Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2015, 478 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2015, 478 | Wet |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is onder meer de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties te wijzigen ter uitvoering van Richtlijn nr. 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening»)
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de definitie van «beroepservaring» wordt «geoorloofde uitoefening» vervangen door: geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening.
2. Na de definitie van «beroepskwalificaties» wordt een definitie ingevoegd, luidende:
een periode van beroepsuitoefening onder toezicht van een supervisor die geldt als een voorwaarde voor toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep, en die plaatsvindt tijdens dan wel na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma, certificaat of bekwaamheidsattest als bedoeld in artikel 9;.
3. Na de definitie van «betrokken staat» wordt een definitie ingevoegd, luidende:
redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie;.
4. Na de definitie van «dwingende redenen van algemeen belang» (nieuw) wordt een definitie ingevoegd, luidende:
studiepunten die zijn gewaardeerd conform het European Credit Transfer System;.
5. Na de definitie van «ECTS-studiepunten» (nieuw) wordt een definitie ingevoegd, luidende:
het geheel van alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het gehele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek;
6. Na de definitie van «erkenning van beroepskwalificaties» wordt een definitie ingevoegd, luidende:
elektronisch document dat dient als bewijs dat een migrerende beroepsbeoefenaar aan de noodzakelijke voorwaarden voldoet voor toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep in een betrokken staat;
7. In de definitie van «gereglementeerd beroep», onder 2°, wordt «de richtlijn» vervangen door: richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255).
8. Na de definitie van gereglementeerde opleiding wordt een definitie ingevoegd, luidende:
elektronisch informatiesysteem, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening»);
9. In de definitie van «migrerend beroepsbeoefenaar», onder 2°, wordt «EG-verblijfsvergunning» vervangen door: EU-verblijfsvergunning.
10. In de definitie van «proeve van bekwaamheid» wordt «afgenomen» vervangen door «afgenomen of aanvaard», vervalt «uitsluitend» en wordt «beroepskennis» vervangen door: beroepskennis, -vaardigheden en -competenties.
11. De definitie van «richtlijn» komt te luiden:
Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255), zoals deze laatstelijk gewijzigd is bij Richtlijn 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van Richtlijn 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening») (PbEU 2013, L 354)».
A0
In artikel 2, tweede lid, vervalt: 34a, 34b,.
A1
In artikel 3 wordt «in Nederland» vervangen door: in een betrokken staat.
B
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw) wordt «EG-richtlijn» vervangen door: EU-richtlijn.
3. Na het eerste lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Deze wet is niet van toepassing op de gereglementeerde beroepen van notaris en toegevoegd notaris als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, respectievelijk onderdeel b, van de Wet op het notarisambt.
3. Deze wet is niet van toepassing op een gereglementeerd beroep dat tevens een betrekking in overheidsdienst is als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald.
C
In hoofdstuk 2 wordt voor artikel 5 een artikel ingevoegd, luidende:
Dit hoofdstuk ziet op de migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep wenst op basis van beroepskwalificaties die in een andere betrokken staat verplicht zijn gesteld voor toegang tot of uitoefening van dat beroep.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dat ten minste gelijkwaardig is aan het eerste niveau onder het in Nederland vereiste niveau, met toepassing van de onderscheiding in niveaus, bedoeld in artikel 9» vervangen door: , bedoeld in artikel 9, dat in de andere betrokken staat verplicht wordt gesteld aan de uitoefening van het betrokken beroep.
2. In het tweede lid wordt «twee jaar» vervangen door «een jaar» en vervallen aan het eind van de aanhef de dubbele punt, onderdeel a, en de aanduiding van onderdeel b.
3. Een lid wordt toegevoegd, luidende:
3. Onze minister die het aangaat erkent:
a. een door een andere betrokken staat geattesteerd opleidingsniveau als bedoeld in artikel 9; en
b. het certificaat waarmee de andere betrokken staat verklaart dat de opleiding, bedoeld in artikel 9, onderdeel c, onder 2°, gelijkwaardig is aan het niveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel c, onder 1°.
E
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de aanduiding «1.», wordt «twee jaar» vervangen door «een jaar» en vervalt «van het niveau, bedoeld in artikel 9, onder a, b, c of d,».
2. Het tweede lid vervalt.
F
Artikel 8 komt te luiden:
In afwijking van de artikelen 6, eerste en tweede lid, derde lid, onderdeel a, en 11, kan Onze minister die het aangaat erkenning van beroepskwalificaties weigeren indien de migrerende beroepsbeoefenaar in het bezit is van een bekwaamheidsattest op het kwalificatieniveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel e, en voor toegang tot of uitoefening van het betrokken beroep een beroepskwalificatie van het kwalificatieniveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, verplicht is gesteld.
G
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de inleiding van artikel 9 wordt na «artikel 6» ingevoegd: en artikel 11, zevende lid,.
2. In de onderdelen a en b wordt na «gelijkwaardige duur,» telkens ingevoegd: die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten,.
3. Onderdeel c, onder 2°, komt te luiden:
2°. een gereglementeerde opleiding of, in het geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur, mits het diploma vergezeld gaat van een certificaat van de betrokken staat van oorsprong:
a. waarbij competenties worden aangereikt die de competenties van het kwalificatieniveau, bedoeld in onderdeel d, overstijgen; en
b. die gelijkwaardig is aan het opleidingsniveau, bedoeld onder 1°, en opleidt tot een daarmee vergelijkbare beroepsbekwaamheid alsook voorbereidt op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken.
H
In artikel 10, onderdeel a, wordt na «Zwitserland» ingevoegd: op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten formele programma’s.
I
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel a onder verlettering van de onderdelen b en c tot onderdelen a en b.
2. In het eerste lid, onderdeel b (nieuw), vervalt «specifieke».
3. In het tweede lid wordt «kennis van wezenlijk belang is» vervangen door «kennis, vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn».
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Bij de toepassing van het eerste lid gaat Onze minister die het aangaat eerst na of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een betrokken staat of derde land, het wezenlijke verschil, bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk kunnen ondervangen.
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De migrerende beroepsbeoefenaar komt de keuze, bedoeld in het vierde lid, niet toe:
a. met betrekking tot een beroep waarvan voor de uitoefening een precieze kennis van het Nederlands recht is vereist en waarvan het verstrekken van advies of het verlenen van bijstand op het gebied van het Nederlands recht een wezenlijk en vast onderdeel van de uitoefening vormt;
b. in geval van een in een derde land afgegeven opleidingstitel;
c. indien hij houder is van een beroepskwalificatie van een niveau als bedoeld in artikel 9, onderdeel e, en in Nederland voor toegang tot of uitoefening van het betrokken gereglementeerd beroep een beroepskwalificatie is vereist van het niveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel c;
d. indien hij houder is van een beroepskwalificatie van een niveau als bedoeld in artikel 9, onderdeel d, en in Nederland voor toegang tot of uitoefening van het betrokken gereglementeerd beroep een beroepskwalificatie is vereist van het niveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel a of b.
6. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
6. In afwijking van het eerste lid, kan Onze minister die het aangaat eisen dat de migrerende beroepsbeoefenaar zowel een aanpassingsstage doorloopt als een proeve van bekwaamheid aflegt, indien de beroepsbeoefenaar in het bezit is van een beroepskwalificatie van een niveau als bedoeld in artikel 9, onderdeel e, en in Nederland voor toegang tot of uitoefening van het betrokken gereglementeerd beroep een beroepskwalificatie is vereist van het niveau, bedoeld in artikel 9, onderdeel b.
7. Indien Onze minister die het aangaat een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid eist, informeert hij de migrerende beroepsbeoefenaar over de redenen daartoe en verschaft daarbij informatie over:
a. het in Nederland voor de toegang tot en uitoefening van het betrokken gereglementeerd beroep vereiste niveau, bedoeld in artikel 9, en het niveau waarop de door de migrerende beroepsbeoefenaar behaalde beroepskwalificatie wordt ingedeeld; en
b. de wezenlijke verschillen, bedoeld in het tweede lid, en de redenen waarom deze verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties die de migrerende beroepsbeoefenaar heeft verworven door beroepservaring of in het kader van een leven lang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd.
8. Onze minister die het aangaat stelt de migrerende beroepsbeoefenaar van wie hij een proeve van bekwaamheid eist in de gelegenheid de proeve van bekwaamheid af te leggen binnen zes maanden na het nemen van het besluit.
J
Artikel 12 komt te luiden:
1. Indien de verschillen tussen in de betrokken staat van oorsprong of herkomst verrichte beroepswerkzaamheden en de beroepswerkzaamheden die het in Nederland gereglementeerde beroep omvat dermate groot zijn dat het eisen van een aanpassingsstage dan wel proeve van bekwaamheid, bedoeld in artikel 11, eerste lid, zou neerkomen op het volgen van een volledig onderwijs- of opleidingsprogramma, verleent Onze minister die het aangaat gedeeltelijke toegang tot het gereglementeerd beroep, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de migrerende beroepsbeoefenaar is volledig gekwalificeerd om in de betrokken staat van oorsprong of herkomst de beroepswerkzaamheden uit te oefenen waarvoor gedeeltelijke toegang wordt verleend; en
b. de beroepswerkzaamheden die de aanvrager wenst uit te oefenen kunnen objectief worden gescheiden van de andere beroepswerkzaamheden die het gereglementeerde beroep in Nederland omvat.
2. Onze minister die het aangaat kan weigeren gedeeltelijke toegang te verlenen indien deze weigering wordt gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang en noodzakelijk is om het desbetreffende belang te beschermen.
3. De migrerende beroepsbeoefenaar aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, oefent de beroepswerkzaamheden uit onder de beroepstitel van zijn betrokken staat van oorsprong of herkomst. Onze minister die het aangaat kan bij ministeriële regeling het gebruik van die beroepstitel in een in Nederland officiële taal voorschrijven.
4. De migrerende beroepsbeoefenaar maakt aan de afnemers van de diensten duidelijk kenbaar welke beroepswerkzaamheden hij gerechtigd is uit te oefenen.
K
Artikel 13, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «EG-verblijfsvergunning» telkens vervangen door: EU-verblijfsvergunning.
2. Onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen e en f, wordt een nieuw onderdeel d ingevoegd, luidende:
d. een attest ter bevestiging dat de migrerende beroepsbeoefenaar niet strafrechtelijk is veroordeeld noch aan hem een tijdelijk of permanent verbod op beroepsuitoefening is opgelegd, indien Nederland dat ook van zijn eigen onderdanen eist.
L
In artikel 17, tweede lid, wordt «Artikel 14, derde lid» vervangen door: Artikel 14, tweede en derde lid.
M
In artikel 19, tweede lid, wordt na «hoofdstuk III, van de richtlijn» ingevoegd: of van automatische erkenning op basis van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen als bedoeld in artikel 30c.
N
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «het beroep of de opleiding» vervangen door: het beroep, het onderwijs, of de opleiding».
2. In onderdeel b wordt «twee jaar» vervangen door «een jaar» en wordt «de betrokken staat van vestiging» vervangen door: een of meer betrokken staten.
O
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt «EG-verblijfsvergunning» telkens vervangen door: EU-verblijfsvergunning.
2. Het derde lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. voor gereglementeerde beroepen in de veiligheidssector en de gezondheidssector alsmede voor gereglementeerde beroepen in de onderwijssector waar met minderjarigen wordt gewerkt, waaronder gereglementeerde beroepen in de kinderopvang, de voorschoolse educatie en de vroegschoolse educatie, een bewijs dat de dienstverrichter geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld, indien Nederland dat ook van zijn eigen onderdanen eist;
3. In het derde lid wordt na onderdeel e een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. voor gereglementeerde beroepen die implicaties hebben voor patiëntveiligheid, een verklaring waaruit blijkt dat de dienstverrichter beschikt over de taalkennis die noodzakelijk is voor de uitoefening van de betrokken werkzaamheden in Nederland.
4. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien het beroep in delen van het grondgebied van Nederland verschillend is gereglementeerd kan Onze minister die het aangaat ter zake met betrekking tot de beroepskwalificaties van de dienstverrichter de in het derde lid vermelde aanvullende gegevens eisen indien:
a. deze reglementering ook op alle onderdanen van Nederland van toepassing is;
b. deze verschillen in regelgeving te rechtvaardigen zijn door dwingende redenen van algemeen belang die verband houden met de volksgezondheid of de openbare veiligheid van de afnemers van de diensten; en
c. Onze minister die het aangaat over geen andere middelen beschikt om deze informatie te verkrijgen.
P
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dat verband houdt met» vervangen door: met implicaties voor.
2. In het derde lid, wordt na «kan schaden,» ingevoegd «en wanneer de dienstverrichter dit niet kan compenseren met beroepservaring of met in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd,», wordt «kennis en vaardigheden» vervangen door «kennis, vaardigheden of competenties» en vervalt: bijvoorbeeld.
3. Een lid wordt toegevoegd, luidende:
4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing in geval van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 30c.
Q
Artikel 28 komt te luiden:
1. In geval van toepassing van artikel 27, eerste lid, beslist Onze minister die het aangaat binnen een maand na ontvangst van de verklaring en de documenten, bedoeld in artikel 23:
a. de beroepskwalificaties niet te controleren, of
b. na de beroepskwalificaties te hebben gecontroleerd:
1°. van de dienstverrichter het afleggen van een proeve van bekwaamheid, als bedoeld in artikel 27, derde lid, te verlangen;
2°. de dienstverrichting toe te staan; of
3°. indien de verschillen tussen in de betrokken staat van vestiging verrichte beroepswerkzaamheden en de beroepswerkzaamheden die het in Nederland gereglementeerde beroep omvat dermate groot zijn dat het eisen van een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 27, derde lid, zou neerkomen op het volgen van een volledig onderwijs- of opleidingsprogramma, gedeeltelijke toegang te verlenen voor het verrichten van die beroepswerkzaamheden waartoe de dienstverrichter in de betrokken staat van vestiging is gekwalificeerd.
2. Onze minister die het aangaat kan de beslistermijn, bedoeld in het eerste lid, opschorten door de aanvrager binnen die termijn in kennis te stellen van de opschorting, onder vermelding van de reden. De termijn waarvoor kan worden opgeschort bedraagt hoogstens een maand, in voorkomende gevallen in afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Nadat de termijn van opschorting is verstreken, beslist Onze minister die het aangaat binnen twee maanden, ongeacht, in afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht, welk deel na de termijn van opschorting nog resteert van de beslistermijn, bedoeld in het eerste lid.
3. Onze minister die het aangaat beslist binnen een maand na het besluit, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, op basis van het resultaat van de proeve van bekwaamheid over het toestaan van de dienstverrichting.
4. Indien Onze minister die het aangaat de beslistermijnen, bedoeld in dit artikel, overschrijdt, wordt de dienstverrichting geacht te zijn toegestaan. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.
5. In het geval van toepassing van het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, is artikel 12 van overeenkomstige toepassing.
R
Artikel 29, onderdeel d, komt te luiden:
d. wanneer de dienstverrichter een onder de omzetbelasting vallende werkzaamheid uitoefent, het btw-identificatienummer, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de omzetbelasting 1968;.
S
Artikel 30 komt te luiden:
1. Onze minister die het aangaat verstrekt aan een bevoegde autoriteit van een andere betrokken staat dan Nederland waar een migrerende beroepsbeoefenaar die in Nederland is gevestigd tijdelijk en incidenteel diensten gaat verrichten op diens verzoek en indien het verzoek deugdelijk is gemotiveerd:
a. in geval van gegronde twijfel, informatie over de migrerende beroepsbeoefenaar inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening;
b. informatie over opleidingscursussen van de migrerende beroepsbeoefenaar voor zover noodzakelijk om wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen beschadigen te beoordelen.
2. Voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, zijn de artikelen 34, tweede tot en met vierde lid, 34a en 34b van overeenkomstige toepassing.
3. Onze minister die het aangaat kan een bevoegde autoriteit uit een andere betrokken staat van vestiging van een dienstverrichter die in Nederland tijdelijk en incidenteel diensten wenst te verrichten verzoeken, mits deugdelijk gemotiveerd, om:
a. in geval van gegronde twijfel, informatie over de dienstverrichter inzake de rechtmatigheid van de vestiging, het goede gedrag, alsmede over het ontbreken van tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties ter zake van de beroepsuitoefening;
b. informatie over opleidingscursussen van de dienstverrichter voor zover noodzakelijk om wezenlijke verschillen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen beschadigen te beoordelen.
4. De verstrekking, bedoeld in het eerste lid, alsmede het verzoek, bedoeld in het derde lid, geschiedt via het IMI.
5. Indien een verzoek als bedoeld in het derde lid een beroep betreft dat in de andere betrokken staat niet gereglementeerd is, kan dat verzoek in plaats van aan een bevoegde autoriteit van de andere betrokken staat, worden gericht aan een assistentiecentrum als bedoeld in artikel 57 ter van de richtlijn van die andere betrokken staat.
T
Na hoofdstuk 3 worden twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld voor een Europese beroepskaart als bedoeld in de richtlijn voor een beroep dat in Nederland gereglementeerd is.
2. De regels betreffen onder meer:
a. de procedures voor de aanvraag en afgifte van een Europese beroepskaart;
b. de verwerking van persoonsgegevens in verband met een afgegeven Europese beroepskaart of de verkrijging van een Europese beroepskaart, waaronder bijzondere persoonsgegevens in verband met artikel 4 sexies van de richtlijn;
c. indien de richtlijn en de daarop berustende bepalingen daartoe aanleiding geven, dat indien Onze minister die het aangaat kennis neemt van de indiening in een andere betrokken staat van een aanvraag voor een Europese beroepskaart voor de toegang tot of uitoefening van het beroep in Nederland, en de aanvrager tevens op grond van deze wet een aanvraag heeft ingediend voor de toegang tot of uitoefening van het beroep in Nederland inzake hetzelfde gereglementeerde beroep, Onze minister die het aangaat besluit laatstgenoemde aanvraag niet te behandelen dan wel buiten behandeling te stellen, in afwijking van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht; en
d. indien de richtlijn en de daarop berustende bepalingen daartoe aanleiding geven, dat een termijn voor het geven van een beschikking in afwijking van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt opgeschort.
3. De regels kunnen onder meer betreffen het ten laste van de aanvrager van een Europese beroepskaart brengen van kosten in verband met die aanvraag, met dien verstande dat de kosten die ten laste van de aanvrager worden gebracht redelijk, evenredig en in verhouding zijn tot de gemaakte kosten, de gemaakte kosten niet overschrijden, en het doen van een aanvraag niet ontmoedigen.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels vastgesteld voor een Europese beroepskaart als bedoeld in de richtlijn voor een beroep dat in Nederland niet gereglementeerd is.
2. De regels kunnen onder meer betreffen:
a. in hoeverre en op welke wijze artikelen van deze wet van overeenkomstige toepassing zijn; en
b. de aanwijzing van een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de richtlijn.
3. Het tweede en derde lid van artikel 30a zijn van overeenkomstige toepassing.
Indien de Europese Commissie gemeenschappelijke opleidingsbeginselen heeft vastgesteld als bedoeld in titel III, hoofdstuk III bis, van de richtlijn, en er geen vrijstelling is als bedoeld in de artikelen 49 bis, vijfde lid, en 49 ter, vijfde lid, van de richtlijn, verleent Onze minister die het aangaat automatische erkenning aan beroepskwalificaties op basis van die gemeenschappelijke opleidingsbeginselen, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels. Artikel 33, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
U
Artikel 31 komt te luiden:
1. De migrerende beroepsbeoefenaar die op grond van hoofdstuk 2 of hoofdstuk 3 erkenning van beroepskwalificaties heeft verkregen respectievelijk is toegelaten als dienstverrichter, of die een Europese beroepskaart heeft verkregen met het oog op beroepsuitoefening in Nederland, beschikt over de talenkennis die voor de uitoefening van het desbetreffende gereglementeerde beroep is vereist.
2. Onze minister die het aangaat kan besluiten de talenkennis, bedoeld in het eerste lid, te controleren:
a. bij gereglementeerde beroepen met implicaties voor patiëntveiligheid;
b. bij de overige gereglementeerde beroepen, in geval van ernstige en concrete twijfel.
3. De taalcontrole is evenredig aan de uit te oefenen beroepswerkzaamheden en beperkt zich tot de kennis van één officiële taal in Nederland.
V
Na artikel 31 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. Onze minister die het aangaat stelt de bevoegde autoriteiten van alle andere betrokken staten in kennis van een in Nederland door een rechterlijke instantie of een andere bij of krachtens de wet bevoegde instantie aan een migrerende beroepsbeoefenaar opgelegd verbod of een opgelegde beperking, tijdelijk dan wel permanent, op de uitoefening van een in Nederland gereglementeerd beroep. Het opgelegde verbod of de opgelegde beperking heeft betrekking op:
a. een gereglementeerd beroep als bedoeld in artikel 56 bis, eerste lid, onderdelen a tot en met j, van de richtlijn;
b. een gereglementeerd beroep dat beroepswerkzaamheden omvat met implicaties voor de patiëntveiligheid; of
c. een gereglementeerd beroep dat verband houdt met onderwijs aan minderjarigen, de kinderopvang, de voorschoolse educatie en de vroegschoolse educatie.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt via het IMI en vindt plaats binnen drie dagen nadat ingevolge het verbod of de beperking de uitoefening van het betreffende beroep daadwerkelijk niet of slechts beperkt mag geschieden. De kennisgeving bevat uitsluitend de volgende gegevens:
a. de identiteit van de desbetreffende migrerende beroepsbeoefenaar;
b. het betrokken gereglementeerde beroep;
c. de rechterlijke instantie of andere bij of krachtens de wet bevoegde instantie die het verbod of de beperking heeft opgelegd;
d. de reikwijdte van de beperking of het verbod; en
e. de periode gedurende welke de beperking of het verbod van kracht is.
3. De rechterlijke instanties en andere bij of krachtens de wet bevoegde instanties, bedoeld in het eerste lid, verstrekken Onze minister die het aangaat de gegevens, bedoeld in het tweede lid. De verstrekking kan ook geschieden door of via andere daartoe aangewezen instanties of personen.
4. De bevoegde autoriteiten van de andere betrokken staten worden onverwijld in kennis gesteld indien een verbod of een beperking als bedoeld in het eerste lid eindigt.
5. De gegevens van een kennisgeving als bedoeld in het eerste lid worden uit het IMI verwijderd binnen drie dagen nadat het verbod of de beperking is opgeheven of geëindigd.
6. Het besluit tot de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, alsmede het besluit tot wijziging van die kennisgeving op grond van dit artikel, is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Van dit besluit wordt de migrerende beroepsbeoefenaar schriftelijk in kennis gesteld op hetzelfde moment als waarop de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, of een wijziging daarvan wordt verricht. Indien tegen dit besluit bezwaar of beroep aanhangig is, deelt Onze minister die het aangaat dit via het IMI mede aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken staten.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften vastgesteld ter uitvoering van dit artikel. Deze voorschriften kunnen onder meer inhouden:
a. een nadere bepaling van de beroepen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, en c;
b. een nadere bepaling welke verboden en beperkingen een kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, kan betreffen;
c. regels over de voor de toepassing van dit artikel noodzakelijke verwerking van persoonsgegevens;
d. voorschriften in verband met door de Europese Commissie vastgestelde uitvoeringshandelingen krachtens artikel 56 bis, achtste lid, van de richtlijn.
8. Onze minister die het aangaat kan in verband met de afhandeling van een bezwaar of beroep als bedoeld in het zesde lid, gegevens in verband met de kennisgeving verwerken voor zover dit noodzakelijk is met het oog op die afhandeling.
1. Indien een migrerende beroepsbeoefenaar door een rechterlijke instantie of een andere bij of krachtens de wet bevoegde instantie in Nederland schuldig is bevonden aan het gebruik van valse beroepskwalificaties in verband met een procedure als bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 of 3a, stelt Onze minister die het aangaat de bevoegde autoriteiten van alle andere betrokken staten daarvan in kennis.
2. De kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, geschiedt via het IMI en vindt plaats binnen drie dagen na de uitspraak van de desbetreffende instantie.
3. Artikel 31a, tweede tot en met achtste lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Onze minister die het aangaat kan de door hem ontvangen waarschuwingen die bevoegde autoriteiten van andere betrokken staten hebben verricht in het waarschuwingsmechanisme, bedoeld in artikel 56 bis van de richtlijn, verwerken.
2. De verwerking, bedoeld in het eerste lid, kan onder meer inhouden het onderzoeken of voor degene op wie de ontvangen waarschuwing betrekking heeft een procedure op grond van deze wet aanhangig is of is geweest, en of degene op wie de ontvangen waarschuwing betrekking heeft in Nederland werkzaam is in een gereglementeerd beroep, en als dat het geval is waar. Desgevraagd verstrekken derden Onze minister die het aangaat de hiervoor benodigde informatie.
3. De verwerking, bedoeld in het eerste lid, kan onder meer het informeren van derden over een waarschuwing inhouden.
4. Onze minister die het aangaat kan bij de bevoegde autoriteit van de betrokken staat waarvan de waarschuwing afkomstig is, nadere informatie opvragen over de waarschuwing, waaronder informatie over de aanleiding voor het verbod of de beperking op de uitoefening van het beroep dan wel voor het schuldig bevinden aan het gebruik van valse beroepskwalificaties.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid.
W
Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien een migrerende beroepsbeoefenaar die in het bezit is van in Nederland behaalde beroepskwalificaties, in een andere betrokken staat een beroepsstage heeft doorlopen en toegang wenst tot een gereglementeerd beroep in Nederland waarvoor een beroepsstage is vereist, beschouwt Onze minister die het aangaat, indien hij een verzoek om toelating om het gereglementeerde beroep uit te oefenen, in overweging neemt, de in de andere betrokken staat gevolgde beroepsstage als die vereiste beroepsstage, mits de in de andere betrokken staat gevolgde beroepsstage in overeenstemming is met door Onze minister die het aangaat vast te stellen beleidsregels op grond van het derde lid.
2. Indien een migrerende beroepsbeoefenaar die in het bezit is van in Nederland behaalde beroepskwalificaties, in een derde land een beroepsstage heeft doorlopen en toegang wenst tot een gereglementeerd beroep waarvoor een beroepsstage is vereist, houdt Onze minister die het aangaat rekening met de in het derde land gevolgde beroepsstage bij de behandeling van het verzoek tot toegang tot het desbetreffende gereglementeerde beroep.
3. Onze minister die het aangaat stelt beleidsregels vast voor de toepassing van het eerste en tweede lid, en voor de organisatie van de beroepsstage, met name betreffende de rol van de supervisor van de beroepsstage. Daarbij kunnen regels worden gesteld om de duur van het deel van de beroepsstage die in een andere betrokken staat of een derde land mag worden gevolgd, tot een redelijke periode te beperken. Artikel 33, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Het beschouwen als vereiste beroepsstage en het rekening houden met een beroepsstage, bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid, vervangt niet een voor de toelating tot het desbetreffende beroep verplicht af te leggen examen.
X
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Onze minister die het aangaat kan regels vaststellen voor het ten laste van de aanvrager brengen van kosten die samenhangen met diens aanvraag, zoals het in behandeling nemen van de aanvraag, de afgifte van besluiten en het organiseren van een proeve van bekwaamheid en van een aanpassingsstage. De kosten die ten laste van de aanvrager worden gebracht zijn redelijk, evenredig en in verhouding tot de gemaakte kosten, overschrijden de gemaakte kosten niet, en ontmoedigen het doen van een aanvraag niet.
2. In het vierde lid (nieuw) wordt de zinsnede «de nadere regels, bedoeld in het eerste en tweede lid» vervangen door: de nadere regels, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid.
Y
Aan artikel 34 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Onze minister die het aangaat verstrekt de informatie, bedoeld in het eerste en tweede lid, via het IMI.
Z
Na artikel 34b worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
1. De procedures in het kader van erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in hoofdstuk 2, tijdelijke en incidentele dienstverrichting als bedoeld in hoofdstuk 3 en de Europese beroepskaart als bedoeld in hoofdstuk 3a, zijn beschikbaar langs elektronische weg, via het centraal loket als bedoeld in artikel 5 van de Dienstenwet, of via Onze minister die het aangaat.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage als bedoeld in artikel 11, eerste lid, of een proeve van bekwaamheid als bedoeld in artikel 11, eerste lid of artikel 27, derde lid.
Onze minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wijst een assistentiecentrum aan als bedoeld in artikel 57 ter van de richtlijn en kan daarbij de taken en bevoegdheden van het assistentiecentrum nader bepalen, waaronder taken en bevoegdheden inzake de verwerking van persoonsgegevens, waarbij de artikelen 34, eerste tot en met vierde lid en zesde lid, 34a en 34b van overeenkomstige toepassing kunnen worden verklaard.
AA
Artikel 35 komt te luiden:
Onze minister die het aangaat draagt zorg voor registratie van:
a. de wijze van afhandeling van de aanvragen op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen, en van de controles, bedoeld in artikel 27; en
b. het aantal en de soorten besluiten die op grond van deze wet en de daarop berustende bepalingen worden genomen, met inbegrip van de soorten besluiten over gedeeltelijke toegang die overeenkomstig artikel 12 zijn genomen.
AB
Artikel 57 komt te luiden:
De Wet op de architectentitel wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de definitie van «beroepsorganisatie» wordt een definitie ingevoegd, luidende: beroepservaringperiode: beroepsstage als bedoeld in artikel 1 van de richtlijn;.
2. Na de definitie van «dienstverrichter» wordt een definitie ingevoegd, luidende:
elektronisch informatiesysteem, bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening»), voor de uitwisseling van informatie tussen het bureau en bevoegde autoriteiten van andere betrokken staten;.
3. In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van «richtlijn» voor de punt ingevoegd: , zoals deze laatstelijk gewijzigd is bij richtlijn nr. 2013/55/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 tot wijziging van richtlijn nr. 2005/36/EG betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en Verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt («de IMI-verordening») (PbEU 2013, L 354).
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Het bureau verstrekt de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, via het IMI.
2. In het zesde lid (nieuw) wordt «ter uitvoering van artikel 57 van de richtlijn aangewezen centrale contactpunt» vervangen door: op grond van artikel 34d van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties aangewezen assistentiecentrum.
C
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 21 van de richtlijn, dan wel dient hij met inachtneming van de eisen die zijn gesteld in artikel 47 van de richtlijn, met goed gevolg het examen in de architectuur ter afsluiting van een opleiding die voldoet aan de in artikel 46, tweede lid, van de richtlijn gestelde eisen, te hebben afgelegd.
2. In onderdeel e wordt «een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 49, eerste lid, eerste alinea, van de richtlijn» vervangen door: een opleidingstitel op het gebied van architectuur als bedoeld in artikel 49, eerste lid, eerste alinea, lid 1 bis of het derde lid, van de richtlijn.
3. In onderdeel h wordt «de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door «de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties» en «artikel 46, eerste lid, van de richtlijn» door: artikel 46, tweede lid, van de richtlijn.
4. In onderdeel j wordt «artikel 46 van de richtlijn» vervangen door: artikel 46, tweede lid, van de richtlijn.
D
In de artikelen 10, eerste lid, onder d, 11, eerste lid, onder d, en 12, eerste lid, onder d, wordt «de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: de artikelen 5 tot en met 13 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
E
Aan artikel 12d wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het bureau erkent de in een andere betrokken staat gevolgde beroepservaringperiode, indien deze in overeenstemming is met de regels, bedoeld in artikel 12e, en houdt rekening met de in een derde land gevolgde beroepservaringperiode. Een erkenning van een beroepservaringperiode als bedoeld in de eerste volzin vervangt niet een voor de toegang tot het desbetreffende beroep verplicht af te leggen examen.
F
In artikel 12e, tweede lid, worden de onderdelen e en f geletterd f en g en wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. de inrichting en de erkenning van de beroepservaringperiode die in een andere betrokken staat of een derde land wordt gevolgd, en de duur van het deel van die periode dat in het buitenland mag worden gevolgd;.
G
In artikel 13, zesde lid, wordt «artikel 11 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: artikel 11 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
H
In artikel 27b, derde lid, onderdeel c, wordt «ten minste twee jaar voltijds» vervangen door: ten minste een jaar.
In artikel 6, tweede lid, onderdeel c, van de Kadasterwet wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de artikelen 9, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, en 22, eerste lid, aanhef, van de Loodsenwet wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 50, eerste lid, onderdeel b, van de Spoorwegwet wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, en derde lid, en artikel 2.1a van de Wet luchtvaart wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 9, eerste lid, onderdeel f, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 22, derde lid, van de Wet zeevarenden wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt in de artikelen 4.2.1, tweede lid, onderdeel b, onder 5°, 4.2.2, eerste lid, onderdeel c, 4.2.4, tweede lid, onderdeel b, en 7.4.7, eerste lid, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet educatie en beroepsonderwijs BES wordt in de artikelen 4.2.1, tweede lid, onderdeel b, onder 5°, 4.2.2, eerste lid, onderdeel c, en 4.2.5, tweede lid, onderdeel b, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet op de expertisecentra wordt in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 3a, eerste lid, onderdeel c, 32, tweede lid, onderdelen a en b, en 162f, derde lid, onderdelen a en b, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet op het primair onderwijs wordt in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 3a, eerste lid, onderdeel c, 32, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, onder 2°, en 176c, derde lid, onderdeel a, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet op het primair onderwijs BES wordt in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 4, eerste lid, onderdeel c, 34, tweede lid, onderdeel a, onder 2°, en onderdeel b, onder 2°, en 138, derde lid, onderdeel a, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet op het voortgezet onderwijs wordt in de artikelen 33, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 34, eerste lid, onderdeel d, 35, eerste lid, onderdeel c, en 118l, derde lid, onderdelen a en b, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet op het voortgezet onderwijs BES wordt in de artikelen 80, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, 83, eerste lid, onderdeel d, 84, eerste lid, onderdeel c, en 198, derde lid, onderdelen a en b, «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de artikelen 1, derde lid, 2, eerste lid, onderdeel c, 9b, eerste lid, van de Advocatenwet wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 6, onderdeel a, van de Wet beëdigde tolken en vertalers wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In artikel 14, tweede lid, van de Wet College voor de rechten van de mens, wordt «artikel 5, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren» vervangen door: artikel 5, eerste en tweede lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5, eerste lid, onderdeel b, vervalt: , dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
B
In artikel 25, eerste lid, wordt «EG-verklaring als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
C
In artikel 26, eerste lid, wordt na «een kandidaat-gerechtsdeurwaarder» ingevoegd: die met goed gevolg een door Onze Minister erkende opleiding tot kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft doorlopen en.
In artikel 2, vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State vervalt de laatste volzin.
De wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, komt te luiden:
degene die voldoet aan één van de opleidingseisen genoemd in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties en die onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer notariële werkzaamheden verricht.
B
Artikel 6, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt «op het gebied van het recht» telkens vervangen door: op het gebied van het notarieel recht.
2. Aan het slot van onderdeel a, onder 2o, wordt de komma vervangen door een punt.
3. De zinsnede «dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van kandidaat-notaris afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervalt.
C
In artikel 32, eerste lid, wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
In de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren vervalt artikel 5, vierde lid.
De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3 wordt, onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien de inschrijving van een beroepsbeoefenaar plaatsvindt op basis van een gedeeltelijke toegang als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, wordt dit bij de inschrijving aangetekend, waarbij wordt vermeld voor welke beroepswerkzaamheden de gedeeltelijke toegang geldt en onder welke beroepstitel die beroepsbeoefenaar zijn beroepswerkzaamheden op grond van artikel 12, derde lid, uitvoert.
B
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor zover het tweede lid, en de artikelen 17, tweede lid, 34, vierde lid, en 36a, derde lid, tweede volzin, een verbod inhouden op het voeren van een titel, is dat verbod niet van toepassing in het geval dat een beroepsbeoefenaar, aan wie op grond van artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties gedeeltelijke toegang is verleend tot een op grond van het eerste lid aangewezen beroep, zijn beroepswerkzaamheden uitoefent onder de beroepstitel van zijn staat van herkomst of oorsprong.
C
Aan artikel 5 wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van artikel 6, onderdeel f.
D
In artikel 6 wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel e door een komma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
f. indien de aanvrager de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om zijn beroep in Nederland uit te kunnen oefenen.
E
In de artikelen 8, tweede lid, onderdeel a, en 41, vijfde en zesde lid, wordt «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» telkens vervangen door: Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
F
Aan artikel 17 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor zover het tweede lid, en de artikelen 4, tweede lid, 34, vierde lid, en 36a, derde lid, tweede volzin, een verbod inhouden op het voeren van een titel, is dat verbod niet van toepassing in het geval dat een beroepsbeoefenaar met toepassing van artikel 4 septies van Richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255) door een organisatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, gedeeltelijk is toegelaten tot een beroep waarvan de beoefenaar de bevoegdheid heeft een titel te voeren, en die beroepsbeoefenaar zijn beroepswerkzaamheden uitoefent onder de beroepstitel van zijn staat van herkomst of oorsprong.
G
Aan artikel 34 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Voor zover het vierde lid, en de artikelen 4, tweede lid, 17, tweede lid, en 36a, derde lid, tweede volzin, een verbod inhouden op het voeren van een titel, is dat verbod niet van toepassing in het geval dat een beroepsbeoefenaar aan wie op grond van artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties gedeeltelijke toegang is verleend tot een beroep als bedoeld in het eerste lid, zijn beroepswerkzaamheden uitoefent onder de beroepstitel van zijn staat van herkomst of oorsprong.
H
In artikel 36a wordt onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid, tot het vijfde tot en met achtste lid, een lid ingevoegd luidende:
3. Voor zover het derde lid, tweede volzin, en de artikelen 4, tweede lid, 17, tweede lid, en 34, vierde lid, een verbod inhouden op het voeren van een titel, is dat verbod niet van toepassing in het geval dat een beroepsbeoefenaar aan wie op grond van artikel 12, eerste lid, van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties gedeeltelijke toegang is verleend tot een beroep, behorende tot een categorie van beroepsbeoefenaren als bedoeld in het eerste lid, zijn beroepswerkzaamheden uitoefent onder de beroepstitel van zijn staat van herkomst of oorsprong.
I
In artikel 41, eerste lid, onderdeel c, wordt «als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: ofwel aan hem gedeeltelijke toegang is verleend tot het betrokken beroep als bedoeld in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
J
In artikel 43 wordt onder vernummering van het derde lid tot het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:
3. De verplichting tot het overleggen van bescheiden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, geldt niet indien ten behoeve van de betrokkene als beoefenaar van het desbetreffende beroep door Onze Minister een beroepskaart is afgegeven.
K
In artikel 45, eerste lid, onder c, wordt «als bedoeld in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: ofwel gedeeltelijke toegang tot het betrokken beroep als bedoeld in de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
Artikel 5, vierde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op diegenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet beschikken over een ten aanzien van het door hen uit te oefenen beroep verleende erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties.
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 oktober 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet (Kamerstukken 34 047), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel 4, onderdelen A en B, van hoofdstuk 5 van deze wet als volgt te luiden:
De Gerechtsdeurwaarderswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5, onderdeel b, vervalt: , dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
B
In artikel 25, eerste lid, vervalt: , of die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties,.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 1 oktober 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Gerechtsdeurwaarderswet in verband met de evaluatie van het functioneren van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, alsmede de regeling van enkele andere onderwerpen in die wet (Kamerstukken 34 047), tot wet is of wordt verheven, en artikel I van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
A
Onderdeel E wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 5, onderdeel b, vervalt: , dan wel in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.
B
Onderdeel U wordt gewijzigd als volgt:
In artikel 25, eerste lid, vervalt: , of die in het bezit is van een ten aanzien van het beroep van gerechtsdeurwaarder afgegeven erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties,.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te Wassenaar, 2 december 2015
Willem-Alexander
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Uitgegeven de elfde december 2015
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2015-478.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.