Besluit van 29 augustus 2007, houdende wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 27 juni 2007, nr. WJZ 7062545;

Gelet op richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255) en op de artikelen 23a, zesde lid, en 23c, zesde lid, van de Rijksoctrooiwet 1995;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 25 juli 2007, nr. W10.07.0186/III/K);

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 23 augustus 2007, nr. WJZ 7093976;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. wet: Rijksoctrooiwet 1995;

b. richtlijn: richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255).

B

Artikel 27a, eerste lid, onder d, komt te luiden:

d. een diploma van een buitenlandse universiteit, instelling voor hoger onderwijs of andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau op het gebied van de wiskunde, de natuurwetenschappen, de techniek of de landbouw en de natuurlijke omgeving dat voldoet aan artikel 11, onder e, van de richtlijn.

C

Artikel 27b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder a, wordt, «een diploma als bedoeld in artikel 1, onder a, van richtlijn (EEG) nr. 89/48 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989, L 19)» vervangen door: een opleidingstitel als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de richtlijn, afgegeven door een bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van de richtlijn.

2. In het eerste lid, onder b, wordt «en in het bezit is van een of meer opleidingstitels als bedoeld in artikel 3, onder b, van de onder a genoemd richtlijn» vervangen door: , waar het beroep van octrooigemachtigde niet is gereglementeerd als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van de richtlijn en in het bezit is van een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels die voldoen aan artikel 13, tweede lid, onder a tot en met c, van de richtlijn.

3. In het tweede lid wordt «en documenten die met het oog daarop door de bevoegde autoriteit van de staat, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt» vervangen door: en opleidingstitels als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van de richtlijn die met het oog daarop door de bevoegde autoriteit van de staat, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 20 oktober 2007.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 29 augustus 2007

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de elfde september 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Deze wijziging van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995 (hierna: UB ROW 1995) strekt tot implementatie van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepkwalificaties (PbEU L 255). Deze richtlijn (hierna: de nieuwe richtlijn) heeft tot doel de toegang tot gereglementeerde beroepen in andere EU/EER-lidstaten te vergemakkelijken door aan EU/EER-onderdanen die hun beroepskwalificaties in een lidstaat hebben behaald de garantie te bieden dat zij toegang hebben tot hetzelfde gereglementeerde beroep in een andere lidstaat en dit kunnen uitoefenen met dezelfde rechten als de onderdanen van die lidstaat.

Met de nieuwe richtlijn worden de huidige drie richtlijnen betreffende het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties evenals een twaalftal sectorale richtlijnen in één richtlijn ondergebracht, teneinde te voorzien in een eenvoudiger en duidelijker geheel van voorschriften voor de betrokken beroepen.

Tenslotte wordt nog opgemerkt dat de regering van de Nederlandse Antillen heeft aangegeven dat dit besluit ook gaat gelden voor de Nederlandse Antillen. Ingevolge artikel 113 van de Rijksoctrooiwet 1995 geldt de op grond van die wet gebaseerde regeling van de octrooigemachtigden niet in Aruba.

2. Achtergrond

Aanvankelijk probeerde de Europese Commissie erkenning binnen de EU voor elk gereglementeerd beroep apart, via sectorale richtlijnen te regelen met als uitgangspunt automatische erkenning. In deze sectorale richtlijnen zijn inhoud en duur van de opleidingen grotendeels geharmoniseerd. Deze aanpak bleek echter te omslachtig zodat men naar een algemene mogelijkheid van erkenning heeft gezocht. Het resultaat hiervan zijn de richtlijnen 89/48/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma’s waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten (PbEG 1989 L 19) en 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van richtlijn 89/48/EEG, die tezamen het algemene stelsel vormen. Deze richtlijnen gaan over de toegang tot gereglementeerde beroepen die niet onder de sectorale richtlijnen vallen. Aan dit algemene stelsel is nog een derde richtlijn 1999/42/EEG toegevoegd. Deze richtlijn heeft vooral betrekking op beroepsonderwijs dat leidt tot ondernemerschap en toelating tot beroepen onder de inmiddels ingetrokken Vestigingswet 1954 op grond van ervaring opgedaan in de praktijk. Bij het algemene stelsel wordt er van uitgegaan dat de opleidingen voor gereglementeerde beroepen in de verschillende lidstaten in beginsel gelijkwaardig zijn en derhalve ook toegang geven tot hetzelfde gereglementeerde beroep in andere lidstaten, mits er aan een aantal minimum voorwaarden is voldaan.

3. Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties en octrooigemachtigden

De nieuwe richtlijn wordt voor een belangrijk deel geïmplementeerd in een algemene wet, de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

Ten aanzien van de octrooigemachtigden is de thans van kracht zijnde octrooiregelgeving al nagenoeg geheel conform de nieuwe richtlijn. Dit komt omdat richtlijn 89/48/EEG bijna ongewijzigd is geïncorporeerd in de nieuwe richtlijn met als gevolg dat kan worden volstaan met een redactionele ingreep in de artikelen 27a, eerste lid, onder d, en 27b, eerste en tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Rijksoctrooiwet 1995.

Tot slot, zoals ook bij de genoemde richtlijnen algemeen stelsel, is ook in het kader van de nieuwe richtlijn aan de lidstaten opgedragen een nationaal coördinator aan te wijzen (artikel 56 van de nieuwe richtlijn). Het coördinatorschap zal in Nederland worden belegd bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

4. Administratieve lasten

De implementatie van de nieuwe richtlijn introduceert geen nieuwe dan wel verzwaarde administratieve lasten. Zoals al eerder is vermeld voegt de nieuwe richtlijn de bestaande richtlijnen op het terrein van de erkenning van beroepskwalificaties samen en biedt een gestroomlijnde en meer transparante voortzetting van het bestaande systeem. Dit geldt ook voor de algemene implementatiewet «Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties», waarvan een voorontwerp is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Dit college heeft laten weten vanuit het oogpunt van administratieve lasten geen bezwaar te hebben tegen de algemene implementatiewet. Nieuwe administratieve lasten als gevolg van dit besluit worden niet voorzien.

5. Inwerkingtreding

Naar aanleiding van artikel II wordt opgemerkt dat een spoedige inwerkingtreding noodzakelijk is gezien de implementatiedatum van de nieuwe richtlijn van 20 oktober 2007.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

BIJLAGE

Transponeringstabel (concept 16-05-2007)

Richtlijn 2005/36

Artikelen

ROW 1995 en Uitvoeringsbesluit ROW 1995

Artikelen

Titel I. Algemene bepalingen

 

Artikel 1 (doel)

Behoeft geen implementatie (doelstelling richtlijn)

Artikel 2 (toepassingsgebied)

Behoeft geen implementatie (toepassingsgebied richtlijn)

Artikel 3

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet; artikel 23a, tweede lid, jo 23b, eerste lid, ROW 1995)

Artikel 4

Geen behoefte aan implementatie (examen of proeven van bekwaamheid: artikel 27d UB ROW 1995)

  

Titel II. Vrije Dienstverrichting

 

Artikelen 5 en 6

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: 23b, derde lid, ROW 1995)

Artikelen 7 t/m 9

Geen behoefte aan implementatie van deze facultatieve bepalingen

  

Titel III. Vrijheid van vestiging

 

Artikel 10

Geen behoefte aan implementatie (regelgeving valt niet onder de hoofdstukken II en III)

Artikel 11, onder e

Artikel 27a, eerste lid, onder d, UB ROW 1995

Artikel 12

Artikel 27b, tweede lid, UB ROW 1995

Artikel 13, eerste lid

Artikel 27b, eerste lid, onder a, UB ROW 1995)

Artikel 13 tweede lid

Artikel 27b, eerste lid, onder b, UB ROW 1995

Artikel 14 jo artikel 3, derde lid

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: 23a, tweede lid, ROW 1995 jo 27d, eerste lid, UB ROW 1995

Artikel 15

Geen behoeft aan implementatie (niet nodig voor octrooigemachtigden)

Artikelen 16 t/m 20

Geen behoeft aan implementatie (vestigingseisen gelden niet voor octrooigemachtigden)

Artikelen 21 t/m 49

Behoeft geen implementatie (sectorale regelgeving niet van toepassing op octrooigemachtigden)

Artikel 50, eerste lid

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 27d, vierde lid, UB ROW 1995)

Artikel 50, tweede en derde lid

Geen behoefte aan implementatie van deze facultatieve bepalingen

Artikel 50, vierde lid

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 27i, vierde lid, UB ROW 1995)

Artikel 51, eerste en tweede lid laatste alinea

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 27f, tweede lid, jo 27i UB ROW 1995)

Artikel 52

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet: artikel 23a, vierde lid, ROW 1995)

  

Titel IV. Wijze van uitoefening van het beroep

 

Artikel 53

Behoeft geen implementatie (regelgeving voldoet artikel 27c, eerste lid, UB ROW 1995)

Artikelen 54 en 55

Geen behoefte aan implementatie (geen academische titels of ziektekostenverzekering voor octrooigemachtigden)

  

Titel V. Administratieve samenwerking en uitvoeringsbevoegdheden

 

Artikel 56

Geïmplementeerd bij artikel 34 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties

Artikel 57 t/m 59

Behoeven geen implementatie (richtlijn gericht tot de lidstaten)

Artikel 60, eerste lid

Geïmplementeerd bij artikel 35 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties

Artikel 60, tweede lid

Geen behoefte aan implementatie (richtlijn richt zich tot de Europese Commissie)

Artikel 61

Geen behoefte aan implementatie (richtlijn richt zich tot de Europese Commissie)

Artikel 62

Behoeft geen implementatie (intrekking enige richtlijn)

Artikel 63

Behoeft geen implementatie (omzettingstermijn)

Artikel 64

Behoeft geen implementatie (inwerkingtreding richtlijn)

Artikel 65

Behoeft geen implementatie

(richtlijn gericht tot de lidstaten)


XHistnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven