Besluit van 26 april 2010, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van een aantal bepalingen van de Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (Stb. 2010, 119)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 20 april 2010, nr. WJZ/204822(6264), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel VII van de Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (Stb. 2010, 119);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

  • 1. De Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing) (Stb. 2010, 119) treedt in werking met ingang van 1 september 2010 met uitzondering van artikel I, onderdelen M1, AE, punt 1 en 2, BP, punt 2, CJ, punt 4, artikel 10.2, derde lid, in onderdeel DJ, onderdelen EH, punt 4, EJ, punt 01, EN en EO en met dien verstande dat de bepalingen, genoemd in het tweede tot en met het vijfde lid, in werking treden met ingang van de in die leden vermelde tijdstippen.

  • 2. Artikel I, onderdelen D, AF, AI, AN, AT, punten 6 tot en met 8, BN, BN1 en artikel 18.69 in onderdeel FF treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst.

  • 3. Artikel I, onderdelen AT, punt 2, AY, BG, punt 3, BL, punt 4, en BM treden in werking met ingang van 1 juli 2010.

  • 4. Artikel I, onderdelen P en Q, treden in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 5. Artikel 10.2, tweede lid, in artikel I, onderdeel DJ, treedt in werking met ingang van 1 september 2011.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 april 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Uitgegeven de negenentwintigste april 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Het grootste deel van de wijzigingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en enige andere wetten, opgenomen in de Wet versterking besturing (Stb. 2010, 119), treedt in werking met ingang van 1 september 2010. Die datum is gekozen met het oog op het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten zoals dat is neergelegd in een brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 december 2009 (T.K. 2009–2010, 29 515, nr. 309). Op een aantal onderdelen is dat niet het geval. Die onderdelen worden hieronder nader toegelicht.

In de eerste plaats zijn er verschillende onderdelen of punten van onderdelen die nog niet in werking treden. Dat zijn de volgende:

  • Artikel I, onderdeel M1: het nieuwe artikel 1.19 van de WHW maakt het mogelijk dat in het buitenland Nederlands geaccrediteerd onderwijs wordt verzorgd en dat er Nederlandse graden worden verleend. Zowel bekostigde als niet-bekostigde instellingen voor hoger onderwijs krijgen die mogelijkheid. Bij lagere regelgeving zullen nadere voorschriften worden gegeven om te voorkomen dat daarvoor publiek geld wordt gebruikt. Inwerkingtreding zal pas plaatsvinden als die lagere regelgeving gereed is.

  • Artikel I, onderdeel AE, punten 1 en 2: deze punten bevatten wijzigingen van de accreditatiebepalingen. Zij zullen in werking treden op het moment dat het wetsvoorstel tot wijziging van de WHW in verband met aanpassingen van het accreditatiestelsel (E.K. 2009–2010, 32 210, A) in werking treedt.

  • Artikel I, onderdeel BP, punt 2: de Wet versterking besturing introduceert een zogenaamde doorlopende inschrijving in plaats van de regel dat een student zich jaarlijks opnieuw moet inschrijven. De administratieve systemen van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de instellingen kunnen hiermee werken zodra het Basisregister Onderwijs Hoger Onderwijs (BRON HO) is ingevoerd. Op dit moment is dat nog niet het geval.

  • Artikel I, onderdeel CJ, punt 4, artikel 10.2, derde lid, in onderdeel DJ en artikel I, onderdeel EH, punt 4: de behandeling van het wetsvoorstel versterking besturing in de Eerste Kamer heeft ertoe geleid dat de toenmalige minister van OCW, minister Plasterk, heeft toegezegd de bepalingen over de studentassessor (een student die in de gelegenheid wordt gesteld de vergaderingen van het college van bestuur bij te wonen) niet in werking te laten treden en te bevorderen dat deze zouden worden vervangen door een versterkt initiatiefrecht voor de medezeggenschap. Het niet in werking treden van de genoemde bepalingen vloeit hieruit rechtstreeks voort.

  • Artikel I, onderdelen EJ, punt 01, EN en EO: tijdens de behandeling van het wetsvoorstel versterking besturing in de Eerste Kamer is door de toenmalige minister van OCW ook toegezegd dat voor de Open Universiteit, anders dan in het wetsvoorstel was voorzien, geen verplichte faculteitsraad of een andere vorm van medezeggenschap van studenten op faculteitsniveau zal gaan gelden. De desbetreffende bepalingen worden aangepast. Om die reden treden zij nu niet in werking.

Verder zijn er verschillende onderdelen of punten van onderdelen die op een andere datum dan 1 september 2010 in werking treden, te weten:

  • Artikel I, onderdeel D: het nieuwe artikel 1.7a van de WHW treedt in werking een dag na de datum van uitgifte van dit Staatsblad. Het artikel biedt de juridische grondslag voor activiteiten in het kader van het «Siriusprogramma» dat experimenten mogelijk maakt met selectie van excellente studenten en collegegeldverhoging en het verstrekken van subsidie voor projecten in dat verband. De algemene maatregel van bestuur die een en ander mogelijk maakt treedt binnenkort ook in werking.

  • Artikel I, onderdelen AF, AI, AT, punten 6 tot en met 8, en artikel 18.69 in artikel I, onderdeel FF: deze wijzigingen bevatten verbeteringen in het accreditatiestelsel waarvan de instellingen direct profijt hebben. Zij treden daarom in werking een dag na de datum van uitgifte van dit Staatsblad.

  • Artikel I, onderdeel AN: de verplichting om niet alleen met het oog op een macrodoelmatigheidstoets bij een nieuwe vestigingsplaats maar bij een verzoek om een dergelijke toets voor een nieuwe opleiding overleg te plegen met daarvoor in aanmerking komende bekostigde en niet-bekostigde instellingen treedt eveneens in werking een dag na de datum van uitgifte van dit Staatsblad. De belangen van de andere instellingen rechtvaardigen deze snelle inwerkingtreding.

  • Artikel I, onderdelen BN en BN1: de Lissabonafspraken over toelating tot het hoger onderwijs bevatten een mogelijkheid voor instellingen om studenten te weigeren indien het niveau van de vooropleiding in het eigen land aantoonbaar aanzienlijk lager is dan de vooropleiding in Nederland. Aan deze mogelijkheid, opgenomen in artikel IV.1 van het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio (Trb. 2002, 137) en nu ook expliciet in de WHW, bestaat in het veld dringend behoefte hetgeen reden is om deze bepalingen zo snel mogelijk in werking te laten treden, dat is een dag na de datum van uitgifte van dit Staatsblad.

  • Artikel I, onderdelen AT, punt 2, AY, BG, punt 3, BL, punt 4, en BM: in de hier genoemde onderdelen of punten van onderdelen zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de joint degrees en het joint doctorate. Deze bepalingen treden in werking per 1 juli 2010 om zo de studenten van de in het studiejaar 2009–2010 lopende opleidingen ook de gelegenheid te bieden de bij die opleiding behorende graden te behalen.

  • Artikel I, onderdelen P en Q: de in de wet versterking besturing opgenomen wijzigingen van de bepalingen die regelen welke studenten meetellen voor bekostiging (artikelen 2.5 en 2.6 van de WHW) houden verband met de overheveling daarvan naar het Uitvoeringsbesluit WHW 2008. Aangezien de aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 zal plaatsvinden met ingang van 1 januari 2011, kunnen de hier bedoelde wijzigingen ook pas op die datum in werking treden.

  • Artikel 10.2, tweede lid, in artikel I, onderdeel DJ: enkele instellingen voldoen op dit moment niet aan de voorwaarde dat een lid van het college van bestuur niet tegelijkertijd lid kan zijn van het college van bestuur van een andere hogeschool omdat één rechtspersoon verschillende hogescholen in stand houdt. Om die instellingen de gelegenheid te geven hun organisatie aan de nieuwe voorwaarden aan te passen vindt inwerkingtreding van deze bepaling pas plaats op 1 september 2011.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven