Besluit van 9 december 2009 houdende aanpassing van algemene maatregelen van bestuur in verband met de invoering van de Wet van 20 november 2008 houdende wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 oktober 2009, kenmerk OHW-U-2962310;

Gelet op artikel 12, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 11, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, artikel 16, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, artikel 21, vierde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en artikel 33, vierde lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

De Raad van State gehoord (advies van 12 november 2009, nummer W13.09.0437/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 3 december 2009, OHW-U-2971867;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het koninklijk besluit van 9 augustus 1948 tot uitvoering van artikel 12 der Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Stb. I 362) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het onderdeel «kortingsinkomen» als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «in het kalenderjaar» en wordt onder 1 na «€ 119» en «€ 1605» alsmede onder 2 na «€ 487» telkens ingevoegd: per jaar.

2. In onderdeel b wordt na «€ 939» ingevoegd: per jaar.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen «over enig kalenderjaar genoten», «van dat kalenderjaar» en «in dat kalenderjaar».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. een krachtens de Wet bevordering eigenwoningbezit verleende eigenwoningbijdrage;

b. In onderdeel g vervalt »in het kader van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing».

c. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. de van de Raad krachtens artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht ontvangen wettelijke rente;.

d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet en artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «gepensionneerde» vervangen door «gepensioneerde» en vervalt «, berekend door vergelijking van de contante waarde van die uitkering aan het begin en het einde van het desbetreffende belastingjaar».

2. In onderdeel b wordt «gepensionneerde» vervangen door: gepensioneerde.

D

Artikel 10 vervalt.

E

In artikel 12, tweede volzin, wordt «gepensionneerden» vervangen door: gepensioneerden.

F

Artikel 13 vervalt.

ARTIKEL II

Het koninklijk besluit van 6 september 1949 tot uitvoering van artikel 11 der Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. J 418) wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt het onderdeel «kortingsinkomen» als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «in het kalenderjaar» en wordt onder 1 na «€ 119» en «€ 1605» alsmede onder 2 na «€ 487» telkens ingevoegd: per jaar.

2. In onderdeel b wordt na «€ 939» ingevoegd: per jaar.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervallen «over enig kalenderjaar genoten», «van dat kalenderjaar» en «in dat kalenderjaar».

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. een krachtens de Wet bevordering eigenwoningbezit verleende eigenwoningbijdrage;.

b. In onderdeel g vervalt «in het kader van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing».

c. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. de van de Raad krachtens artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht ontvangen wettelijke rente;.

d. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet en artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt «gepensionneerde» vervangen door «gepensioneerde» en vervalt «, berekend door vergelijking van de contante waarde van die uitkering aan het begin en het einde van het desbetreffende belastingjaar».

2. In onderdeel b wordt «gepensionneerde» vervangen door: gepensioneerde.

D

Artikel 10 vervalt.

E

In artikel 11, tweede volzin, wordt «gepensionneerden» vervangen door: gepensioneerden.

F

Artikel 12 vervalt.

ARTIKEL III

Het Kortingsbesluit WIV wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt «over enig kalenderjaar» en wordt «de inkomensbestanddelen door de gepensioneerde in dat kalenderjaar verworven» vervangen door: de door de gepensioneerde verworven inkomensbestanddelen.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. de onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. het loon in de zin van artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen, alsmede

  • b. de belastbare winst uit onderneming in de zin van de Wet IB 2001.

b. onderdeel c vervalt.

B

In artikel 3, eerste lid, wordt «het huurwaardeforfait in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964» vervangen door «de belastbare inkomsten uit eigen woning in de zin van de Wet IB 2001» en vervalt «, nadat de aftrekbare kosten, bedoeld in artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, daarop in mindering zijn gebracht».

C

In artikel 4, onderdeel c, wordt «, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onder b,» vervangen door: van het bruto-ouderdomspensioen van de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b,.

D

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. de van de Raad krachtens artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht ontvangen wettelijke rente;.

2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 29a van de Algemene nabestaandenwet en artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet.

E

Artikel 7 vervalt.

F

De artikelen 10, 11 en 12 vervallen.

ARTIKEL IV

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit draagkracht vervolgden wordt «de definitieve vaststelling» vervangen door «de vaststelling» en vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL V

In artikel 2, tweede lid, van het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers wordt «de definitieve vaststelling» vervangen door «de vaststelling» en vervalt de tweede volzin.

ARTIKEL VI

In de eerste volzin van artikel 2 van het Besluit van 23 november 1982, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en artikel 11, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 682) vervalt «over enig kalenderjaar».

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 9 december 2009

Beatrix

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker

Uitgegeven de tweeëntwintigste december 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit heeft tot doel een zestal op de wetten voor oorlogsgetroffenen gebaseerde algemene maatregelen van bestuur in overeenstemming te brengen met wijzigingen in een aantal wetten in formele zin. Ten eerste betreft het het koninklijk besluit van 9 augustus 1948 tot uitvoering van artikel 12 van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Stb. I 362, Kortingsbesluit Wbp), het koninklijk besluit van 6 september 1949 tot uitvoering van artikel 11 van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. J 418, Kortingsbesluit Wbpzo) en het Kortingsbesluit WIV (besluiten waarin is bepaald welke andere inkomsten van de gerechtigde met het buitengewoon pensioen moeten worden verrekend). Voorts zijn ook gewijzigd het Besluit draagkracht vervolgden en het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers (besluiten die strekken tot het bepalen van de financiële draagkracht van gerechtigden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van bepaalde voorzieningen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 dan wel artikel 33, eerste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945). Tenslotte is ook het koninklijk besluit van 23 november 1982, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en artikel 11, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 682) gewijzigd.

Op 1 januari 2009 is de wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, in werking getreden. Met deze wet is de uitvoering van de vijf wetten voor oorlogsgetroffenen vereenvoudigd. De belangrijkste reden voor vereenvoudiging was dat de tot 1 januari 2009 bestaande complexe uitvoeringssystematiek van deze wetten tot een zeer zware belasting van de doelgroep leidde.

De vereenvoudiging is gerealiseerd door in elk van de vijf wetten voor oorlogsgetroffenen vast te leggen dat het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering slechts in een beperkt aantal gevallen wordt gewijzigd. Als gevolg van deze vereenvoudiging is de jaarlijks terugkerende voorlopige en definitieve vaststelling van de buitengewone pensioenen, garantietoeslagen, (periodieke) uitkeringen of garantie-uitkeringen komen te vervallen. Het Kortingsbesluit Wbp, het Kortingsbesluit Wbpzo, het Kortingsbesluit WIV, het Besluit draagkracht vervolgden en het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers, waarin nog werd uitgegaan van deze jaarlijkse voorlopige en definitieve vaststelling, zijn met het onderhavige besluit met deze systeemwijziging in overeenstemming gebracht.

Met het koninklijk besluit van 8 april 2003 (Stb. 164) zijn de Kortingsbesluiten Wbp en Wbpzo aangepast in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2001 van de Wet IB 2001. Ten onrechte is het Kortingsbesluit WIV daarbij buiten beschouwing gebleven. Met het onderhavige besluit is deze omissie hersteld.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om redactionele aanpassingen aan te brengen. Tevens zijn een aantal artikel(onderdelen) vervallen omdat zij geen actuele betekenis meer hebben.

Het onderhavige besluit heeft geen financiële consequenties en geen gevolgen voor de administratieve lasten. Aangezien de wetssystematiek is gewijzigd met de wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de financiële consequenties en de gevolgen voor de administratieve lasten van deze wijziging al vermeld in de paragrafen 3 en 4 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2007–2008, 31 551, nr. 3).

In overeenstemming met de in artikel 3a, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, artikel 2, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers en artikel 5, eerste lid van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet vastgelegde voorhangprocedure is het ontwerp van het onderhavige besluit niet eerder aan de Raad van State ter advisering voorgelegd dan vier weken nadat het ontwerp in de Staatscourant bekend is gemaakt en aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikelsgewijs

Artikelen I en II, onderdeel A, onderdeel B, onder 1, onderdeel C, onder 1 en onderdeel D, Artikel III, onderdeel A, onder 1 en onderdeel E en Artikelen IV, V en VI

Met deze artikelen en artikelonderdelen zijn het Kortingsbesluit Wbp, het Kortingsbesluit Wbpzo, het Kortingsbesluit WIV, het Besluit draagkracht vervolgden, het Besluit draagkracht burger-oorlogsslachtoffers en het Besluit van 23 november 1982, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en artikel 11, eerste lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers in overeenstemming gebracht met de in het algemene deel van de toelichting beschreven vereenvoudiging van de uitvoeringssystematiek.

Het kortingsinkomen wordt in de nieuwe systematiek niet meer jaarlijks vastgesteld. Er wordt alleen opnieuw vastgesteld indien sprake is van de omstandigheden of de voorwaarden genoemd in de artikelen 42c, eerste lid, en 42 d, eerste lid, van de Wbp, 35 h, eerste lid, en 35 i, eerste lid, van de Wbpzo en 49b, eerste lid, en 49 c, eerste lid, van de WIV. Daarom is de verwijzing naar «kalenderjaar» bij het op het kortingsinkomen in mindering te brengen loon vervallen. Doordat niet meer gesproken wordt over «loon in een kalenderjaar» is voor de begrenzing van de verwervingskosten en de reiskosten aangegeven dat het hier jaarbedragen betreft. Ook in de bepalingen waar sprake is van te verrekenen inkomsten is de verwijzing naar «kalenderjaar» vervallen. De artikelen 10 van de Kortingsbesluiten Wbp en Wbpzo en 7 van het Kortingsbesluit WIV zijn vervallen. Het voorlopig schatten van het bedrag van de verrekenbare inkomsten past niet meer in de vanaf 1 januari 2009 geldende vereenvoudigde uitvoeringssystematiek.

Artikelen I en II, onderdeel B, onder 2, sub a

Het toekennen van bijdragen aan lagere inkomensgroepen ten behoeve van het verkrijgen en kunnen blijven bewonen van een eigen woning vindt zijn juridische basis niet meer in de Woningwet maar in de op 1 januari 2001 in werking getreden Wet bevordering eigenwoningbezit.

Artikelen I en II, onderdeel B, onder 2, sub b

Per 1 juli 2008 is de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing vervallen zodat de verwijzing naar deze wet is vervallen. Bijdragen in de kosten ter verbetering van de woning worden nog wel verstrekt. Deze zijn nu echter gebaseerd op gemeentelijke verordeningen.

Artikelen I en II, onderdeel B, onder 2, sub c en Artikel III, onderdeel D, onder 1

Met de inwerkingtreding van de Aanpassingswet Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht zijn de artikelen uit de Wbp, Wbpzo en de WIV vervallen op basis waarvan de PUR een belanghebbende bij te late betaling van het buitengewone pensioen of de garantietoeslag rente verschuldigd was.

Het verschuldigd zijn van wettelijke rente is nu gebaseerd op artikel 4:98 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikelen I en II, onderdeel B, onder 2, sub d en Artikel III, onderdeel D, onder 2

Het is beleid van de PUR de tegemoetkomingen op grond van artikel 29a van de Anw en artikel 33b van de AOW niet tot het inkomen van de gepensioneerde te rekenen. Met deze wijziging is hieraan een formele basis gegeven.

Artikel III, onderdeel A, onder 2 en onderdeel B

Met deze artikelonderdelen is de in het algemene deel van de toelichting genoemde omissie in verband met de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 hersteld.

Artikel III, onderdeel C, onder 2

Tot 1 januari 2005 werd, onder verwijzing naar de in artikel 9, eerste lid, onder a tot en met c, van de AOW genoemde categorieën pensioengerechtigden, in artikel 9, tiende lid, onder a tot en met c, het bij de betreffende categorie behorende maandbedrag bruto-ouderdomspensioen genoemd. Voor het Kortingsbesluit WIV betekende dit dat in artikel 4, onder c, voor de maximering van het te korten bruto-ouderdomspensioen werd verwezen naar het in artikel 9, tiende lid, onder b, van de AOW bedoelde bedrag. Bij de Wet van 23 december 2004 tot wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen (Stb. 728) heeft artikel 9, tiende lid, van de AOW een andere inhoud gekregen. In dit artikellid (als gevolg van een per 1 januari 2006 inwerking getreden wijziging verworden tot achtste lid) is bepaald dat de artikelen 3:41 en 3:45 van de Awb niet van toepassing zijn op een beschikking als gevolg van een herziening van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een wijziging van het netto-minimumloon. De verwijzing in artikel 4, onder c, is als gevolg van de vorengenoemde wijziging in die zin aangepast dat nu wordt verwezen naar het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de AOW.

Artikelen I, II en III, onderdeel F

De in het buitenland wonende buitengewoon gepensioneerden worden al vele jaren rechtstreeks door de PUR benaderd voor het verkrijgen van de gegevens betreffende de verrekenbare inkomsten. Van enige betrokkenheid van de consulaire vertegenwoordiging is geen sprake. De artikelen 13 van het Kortingsbesluit Wbp, 12 van het Kortingsbesluit Wbpzo en 10 van het Kortingsbesluit WIV zijn derhalve door de veranderde uitvoeringspraktijk verworden tot een dode letter en zijn dan ook vervallen.

Het overgangsartikel 11 van het Kortingsbesluit WIV is uitgewerkt. Gelet op de gevolgen van de demografische ontwikkeling voor de doelgroep is artikel 12 verworden tot een dode letter. In overeenstemming met aanwijzing 228 van de Aanwijzingen voor de regelgeving zijn deze artikelen vervallen.

Artikel VII

De terugwerkende kracht van het onderhavige besluit hangt samen met de datum van inwerkingtreding (1 januari 2009) van de wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard. Met het onderhavige besluit zijn de in de eerste alinea van het algemene deel van deze nota van toelichting genoemde uitvoeringsbesluiten met de vereenvoudigde uitvoerinssystematiek in overeenstemming gebracht. Hierdoor heeft de terugwerkende kracht geen belastende gevolgen voor de betrokkenen. Verder voorziet het onderhavige besluit in een actualisatie van verwijzingen naar andere regelgeving en het geven van een formele basis aan een bestendige gedragslijn van de PUR. Ook hieraan zijn voor betrokkenen geen negatieve gevolgen verbonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. Bussemaker


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven