Besluit van 1 september 2014, houdende regels voor het aanduiden van de hoeveelheid op voorverpakkingen (Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 24 juni 2014, kenmerk 382626-122055-VGP, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Gelet op:

  • Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247);

  • Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (PbEG 1976, L 46); en

  • de artikelen 8, eerste lid, onder c, 9, onder b, 13, 32b, eerste lid, en 33, eerste en derde lid, van de Warenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 juli 2014, No.W13.14.0216/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 6 augustus 2014, 645331-123909-VGP, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    bedrijfscontrolesysteem:

    de wijze waarop bedrijfscontroles als bedoeld in bijlage I, punt 4, vijfde alinea, van Richtlijn 76/211/EEG, worden uitgeoefend;

    derde land:

    een staat, die geen lidstaat van de Europese Unie is, geen partij is bij een tot een douane-unie strekkend Verdrag, dan wel een staat die geen partij is bij een tot een vrijhandelszone strekkend Verdrag dat Nederland bindt;

    ℮-teken:

    het teken bedoeld in bijlage I, punt 3.3, van Richtlijn 76/211/EEG;

    metrologische instantie:

    de krachtens artikel 10 aangewezen rechtspersoon;

    gedistilleerde drank:

    drank als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad (PbEU 2008, L 39);

    in de handel brengen:

    voor het eerst tegen vergoeding of gratis in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een tot de douane-unie strekkend Verdrag, dan wel een staat die partij is bij een tot een vrijhandelszone strekken Verdrag dat Nederland bindt een voorverpakking met daarop een ℮-teken of gedistilleerde drank ter beschikking te stellen met het oog op distributie ervan;

    importeur:

    degene die in de uitoefening van een bedrijf dat in Nederland is gevestigd voorverpakkingen met daarop een ℮-teken in de handel brengt of beoogt te brengen die afkomstig zijn uit een derde land;

    Richtlijn 2007/45/EG:

    Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247);

    Richtlijn 76/211/EEG:

    Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (PbEG 1976, L 46);

    voorverpakking:

    het geheel van een product en de individuele verpakking waarin het is voorverpakt, waarbij voldaan is aan artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 76/211/EEG;

    vulbedrijf:

    degene die in de uitoefening van een bedrijf dat in Nederland is gevestigd voorverpakkingen met daarop een ℮-teken afvult.

  • 2. Dit besluit is van toepassing op voorverpakkingen als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 76/211/EEG.

Artikel 2

  • 1. Het is verboden voorverpakkingen in de handel te brengen anders dan met inachtneming van de bij dit besluit gestelde voorschriften.

  • 2. Het is verboden gedistilleerde drank in een voorverpakking in de handel te brengen anders dan met inachtneming van artikel 12.

§ 2 Voorverpakkingen met een ℮-teken

Artikel 3

Het in de handel brengen van voorverpakkingen met daarop het ℮-teken geschiedt met inachtneming van de bij de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste tot en met derde lid, van Richtlijn 76/211/EEG gestelde voorschriften.

Artikel 4

Een geregeld meetinstrument als bedoeld in de Metrologiewet is een wettig meetmiddel als bedoeld in bijlage I, punt 4, tweede alinea, van Richtlijn 76/211/EEG.

Artikel 5

  • 1. Indien een vulbedrijf niet de werkelijke inhoud van elke voorverpakking met daarop een ℮-teken meet, beschikt het vulbedrijf over een door Onze Minister erkend bedrijfscontrolesysteem.

  • 2. Onze Minister verleent de erkenning van een bedrijfscontrolesysteem indien de controle door het vulbedrijf dusdanig geschiedt dat de waarde van de inhoud van de voorverpakking met daarop een ℮-teken gegarandeerd is.

  • 3. Onze Minister geeft voorafgaande aan een definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem van een vulbedrijf een voorlopige erkenning.

  • 4. Voordat Onze Minister overgaat tot een voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem wordt de metrologische instantie gehoord.

  • 5. De voorlopige erkenning voor de betrokkene van een bedrijfscontrolesysteem vervalt van rechtswege na een periode van zes maanden, of, indien dit eerder is, met ingang van de inwerkingtreding van een besluit tot verlening of tot weigering van een definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem.

Artikel 6

  • 1. Indien de importeur niet de werkelijke inhoud van elke voorverpakking met daarop een ℮-teken meet, beschikt de importeur over een door Onze Minister erkend bedrijfscontrolesysteem dan wel een verklaring waaruit blijkt dat de werkelijke inhoud van voorverpakkingen met daarop het ℮-teken is gegarandeerd.

  • 2. Een verklaring als bedoeld in het eerste lid wordt afgegeven als voldaan is aan bijlage I, punt 4, zesde alinea, van Richtlijn 76/211/EEG. Voordat de verklaring wordt afgegeven wordt de metrologische instantie gehoord.

  • 3. Indien een importeur gebruik maakt van een bedrijfscontrolesysteem is artikel 5, tweede tot en met vijfde lid, van overeenkomstige toepassing op de erkenning van het bedrijfscontrolesysteem.

Artikel 7

  • 1. De aanvrager is aan Onze Minister een retributie verschuldigd voor elke ingediende aanvraag voor en afgifte van een voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem en voor de aanvraag voor en de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 6.

  • 2. Onze Minister stelt ter uitvoering van het eerste lid nadere regels. Deze regels hebben in elk geval betrekking op de hoogte van de retributies voor de voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem en de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 6.

Artikel 8

De voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem, of een verklaring als bedoeld in artikel 6, kan door Onze Minister worden ingetrokken indien:

  • a. het betrokken vulbedrijf of de importeur geen medewerking verleent aan ambtenaren of personen in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon die op grond van artikel 25 onderscheidenlijk 25a van de Warenwet zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit;

  • b. bij een onderzoek van een partij voorverpakkingen met daarop een ℮-teken door ambtenaren of personen in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon die op grond van artikel 25 onderscheidenlijk 25a van de Warenwet zijn belast met het toezicht op de naleving van dit besluit, is vastgesteld dat het toegepaste bedrijfscontrolesysteem onvoldoende zekerheid biedt voor de naleving van dit besluit; of

  • c. het vulbedrijf of de importeur een voorverpakking met daarop een ℮-teken verhandelt ten aanzien waarvan niet is voldaan aan dit besluit.

Artikel 9

De termijn gedurende welke de in bijlage I, punt 4, vijfde alinea, van Richtlijn 76/211/EEG, bedoelde documenten ter beschikking van de met het toezicht op de naleving van dit besluit belaste ambtenaren of personen worden gehouden, bedraagt ten minste één jaar.

Artikel 10

Onze Minister van Economische Zaken wijst een rechtspersoon aan die tot taak heeft metrologische onderzoeken te verrichten ten behoeve van de uitvoering van dit besluit.

§ 3 Voorverpakkingen zonder ℮-teken

Artikel 11

Indien op een voorverpakking geen ℮-teken is aangebracht bevat de voorverpakking in elk geval de hoeveelheid van de waar die op de verpakking wordt aangegeven.

§ 4 Nominale hoeveelheden voor gedistilleerde dranken

Artikel 12

  • 1. Gedistilleerde drank dat in een voorverpakking binnen het in punt 1 van de bijlage bij Richtlijn 2007/45/EG vermelde interval voor gedistilleerde drank is verpakt, wordt uitsluitend in de handel gebracht indien het is voorverpakt in de in punt 1 van die bijlage voor gedistilleerde dranken vermelde nominale hoeveelheden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op voorverpakte gedistilleerde drank die in belastingvrije winkels wordt verkocht voor consumptie buiten de Europese Unie.

  • 3. Bij twee of meer individuele voorverpakkingen van gedistilleerde drank die samen een meervoudige verpakking vormen, zijn de in punt 1 van de bijlage bij Richtlijn 2007/45/EG opgenomen hoeveelheden van toepassing op elke individuele voorverpakking.

  • 4. Indien een voorverpakking van gedistilleerde drank bestaat uit twee of meer individuele verpakkingen die niet voor individuele verkoop zijn bestemd, zijn de in punt 1 van de bijlage bij Richtlijn 2007/45/EG opgenomen nominale hoeveelheden van toepassing op de voorverpakking.

§ 5 Slotbepalingen

Artikel 13

Een wijziging van Richtlijn 76/211/EEG of Richtlijn 2007/45/EEG gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 14

De bijlage bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten wordt als volgt gewijzigd:

1. In het onderdeel inhoud, subonderdeel B, Overtreding van Warenwetbesluiten met algemene werking, wordt «B-2 Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet)» vervangen door: B-2 Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen.

2. In de tabel met de kolommen «Omschrijving van de overtreding» en «Boetebedrag per categorie» komt rubriek B-2 te luiden:

B-2

Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen

   

B-2.1

art. 2 lid 1 jo art. 3

€ 525,–

€ 1.050,–

B-2.2

art. 2 lid 1 jo art. 11

€ 525,–

€ 1.050,–

B-2.3

art. 2 lid 2 jo. art. 12

€ 525,–

€ 1.050,–

Artikel 15

Het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet) wordt ingetrokken.

Artikel 16

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 17

Dit besluit wordt aangehaald als: Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 1 september 2014

Willem-Alexander

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Uitgegeven de negentiende september 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

In dit besluit – het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen – worden regels gesteld:

  • ter uitvoering van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen (PbEG 1976, L 46) (verder: Richtlijn 76/211/EEG);

  • ter uitvoering van Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PbEU 2007, L 247) (verder richtlijn 2007/45/EG) voorzover het regels over de nominale hoeveelheden van gedistilleerde dranken betreft; en

  • betreffende het minimumsysteem.

In Richtlijn 76/211/EEG zijn regels opgenomen voor het gebruik van het E.E.G.- teken (verder: ℮-teken) op voorverpakkingen. Dit ℮-teken mag op de voorverpakking worden vermeld achter de hoeveelheidsaanduiding, indien wordt voldaan aan de eisen gesteld bij Richtlijn 76/211/EEG. In het kort komen deze eisen er op neer dat:

  • De inhoud die daadwerkelijk in de voorverpakking zit mag gemiddeld niet kleiner zijn dan de vermelde hoeveelheid op die voorverpakking.

  • Er zijn echter wel geringe marges toegestaan waarbij een individuele voorverpakking soms een kleinere hoeveelheid bevat dan is aangegeven.

  • Om te waarborgen dat deze marges niet worden overschreden moet elke voorverpakking afzonderlijk worden gemeten of er moet gebruik worden gemaakt van een bedrijfscontrolesysteem.

Het gaat hier om het zogenaamde gemiddelde-systeem. Als er geen gebruik wordt gemaakt van dit gemiddelde-systeem van Richtlijn 76/211/EEG dan geldt op grond van artikel 11 van dit besluit het zogenaamde minimum-systeem. Dit minimum-systeem houdt in dat voorverpakkingen ten minste de daarop aangegeven hoeveelheid bevatten. Het is daarbij niet toegestaan dat een individuele voorverpakking een kleinere hoeveelheid bevat.

Richtlijn 76/211/EEG was uitgevoerd bij het Hoeveelheidsaanduidingenbesluit (Warenwet) (hierna: HAB). Bij de inwerkingtreding van dit besluit is het HAB ingetrokken. Daarvoor is een aantal redenen. Ten eerste was het HAB verouderd en moeilijk leesbaar. Het is bijvoorbeeld nooit aangepast aan de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en verwijzingen naar bepaalde instanties waren veelal achterhaald. Daarnaast vertoonde het tweede gedeelte – artikelen 18 tot en met 32 – van het HAB overlap met andere besluiten. Veelal ging het om de uitvoering van richtlijnen die ook elders waren uitgevoerd. Verder waren er in het HAB enkele nationale bepalingen opgenomen die inmiddels in Europese verordeningen geregeld zijn. Deze nationale bepalingen moeten daarom vervallen.

In Richtlijn 2007/45/EG is opgenomen dat bepaalde producten, waaronder gedistilleerde dranken, uitsluitend in standaardhoeveelheden verkocht mogen worden. De Productschapsverordening waarin deze standaardhoeveelheden voor onder andere gedistilleerde dranken zijn uitgevoerd komt te vervallen. In het Regeerakkoord is namelijk opgenomen dat de product- en bedrijfschappen worden opgeheven. Voor gedistilleerde dranken worden deze regels nu opgenomen bij dit besluit.

Voor de redenen die hebben geleid tot de vaststelling van Richtlijn 76/211/EEG en Richtlijn 2007/45/EG wordt verwezen naar de overwegingen bij die richtlijnen.

Voor de uitvoering van Richtlijn 76/211/EEG en Richtlijn 2007/45 bij het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen is gebruik gemaakt van een dynamische verwijzing naar beide richtlijnen. In het HAB en in de Productschapsverordening werd daarvan geen gebruik gemaakt. Het gevolg van een dynamische verwijzing is dat toekomstige wijzigingen van Richtlijn 76/211/EEG en Richtlijn 2007/45/EG via dit besluit automatisch doorwerken in het Nederlandse recht.

De bepalingen van Richtlijn 76/211/EEG en Richtlijn 2007/45 zijn gedetailleerd van karakter en laten de Nederlandse wetgever geen ruimte voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Wel wordt in bijlage I, punt 5, van Richtlijn 76/211/EEG ruimte geboden om af te wijken van de in de bijlage II omschreven regels voor de referentiemethode voor de statistische controle van partijen voorverpakkingen met daarop een ℮-teken. Van deze ruimte is geen gebruik gemaakt. De inhoudelijke voorschriften van Richtlijn 76/211/EEG en Richtlijn 2007/45/EG zijn als zodanig toepasbaar voor de gebruikers daarvan (zowel het bedrijfsleven als bij de uitvoering en toepassing betrokken instanties).

Administratieve lasten en overige bedrijfseffecten

Dit besluit brengt geen verandering aan in de gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger of het bedrijfsleven, en heeft ook verder geen bedrijfseffecten. Het bedrijfsleven is bovendien niet verplicht om voorverpakkingen te vullen conform Richtlijn 76/211/EEG.

Regulier overleg Warenwet

Het ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan de deelnemers aan het Regulier Overleg Warenwet (ROW)1. Deze consultatie heeft niet geleid tot commentaar op het ontwerpbesluit.

Notificatie

Het besluit is op 10 september 2013 gemeld aan de Europese Commissie, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204) (hierna: Richtlijn 98/34/EG). De notificatietermijn verliep op 11 december 2013. De Europese Commissie heeft een uitvoerig gemotiveerde mening ingediend. Het ontwerpbesluit is hierop aangepast door een definitie van importeur en vulbedrijf toe te voegen. De notificatietermijn werd hierdoor verlengd tot 11 maart 2014.

Deze notificatie aan de Commissie was noodzakelijk, aangezien artikel 11 van het besluit een technisch voorschrift bevat in de zin van Richtlijn 98/34/EG. Voor zover het besluit kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bevat, worden deze maatregelen gerechtvaardigd ter bescherming van de consument.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Bij artikel 1, eerste lid, zijn enkele begrippen gedefinieerd die voorkomen in dit besluit. Eén van die begrippen is het begrip voorverpakking.

Onder de term «voorverpakking» valt ook de zogenaamde omdoos of ompakking. Op een dergelijke omdoos of ompakking kan het ℮-teken worden vermeld indien daarin één of meerdere individuele voorverpakkingen aanwezig zijn die voldoen aan de eisen van Richtlijn 76/211/EEG.

Op de omdoos of ompakking kan op de buitenzijde of op een daaraan gehecht etiket het ℮-teken in samenhang met een hoeveelheidsaanduiding worden vermeld. Dit moet gebeuren op een manier die voor de consument niet misleidend is.

Het tweede lid van artikel 1 bepaalt de reikwijdte van dit besluit.

Artikel 2 en 3

Bij artikel 2, eerste lid, jo. 3 is het mogelijk om een boete op te leggen indien bij een controle blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3, eerste lid, en 4 eerste tot en met derde lid, van Richtlijn 76/211/EEG. In artikel 3, eerste lid, van Richtlijn 76/211/EEG wordt naar bijlage I verwezen. Het is mogelijk dat verschillende voorschriften uit de bijlage worden overtreden. In een dergelijke situatie kunnen meerdere boetes worden opgelegd op grond van artikel 2, eerste lid, jo. 3 van dit besluit.

De verplichtingen uit artikel 3 richten zich tot het vulbedrijf en de importeur. Nationaal wordt ook gesproken over vervaardiger. De vervaardiger van voorverpakkingen kan zelf voorverpakkingen vullen of dit laten doen door een vulbedrijf. Indien de vervaardiger zelf de voorverpakkingen vult kan hij op dat moment worden gezien als vulbedrijf. De verplichtingen voor het vulbedrijf uit Richtlijn 76/211/EEG zijn in dat geval van overeenkomstige toepassing op de vervaardiger.

De verplichtingen gesteld bij dit besluit richten zich op het voor het eerst in de handel brengen van voorverpakkingen met daarop een ℮-teken door de importeur of het vulbedrijf. Een verhandelaar kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor een onjuiste vermelding van het ℮-teken op een voorverpakking.

Artikel 4

Richtlijn 76/211/EEG stelt in bijlage I, punt 4, alinea 2, dat de meting of controle geschiedt met behulp van een voor het gebruiksdoel geschikt wettig meetmiddel. Bij artikel 4 is bepaald dat een geregeld meetinstrument als bedoeld in de Metrologiewet een wettig meetmiddel is. Het moet wel gaan om een geregeld meetinstrument dat geschikt is voor het gebruiksdoel.

In de praktijk wordt voor bepaalde taken waarvoor geen geregeld meetinstrument is voorgeschreven gebruik gemaakt van meetinstrumenten die niet onder de Metrologiewet vallen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het gebruik van dichtheidsmeters die in het kader van een bedrijfscontrolesysteem toegepast kunnen worden. Deze bepaling laat onverlet dat van dergelijke meetinstrumenten gebruik mag worden gemaakt.

Artikel 5

De bedrijfscontroles moeten volgens bijlage I, punt 4, van Richtlijn 76/211/EEG plaatsvinden op «een door de bevoegde diensten van de lidstaat erkende wijze». In dit artikel is neergelegd dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (verder: de minister) een bedrijfscontrolesysteem van een vulbedrijf of importeur erkent indien de controle door het vulbedrijf dusdanig geschiedt dat de waarde van de werkelijke inhoud van de voorverpakking gegarandeerd is.

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid moet de aanvraag aan de minister voor een voorlopige of definitieve erkenning, worden verzonden aan de metrologische instantie. De metrologische instantie is gemandateerd om de aanvraag in ontvangst te nemen en te behandelen. De beslissing om de voorlopige of definitieve erkenning af te geven is gemandateerd aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (verder: NVWA).

Indien bij een controle blijkt dat deze voorverpakkingen met daarop een ℮-teken niet aan dit besluit voldoen, mogen deze voorverpakkingen niet worden verhandeld. De hele partij wordt in dat geval afgekeurd. Dit laat onverlet dat het mogelijk is voor het vulbedrijf of de importeur om voor die afgekeurde partij maatregelen te nemen waarmee wordt aangetoond dat alsnog aan dit besluit is voldaan. Indien dit kan worden aangetoond hoeft de partij niet te worden vernietigd. Deze partij kan dan alsnog worden verhandeld.

Artikel 6

Een importeur kan voorverpakkingen met daarop het ℮-teken importeren uit een derde land. Richtlijn 76/211/EEG maakt het in bijlage 1, punt 4, alinea 6, mogelijk dat de importeur in dat geval geen meting of controle verricht, maar bewijs levert dat de werkelijke inhoud van de ℮-voorverpakkingen gegarandeerd is. Artikel 6 maakt het mogelijk dat hij hiervoor een verklaring ontvangt van de minister.

Indien de importeur voorverpakkingen met daarop het ℮-teken importeert uit een derde land en niet beschikt over een verklaring als bedoeld in dit artikel is hij verplicht elke voorverpakking te meten of een bedrijfscontrolesysteem toe te passen.

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid moet de aanvraag aan de minister van een verklaring als bedoeld in dit artikel worden verzonden aan de metrologische instantie. De metrologische instantie is gemandateerd om de aanvraag in ontvangst te nemen en te behandelen. De beslissing om een verklaring aan de betrokken importeur af te geven is gemandateerd aan de NVWA.

Artikel 7

In het eerste lid is bepaald dat de aanvrager aan de Minister een retributie verschuldigd is voor elke ingediende aanvraag voor en afgifte van een voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem en voor de aanvraag voor en de afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 6. Het gaat hier om toelatingskosten die conform het kabinetsstandpunt bij het rapport «Maat houden2» kunnen worden doorberekend.

Op basis van het tweede lid worden nadere regels gesteld voor het heffen van deze retributie. Het gaat hier om de verplichting tot betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor het opleggen en innen van de retributie voor de aanvraag van een voorlopige of definitieve erkenning van een bedrijfscontrolesysteem en voor een verklaring als bedoeld in artikel 6 is mandaat verleend aan de metrologische instantie.

Artikel 8

In dit artikel zijn de gronden opgesomd voor de intrekking van de voorlopige of definitieve erkenning van het bedrijfscontrolesysteem voor het betrokken vulbedrijf of de importeur. Deze gronden gelden ook voor het intrekken van een verklaring, als bedoeld in artikel 6.

Met ambtenaren of personen in dienst van een privaatrechtelijke rechtspersoon die op grond van artikel 25 onderscheidenlijk 25a van de Warenwet zijn aangewezen worden ambtenaren van de NVWA onderscheidenlijk personen in dienst van de stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) bedoeld.

Artikel 9

In bijlage I, punt 4, alinea 5, van Richtlijn 76/211/EEG is bepaald dat het vulbedrijf de documenten waarin de resultaten van de bedrijfscontroles zijn vermeld ter beschikking houdt van de bevoegde diensten van de lidstaat. Deze documenten moeten gedurende ten minste één jaar op inzichtelijke wijze worden bewaard. Deze verplichting geldt uiteraard ook voor de importeur die gebruik maakt van een bedrijfscontrolesysteem.

Artikel 10

De door de Minister van Economische Zaken aangewezen metrologische instantie verricht metrologische onderzoeken ten behoeve van de uitvoering van dit besluit. Voorlopige en definitieve erkenningen van bedrijfscontrolesystemen en de verlening van een verklaring als bedoeld in artikel 6 vinden plaats op basis van deze onderzoeken.

Artikel 11

Indien geen gebruik wordt gemaakt van het gemiddelde-systeem bevatten de verpakkingen ten minste de daarop aangegeven hoeveelheid (het zogenaamde minimum-systeem). Bij de keuze voor dit minimumsysteem wordt bij het afvullen van voorverpakkingen rekening gehouden met een tolerantiemarge van de vulapparatuur. Die vulapparatuur moet daardoor zodanig worden afgesteld, dat bij het afvullen van de gewenste hoeveelheid product rekening wordt gehouden met de onderste grens van de tolerantiemarge.

Artikel 12

Artikel 4 van de Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003 voorziet in de uitvoering van de artikelen 3 en 5, en de bijlage bij richtlijn 2007/45/EG met betrekking tot gedistilleerde dranken. In het Regeerakkoord is opgenomen dat de product- en bedrijfschappen worden opgeheven. De Verpakkingsverordening Productschap Dranken 2003 komt hiermee te vervallen. De uitvoering van een deel van richtlijn 2007/45/EG (voor gedistilleerde dranken) wordt overgenomen in dit besluit. Het onderdeel wijn wordt uitgevoerd in het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007.

Artikel 14

Het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten is aan dit nieuwe besluit aangepast. Overtreding van artikel 2, eerste lid, jo. artikel 3, artikel 2, eerste lid, jo. artikel 11 en artikel 2, tweede lid, jo. artikel 12 van dit besluit wordt beboet met een bedrag van € 1.050,– voor de kleine bedrijven (50 of minder werknemers) en een bedrag van € 2.100,– voor de zogenaamde grote bedrijven (meer dan 50 werknemers). Overtredingen van de hier in het geding zijnde voorschriften vertonen, voor zover zij door een bestuurlijke boete kunnen worden afgedaan, een goed vergelijkbare mate van (geringe) ernst. Voor een verdere toelichting inzake de hoogte van deze bedragen zij verwezen naar de nota van toelichting bij het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

Artikel 15

Bij de inwerkingtreding van dit besluit is het HAB ingetrokken. In artikel 20, vijfde lid, van het ingetrokken HAB was een speciale regeling getroffen voor de hoeveelheidvermelding van voorverpakt consumptie-ijs. Ook deze hoeveelheidvermelding dient vanaf 1 juli 2014 te voldoen aan het WEL (het WEL zal per 13 december 2014 worden vervangen door het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen (Stb. 2013, 146)). Hier is een nieuwe wettelijke voorziening getroffen voor zover dat noodzakelijk en mogelijk was om het betrokken bedrijfsleven niet met onnodige belemmerende nieuwe regels te confronteren.

Transponeringstabel

In onderstaande tabel is het verband weergegeven tussen Richtlijn 76/211/EEG en dit besluit.

Richtlijn 76/211/EEG

Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen

Beleidsruimte

Artikel 1

Artikel 1, tweede lid

n.v.t.

Artikel 2

Artikel 1, eerste lid

n.v.t.

Artikel 3, eerste lid

Artikel 3

n.v.t.

Artikel 3, tweede lid

n.v.t.

Artikel 4, eerste lid

Artikel 3

n.v.t.

Artikel 4, tweede lid

Artikel 3

n.v.t.

Artikel 4, derde lid

Artikel 3

n.v.t.

Artikel 4, vierde lid

n.v.t.

Artikel 5

n.v.t.

Artikel 6

n.v.t.

Artikel 7, eerste lid

n.v.t.

Artikel 7, tweede lid

n.v.t.

Artikel 7, derde lid

n.v.t.

Artikel 7, vierde lid

n.v.t.

Artikel 7, vijfde lid

n.v.t.

Artikel 7, zesde lid

n.v.t.

Artikel 8

n.v.t.

Bijlage I, punt 1

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 2

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 3

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 1

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 2

Artikelen 3 en 4

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 3

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 4

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 5

Artikelen 3, 5, 7, 8, 9 en 10.

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 6

Artikelen 3, 6, 7, 8 en 10.

n.v.t.

Bijlage I, punt 4, alinea 7

Artikel 3

n.v.t.

Bijlage I, punt 5, alinea 1

n.v.t.

Bijlage I, punt 5, alinea 2

n.v.t.

Bijlage I, punt 5, alinea 3

Aan de lidstaten wordt hier ruimte geboden om af te wijken van de in de bijlage II omschreven regels voor de referentiemethode voor de statistische controle van partijen voorverpakkingen met daarop een ℮-teken Nederland heeft hier geen gebruik van gemaakt.

Bijlage I, punt 5, alinea 4

idem

Bijlage I, punt 6

n.v.t.

Bijlage II

n.v.t.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers


X Noot
1

Aan het ROW nemen vertegenwoordigers deel van ondernemers (industrie en handel), van consumenten, van ministeries (met name van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Economische Zaken) en van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.

X Noot
2

Kamerstukken II 1995/96, 24 036, nr. 22. Voor een samenvatting van het rapport zie Stcrt. 2000, 90.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven