kennis van het Nederlands recht niet of onvoldoende zal blijken uit een buitenlands diploma7. Voor het beroep van octrooigemachtigde is een precieze kennis van het Nederlands recht vereist en vormt het verstrekken van het advies of het verlenen van bijstand op het gebied van het Nederlands recht een essentieel en constant element. Dit is in overeenstemming met artikel 14, eerste en derde lid, richtlijn. Het huidige artikel 27d, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995, waarborgt dat in de proeve van bekwaamheid niet wordt getoetst op kennis waarover de buitenlandse octrooigemachtigde reeds beschikt, blijkende uit overgelegde diploma’s, bewijsstukken of opleidingstitels. Aan de hand daarvan zal de examencommissie komen tot een besluit over welke onderdelen van de proeve van bekwaamheid door de buitenlandse octrooigemachtigde moeten worden afgelegd. In verband hiermee bevat artikel 3, onderdeel h, in combinatie met artikel 14, vijfde lid, van de richtlijn een wijziging die ook gevolgen heeft voor artikel 27, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Conform de invoering van het beginsel van een leven lang leren wordt de definitie van «proeve van bekwaamheid» zodanig aangepast dat voorafgaand aan het opleggen van een dergelijke proeve gekeken moet worden niet alleen naar de beroepskennis die een beroepsbeoefenaar heeft opgedaan, maar ook naar beroepsvaardigheden en beroepscompetenties. De migrerende beroepsbeoefenaar zal derhalve meer mogelijkheden hebben om aan te tonen dat hij het vereiste niveau voor toegang tot het beroep van octrooigemachtigde bezit. Artikel 27d, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 wordt hiermee in overeenstemming gebracht.

Artikel 55bis richtlijn (beroepsstage)

De gewijzigde richtlijn voorziet in de erkenning van buitenlandse beroepsstages (artikel 55 bis van de gewijzigde richtlijn). Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van de richtlijn is een beroepsstage een periode van beroepsuitoefening onder toezicht van een supervisor die geldt als een voorwaarde voor toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep, en die plaatsvindt tijdens dan wel na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma, certificaat of bekwaamheidsattest als bedoeld in artikel 9 van de richtlijn. Onder deze definitie valt de op grond van artikel 23a, tweede lid, van de Rijksoctrooiwet 1995, bedoelde periode van drie jaar gedurende welke de aanvrager – om als octrooigemachtigde te kunnen worden ingeschreven – octrooiaanvragen heeft behandeld onder de verantwoordelijkheid van een octrooigemachtigde.

Op grond van artikel 55bis van de richtlijn geldt daarvoor het volgende. Wanneer een beroepsbeoefenaar in spé in de lidstaat waar hij zijn beroepskwalificaties heeft behaald toegang wenst te krijgen tot het desbetreffende gereglementeerde beroep, en het voor toegang tot dat beroep een voorwaarde is dat de beroepsbeoefenaar een beroepsstage heeft volbracht, dient de bevoegde autoriteit een in een andere lidstaat gevolgde beroepsstage als zodanig te erkennen. Ten aanzien van beroepsstages die niet in een andere lidstaat maar in een derde land zijn gevolgd, is de bevoegde autoriteit verplicht om bij de behandeling van een verzoek om toegang te krijgen tot een gereglementeerd beroep rekening te houden met een dergelijke beroepsstage.

Voor de erkenning van, dan wel het rekening houden met, een elders gevolgde beroepsstage moet wel worden voldaan aan door de bevoegde autoriteit gepubliceerde richtsnoeren, onder meer over de organisatie van de beroepsstage die elders is gevolgd. Het gaat dan met name over de rol van de supervisor van de beroepsstage. Tevens kan de duur van het deel van de beroepsstage dat in de andere betrokken lidstaat of een derde land mag worden gevolgd, tot een redelijke periode worden beperkt. Een erkenning van een beroepsstage vervangt niet een voor de toegang tot het desbetreffende beroep verplicht af te leggen examen.

Onder vernummering van het tweede lid tot het vijfde lid wordt dit artikel geïmplementeerd in artikel 27f, tweede lid tot en met vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. In het tweede lid wordt de erkenning door het bureau (Octrooicentrum Nederland) geregeld van een in een andere betrokken staat gevolgde beroepsstageperiode en wordt voorgeschreven dat rekening dient te worden gehouden met een in een derde land gevolgde beroepsstageperiode. Naar het oordeel van de regering is een redelijke periode in de zin van de richtlijn maximaal twee jaar. Dit betekent dat maximaal twee van de drie stagejaren in het buitenland gevolgd mogen worden. Het is wenselijk dat de stage die in Nederland wordt gevolgd onder alle omstandigheden nog één jaar is, zodat ook voldoende ervaring wordt opgedaan in de Nederlandse octrooipraktijk. Dit is geregeld in het derde lid. In het vierde lid wordt geregeld dat het bureau regels stelt over de organisatie en de erkenning van die periode die in een andere betrokken staat of een derde land wordt gevolgd.

4. Regeldruk

Het onderhavige besluit, welke dient ter implementatie van richtlijn 2013/55/EU, heeft – naar verwachting – geen gevolgen voor de administratieve lasten voor octrooigemachtigden. Zoals hierboven is vermeld, zijn de aanpassingen minimaal en vormen zij een versoepeling van bestaande vereisten. Ook is er geen sprake van extra nalevingskosten of toezichtslasten.

5. Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit werkt terug tot en met 18 januari 2016, zijnde de datum dat richtlijn 2013/55/EU overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van die richtlijn, in nationale wetgeving behoorde te zijn geïmplementeerd. Tegen deze terugwerkende kracht bestaat geen bezwaar, nu dit besluit louter bestaat uit versoepelingen ten opzichte van de bestaande tekst van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995. Deze versoepelingen zijn door de examencommissie, vooruitlopend op de inwerkintreding van dit besluit, in voorkomend geval reeds toegepast.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eenendertigste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, hetgeen afwijkt van de vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 174, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Eveneens wordt afgeweken van de regel dat tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze uitzondering wordt gerechtvaardigd doordat deze samenhangt met de noodzakelijke uitvoering van een Europese richtlijn, als bedoeld in aanwijzing 174, vierde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Overeenkomstig aanwijzing 172 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt voor de inwerkingtreding, in verband met de bekendmaking in Curaçao en Sint Maarten, een termijn van een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad in Nederland aangehouden.

6. Transponeringstabel

In onderstaande tabel is aangegeven op welke wijze de bepalingen uit richtlijn 2013/55/EU, voor zover relevant voor dit besluit, zijn geïmplementeerd in het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (tenzij anders aangegeven). Voor de implementatie in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, waarnaar in het onderstaande verwijzingen zijn opgenomen, wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het desbetreffende wetsvoorstel8.

Bepaling in richtlijn 2013/55/EU

(gewijzigd/nieuw ingevoegd in richtlijn 2005/36/EG)

Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (tenzij anders aangegeven)

Titel I. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Doel

 

Artikel 1, eerste lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie (bepaling betreft doel en typering besluit)

Artikel 2. Toepassingsgebied

 

Artikel 2, eerste lid, tweede alinea,

Artikel 2, vierde lid

Behoeft geen implementatie (toepassingsgebied richtlijn)

Artikel 3. Definities

 

Artikel 3, eerste lid, onderdelen f, h, j t/m n

Behoeft geen afzonderlijke implementatie

Artikel 3, tweede lid, derde alinea

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 4. Gevolgen van de erkenning

 

Artikel 4, eerste lid

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 23a, tweede lid, jo 23b, eerste lid, Rijksoctrooiwet 1995)

Artikel 4, derde lid

Behoeft geen implementatie (niet van toepassing op octrooigemachtigden)

Artikel 4 bis tot en met 4 sexies. Europese beroepskaart (nieuw)

Geïmplementeerd bij artikel 30a en 30b Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 4 septies. Gedeeltelijke toegang (nieuw)

Behoeft geen implementatie (niet van toepassing op octrooigemachtigden)

   

Titel II. Vrije dienstverrichting

 

Artikel 5. Beginsel van het vrij verrichten van diensten

 

Artikel 5, eerste lid, onderdeel b

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 23b, derde lid, Rijksoctrooiwet 1995)

Artikel 7 t/m 9.

Geen behoefte aan implementatie van deze

facultatieve bepalingen

Artikel 11. Kwalificatieniveaus

 

Artikel 11, aanhef

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 27a, eerste lid, onderdeel d, Uitvoeringsbesluit ROW 1995)

Artikel 11, onderdeel c, sub ii

Behoeft geen implementatie (niet van toepassing op octrooigemachtigden)

Artikel 11, onderdeel d

Behoeft geen implementatie (niet van toepassing op octrooigemachtigden)

Artikel 11, onderdeel e

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 27a, eerste lid, onderdeel d, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995)

Artikel 12. Gelijke behandeling kwalificaties

 

Artikel 12, eerste alinea

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: Artikel 27b, tweede lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995)

Artikel 13. Voorwaarden inzake erkenning

 

Artikel 13, eerste lid

artikel 27b, eerste lid, onderdeel a, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Artikel 13, tweede lid, eerste en tweede alinea

artikel 27b, eerste lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 13, tweede lid, derde alinea

artikel 27b, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 13, derde lid

artikel 27b, vierde lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 13, vierde lid

artikel 27b, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Artikel 14. Compenserende maatregelen

 

Artikel 14, eerste lid, tweede lid, derde alinea, derde t/m zevende lid, jo. artikel 3, derde lid, onderdeel h

Behoeft, met uitzondering van de wijziging van artikel 27d, derde lid, geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 23a, tweede lid Rijksoctrooiwet 1995, jo. de artikelen 27b en 27d, eerste lid en derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995).

Artikel 20. Aanpassing van de lijsten van werkzaamheden in bijlage IV

 

Artikel 20

Behoeft geen implementatie (betreft delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de Europese Commissie)

Hoofdstuk III. Erkenning op basis van coördinatie van minimumopleidingseisen (de sectorale beroepen)

 

Artikel 21 t/m 49

Behoeft geen implementatie (sectorale regelgeving niet van toepassing op octrooigemachtigden)

Hoofdstuk IIIbis. Automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen (nieuw)

 

Artikel 49bis en 49ter

Artikel 30c Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Hoofdstuk IV. Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging

 

Artikel 50. Documenten en formaliteiten

 

Artikel 50, lid 3 bis

Artikel 34 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 50, lid 3 ter

Behoeft geen implementatie

Artikel 52. Voeren van een beroepstitel

 

Artikel 52, derde lid

Behoeft geen implementatie; dit wijzigingsartikel betreft een facultatieve bepaling uit de oorspronkelijke richtlijn waarvan geen gebruik is gemaakt.

Titel IV. Wijze van uitoefening van het beroep

 

Artikel 53. Talenkennis

 

Artikel 53

Artikel 31 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

   

Artikel 55 bis. Erkenning van beroepsstages (nieuw)

 

Artikel 55bis, eerste lid, eerste volzin

Artikel 27f, tweede lid, eerste volzin, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Artikel 55bis, eerste lid, tweede volzin

Artikel 27f, derde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Artikel 55bis, tweede lid, eerste volzin

Artikel 27f, tweede lid, tweede volzin, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Artikel 55bis, tweede lid, tweede volzin

Artikel 27f, vierde lid, Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995

Titel V. Administratieve samenwerking en verantwoordelijkheid ten aanzien van de burger en bij de uitvoering

 

Artikel 56. Bevoegde autoriteiten

 

Artikel 56, tweede lid, eerste alinea

Behoeft geen implementatie; reeds geïmplementeerd in artikel 34 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 56, lid 2 bis

Artikel 34, zesde lid, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Behoeft geen implementatie voor zover het artikel 56, eerste lid, van de richtlijn betreft

Artikel 56, vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 56bis. Waarschuwingsmechanisme (nieuw)

 

Artikel 56bis

Artikel 31a jo 31b Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 57. Centrale online toegang tot informatie

 

Artikel 57

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 57 bis. Elektronische procedures (nieuw)

 

Artikel 57 bis, eerste lid

Artikel 34c, eerste lid, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 57 bis, tweede lid

Artikel 34c, eerste lid, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 57 bis, derde lid

Behoeft geen implementatie; het betreft een facultatieve bepaling waarvan geen gebruik wordt gemaakt

Artikel 57 bis, vierde lid

Dienstenwet + Algemene wet bestuursrecht

Artikel 57 ter. Assistentiecentra (nieuw

 

Artikel 57 ter, eerste lid

Artikel 34d Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 57 ter, tweede tot en met vierde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 57 quater. Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie (nieuw)

 

Artikel 57 quater, eerste tot en met vijfde lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 58. Comitéprocedure

 

Artikel 58

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 59. Transparantie (nieuw)

 

Artikel 59

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Titel VI. Overige bepalingen

 

Artikel 60. Verslagen

 

Artikel 60, eerste lid, tweede alinea

Artikel 35 Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Artikel 60, tweede lid

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 61. Afwijkingsclausule

 

Artikel 61, tweede alinea

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

BIJLAGE II. Lijst van opleidingen met een bijzondere structuur bedoeld in art. 11, onderdeel c, subonderdeel ii.

Artikel 9, onderdeel c, onder 2, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

BIJLAGE III. Lijst van gereglementeerd onderwijs en gereglementeerde opleidingen bedoeld in artikel 13, lid 2, derde alinea.

 

Bijlage III vervalt

Artikel 7, tweede lid, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties vervalt

BIJLAGE VII. Volgens artikel 50, lid 1, opvraagbare documenten en certificaten

 

Bijlage VII, punt 1

Artikel 13, eerste lid, onderdeel d, Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Omzetting

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Inwerkingtreding

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

Adressaten

Behoeft naar zijn aard geen implementatie

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255).

X Noot
2

Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19).

X Noot
3

Kamerstukken 34 272, Stb. 2015, 478 en Stb. 2016, 2.

X Noot
5

Zwitserland is in de huidige tekst van artikel 27b, eerste lid, onderdelen a en b, toegevoegd door artikel I, onderdeel A.

X Noot
6

Idem.

X Noot
7

Stb. 1991, 409.

X Noot
8

Kamerstukken II 2014/15, 34 272, nr. 3.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven