Besluit van 22 april 2013 tot wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in verband met versterking van de uitvoering en de handhaving, ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en het modern migratiebeleid

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 september 2012, nr. 12.002173;

Gelet op artikel 3, eerste lid, onder c, van de Wet arbeid vreemdelingen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 2012, no. W12.12.0376/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 april 2013, nr. 2013-0000035050;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1d, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b vervalt na «onderzoeksinstelling,» het woord «of».

2. Aan het slot van onderdeel c vervalt de punt en wordt toegevoegd: , of.

3. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. als gastdocent onder de beperking «arbeid als kennismigrant» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld bij een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs die erkende referent is als bedoeld in artikel 1, onderdeel t, van de Vreemdelingenwet 2000 en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling, of bij een onderzoeksinstelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs, die erkende referent is en die beschikt over een gastovereenkomst met de vreemdeling,.

4. «Onze Minister van Justitie» wordt vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

B

In artikel 1f wordt «een vergunning tot verblijf voor studie als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Vreemdelingenbesluit 2000» vervangen door: een verblijfsvergunning voor studie als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder l, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

C

In artikel 1g wordt «artikel 7.2.8. van de Wet educatie en beroepsonderwijs» vervangen door: artikel 7.2.8. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel in Nederland in het kader van een opleiding aan een hogeschool in de zin van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te werk wordt gesteld op de grond van een stageovereenkomst, gesloten tussen de hogeschool, de werkgever en hemzelf.

D

In artikel 1h wordt «een aangewezen onderzoeksinstelling als bedoeld in artikel 3.56a, eerste lid, onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000» vervangen door: een krachtens artikel 2c van de Vreemdelingenwet 2000 als referent erkende onderzoeksinstelling in de zin van die richtlijn.

E

Na artikel 1i wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1j

Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is voor een periode van maximaal één jaar niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder de beperking «uitwisseling, al dan niet in het kader van een verdrag», bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Vreemdelingenbesluit 2000, indien:

  • a. het een au pair betreft die:

    • 1°. verblijft in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen, voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht,

    • 2°. kost en inwoning geniet van het gastgezin,

    • 3°. maximaal 8 uur per dag tot een maximum van 30 uur per week in het gastgezin slechts lichte ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden mag verrichten, waarvoor een aantoonbaar alternatief voorhanden is,

    • 4°. minimaal 2 dagen per week vrij heeft, en

    • 5°. een dagindeling met het gastgezin schriftelijk en in een voor de au pair begrijpelijke taal heeft vastgesteld op grond waarvan de au pair licht ondersteunende huishoudelijke werkzaamheden verricht;

  • b. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een Working Holiday Scheme (WHS) of een Working Holiday Programme (WHP), dat in een Memorandum of Understanding geformuleerd is dat is goedgekeurd door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • c. er sprake is van werkzaamheden in het kader van een door het Nederlands Jeugdinstituut goedgekeurd European Voluntary Service-programme; of

  • d. er sprake is van deelname aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie goedgekeurd uitwisselingsprogramma van een particuliere uitwisselingsorganisatie en verblijft in het gastgezin, bestaande uit minimaal 2 personen voor wie de vreemdeling niet eerder werkzaamheden heeft verricht.

F

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

2. In onderdeel c wordt «onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een onderzoeker, als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder bb, van het Vreemdelingenbesluit 2000» vervangen door: onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid van een vreemdeling die is toegelaten onder een beperking verband houdend met onderzoek, als bedoeld in 3.4, eerste lid, onder i, van het Vreemdelingenbesluit 2000.

3. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • g. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking «tijdelijke humanitaire gronden» of «niet-tijdelijke humanitaire gronden» als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdelen p en r, van het Vreemdelingenbesluit 2000;

  • h. de afhankelijke gezinsleden van de onder g genoemde vreemdelingen.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 22 april 2013

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Uitgegeven de derde mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

De in dit besluit voorgestelde wijzigingen hangen samen met de volledige inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid (Stb. 2010, 290) en het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 309). De aanpassingen van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) die samenhangen met de Wet modern migratiebeleid zijn opgenomen in de Wet van 18 november 2010 tot aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen in verband met de introductie van de referent in de Vreemdelingenwet 2000 en verkorting van de wachttermijn voor seizoenswerkers (Stb. 2010, 800).

In deze wijziging van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen (Buwav) worden twee onderwerpen geregeld. Deze onderwerpen worden hierna nader toegelicht.

Vrijstelling van de tewerkstellingsvergunningsplicht (twv-plicht) in het kader van uitwisselingsprogramma’s

Het gaat ten eerste om de vrijstelling van de twv-plicht voor ten hoogste een jaar voor een aantal categorieën migranten onder nader te benoemen voorwaarden (zie artikelsgewijze toelichting: artikel I, onderdeel E).

Gastdocenten

Ten tweede gaat het om de vrijstelling van de twv-plicht voor gastdocenten. Een gastdocent geeft op uitnodiging les aan een universiteit, hogeschool, een instelling voor hoger internationaal onderwijs of aan instellingen die hieraan verbonden zijn. Het kabinet heeft in de «Blauwdruk Modern Migratiebeleid1» reeds aangekondigd dat het verblijf voor gastdocenten meer uitnodigend moet zijn. Ondanks het feit dat het hier om kennismigranten gaat, kunnen gastdocenten nu niet toegelaten worden via de eenvoudige toelatingsprocedures voor kennismigranten (het huidige artikel 1d, eerste lid, van het Buwav). Reden hiervoor is dat zij vaak geen arbeidsovereenkomst hebben met de instelling maar een gastovereenkomst aangaan. In een gastovereenkomst verbindt de onderzoeker zich ertoe een onderzoeksproject uit te voeren, terwijl de instelling zich ertoe verplicht de onderzoeker voor dat doel als gast te ontvangen. Gastdocenten kunnen ook geen beroep doen op de Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van 12 oktober 2005 betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEG 2005, L 289/15) (richtlijn wetenschappelijk onderzoekers). Deze richtlijn ziet niet op het geven van gastcolleges, maar is slechts van toepassing op onderdanen van derde landen die voor een periode van meer dan 3 maanden naar een van de lidstaten komen om een wetenschappelijk onderzoeksproject uit te voeren in het kader van een gastovereenkomst met een onderzoeksinstelling. Om het verblijf als kennismigrant mogelijk te maken, is via het Besluit modern migratiebeleid in het Vreemdelingenbesluit 2000 opgenomen dat ook de werkgever met wie een kennismigrant een gastovereenkomst heeft afgesloten als referent kan optreden en ook als zodanig kan worden erkend. De gastdocent zal op grond van artikel 3.4, eerste lid, onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 worden toegelaten onder de beperking «arbeid als kennismigrant». Door toevoeging van een lid aan artikel 1d van het Buwav waardoor ook gastdocenten die een gastovereenkomst hebben met een instelling onder de kennismigrantenregeling kunnen vallen, is het Buwav in lijn gebracht met het Vreemdelingenbesluit 2000, zoals gewijzigd door het Besluit modern migratiebeleid en met de Vreemdelingenwet 2000, zoals gewijzigd door de Wet modern migratiebeleid.

Indien betrokkene op grond van artikel 1d van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen in het bezit wordt gesteld van een verblijfsvergunning onder de beperking «arbeid als kennismigrant», zal de hoger onderwijsinstelling, ongeacht de periode van het verblijf, niet meer verplicht zijn om in het bezit te zijn van een tewerkstellingsvergunning. De vrijstelling van twv-plicht én de toelating als kennismigrant zorgen ervoor dat de toelating voor gastdocenten voortaan meer uitnodigend is, door hen voortaan op dezelfde wijze te behandelen als andere kennismigranten.

Budgettaire consequenties

De in dit besluit opgenomen voorstellen hebben – zowel eenmalig als structureel – geen budgettaire consequenties op de uitvoeringskosten. De administratieve lasten voor werkgevers zullen zeer beperkt afnemen. Er zullen slechts enkele werkgevers zijn die geen tewerkstellingsvergunning meer aanvragen voor een gastdocent. Daarvoor in de plaats zal een verblijfsvergunning als kennismigrant moeten worden aangevraagd.

Uitvoerings- en Handhavingstoets

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan het UWV en de Inspectie SZW. Van de zijde van het UWV werd aangegeven dat het conceptbesluit uitvoerbaar is en handhaafbaar, de beoogde datum van inwerkingtreding van 1 januari 2013 voor UWV haalbaar is, de financiële effecten van het conceptbesluit op de uitvoeringskosten nihil zijn en het voorstel een zeer beperkte afname van de administratieve lasten met zich mee zal brengen. Uiteindelijk is ervoor gekozen dit besluit met ingang van 1 juni 2013 in werking te laten treden. Ook Inspectie SZW beoordeelt het ontwerpbesluit overwegend positief en handhaafbaar. De Inspectie SZW is overigens vanaf het begin betrokken geweest bij het opstellen van onder meer deze wijziging van het Buwav. In aansluiting op de opmerkingen die de Inspectie SZW in een eerdere fase al heeft gemaakt doet de Inspectie nog een aantal suggesties die zoveel mogelijk zijn overgenomen. Zo is op een aantal plaatsen de Nota van Toelichting nader aangescherpt.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A, onder 1 en 2

Dit betreft een technische aanpassing, omdat aan artikel 1, eerste lid, een nieuw onderdeel wordt toegevoegd.

Artikel I, onderdeel A, onder 3

Het betreft hier een aanpassing van artikel 1d, eerste lid, van het Buwav. Dit artikel regelt dat het verbod bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wav, niet van toepassing is voor kennismigranten. Als kennismigrant wordt nu ook bedoeld de groep gastdocenten.

Er geldt geen twv-plicht voor de werkzaamheden die een (onbezoldigd) gastdocent aan de gastinstelling verricht indien voldaan wordt aan de volgende vereisten. Om voor toelating in aanmerking te komen, is vereist dat de (onbezoldigd) gastdocent over een gastovereenkomst met de beoogde instelling beschikt. De gastovereenkomst voor (onbezoldigd) gastdocenten in het hoger onderwijs moet aan dezelfde vereisten voldoen als de gastovereenkomst voor onderzoekers die reeds uit hoofde van de richtlijn wetenschappelijk onderzoekers arbeid in Nederland willen verrichten zonder dat de werkgever daarvoor een twv nodig heeft. De term gastdocent betekent niet dat de docent alleen een gast is en geen vorm van aanstelling heeft bij een hogere onderwijsinstelling. De gastdocent is een vreemdeling die bij publieke of particuliere onderzoeks- of onderwijsinstellingen in Nederland werkzaamheden wil verrichten, hetzij zonder een aanstelling met die gastinstelling te hebben, hetzij met een niet volledige aanstelling, van bijvoorbeeld 0,2fte. Hij is en blijft grotendeels bijvoorbeeld in dienst van een buitenlandse werkgever of beschikt over eigen middelen dan wel over een buitenlandse beurs. Een van de kenmerken van deze groep is dat de (onbezoldigd) gastdocent herhaaldelijk kortere periodes van enkele maanden tot een jaar in Nederland verblijft om te doceren dan wel onderzoek te verrichten. De (onbezoldigd) gastdocent hoeft derhalve niet aan het salariscriterium van de kennismigrantenregeling te voldoen, het reguliere middelenvereiste voor toelating voor de verlening van een verblijfsvergunning is leidend. Dit is in lijn met de huidige regelgeving, artikel 1d, eerste lid, onderdeel b, van het Buwav, dat onbezoldigd wetenschappelijk onderzoekers toelating verkrijgen via het reguliere middelenvereiste, en dat beurzen en stipendia reeds gelden als zelfstandige middelen van bestaan.

Net zoals bij alle andere vreemdelingen dient de gastdocent een referent te hebben. Dat is in dit geval de ontvangende onderwijsinstelling waar de gastdocent gaat doceren of onderzoek gaat verrichten. Voor de verlening van een verblijfsvergunning onder de beperking «arbeid als kennismigrant» geldt als voorwaarde dat een referent erkend moet zijn. Dit betekent dat de referent de wettelijke plicht heeft om de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) tijdig, juist en volledige informatie te verstrekken over de vreemdeling. De erkende referent staat ervoor in dat de vreemdeling die naar Nederland komt, voldoet aan de voorwaarden. Ook geldt er een informatieplicht voor de referent om te melden als de gastdocent niet bij hem doceert. De IND kan op basis hiervan vervolgens de verblijfvergunning intrekken.

Artikel I, onderdeel A, onder 4

In het thans van toepassing zijnde Buwav wordt in artikel 1d, eerste lid, melding gemaakt van «Onze Minister voor Vreemdelingen & Integratie». Gelet op het feit dat deze aanduiding van de minister in artikel 1d, eerste lid, Buwav met ingang van 1 juni 2013 ook gewijzigd wordt in het Besluit modern migratiebeleid (Stb. 2010, 307) en de datum van die vaststelling ligt voor die van dit besluit wordt in dit voorstel aangesloten op die wijziging en «Onze Minister van Justitie» vervangen door: Onze Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel I, onderdeel B

Dit betreft een technische aanpassing als gevolg van een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 vanwege inwerkingtreding van het Besluit modern migratiebeleid.

Artikel I, onderdeel C

Dit betreft een technische aanpassing als gevolg van een wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Stb. 2010, 119 en 168).

Artikel I, onderdeel D

Dit betreft een technische aanpassing als gevolg van een wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 vanwege de inwerkingtreding van de Wet modern migratiebeleid.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 1j bepaalt dat degene voor of bij wie een vreemdeling werkzaamheden verricht, wordt vrijgesteld van de twv-plicht voor ten hoogste één jaar, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Vreemdelingen die naar Nederland komen in het kader van een uitwisselingsprogramma vallen in kolom 1 van het Modern Migratiebeleid en hun werkgevers worden vrijgesteld van de twv-plicht. Het betreft vier categorieën programma’s:

  • 1. Au pairs: Jongeren van 18 tot en met 30 jaar kunnen maximaal 1 jaar kennismaken met de Nederlandse cultuur en samenleving. Zij verblijven in een gastgezin waar alleen lichte huishoudelijke werkzaamheden mogen worden verricht. Overige werkzaamheden zijn niet toegestaan. In aanmerking nemende dat het verblijf van de au pair een cultureel karakter heeft en het geenszins de bedoeling is dat een au pair gedurende een (lange) reeks van jaren bij verschillende gastgezinnen verblijft is uitdrukkelijk bepaald dat de au pair niet eerder tot Nederland mag zijn toegelaten.

  • 2. WHS/WHP: Momenteel heeft Nederland een overeenkomst met Canada, Australië en Nieuw Zeeland. Een WHS/WHP is een werkvakantie voor jongeren van 18 tot en met 30 jaar van maximaal 1 jaar, waarin verschillende soorten arbeid mogen worden verricht. Een gastorganisatie en gastgezin zijn niet verplicht.

  • 3. Het European Voluntary Service-programme (EVS-programma): Het EVS-programma «Youth in action» biedt jongeren van 18 tot en met 30 jaar de mogelijkheid om maximaal 1 jaar vrijwilligerswerk verrichten in het kader van culturele uitwisseling. Uitwisseling is mogelijk als het programma is geaccrediteerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI). Er moet een gastorganisatie zijn, een gastgezin is niet verplicht.

  • 4. Programma’s van particuliere organisaties: Voor maximaal 1 jaar volgt een deelnemer van 15 tot en met 30 jaar onderwijsactiviteiten en activiteiten van de organisatie om kennis te maken met de Nederlandse cultuur en samenleving. De deelnemer verblijft in een gastgezin van minimaal 2 personen en waarvoor niet eerder werkzaamheden zijn verricht.

Ad. 1 Een au pair verblijft in een gastgezin en wordt in het gezin opgenomen als een volwaardig gezinslid. Doelstelling van hun komst is culturele uitwisseling en bijvoorbeeld niet het verrichten van (huishoudelijke) arbeid of het fungeren als kindermeisje. Overkomst naar Nederland vindt alleen plaats via een door de IND erkende uitwisselingsorganisatie. De werkzaamheden van de au pair vallen niet onder de tewerkstellingsplicht indien aan de volgende voorwaarden is voldaan: de au pair verblijft in een gastgezin die onder meer verantwoordelijk is voor de kost en inwoning en zakgeld van de au pair. Als tegenprestatie voor deze faciliteiten mag een au pair maximaal 8 uur per dag tot een maximum van 30 uur per week slechts lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten. Het betreft dus niet het verlenen van bijzondere zorg (waar specifieke vaardigheden voor zijn vereist). Zij heeft per week ten minste 2 dagen vrij. Dit is schriftelijk vastgelegd in een dagindeling die met het gastgezin is vastgesteld in een voor de au pair begrijpelijk taal. Voor alle zeven dagen van de week dient een dagindeling te worden opgesteld. Een au pair mag niet volledig verantwoordelijk zijn voor huishoudelijke taken en er moet in haar aanwezigheid altijd een aantoonbaar alternatief (persoon) voorhanden zijn die de werkzaamheden kan uitvoeren. Andere werkzaamheden (dan lichte huishoudelijke werkzaamheden) mag zij dus niet verrichten. Een au-pair is niet in loondienst. Zij kan zakgeld ontvangen, maar dit hoeft niet. Voldoen het gastgezin en/of de au pair niet aan bovengenoemde voorwaarden, dan is er sprake van arbeid waarvoor een twv-plicht geldt. Deze voorwaarden bieden duidelijkheid over de positie van de au pair binnen het gastgezin en aanknopingspunten voor de handhaving.

Ad. 2 Bij deelnemers aan WHP/WHS wordt arbeid in het kader van het programma voor maximaal 1 jaar vrijgesteld van de twv-plicht. Voorwaarde is dat de programma’s in een Memorandum of Understanding zijn geformuleerd. Niet elk Memorandum of Understanding dat betrekking heeft op WHP/WHS leidt tot vrijstelling van de twv-plicht. Er dient wel goedkeuring te zijn van de ministers van Veiligheid en Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Ad. 3 Gezien het maatschappelijk belang van EVS-programma’s en mits aan de voorwaarden van dit programma wordt voldaan zal voor deelnemers aan een EVS-programma, vrijwilligerswerk voor maximaal 1 jaar worden vrijgesteld van de twv-plicht.

Ad. 4 Een uitwisselingsjongere mag vrijwilligerswerk verrichten als dat is opgenomen in het uitwisselingsprogramma. Hij kan alleen worden toegelaten tot Nederland wanneer een door de IND erkende uitwisselingsorganisatie, die een door de IND goedgekeurd uitwisselingsprogramma uitvoert, de aanvraag indient.

Artikel I, onderdeel F

Als onderdeel van de Blauwdruk Modern Migratiebeleid heeft het kabinet besloten dat voortaan voor vreemdelingen die nu een verblijfsvergunning hebben met de beperking «buitenschuld», «alleenstaande minderjarige vreemdeling, «voortgezet verblijf na medische behandeling» en «voortgezet verblijf vanwege medische noodsituatie» het verrichten van arbeid vrij is toegestaan. Voor gezinsleden die in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning, omdat zij op grond van het vreemdelingenrecht afhankelijk zijn van de vreemdeling met een van bovengenoemde verblijfsvergunningen, is eveneens het verrichten van arbeid vrij toegestaan. Daartoe is aan artikel 2 een aantal leden toegevoegd.

Omdat met de volledige inwerkingtreding van het Besluit modern migratiebeleid deze verblijfsvergunningen voortaan worden verleend onder de beperking «tijdelijke humanitaire gronden» en «niet-tijdelijke humanitaire gronden» wordt bij de vrijstelling van de twv-plicht naar deze nieuwe benaming verwezen.

Bovengenoemde verblijfsvergunningen zullen voortaan worden verstrekt met de arbeidsmarktaantekening «arbeid vrij toegestaan, twv niet vereist».

Artikel II

De inwerkingtreding van dit besluit is gekoppeld aan het tijdstip waarop artikel I, onderdeel H, onder 1, van het Besluit modern migratiebeleid in werking treedt. Dit zal met ingang van 1 juni 2013 plaatsvinden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstukken II 2007/08, 30 573, nr. 10.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven