Wet van 24 maart 2011 tot wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitvoering van Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L 309), alsmede de implementatie van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU L 309), noodzakelijk is wijzigingen aan te brengen in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Wet op de economische delicten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van hoofdstuk 1 komt te luiden: Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

B

In artikel 1, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De definities van basisstof, biocide met een gering risico, geïntegreerde bestrijding, juist gebruik, kaderformulering, milieu, op de markt brengen, plant, plantaardige producten, preparaat, registratie, residu, richtlijn 91/414/EEG, schadelijk organisme, stof, toelating, tot bezorgdheid aanleiding gevende stof, verklaring van toegang, en werkzame stof, vervallen.

2. De definitie van gewasbeschermingsmiddel komt te luiden: gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009.

3. De definitie van Onze Minister komt te luiden:

Onze Minister:
  • voor gewasbeschermingsmiddelen, alsmede voor de toepassing van hoofdstuk 2: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • voor biociden: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

  • voor de artikelen 86 en 90: Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met betrekking tot overtredingen met gewasbeschermingsmiddelen of Onze Minister van Infrastructuur en Milieu met betrekking tot overtredingen met biociden;.

4. De definitie van Onze Ministers komt te luiden:

Onze Ministers:

Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;.

5. In alfabetische volgorde worden opgenomen als definitie:

apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen:

apparaat dat specifiek is bestemd voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen, inclusief hulpstukken die essentieel zijn voor de doeltreffende werking daarvan, zoals spuitdoppen, manometers, filters, zeven en toebehoren voor het schoonmaken van tanks;

distributeur:

elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die ervoor zorgt dat gewasbeschermingsmiddelen of biociden in de handel verkrijgbaar zijn, met inbegrip van groothandelaren, detailhandelaren, verkopers en leveranciers;

geïntegreerde gewasbescherming:

de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken;

professionele gebruiker:

persoon die in de landbouwsector of in een andere sector, gewasbeschermingsmiddelen of biociden gebruikt in het kader van zijn beroepsactiviteiten, met inbegrip van bedieners van toepassingsapparatuur, technici, werkgevers en zelfstandigen;

richtlijn 2009/128/EG:

Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PbEU L 309);

verordening (EG) nr. 1107/2009:

Verordening (EG) Nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU, L 309);.

C

Artikel 2, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt een communautaire maatregel die bepalingen inzake de opneming of niet-opneming van een werkzame stof in bijlage I, IA of IB bij richtlijn 98/8/EG bevat, dan wel een wijziging daarvan, door het college in de Staatscourant gepubliceerd.

D

In hoofdstuk 1 wordt na artikel 2 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a. Zorgplicht

Een ieder is verplicht op zorgvuldige wijze om te gaan met gewasbeschermingsmiddelen, biociden, de daarbij behorende werkzame stoffen of daarbij gebruikte toevoegingsstoffen, alsmede restanten daarvan of de aangebroken verpakkingen. Die zorgvuldigheid houdt in ieder geval in, dat een ieder, die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten gevaar ontstaat of kan ontstaan voor een mens, voor een dier of voor planten waarvan de instandhouding gewenst is, voor planten die aan anderen toebehoren, voor de bodem of voor het water, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, tenzij zulks in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd, dan wel onverwijld alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde voornoemd gevaar te voorkomen of de nadelige gevolgen daarvan te beperken en zoveel mogelijk ongedaan te maken.

E

Artikel 4 komt te luiden:

Artikel 4. Taken college

  • 1. Het college wordt aangewezen als de bevoegde autoriteit voor Nederland in de zin van artikel 75 van verordening (EG) 1107/2009. Het college is in dat kader belast met het optreden als rapporteur lidstaat voor de beoordeling van werkzame stoffen, beschermstoffen en synergisten, alsmede met de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en toevoegingsstoffen, overeenkomstig verordening (EG) 1107/2009.

  • 2. Het college is belast met de toelating of registratie van een biocide overeenkomstig hoofdstuk 5 of hoofdstuk 9.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan het college andere taken worden opgedragen, die samenhangen met het op de markt brengen of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.

  • 4. In afwijking van het eerste lid is Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie belast met het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 67, eerste lid, derde tekstblok, van verordening (EG) 1107/2009.

F

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Tarieven college

  • 1. Het college stelt zijn tarieven vast in verband met de uitvoering van de in artikel 4 bedoelde wettelijke taken. Het tarief omvat een jaarlijkse bijdrage ten laste van de houder van een toelating voor ieder toegelaten gewasbeschermingsmiddel en ieder toegelaten of geregistreerde biocide die op 1 februari is opgenomen in het register van het college.

  • 2. De tarieven, bedoeld in het eerste lid, bedragen niet meer dan nodig is ter dekking van de gemaakte kosten in verband met de verrichte activiteiten.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over het maximumtarief of de maximale verhoging per jaar, alsmede voor gewasbeschermingsmiddelen over een verlaging van het tarief voor bepaalde vormen van toelating, bepaalde activiteiten en bepaalde groepen aanvragers van een toelating, overeenkomstig artikel 74, tweede lid, van verordening (EG) 1107/2009.

G

Hoofdstuk 3 vervalt.

H

Aan het begin van hoofdstuk 4, paragraaf 1, worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 18. Definities

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

basisstof:

werkzame stof als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009;

milieu:

hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 3, onderdeel 13, van verordening (EG) 1107/2009;

niet-chemische methoden:

methoden die een alternatief vormen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en die berusten op landbouwtechnieken als bedoeld in punt 1 van bijlage III bij richtlijn 2009/128/EG, of fysische, mechanische of biologische bestrijdingsmethoden;

op de markt brengen:

hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 3, onderdeel 9, van verordening (EG) 1107/2009;

risico-indicator:

het resultaat van een berekeningsmethode die wordt gebruikt bij de beoordeling van risico’s van gewasbeschermingsmiddelen voor de menselijke gezondheid en het milieu;

voorlichter:

persoon die beroepsmatig of in het kader van een commerciële dienst advies verstrekt over de bestrijding van schadelijke organismen en het veilig gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, in voorkomend geval met inbegrip van particuliere en zelfstandige voorlichtingsdiensten, handelsagenten, levensmiddelenproducenten en detailhandelaren;

werkzame stof:

hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 2, tweede lid, van verordening (EG) 1107/2009.

Artikel 19. Gebruik van werkzame stoffen

Het is verboden een werkzame stof die niet is opgenomen in een toegelaten gewasbeschermingsmiddel te gebruiken, tenzij de stof is goedgekeurd als basisstof op grond van artikel 23 van verordening (EG) 1107/2009.

Artikel 20. Overtredingen van de verordening

  • 1. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 28, eerste lid, 52, eerste en vijfde lid, 55, 56, eerste lid, 58, eerste lid, en 64, van verordening (EG) 1107/2009 of de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen.

  • 2. Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 49, vierde lid, 56, tweede of vierde lid, 65, eerste lid, 66 en 67 van verordening (EG) 1107/2009 of de ter uitvoering daarvan vastgestelde verordeningen.

  • 3. Het is verboden een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof voorhanden of op voorraad te hebben.

Artikel 21. Behandeld zaaizaad

Het is verboden zaad van een plant, dat met een gewasbeschermingsmiddel is behandeld, op de markt te brengen of te gebruiken in Nederland, tenzij aangetoond kan worden dat het zaad is behandeld met een gewasbeschermingsmiddel dat als zodanig is toegelaten in een lidstaat van de Europese Unie.

Artikel 22. Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het is verboden een toegelaten gewasbeschermingsmiddel op de markt te brengen of te gebruiken, indien de wettelijke of door het college bij de toelating vastgestelde voorschriften of beperkingen niet of niet op de voorgeschreven wijze op, aan of bij de verpakking zijn vermeld.

  • 2. Het is verboden een gewasbeschermingsmiddel op de markt te brengen of te gebruiken, indien het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling waaronder beschermstoffen, synergisten of formuleringshulpstoffen, kleur, vorm, afwerking, verpakking, andere aanduidingen of vermeldingen afwijken van de toelating of de desbetreffende voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet, verordening (EG) 1107/2009 of een ter uitvoering van die verordening vastgestelde verordening.

  • 3. De in artikel 19 of 20 of het eerste en tweede lid bedoelde verboden gelden niet voor zover het college een voorziening heeft getroffen voor het kunnen verwijderen, op de markt brengen, opslaan of gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen als bedoeld in artikel 46 van verordening (EG) 1107/2009.

I

De artikelen 23 tot en met 27 vervallen.

J

Artikel 28 komt te luiden:

Artikel 28. Nadere regels voor het op de markt brengen

  • 1. Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van verordening (EG) 1107/2009 regels worden gesteld over:

    • a. de wijze van totstandkoming en de inhoud van een afbouwplan, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van verordening (EG) 1107/2009;

    • b. de erkenning van proeven en analysen, bedoeld in artikel 29, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009;

    • c. de specifieke gebruiksomstandigheden in verband met milieu of landbouw en de in verband daarmee te stellen nationale risicobeperkende maatregelen, bedoeld in artikel 36, derde lid, van verordening (EG) 1107/2009;

    • d. de vereenvoudiging of stimulering van aanvragen voor toelating in verband met de uitbreiding voor een kleine toepassing van een bestaande toelating, bedoeld in artikel 51 van verordening (EG) 1107/2009;

    • e. de etikettering van gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 65 van verordening (EG) 1107/2009.

    De regels, bedoeld in onderdeel b, kunnen inhouden dat proeven en analysen eerst worden erkend of een aanvraag daartoe eerst in behandeling wordt genomen, nadat een daarvoor vastgesteld tarief is voldaan.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van artikel 81 van verordening (EG) 1107/2009 regels worden gesteld over beschermstoffen, synergisten, formuleringshulpstoffen en toevoegingsstoffen. Deze regels kunnen betrekking hebben op de kwaliteit of samenstelling van deze stoffen en een verbod op of beperking van het op de markt brengen of gebruik inhouden.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van artikel 36, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009, regels worden vastgesteld over de toepassing van de in dat artikel bedoelde uniforme beginselen, voor zover voor de toepassing van die beginselen geen beoordelingsmethoden in richtsnoeren als bedoeld in artikel 77 van die verordening zijn gesteld. De voordracht voor een krachtens de eerste volzin vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

K

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29. Voorschriften

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van artikel 13, tweede lid, van richtlijn 2009/128/EG regels worden gesteld voor de toelating of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor niet-professioneel gebruik, teneinde gevaarlijke situaties te vermijden. Deze regels kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a. de mate van toxiciteit van het gewasbeschermingsmiddel;

    • b. gebruiksklare formuleringen;

    • c. beperkingen aan het formaat van de verpakking.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de aanpassing van het etiket van een gewasbeschermingsmiddel nadat de gevaarsclassificatie van een gewasbeschermingsmiddel is gewijzigd, overeenkomstig artikel 31, tweede lid, van verordening (EG) 1107/2009.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van artikel 31, tweede en vierde lid, van verordening (EG) 1107/2009 regels worden gesteld over de door het college bij de toelating te stellen voorschriften, waaronder in ieder geval bij gebruik van het gewasbeschermingsmiddel in acht te nemen herbetredingstermijnen, voorzorgsmaatregelen en veiligheidsadviezen ter bescherming van de gebruiker of andere personen, die tijdens of na het gebruik met het gewasbeschermingsmiddel zelf of een daarmee behandeld product of materiaal in aanraking kunnen komen.

  • 4. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

L

Hoofdstuk 4, paragraaf 3, vervalt.

M

Hoofdstuk 4, paragraaf 4, komt te luiden:

§ 4. Afwijkingen

Artikel 37. Proeven en experimenten
  • 1. Op aanvraag kan het college ontheffing verlenen van de verboden, bedoeld in de artikelen 19, 20, eerste lid, en 22, eerste en tweede lid, in verband met het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in een proef of experiment voor onderzoek of ontwikkelingsdoeleinden als bedoeld in artikel 54 van verordening (EG) 1107/2009.

  • 2. Onze Minister kan op aanvraag een bedrijf of instelling waar proeven of experimenten worden uitgevoerd, erkennen. Op erkende bedrijven en instellingen zijn de artikelen 19, 20, eerste lid, met betrekking tot de daarin genoemde artikelen 28, eerste lid, en 55 van verordening (EG) 1107/2009, en 22, eerste en tweede lid, niet van toepassing.

  • 3. Aan een ontheffing of erkenning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 4. Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van artikel 54 van verordening (EG) 1107/2009 regels worden gesteld over de voorwaarden voor de verlening van een ontheffing of erkenning, bedoeld in het eerste respectievelijk tweede lid.

  • 5. Bij de regeling bedoeld in het vierde lid kan tevens worden bepaald dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan en dat alvorens een ontheffing of erkenning kan worden verleend een onderzoek ter plaatse noodzakelijk is, waarvan de kosten ten laste van de begunstigde worden gebracht.

Artikel 38. Noodsituaties
  • 1. Onze Minister kan ambtshalve of op aanvraag vrijstelling verlenen van de verboden, bedoeld in de artikelen 19, 20 en 22, voor het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel overeenkomstig artikel 53 van verordening (EG) 1107/2009.

  • 2. Een vrijstelling wordt in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.

  • 3. Aan een vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 4. Indien een onverwijlde voorziening noodzakelijk is, kan Onze Minister bepalen dat de vrijstelling onmiddellijk in werking treedt. In dat geval wordt het vrijstellingsbesluit, in afwijking van artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht op elektronische wijze bekendgemaakt.

  • 5. Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat een aanvraag eerst in behandeling wordt genomen nadat een daarvoor vastgesteld bedrag is voldaan. Tevens kunnen regels worden gesteld omtrent de te volgen procedure en minimumvoorwaarden voor vrijstelling.

Artikel 39. Tijdelijk beperken of verbieden

Het college kan ter uitvoering van artikel 71, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009 het op de markt brengen of het gebruik van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel, met inbegrip van met een gewasbeschermingsmiddel behandeld zaaizaad, of een goedgekeurde werkzame stof, beschermstof, synergist of formuleringshulpstof tijdelijk beperken of verbieden, indien er duidelijke aanwijzingen bestaan dat het gewasbeschermingsmiddel, het met een gewasbeschermingsmiddel behandelde zaaizaad of de stof een ernstig risico inhoudt voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu.

N

Hoofdstuk 4, paragraaf 5, vervalt.

O

Hoofdstuk 4, paragraaf 6, komt te luiden:

§ 6 Bekendmaking

Artikel 40. Bekendmaking

Een besluit tot toelating of vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel, alsmede een tijdelijke beperking van of verbod op het op de markt brengen of gebruik van een toegelaten gewasbeschermingsmiddel, wordt in de Staatscourant bekendgemaakt en medegedeeld aan de aanvrager.

P

Aan het begin van hoofdstuk 5, paragraaf 1, worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 41. Definities biociden

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

basisstof:

in bijlage 1B bij richtlijn 98/8/EG opgenomen stof die hoofdzakelijk voor andere dan bestrijdingsdoeleinden wordt gebruikt, maar in ondergeschikte mate als biocide wordt toegepast, hetzij rechtstreeks, hetzij in een product dat bestaat uit die stof en een eenvoudig oplosmiddel, dat zelf geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stof is, en die niet rechtstreeks voor gebruik als biocide op de markt wordt gebracht;

biocide met een gering risico:

biocide die als werkzame stof uitsluitend een of meer in bijlage 1A bij richtlijn 98/8/EG aangewezen, geen tot bezorgdheid aanleiding gevende stoffen bevat;

juist gebruik:

rationele toepassing van een combinatie van fysische, biologische, chemische of andere maatregelen waardoor het gebruik van biociden tot het strikt noodzakelijke wordt beperkt;

kaderformulering:

specificaties voor een groep van biociden voor hetzelfde gebruik en dezelfde gebruikerssoort, welke groep van producten dezelfde werkzame stoffen met dezelfde specificaties bevat en in samenstelling slechts afwijkingen ten opzichte van een eerder toegelaten biocide vertoont die niet van invloed zijn op het aan die biocide verbonden risico en haar doeltreffendheid;

milieu:

water, lucht, bodem en wilde soorten van dieren en planten, alsmede hun onderlinge relatie en hun relatie met levende organismen;

op de markt brengen:

iedere vorm van distribueren, leveren, afleveren of vervoeren, al dan niet tegen betaling, met uitzondering van leveringen voor opslag en daaropvolgende verzending buiten het grondgebied van Nederland;

preparaat:

mengsel of oplossing bestaande uit twee of meer stoffen, waarvan ten minste één een werkzame stof is, en die voor gebruik als biocide is bestemd;

registratie:

bestuursrechtelijk besluit waarmee toestemming wordt gegeven om een biocide met een gering risico op de markt te brengen;

residu:

één of meer van de in een biocide aanwezige stoffen, die als gevolg van het gebruik ervan achterblijven, met inbegrip van de metabolieten van die stoffen en de producten die bij de afbraak of de reactie vrijkomen;

schadelijk organisme:

elk organisme dat ongewenst aanwezig is of een schadelijke invloed heeft of waarvan uit anderen hoofde bestrijding of afwering wenselijk is;

stof:

chemisch element of verbinding daarvan, zoals dat of zoals deze in de natuur voorkomt of industrieel wordt vervaardigd, met inbegrip van alle verontreinigingen die onvermijdelijk bij het fabricageproces ontstaan;

toelating:

bestuursrechtelijk besluit waarmee wordt toegestaan dat een biocide op de markt wordt gebracht;

tot bezorgdheid aanleiding gevende stof:

iedere stof, met uitzondering van de werkzame stof, die als intrinsieke eigenschap heeft dat zij een schadelijk effect heeft op mensen, dieren of het milieu en die in een biocide in voldoende concentratie aanwezig is of ontstaat om een dergelijk effect te veroorzaken;

verklaring van toegang:

document, ondertekend door de rechthebbende op relevante gegevens die door richtlijn 98/8/EG beschermd zijn, waarin verklaard wordt dat die gegevens door het college gebruikt mogen worden voor de toelating of registratie van een biocide;

werkzame stof:

stof of micro-organisme, met inbegrip van een virus of fungus met een algemene of specifieke werking op of tegen schadelijke organismen.

Artikel 42. Op de markt brengen en gebruiken van werkzame stoffen

  • 1. Het is verboden een werkzame stof met het oog op gebruik als biocide op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

  • 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor een werkzame stof die tot de samenstelling behoort van een ingevolge deze wet toegelaten of geregistreerde biocide. Het verbod geldt evenmin voor een werkzame stof die is goedgekeurd als basisstof, bedoeld in artikel 63.

Artikel 43. Op de markt brengen en gebruiken van biociden

Het is verboden een biocide op de markt te brengen, voorhanden of in voorraad te hebben, binnen Nederland te brengen of te gebruiken, tenzij deze ingevolge deze wet is toegelaten of, voor zover het een biocide met een gering risico betreft, is geregistreerd.

Artikel 43a. Verbod op handelen in strijd met voorschriften en beperkingen

  • 1. Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften of beperkingen die bij de toelating, vergunning, melding, erkenning, registratie, vrijstelling, voorziening of goedkeuring zijn vastgesteld door de bevoegde autoriteit.

  • 2. Het is verboden een toegelaten of geregistreerde biocide op de markt te brengen, voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, in Nederland te brengen of te gebruiken, indien de wettelijke of door het college bij de toelating of registratie vastgestelde voorschriften voor het gebruik niet of niet op de voorgeschreven wijze op, aan of bij de verpakking zijn vermeld.

  • 3. Het is verboden een toegelaten of geregistreerde biocide op de markt te brengen, voorhanden te hebben, in voorraad te hebben, in Nederland te brengen of te gebruiken, indien het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling waaronder kleur, vorm, afwerking, verpakking, andere aanduidingen of vermeldingen afwijkt van de toelating of de desbetreffende voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet.

  • 4. De in de artikelen 42, eerste lid, 43 en het tweede en derde lid bedoelde verboden gelden niet voor zover het college een voorziening heeft getroffen voor het op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken van de biocide als bedoeld in artikel 68, vijfde lid.

Q

Aan artikel 47 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een andere periode worden vastgesteld dan genoemd in het tweede lid, onderdeel b, in verband met de verlenging van het werkprogramma van de Commissie van de Europese Unie voor het onderzoek naar de goedkeuring van werkzame stoffen voor biociden, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van richtlijn 98/8/EG.

Qa

In artikel 64, eerste lid, wordt «bedoeld in de artikelen 19 en 20» vervangen door: bedoeld in de artikelen 42, 43 en 43a.

R

In artikel 65, eerste lid, wordt «de artikelen 19 en 20» vervangen door: de artikelen 42, 43 of 43a en wordt «een, niet op andere wijze te bestrijden gevaar» vervangen door: een onvoorzien, niet op andere wijze te bestrijden gevaar.

S

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en derde lid, onderdeel c, wordt «artikel 42, tweede lid, telkens vervangen door: artikel 69, tweede lid.

2. In het derde lid, onderdeel c, wordt «artikel 10, eerste lid, onderdeel e,» vervangen door: artikel 10, eerste lid.

3. In het vijfde lid wordt «artikel 20» vervangen door: artikel 43.

T

In artikel 69, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. De zinsnede «het register, bedoeld in artikel 42, tweede lid» wordt vervangen door: een elektronisch en voor het publiek toegankelijk register, dat volgens door Onze Minister te stellen regels wordt ingericht.

2. Er wordt een zin toegevoegd, luidende: Alle in het eerste lid genoemde besluiten worden in dat register vermeld..

U

Hoofdstuk 6, paragraaf 1, komt te luiden:

§ 1. Vakbekwaamheidseisen, reclame en opslag

Artikel 71. Opleiding en bewijs van vakbekwaamheid
  • 1. Het is verboden zonder een geldig bewijs van vakbekwaamheid een gewasbeschermingsmiddel, toegelaten voor professioneel gebruik, te ontvangen, te gebruiken of voorhanden te hebben, behoudens in bij regeling van Onze Minister te bepalen gevallen.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden ter uitvoering van artikel 5 van richtlijn 2009/128/EG regels gesteld over:

    • a. de eisen en procedures voor het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid;

    • b. de geldigheidsduur van een bewijs van vakbekwaamheid,

    • c. de eisen en procedures voor het intrekken van een bewijs van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 85, en

    • d. het vernieuwen van een bewijs van vakbekwaamheid.

  • 3. Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld over:

    • a. de instanties die een bewijs van vakbekwaamheid kunnen verlenen of intrekken,

    • b. het tarief dat in rekening wordt gebracht voor het verkrijgen of wederom verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid,

    • c. overige eisen en procedures in verband met de implementatie van artikel 5 van richtlijn 2009/128/EG.

  • 4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op biociden, toegelaten voor professioneel gebruik, in de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

Artikel 72. Aanprijzing
  • 1. Het is verboden een niet toegelaten biocide aan te bevelen of aan te prijzen.

  • 2. Het is verboden het gebruik van een biocide aan te bevelen of aan te prijzen in strijd met de voor dat gebruik geldende voorschriften.

  • 3. Het is verboden misleidende informatie te geven over de gevaren van een biocide voor de gezondheid van mens of dier, of voor het milieu.

  • 4. Als misleidende informatie als bedoeld in het derde lid worden in ieder geval beschouwd de aanduidingen:

    • a middel met een gering risico;

    • b, niet-vergiftig; en

    • c. ongevaarlijk.

  • 5. Een reclametekst voor een biocide bevat duidelijk leesbaar de zinnen: «Gebruik biociden veilig. Lees vóór gebruik eerst het etiket en de productinformatie.» De term «biociden» mag worden vervangen door een nauwkeuriger aanduiding van de desbetreffende productsoort.

Artikel 73. Distributie
  • 1. Een distributeur brengt een gewasbeschermingsmiddel, niet zijnde een gewasbeschermingsmiddel toegelaten voor niet-professioneel gebruik, uitsluitend op de markt voor een klant die over een geldig bewijs van vakbekwaamheid beschikt.

  • 2. Een distributeur zorgt ervoor dat hij of voldoende van zijn personeel over een bewijs van vakbekwaamheid beschikt, alsmede dat hij of dat personeel op het tijdstip van verkoop beschikbaar is voor klanten, in verband met de voorlichtende taak, bedoeld in het derde lid. Deze verplichting is niet van toepassing op gewasbeschermingsmiddelen die zijn toegelaten voor niet-professioneel gebruik.

  • 3. Een distributeur of zijn personeel geeft voorlichting aan klanten over:

    • a. het juiste gebruik van een gewasbeschermingsmiddel;

    • b. de risico’s van dat gebruik voor de gezondheid en voor het milieu; en

    • c de geldende veiligheidsinstructies voor het gewasbeschermingsmiddel.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de verstrekking van algemene informatie door distributeurs of producenten aan niet-professionele gebruikers over de risico's van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden voor de gezondheid van mens en dier of voor het milieu. De informatieverplichting omvat ten minste blootstelling, een veilige opslag, een veilig gebruik en veilige verwijdering van restanten volgens de geldende regels, alsmede informatie over alternatieve bestrijdingsmethoden die minder risico opleveren.

  • 5. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een distributeur van biociden in de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen.

Artikel 74. Invoer, vervoer en uitvoer van niet-toegelaten middelen
  • 1. Het binnen Nederland brengen, de productie, de opslag en het vervoer van niet-toegelaten biociden zijn in afwijking van de artikelen 42 en 43 toegestaan, indien aangetoond kan worden dat de biociden zijn bestemd voor gebruik in een andere lidstaat van de Europese Unie waar de biociden wel zijn toegelaten, of voor gebruik in een derde land en aldaar niet verboden zijn, en is voldaan aan bij regeling van Onze Minister gestelde voorschriften.

  • 2. De productie, de opslag en het vervoer van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn in afwijking van artikel 20 toegestaan, indien aangetoond kan worden dat de gewasbeschermingsmiddelen zijn bestemd voor gebruik in een andere lidstaat van de Europese Unie en het bewuste gewasbeschermingsmiddel daar is toegelaten, of voor gebruik in een derde land, en is voldaan aan bij regeling van Onze Minister gestelde voorschriften in verband met het kunnen controleren dat het bewuste middel niet op het Nederlandse grondgebied wordt gebruikt dan wel daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

  • 3. De voorschriften bedoeld in het eerste en het tweede lid hebben betrekking op:

    • a. de bescheiden waarmee kan worden aangetoond dat het gewasbeschermingsmiddel of de biocide is bestemd voor een andere lidstaat of een derde land;

    • b. eisen met betrekking tot de verpakking, de etikettering, de opslag, het vervoer en de administratie van de bewuste partij gewasbeschermingsmiddelen of biociden; en

    • c. andere eisen voor zover nodig voor een goede uitvoering van artikel 28, tweede lid, onderdelen c en d, van verordening (EG) 1107/2009 of artikel 3, eerste lid, van richtlijn 98/8/EG.

Artikel 75. Nadere regelgeving op de markt brengen
  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor het op de markt brengen of gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen of biociden nadere regels worden gesteld over onder meer:

    • a. het aanbevelen of aanprijzen van gewasbeschermingsmiddelen of biociden;

    • b. de administratie van biociden en gewasbeschermingsmiddelen;

    • c. het vervoer en de opslag van gewasbeschermingsmiddelen of biociden;

    • d. de wijze van afleveren van gewasbeschermingsmiddelen of biociden.

  • 2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

V

Artikel 76 vervalt.

W

Artikel 77 komt te luiden:

De klant, bedoeld in artikel 73, legitimeert zich op verzoek van de distributeur of zijn personeel met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

X

In artikel 78 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift wordt «bestrijding» vervangen door «gewasbescherming» en wordt na «gebruik» toegevoegd: van biociden.

2. In het eerste lid wordt de zinsnede «kunnen regels worden gesteld» vervangen door «worden regels gesteld» en wordt «het toepassen van beginselen van geïntegreerde bestrijding» vervangen door «geïntegreerde gewasbescherming overeenkomstig artikel 14 van richtlijn 2009/128/EG en artikel 55 van verordening (EG) 1107/2009».

3. In het tweede lid vervalt de zinsnede «gewasbeschermingsmiddelen of».

IJ

Artikel 80 komt te luiden:

Artikel 80. Toepassingsmethoden en -apparatuur

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de productie, het op de markt brengen of het gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaartuigen, apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen of andere methoden, technieken en materialen, zowel in de open lucht als in besloten ruimten. Deze regels kunnen een verbod of beperking van het gebruik inhouden.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van artikel 8 van richtlijn 2009/128/EG regels worden gesteld over een keuring van in gebruik zijnde apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen. Deze regels omvatten de keuringsfrequentie, de keuringseisen, de keuringsinstanties, het in rekening te brengen tarief voor de keuring en de mogelijkheid van vrijstelling voor aan te wijzen types apparatuur.

  • 3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan ter uitvoering van het tweede lid de medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

  • 4. Indien de in het derde lid bedoelde medewerking bestaat uit het stellen van regels of nadere regels bij verordening, behoeft zodanige verordening de goedkeuring van Onze Minister.

  • 5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat tuchtrechtelijke maatregelen worden gesteld op overtreding van de in het vierde lid bedoelde regels of nadere regels.

  • 6. In afwijking van artikel 46 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, is in voorkomend geval de instemming vereist van Onze Minister.

  • 7. In afwijking van artikel 82 kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat met het toezicht op de naleving van de regels of nadere regels waarvoor tuchtrechtelijke maatregelen zijn gesteld, de bij besluit van het betrokken bedrijfslichaam aangewezen personen zijn belast. Dat besluit behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 8. Een tuchtrechtelijke maatregel vindt geen toepassing, indien, na overleg met het bedrijfslichaam, Onze Minister besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete of de officier van justitie besluit dat de desbetreffende overtreding strafrechtelijk wordt afgedaan.

  • 9. De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

IJa

Na artikel 80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 80a. Bescherming van milieu en volksgezondheid

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden in specifieke gebieden als bedoeld in artikel 12 van richtlijn 2009/128/EG. Deze regels kunnen een verbod inhouden dan wel zijn gericht op een vermindering van het gebruik van alle of een bepaald type gewasbeschermingsmiddelen of biociden in bij die maatregel aangewezen gebieden.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan ter uitvoering van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2009/128/EG de medewerking worden gevorderd van het bestuur van een bedrijfslichaam als bedoeld in artikel 66 van de Wet op de bedrijfsorganisatie.

  • 3. Op de in het tweede lid bedoelde medewerking is artikel 80, vierde tot en met achtste lid, van overeenkomstige toepassing.

Z

Na artikel 81 wordt in hoofdstuk 6 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 81a. Nationaal actieplan

  • 1. Onze Ministers stellen een nationaal actieplan op ter uitvoering van artikel 4 van richtlijn 2009/128/EG.

  • 2. Het plan wordt ten minste iedere vijf jaren herzien.

  • 3. Op de voorbereiding en wijziging van een nationaal actieplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

AA

In artikel 85, vijfde lid, wordt na «vergunning» ingevoegd: , ontheffing of erkenning.

BB

In artikel 86 vervalt de zinsnede «, mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Verkeer en Waterstaat,».

CC

Artikel 90 komt te luiden:

Artikel 90. Bestuurlijke boete

Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen in geval van overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 2a, 19, 20, 21, 22, 28, 29, 37, derde lid, 38, derde lid, 39, 42, 43, 43a, 64, tweede, vierde, vijfde, zesde of achtste lid, 65, derde of vierde lid, 67, eerste of tweede lid, 71 tot en met 81, 87, zesde lid, 115 of 118.

DD

Artikel 97 komt te luiden:

Artikel 97. Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd.

  • 2. De op grond van het eerste lid te bepalen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, per overtreding begaan door een natuurlijke persoon, en ten hoogste het bedrag dat is bepaald voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht per overtreding, begaan door een rechtspersoon of een vennootschap, of, indien dat meer is, 10 procent van de jaaromzet in het boekjaar voorafgaande aan het boekjaar waarin de boete wordt opgelegd.

  • 3. De berekening van de omzet, bedoeld in het tweede lid, geschiedt op voet van het bepaalde in artikel 377, zesde lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voor de netto-omzet.

EE

In artikel 117 wordt telkens na de zinsnede «de artikelen» ingevoegd: 12, 43, 114, 168, 169, of 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of.

FF

In het opschrift van hoofdstuk 9 vervalt «bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG en».

GG

In artikel 121 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift wordt «middelen» vervangen door: biociden.

2. In het eerste lid vervallen de zinsneden «gewasbeschermingsmiddelen en», «26 juli 1993 onderscheidenlijk», «in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk», «25, eerste lid, 28, eerste lid, onderdeel a, en onderdeel b, aanhef, met betrekking tot de uniforme beginselen,» en «hoofdstuk 4 onderscheidenlijk».

3. In het tweede, onderdeel b, vervalt de zinsnede «gewasbeschermingsmiddel of».

4. In het derde lid vervallen «gewasbeschermingsmiddelen of» en «4 of».

HH

In artikel 121a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «een gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk een biocide,» vervangen door: een biocide.

2. In het tweede lid wordt «het middel» vervangen door «de biocide» en wordt «de artikelen 27 en 47» vervangen door «artikel 47».

3. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid, vervalt het derde lid (oud).

4. In het vierde lid (nieuw) vervalt «artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 5°, onderscheidenlijk».

II

In het opschrift van hoofdstuk 9, paragraaf 2, vervalt «bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG en».

JJ

In artikel 122 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervallen de zinsneden «gewasbeschermingsmiddelen, onderscheidenlijk» en «gewasbeschermingsmiddelen en».

2. In het tweede lid vervallen de zinsneden «gewasbeschermingsmiddel of» en «het gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk».

3. In het derde lid vervalt de zinsnede «bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk in».

4. In het vierde lid wordt de term «gewasbeschermingsmiddel» telkens vervangen door «biocide» en wordt de zinsnede «artikel 28, eerste lid, onderdeel b, onder 1 tot en met 5, alsmede onderdelen d en e,» vervangen door «artikel 49, eerste lid, onderdeel b, onder 1 tot en met 4, alsmede onderdelen c en d,».

KK

In artikel 123 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift vervalt «gewasbeschermingsmiddel of».

2. In het eerste lid vervalt «gewasbeschermingsmiddel of».

LL

In artikel 124 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift vervalt «gewasbeschermingsmiddelen of».

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het college besluit volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels op aanvraag tot toelating van een biocide als bedoeld in artikel 121, eerste lid, die volgens verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU, L 250) in aanmerking kunnen komen als biocide, en waarvan de werkzame stof is opgenomen in bijlage VII of een andere bijlage daarvan.

MM

In artikel 125 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het opschrift vervalt «gewasbeschermingsmiddel of».

2. In het eerste lid vervalt «gewasbeschermingsmiddel of».

3. In het tweede lid wordt «artikel 42, tweede lid» vervangen door «artikel 69, tweede lid» en vervalt «artikel 25, eerste lid, onderdelen a en b, of».

MMa

In artikel 126, tweede lid, wordt «artikel 42, tweede lid» vervangen door: artikel 69, tweede lid.

NN

In het opschrift van hoofdstuk 9, paragraaf 3, vervalt «richtlijn 91/414/EEG en».

OO

In artikel 127, eerste lid vervallen de zinsneden «28,», «gewasbeschermingsmiddel of», «bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk in» en «artikel 8, tweede lid, van richtlijn 91/414/EEG onderscheidenlijk».

PP

In artikel 128 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid vervallen de zinsneden «28,», «het gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk in» en «bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG, onderscheidenlijk in».

2. In het tweede lid vervalt de zinsnede «artikel 23, eerste lid, voor een gewasbeschermingsmiddel, onderscheidenlijk in».

3. In het derde lid vervalt telkens «gewasbeschermingsmiddel of».

QQ

De artikelen 131 tot en met 137 en 139 vervallen.

RR

Na artikel 130 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 130a. Overgangsrecht ingevolge de verordening

  • 1. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Wet van 24 maart 2011 houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Stb. 235) blijft voor zover nodig van toepassing in de in artikel 80, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009 bedoelde gevallen.

  • 2. Op de voet van artikel 8o, tweede lid, van verordening (EG) 1107/2009 blijft het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25 en 27 van toepassing zoals deze bepalingen luidden voor de inwerkingtreding van de Wet van 24 maart 2011 houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Stb. 235).

  • 3. De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden voor de inwerkingtreding van de Wet van 24 maart 2011 houdende wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met de implementatie van Europese regelgeving op het gebied van het op de markt brengen en het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (Stb. 235), blijft van toepassing op aanvragen tot toelating, in de in artikel 80, vijfde lid, van verordening (EG) 1107/2009 bedoelde gevallen, totdat op die aanvragen is beslist.

ARTIKEL II

De Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 1a, onder 1°, komt de zinsnede na «de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden», te luiden: de artikelen 2a, 19, 20, eerste lid, 21, 22, 28, tweede lid, 37, derde lid, 38, derde lid, 39, 42, 43, 43a, 64, tweede, vierde, vijfde, zesde en achtste lid, 65, derde en vierde lid, 67, eerste en tweede lid, 74, 79 tot en met 81, 87, zesde lid, en 118.

2. In artikel 1a, onder 1°, vervalt de zinsnede met betrekking tot de Wet houdende wijziging van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 (landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen).

3. In artikel 1a, onder 2°, vervalt de zinsnede met betrekking tot de Bestrijdingsmiddelenwet 1962.

4. In artikel 1a, onder 3°, komt de zinsnede na «de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden», te luiden: de artikelen 20, tweede lid, 28, eerste lid, onderdeel e, 29, 71, 72, 73, 75, 76, 77, 78, tweede lid, en 115.

ARTIKEL III

Artikel 25, vijfde lid, onder b, van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 komt te luiden:

  • b. voor zover het toegelaten rassen betreft waarvoor een instandhouder is aangewezen: een vermelding van de instandhouder of instandhouders;.

ARTIKEL IV

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 24 maart 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Uitgegeven de vierentwintigste mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 372

Naar boven