Besluit van 16 december 2010 tot wijziging van het besluit van 21 december 2009 tot vaststelling van het tijdstip van intrekking van de Tijdelijke wet mediaconcentraties (Stb. 603) ter vervroeging van het tijdstip

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van december 2010, nr. WJZ/258110 (8294), directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 15, eerste lid, van de Tijdelijke wet mediaconcentraties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

In het enig artikel van het besluit van 21 december 2009 tot vaststelling van het tijdstip van intrekking van de Tijdelijke wet mediaconcentraties (Stb. 603) wordt «1 januari 2012» vervangen door: 1 januari 2011.

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 december 2010

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Uitgegeven de vierentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit strekt tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2009 (Stb. 603) waarbij de vervaldatum van de Tijdelijke wet mediaconcentraties is bepaald op 1 januari 2012. Die datum wordt met een jaar vervroegd naar 1 januari 2011.

Leidend in de keuze de gelding van de Tijdelijke wet mediaconcentraties versneld te beëindigen, is de motie-Remkes e.a.1, die het toenmalig kabinet een keuze voorlegde: de Tijdelijke wet mediaconcentraties niet verlengen, dan wel het wettelijk percentage, aangaande concentraties op de gebruikersmarkt voor dagbladen, te verhogen van 35% tot 50%.

Een keuze voor de verhoging van het percentage stuit af op het oorspronkelijke idee achter de Tijdelijke wet mediaconcentraties, dat moet worden voorkomen dat teveel opiniemacht in handen van te weinig partijen komt. Een dergelijke verhoging van het wettelijk percentage voor mediaconcentraties kent ook geen méérwaarde ten opzichte van het algemene mededingingstoezicht door de Nederlandse Mededingingsautoriteit; die zal een voorgenomen concentratie die zou leiden tot een marktaandeel van rond de 50% toch al met extra aandacht bezien.2

Het versneld laten vervallen van de wet kan daarentegen de dagbladsector ook ten goede komen. Waar van de Tijdelijke wet mediaconcentraties ook werd verondersteld dat zij een belemmering kon vormen voor de multimediale ontwikkeling van met name dagbladondernemingen, wordt die belemmering nu weggenomen. Het kabinet wil multimediale ontwikkeling in de perssector juist waar mogelijk bevorderen. Bovendien is het mogelijk dat sommige dagbladtitels nu blijven voortbestaan, die anders, onder de werking van de Tijdelijke wet mediaconcentraties – hoewel onbedoeld en ongewenst – zouden hebben kunnen verdwijnen omdat overname door een grote(re) onderneming zou zijn geblokkeerd door het wettelijk maximumpercentage van 35%. Tegelijkertijd geldt onverminderd het reguliere toezicht op mediaconcentraties op basis van de Mededingingswet, waarmee in die zin een belangrijke waarborg is gegeven voor pluriformiteit van de media.

Voor de goede orde zij erop gewezen dat door het vervallen van de Tijdelijke wet mediaconcentraties ook het op die wet gebaseerde Tijdelijk besluit mediaconcentraties (van rechtswege) vervalt.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Kamerstukken II 2009/10, 32 123 VIII, nr. 74.

XNoot
2

Het reguliere toezicht door de NMa op basis van de Mededingingswet heeft ook steeds plaats gevonden náást de toetsing op grond van de Tijdelijke wet mediaconcentraties.

Naar boven