Besluit van 20 juni 2016 tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen in verband met het stellen van regels voor de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet en het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in verband met een technische wijziging

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 april 2016, nr. 2016-0000106805;

Gelet op de artikelen 1.50, tweede lid, onderdeel i, en elfde lid, 1.56b, tiende lid en 2.6, elfde lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 18 mei 2016, nr. W12.16.0114/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 juni 2016, nr. 2016-0000142890;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Na artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Opleidingseisen beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang

  • 1. Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende opleiding.

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de opleidingseisen van beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang.

ARTIKEL II

In de artikelen 9a en 15a van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk vervalt: , die op grond van artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zijn verkregen,.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2016.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 20 juni 2016

Willem-Alexander

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de vierde juli 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Met de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) wordt meertalige buitenschoolse opvang mogelijk gemaakt voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs. De wet wijzigt artikel 1.50, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko), in die zin dat er een onderdeel i wordt toegevoegd dat bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld kunnen worden die betrekking hebben op de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet. Het onderhavige besluit strekt ter uitvoering van artikel 1.50, tweede lid, onderdeel i, van de Wko. Het besluit wijzigt het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen waarbij er een grondslag wordt opgenomen om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de opleidingseisen van beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang.

Tevens bevat het onderhavige besluit een technische wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Deze wijziging is toegelicht in het artikelsgewijze gedeelte van deze nota van toelichting.

1.1 Aanleiding, probleem en doel

De gemeente Amsterdam heeft een voorstel voor een pilot meertalige kinderdagopvang en buitenschoolse opvang aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter beoordeling en goedkeuring, voorgelegd. De gemeente Amsterdam wil deze pilot uitvoeren omdat zij een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat voor internationale ondernemers wil creëren. Tevens wil de gemeente ouders en kinderen mogelijkheden bieden voor een goede aansluiting op internationaal en meertalig onderwijs.

Momenteel kan in de reguliere kinderopvang op grond van artikel 1.55 van de Wko alleen de Nederlandse taal (of de Friese taal of een levende streektaal) als voertaal gebruikt worden. Er zijn wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als specifieke omstandigheden om een andere voertaal vragen als gevolg van de herkomst van de kinderen (bijvoorbeeld een kinderdagverblijf voor kinderen van expats).

Op sommige locaties in Amsterdam wordt naast Nederlandstalige opvang ook Engelstalige opvang (voor expats) geboden. Een strikte scheiding tussen beide soorten opvang wordt door de gemeente Amsterdam als kunstmatig ervaren en sluit volgens de gemeente niet aan bij de wensen van ouders. Naar aanleiding van het verzoek van de gemeente Amsterdam om een pilot zijn een aantal partijen geconsulteerd over meertalige opvang. De Brancheorganisatie Kinderopvang en de PO-Raad hebben aangegeven voorstander te zijn van het invoeren van de mogelijkheid om meertalige opvang aan te bieden. De Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en peuterspeelzalen (BOinK) en de MOgroep zijn hier eveneens voorstander van, maar vragen ook aandacht voor de Nederlandse taal.

De uitkomsten van deze consultaties gaven aanleiding tot het indienen van een nota van wijziging bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (Kamerstukken II 2014/15, 34 195, nr. 5). Hiermee wordt het mogelijk gemaakt dat de buitenschoolse opvang voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Engelse, Duitse, of Franse taal kan worden aangeboden. Daarbij is aangesloten bij ontwikkelingen in het primair onderwijs zelf, in het bijzonder bij de op 1 januari 2016 in werking getreden Wet van 30 september 2015 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal (Stb. 2015, 359).

2. De opleidingseisen van beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang

De opleidingseisen van beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang vallen uiteen in beroepskwalificatie-eisen en taaleisen. In de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 (hierna: Regeling kwaliteit) zal worden bepaald dat voor de beroepskwalificatie-eisen van beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang wordt aangesloten bij de eisen die gelden voor reguliere beroepskrachten middels verwijzing naar de CAO kinderopvang. Een beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang zal op grond daarvan dan eveneens dienen te beschikken over bijvoorbeeld een diploma mbo-3 SPW of een diploma dat daaraan gelijk is gesteld. De taaleisen zullen in de Regeling kwaliteit zelf worden opgenomen. Hierbij wordt ten aanzien van de taaleisen zo veel mogelijk aangesloten bij de handleiding kwaliteit vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto)1, welke is ontwikkeld door het (voormalig) Europees Platform (nu EP-Nuffic) ten behoeve van vvto Engels in het primair onderwijs. Op grond van deze handleiding2 geldt dat een non-native speaker kennis heeft van het Engels, Frans of Duits op minimaal B2-niveau voor de deelvaardigheden spreken, verstaan en lezen. De systematiek waarop de opleidingseisen worden vastgesteld is gelijk aan die voor beroepskrachten in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk (artikel 3 en 18 van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen).

3. Financiële paragraaf en regeldruk

3.1 Financiën

Een kindercentrum dat buitenschoolse opvang verzorgt is niet verplicht om de opvang meertalig aan te bieden. De instelling die overgaat tot het aanbieden van meertalige buitenschoolse opvang ontvangt hiervoor geen extra financiële middelen van het Rijk. De kosten voor het Rijk die verbonden zijn aan de invoering van de mogelijkheid om meertalige buitenschoolse opvang aan te bieden zijn verwaarloosbaar. Het kindercentrum dat meertalige buitenschoolse opvang gaat aanbieden, zal mogelijk extra kosten maken. De ondernemers kunnen deze kosten, die doorgaans bestaan uit kosten voor het afleggen van een taalexamen, verdisconteren in de uurprijs. Dit zijn doorgaans eenmalige kosten bij indiensttreding van de beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang. Het afleggen van een taalexamen is noodzakelijk, opdat de toezichthouder middels inzage van een kopie van het certificaat kan controleren of het taalniveau van de (near) native speaker voldoet. Aangezien de beroepskwalifcatie-eisen (middels verwijzing naar de CAO kinderopvang) en de taaleisen in de Regeling kwaliteit worden vastgelegd, zal in de financiële paragraaf van de wijziging van de Regeling kwaliteit verder worden ingegaan op de gevolgen van deze wijziging voor de financiële middelen van het rijk.

3.2 Regeldruk

De inhoudelijke nalevingkosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. De regering streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Het onderhavige besluit heeft geringe gevolgen voor de regeldruk van bedrijven en werknemers in de kinderopvangsector. Met de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (hierna: Wet personenregister) wordt het mogelijk gemaakt dat buitenschoolse opvang voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs meertalig wordt aangeboden. Dit is echter geen verplichting.

Een kindercentrum dat buitenschoolse opvang verzorgt en overgaat tot het aanbieden van meertalige buitenschoolse opvang dient op grond van artikel 11, tweede lid, onder a, van de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen certificaten op te nemen in de administratie waaruit het taalniveau blijkt van de beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang. In de Regeling kwaliteit wordt daarnaast ook vastgelegd dat het pedagogisch beleidsplan een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop meertalige buitenschoolse opvang wordt vormgegeven.

Nu het geen verplichting is om meertalige buitenschoolse opvang aan te bieden, is het niet goed mogelijk om in te schatten hoeveel kindercentra die buitenschoolse opvang verzorgen, over zullen gaan tot het aanbieden van meertalige buitenschoolse opvang.

4. Ontvangen adviezen

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), GGD GHOR Nederland (staat voor: de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst en de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio) en Dienst Uitvoering Onderwijs (hierna: DUO) zijn gevraagd om advies uit te brengen over dit besluit. Zowel de VNG als de GGD GHOR Nederland hebben aangeven dat zij geen opmerkingen hebben bij het onderhavige besluit. De VNG en GGD GHOR Nederland geven aan dat de punten die voor toezicht en handhaving en voor de uitvoerbaarheid van de meertalige buitenschoolse opvang van belang zijn, geregeld zullen worden in de Regeling kwaliteit die hierop nog moet worden aangepast. Daarin komen onder meer zaken rondom de uitvoering en de inhoud van de opleidingseisen en de toetsbaarheid daarvan aan de orde. Op de wijziging van de Regeling kwaliteit zullen deze organisaties weer een uitvoeringstoets uitvoeren. DUO acht de wijzigingen van het ontwerpbesluit uitvoerbaar. Verder geeft DUO aan dat het onderhavige besluit geen uitvoeringskosten met zich meebrengt.

DUO stelt ook nog dat zij vragen verwacht over wat geldt als voldoende bewijs voor het vaststellen van het taalniveau. Ook wijst DUO op de mogelijke opname van documenten in de GIR.

5. Resultaten voorhangprocedure

Dit besluit is op 1 maart 2016 bij de Eerste en Tweede Kamer voorgehangen voor een periode van vier weken. Er is schriftelijke inbreng geleverd door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer. Er zijn vragen gesteld door de leden van de fracties van VVD, PvdA en CDA. De inbreng zag met name op de keuze voor de talen Engels, Duits en Frans, de vaststelling van het taalniveau en het toezicht op de omstandigheid dat voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van het kindercentrum per jaar meertalige buitenschoolse opvang mag worden aangeboden. Er bleek verder verwarring te bestaan over het pilotvoorstel van de gemeente Amsterdam. In de reactie op de inbreng die op 22 april 2016 aan de voorzitter van de Tweede Kamer is verzonden3 is uiteengezet dat het besluit zich beperkt tot de talen Engels, Duits en Frans en dat het besluit niet met meerdere talen wordt uitgebreid. Met het bieden van de mogelijkheid van meertalige buitenschoolse opvang wordt namelijk aangesloten bij de ontwikkelingen in het primair onderwijs, in het bijzonder bij de op 1 januari 2016 in werking getreden Wet van 30 september 2015 tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal (Stb. 2015, 359).

In de Regeling kwaliteit zullen de beroepskwalificatie-eisen en het taalniveau waaraan de beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang voldoet, worden uitgewerkt. Ook wordt in de Regeling kwaliteit geregeld dat kindercentra die meertalige buitenschoolse opvang aanbieden in hun pedagogisch beleidsplan moeten opnemen hoe zij de meertalige opvang van ten hoogste vijftig procent van de openingstijd per jaar vormgeven. In de reactie is tot slot verduidelijkt dat er voor wat betreft de mogelijkheid van het bieden van meertalige buitenschoolse opvang geen sprake is van een pilot. De mogelijkheid om meertalige buitenschoolse opvang aan te bieden is wettelijk verankerd in de Wet personenregister en wordt met het onderhavige besluit en de ministeriële regeling nader uitgewerkt. Voor de dagopvang in kindercentra en het peuterspeelzaalwerk wordt gewerkt aan een landelijk experiment meertaligheid. Afhankelijk van de resultaten van het experiment wordt bezien of er een wettelijke mogelijkheid komt om meertalige dagopvang en meertalig peuterspeelzaalwerk aan te bieden.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Er wordt een nieuw artikel 3a ingevoerd dat bepaalt dat beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang over een passende opleiding beschikken en er bij ministeriële regeling nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de opleidingseisen van de beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang. Hiertoe zal de Regeling kwaliteit gewijzigd worden.

Artikel II

De artikelen 9a en 15a van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (hierna: Besluit registers) zijn aangepast. In het huidige artikel 9a van het Besluit registers staat ten onrechte dat ook gegevens van personen als bedoeld in artikel 1.56b van de Wko (de gastouders en huisgenoten) worden verkregen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Dit is echter niet het geval. Het UWV beschikt niet over gegevens van gastouders en huisgenoten, omdat deze personen niet voorkomen in de polisadministratie. Bij nader inzien komt de verwijzing in de artikelen 9a en 15a van het Besluit registers naar de gegevens die op grond van artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI van het UWV zijn verkregen geheel te vervallen. Het is namelijk enkel relevant dat gegevens van personen die op basis van de Wko in het bezit dienen te zijn van een verklaring omtrent het gedrag worden verstrekt aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie, ongeacht de herkomst van de gegevens.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2016. Door middel van een afzonderlijk inwerkingtredingsbesluit zal worden geregeld dat de onderdelen uit de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb.2015, 452) die zien op meertalige buitenschoolse opvang eveneens met ingang van 1 september 2016 in werking treden. Ook de wijziging van de Regeling kwaliteit geldt zal met ingang van 1 september 2016 in werking treden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
2

Deze handleiding is een kwaliteitsstandaard waar scholen vrijwillig aan kunnen voldoen.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 299.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven