34 195 Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 3 juni 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het opschrift komt te luiden: Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang.

2

De considerans komt te luiden:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige wijzigingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen aan te brengen in verband met de totstandkoming van een personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk ten behoeve van de continue screening van alle personen die op grond van deze wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken alsmede in verband met het mogelijk maken van meertalige buitenschoolse opvang;.

3

Artikel I, onderdeel A, komt te luiden:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden de volgende begripsomschrijvingen in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang: degene die als beroepskracht werkzaam is en belast is met meertalige buitenschoolse opvang en die voldoet aan de opleidingseisen en scholingseisen, bedoeld in artikel 1.50, tweede lid, onderdeel i;

buitenschoolse opvang: kinderopvang verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat ze naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd evenals gedurende vrije dagen of middagen en in schoolvakanties;

continue screening kinderopvang en peuterspeelzaalwerk: de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk door Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een verklaring omtrent het gedrag;

ingeschrevene: een persoon als bedoeld in artikel 1.48d, tweede lid, en artikel 2.4c, tweede lid, die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is ingeschreven;

justitiële documentatie: de documentatie, bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

meertalige buitenschoolse opvang: buitenschoolse opvang die voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van een kindercentrum per jaar in de Engelse, Duitse, of Franse taal wordt verzorgd;

personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk: de verzameling van gegevens die verwerkt worden ten behoeve van het doel beschreven in artikel 1.48d, eerste lid, en 2.4c, eerste lid;.

4

Artikel I, onderdeel C, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met achtste onderdeel tot tweede tot en met negende onderdeel, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

i. de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige kinderopvang voldoet.

2. In het vierde onderdeel (nieuw) wordt «in bezit van de gegevens van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag» vervangen door: in het bezit van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag.

5

Na artikel I, onderdeel C, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

CA

Aan artikel 1.55 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. In afwijking van het eerste lid kan meertalige buitenschoolse opvang worden verzorgd.

6

Artikel I, onder E, onderdeel 6, komt te luiden:

6. In het achtste lid (nieuw) wordt «het derde tot en met het negende lid» vervangen door: het derde tot en met het zevende lid.

7

Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:

G

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

2. In het tweede tot en met het vierde lid, wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

8

Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

GA

In artikel 1.63, tweede lid en artikel 1.65, eerste lid, wordt na «afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

9

In het in artikel I, onderdeel J, voorgestelde artikel 2.4c, vierde lid, onderdeel a, wordt «in het register staat ingeschreven» vervangen door: staat ingeschreven.

10

Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

2. In het tweede en derde lid, wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

11

Na artikel I, onderdeel M, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

MA

In artikel 2.21, tweede lid en artikel 2.23, eerste lid, wordt na «afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

12

Na artikel I worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel IA

Indien de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen eerder in werking treedt dan deze wet, komt artikel I, onderdelen F, G, GA, L, M en MA, van deze wet te luiden:

F

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 1.61, eerste lid, vervangen door:

1. Het college ziet toe op de naleving van:

a. de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid, gestelde regels;

b. de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen;

c. de krachtens artikel 1.66, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 1.66, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

d. de in de bij artikel 1.50b vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgelegde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

G

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

2. In het tweede tot en met vierde lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

GA

In artikel 1.63, tweede lid en artikel 1.65, eerste lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 1.48d, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

L

Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt artikel 2.19, eerste lid, vervangen door:

1. Het college ziet toe op de naleving van:

a. de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels, met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid, gestelde regels;

b. de krachtens artikel 2.23 gegeven aanwijzingen en bevelen;

c. de krachtens artikel 2.24, eerste lid, gegeven bevelen tot sluiting dan wel de krachtens artikel 2.24, tweede lid, uitgevaardigde verboden;

d. de in de bij artikel 2.8 vastgestelde algemene maatregel van bestuur vastgestelde basisvoorwaarden voor kwaliteit van voorschoolse educatie.

2. Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

M

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» toegevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

2. In het tweede en derde lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid.

MA

In artikel 2.21, tweede lid, en artikel 2.23, eerste lid, wordt na «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» ingevoegd: , met uitzondering van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.4c, eerste lid en derde tot en met zevende lid,.

Artikel IB

Indien de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen later in werking treedt dan artikel I, onderdelen G, GA, M en MA, van deze wet, wordt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels.

2. In het tweede tot en met vierde lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» wordt vervangen door: derde tot en met zevende lid.

B

In de artikelen 1.63, tweede lid, en artikel 1.65, eerste lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels» en vervalt: gegeven voorschriften.

C

Artikel 2.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het bepaalde bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door: de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels.

2. In het tweede en derde lid wordt «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» en wordt «derde tot en met zevende lid, gestelde regels» vervangen door: derde tot en met zevende lid.

D

In de artikelen 2.21, tweede lid, en artikel 2.23, eerste lid, wordt «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk» telkens vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels» en vervalt: gegeven voorschriften.

Toelichting

I. Algemeen deel

Zoals in mijn brief van 18 mei 2015 betreffende het aanbieden van meertalige opvang in de kinderopvang is aangekondigd, doe ik u hierbij toekomen een nota van wijziging op bovengenoemd wetsvoorstel ten einde meertalige buitenschoolse opvang mogelijk te maken voor kinderen in de leeftijd van het primair onderwijs. Met deze nota van wijziging wordt het mogelijk gemaakt dat in de buitenschoolse opvang meertalige opvang in de Engelse, Duitse of Franse taal voor maximaal 50% van de opvangtijd kan worden aangeboden. Daarbij wordt aangesloten bij ontwikkelingen in het primair onderwijs, in het bijzonder bij de wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met het regelen van de mogelijkheid een deel van het onderwijs te geven in de Engelse, Duitse of Franse taal (Kamerstukken 34 031). Met deze wijziging wordt beoogd een betere aansluiting te bewerkstelligen tussen het primair onderwijs en de buitenschoolse opvang.

In verband met deze nota van wijziging is ook het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel aangepast. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog enkele technische correcties in het wetsvoorstel aan te brengen.

Aanleiding

Steeds meer gemeenten beoogen een zo aantrekkelijk mogelijk vestigingsklimaat voor zowel expats als internationale ondernemers en willen ouders en kinderen mogelijkheden bieden voor een goede aansluiting op internationaal en meertalig onderwijs. Zo heeft de gemeente Amsterdam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een pilot voorstel meertalige kinderdagopvang en buitenschoolse opvang ter beoordeling en goedkeuring, voorgelegd. Naar aanleiding van dit verzoek zijn een aantal partijen geconsulteerd over meertalige opvang. De Brancheorganisatie Kinderopvang en de PO-Raad zijn voorstander van de invoering van de mogelijkheid om meertalige opvang aan te bieden. De Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang en peuterspeelzalen (BOinK) en de MOgroep zijn hier eveneens voorstander van, maar vragen ook aandacht voor de Nederlandse taal.

Door middel van kinderopvang kunnen ouders hun werk met de zorg voor hun kinderen combineren. Verantwoorde kinderopvang biedt goede verzorging, is gezond en veilig en levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling en de opvoeding van jonge kinderen. Ouders willen graag dat hun kind zich op de opvang optimaal ontwikkelt, met name op het gebied van taal, waaronder tegenwoordig ook steeds meer op het gebied van andere talen. Een groeiend aantal ouders ziet graag dat hun kind op een jonge leeftijd in aanraking komt met een vreemde taal, bij voorkeur de Engelse taal, omdat ze het vloeiend spreken van de Engelse taal belangrijk vinden voor de toekomst van hun kind. Het leren van vreemde talen op een jonge leeftijd, wanneer het leren van een taal spelenderwijs gaat, zien de ouders als een goede voorbereiding op het leren van de Engelse, Duitse of Franse taal op het voortgezet onderwijs.

Momenteel kan in de reguliere kinderopvang alleen de Nederlandse taal (of de Friese taal of een levende streektaal) als voertaal gebruikt worden. Er zijn wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als specifieke omstandigheden een andere voertaal vragen als gevolg van de herkomst van de kinderen (bijvoorbeeld een kinderdagverblijf op een buitenlandse school, zoals de British school).

Meertalige buitenschoolse opvang (4–12 jarigen)

Met deze wijziging kan de buitenschoolse opvang, voor maximaal 50% van de openingstijd, de opvang in de Engelse, Duitse of Franse taal aan bieden. Hierbij is aangehaakt bij de pilot tweetalig primair onderwijs en bij de theoretische principes die van belang worden geacht voor succesvol meertalig onderwijs. Voor het kunnen ontwikkelen van meertaligheid biedt continue taalrijke input in andere talen (aantal uur blootstelling) en bewuste aandacht voor taal door mensen met een goede taalbeheersing, de beste voorwaarde. Kinderen gaan gemiddeld per maand 38 uur naar de buitenschoolse opvang. De keuze voor een hoger percentage dan 15% van de onderwijstijd in het primair onderwijs is hierdoor gerechtvaardigd.

De buitenschoolse opvanginstelling die meertalige opvang wil aanbieden dient in het pedagogische beleid de taal-pedagogische visie op te nemen. Doordat het beleid met betrekking tot meertaligheid in de buitenschoolse opvang onderdeel uitmaakt van het pedagogisch beleid kan op grond van artikel 1.60, eerste lid, onder a, de oudercommissie advies uitbrengen over elk voorgenomen besluit dat betrekking heeft op het beleid met betrekking tot meertalige buitenschoolse opvang. Op grond van artikel 1.60, vierde lid, dient de houder van een kindercentrum dan ook ten minste eenmaal per 12 maanden overleg te voeren met de oudercommissie over de invulling van het nog te voeren en al gevoerde beleid met betrekking tot meertalige buitenschoolse opvang.

Daarnaast is de kwaliteit van de beroepskracht van belang, deze dient een gedegen kennis te hebben van de aangeboden vreemde taal en dient deze vloeiend te spreken (bij voorkeur een native speaker). Ook dient de beroepskracht kennis te hebben van de taalverwerving bij kinderen in de verschillende leeftijdsgroepen. In de onderliggende regelgeving zullen de kwalificatie-eisen voor meertalige beroepskrachten worden opgenomen. Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de handleiding vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto), welke is ontwikkeld door het Europeesplatform ten behoeve van vvto Engels in het primair onderwijs.

II. Toelichting per onderdeel

Onderdelen 1 en 2

Het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel zijn aangepast in verband met het opnemen in deze nota van wijziging van de mogelijkheid meertalige buitenschoolse opvang te verzorgen in de kinderopvang.

Onderdeel 3 (Wijziging artikel I, onderdeel A)

De tekst van artikel I, onderdeel A, van het wetsvoorstel wordt aangepast zodat in artikel 1.1, eerste lid, tevens een omschrijving van de begrippen «beroepskracht meertalige buitenschoolse opvang», «buitenschoolse opvang» en «meertalige buitenschoolse opvang» wordt opgenomen. Bij de omschrijving van het begrip buitenschoolse opvang wordt aangesloten bij de wijze waarop het begrip in de lagere regelgeving is gedefinieerd (ondermeer het Besluit kinderopvangtoeslag en het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen). Bij toekomstige wijziging van de lagere regelgeving zal de in de algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen gehanteerde omschrijving van het begrip buitenschoolse opvang komen te vervallen, aangezien het begrip dan in de wet is gedefinieerd.

Onderdeel 4 (Wijziging artikel I, onderdeel C)

De in het wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 1.50 wordt aangepast in die zin dat er aan artikel 1.50, tweede lid, een onderdeel wordt toegevoegd zodat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld kunnen worden met betrekkking tot de opleidingseisen waaraan een beroepskracht meertalige opvang moet voldoen. Gedacht wordt hierbij aan een (near) native speaker. Hierbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de handleiding vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto), welke is ontwikkeld door het Europeesplatform ten behoeve van vvto Engels in het primair onderwijs. Een non-native speaker heeft kennis van het Engels, Frans of Duits op minimaal B2-niveau voor de deelvaardigheden spreken, verstaan en lezen. Indien de beroepskracht alleen leerlingen jonger dan 8 jaar opvangt, volstaat niveau B1 voor schrijven. De meertalige beroepskracht is in staat om gedurende de gehele opvangperiode een internationaal verstaanbare en grammaticaal correcte vorm van Engels, Frans of Duits te spreken. De meertalige beroepskracht dient een diploma te bezitten welke kwalificeert om in de kinderopvang te werken. In onderdeel 4 wordt daarnaast een wijziging aangebracht in de formulering van het vijfde lid. Daarin stond abusievelijk «de gegevens» vermeld.

Onderdeel 5 (Nieuw onderdeel CA)

Zoals vermeld in het algemeen deel van deze toelichting, wordt bij de kinderopvang de Nederlandse taal als voertaal gebruikt (of de Friese taal of een streektaal die in levend gebruik is). Aan artikel 1.55 wordt een derde lid toegevoegd dat bepaalt dat in afwijking van het eerste lid de buitenschoolse opvang kan worden verzorgd in de Engelse, Duitse, of Franse taal voor ten hoogste vijftig procent van de openingstijd van de buitenschoolse opvang per jaar.

Onderdelen 6 en 7 tot en met 11

In deze onderdelen worden een aantal tekstuele aanpassingen gedaan. Onderdeel 6 wijzigt artikel I, onder E, van het wetsvoorstel in die zin dat de dubbele punt die abusievelijk is geplaatst aan het eind van onderdeel 6 wordt vervangen door een punt. In onderdeel 9 wordt een wijziging aangebracht in artikel I, onderdeel J, van het wetsvoorstel. Deze wijziging bewerkstelligt dat in het voorgestelde artikel 2.4c, vierde lid, onderdeel a, het zinsdeel «in het register staat ingeschreven» wordt vervangen door «staat ingeschreven» en dat daarmee de tekst van artikel 2.4c, vierde lid, onderdeel a gelijk is met de tekst van artikel 1.48d, vierde lid, onderdeel a. De onderdelen 7, 8, 10 en 11 wijzigen artikel I, onderdeel G, en artikel I, onderdeel M, en zorgen ervoor dat met de voorgestelde wijziging aan het einde van de zin in artikel 1.62, eerste lid, en artikel 2.20, eerste lid, geen komma wordt geplaatst.

Onderdeel 12 (Nieuwe Artikel IA en Artikel IB)

In de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen wordt in de artikelen 1.61, 1.62, 1.63, en 1.65 voor de kinderopvang de passage «de bij of krachtens afdeling 3, paragrafen 2 en 3, van dit hoodstuk, gegeven voorschriften» vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.59 gestelde regels». Voor peuterspeelzalen gebeurt hetzelfde doordat in de artikelen 2.19, 2.20, 2.21 en 2.23 de passage «de bij of krachtens afdeling 2, paragrafen 2 en 3, van dit hoofdstuk,» wordt vervangen door «de bij of krachtens de artikelen 2.5 tot en met 2.16 gestelde regels». In verband hiermee is het noodzakelijk een samenloopbepaling op te nemen. In artikel IA is de samenloop geregeld voor het geval de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen eerder in werking treedt dan deze wet en in artikel IB is de samenloop geregeld voor de situatie dat de Wet versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen later in werking treedt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven