nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 19 juli 1996
Het onderwerp doorberekening van handhavingskosten is een van
de wetgevingsthema's van de tweede tranche van de operatie «Marktwerking,
deregulering en wetgevingskwaliteit».
Hierbij zend ik u het rapport van de MDW-werkgroep doorberekening van
handhavingskosten.1 Het kabinet neemt hierover
het volgende standpunt in.
Over het vraagstuk van particuliere bijdragen aan overheidsoptreden zijn
reeds eerder adviezen uitgebracht. De Commissie voor de toetsing van wetgevingsprojecten
bracht een advies uit over de doorberekening van politiekosten en over het
onderwerp eigen betalingen, terwijl over dat laatste onderwerp tevens een
MDW-rapport verscheen.
In bijgaand rapport wordt een inventarisatie verricht van een aantal nationale
en internationale wettelijke regelingen die illustratief zijn voor het onderwerp
doorberekening van handhavingskosten en wordt een korte verkenning verricht
naar een aantal actuele discussies en theorievorming op het terrein van of
samenhangend met handhaving.
Ten behoeve van het onderzoek wordt het begrip handhaving door de werkgroep
ruim opgevat en ingedeeld in een viertal te onderscheiden categorieën
van activiteiten en kosten. Het gaat om de categorieën toelating, post-toelating,
preventieve handhaving en repressieve handhaving.
De werkgroep formuleert ten aanzien van de kosten voor preventieve en
repressieve handhaving het uitgangspunt dat deze niet zouden moeten worden
doorberekend, omdat bij deze vormen van handhaving in beginsel sprake is van
handelingen waarvan de kosten niet toerekenbaar zijn en het profijt niet individualiseerbaar.
Voor de kosten van toelating en post-toelating is het uitgangspunt dat deze
wel zouden moeten worden doorberekend, aangezien in deze gevallen
wel van toerekenbaarheid van kosten en individualiseerbaarheid van profijt
sprake is.
ln aanvulling hierop wordt ten aanzien van toelating en post-toelating
enerzijds en ten aanzien van preventieve en repressieve handhaving anderzijds
aangegeven dat afgeweken kan worden van deze uitgangspunten. Daarbij geldt
dat in de toelichting op de wet of de wettelijke regeling gemotiveerd dient
te worden om welke redenen van de uitgangspunten wordt afgeweken, zodat bij
de besluitvorming over het wel of niet doorberekenen de daarbij relevante
overwegingen ter beschikking staan. Bij het opstellen van een dergelijke toelichting
kan gebruik worden gemaakt van een tweetal in het rapport opgenomen «checklists».
Het kabinet kan zich vinden in de door de werkgroep geformuleerde uitgangspunten
en stelt zich op het standpunt dat deze van belang zijn uit een oogpunt van
consistentie en helderheid van wet- en regelgeving. Het kabinet zal de in
de werkgroep ontwikkelde checklists toepassen bij alle nieuwe wet- en regelgeving
waarin sprake is van toelatings- en handhavingsactiviteiten.
Ten slotte kan het kabinet instemmen met de door de werkgroep gedane aanbeveling
om, met het oog op te nemen maatregelen en/of het bijstellen van de checklists,
omstreeks 1 september 1997 een evaluatie te verrichten naar de ervaringen
die worden opgedaan in de komende periode. Het kabinet zal daartoe aan de
hand van de wetgevingsplanning van de diverse departementen nagaan welke regelingen
op stapel staan waarbij de uitgangspunten van de checklists als hulpmiddel
bij het inrichten van de regelgeving kunnen worden benut.
Het kabinet streeft ernaar per 1 oktober a.s. daarvan een overzicht vast
te stellen.
De Minister van Justitie,
W. Sorgdrager