Wet van 23 december 2004 tot wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten enige vereenvoudigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I. WET OP DE (RE)INTEGRATIE ARBEIDSGEHANDICAPTEN

De Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel p door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

q. minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;

r. loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.

B

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan op aanvraag van de werkgever die met een werknemer een dienstbetrekking van ten minste zes maanden is aangegaan of waarmee door elkaar opvolgende dienstbetrekkingen gedurende ten minste zes maanden een dienstbetrekking blijkt te bestaan, subsidie verstrekken voor meerkosten voorzover:

    a. die werkgever aantoont dat het totaal van de kosten die hij maakt of heeft gemaakt ten behoeve van het in dienst houden van een arbeidsgehandicapte werknemer meer bedraagt dan:

    1°. € 450,–, indien het loon van de werknemer over het kalenderjaar minder dan 50% van het naar een jaarbedrag herleide minimumloon bedraagt zoals dat voor de werknemer gold op 1 januari van het desbetreffende kalenderjaar; of

    2°. € 2000,–, indien het loon van de werknemer over het kalenderjaar ten minste 50% van het bij ten eerste bedoelde minimumloon bedraagt; of

    b. die werkgever aantoont dat het totaal van de kosten die hij maakt of heeft gemaakt ten behoeve van het in dienst nemen van een arbeidsgehandicapte werknemer, meer bedraagt dan:

    1°. € 1350,–, indien het loon van de werknemer over het kalenderjaar minder dan 50% van het minimumloon, bedoeld in onderdeel a, bedraagt; of

    2°. € 6000,–, indien het loon van de werknemer over het kalenderjaar ten minste 50% van het minimumloon, bedoeld in onderdeel a, bedraagt; of

    c. die werkgever, na ommekomst van de periode van 3 respectievelijk 1 jaar, genoemd in artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en artikel 82, 82a of 97c van de Werkloosheidswet, kosten maakt of heeft gemaakt ten behoeve van het in dienst houden van een arbeidsgehandicapte werknemer.

2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid, wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een werknemer voor wie reeds eerder aan de werkgever subsidie op grond van dit artikel is verstrekt, tenzij de subsidieaanvraag:

    a. geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van de subsidie;

    b. betrekking heeft op door de werkgever gemaakte kosten ter vervanging van de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen door de werknemer.

3. In het tot vierde lid vernummerde derde lid wordt «eerste en tweede» vervangen door: eerste, tweede en derde.

C

In artikel 22, tweede lid, onderdeel c, wordt «arbeid op een proefplaats als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a,» vervangen door: onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats bij een werkgever.

D

In artikel 22a, eerste lid, wordt «of die werkzaamheden op een proefplaats verricht als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: of die onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats bij een werkgever verricht.

E

Hoofdstuk 4, paragraaf 2, vervalt.

F

In artikel 34, eerste lid, vervalt de zinsnede «van een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23,» alsmede «de reïntegratie-uitkering,».

G

In artikel 35, eerste lid, vervalt de zinsnede «de reïntegratie-uitkering, bedoeld in artikel 23,».

H

Artikel 36, eerste lid, onderdeel b, vervalt.

I

Artikel 43, eerste lid, onderdeel c, vervalt.

J

In artikel 49a, eerste lid, wordt «Onverminderd artikel 49b, worden beschikkingen» vervangen door «Beschikkingen» en wordt na «en de daarop berustende bepalingen» ingevoegd: worden.

K

Artikel 49b vervalt.

L

Na artikel 87d wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 87e. Overgangsbepaling vereenvoudigingsvoorstellen

  • 1. De artikelen 22, tweede lid, onderdeel c, 22a, eerste lid, 23 tot en met 27, 34, eerste lid, 35, eerste lid, 36, eerste lid, en 37 en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van (datum) houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, blijven van toepassing op de arbeidsgehandicapte die voor de datum van inwerkingtreding van die wet:

    a. een voor hem, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, noodzakelijke opleiding of scholing volgt, of

    b. een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dat artikel luidde op de dag voor de inwerkingtreding van de in de aanhef genoemde wet, ontvangt, voor de duur van die opleiding of scholing respectievelijk die reïntegratie-uitkering.

  • 2. Artikel 16, eerste lid, onderdeel a, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de wet van (datum) houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, blijft van toepassing op aanvragen voor subsidie voor extra reïntegratiekosten als bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, die voor de datum van inwerkingtreding van die wet zijn ingediend.

ARTIKEL II. WERKLOOSHEIDSWET

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17a, eerste lid, vervalt onderdeel c.

B

In artikel 17b, eerste lid, onderdeel a, vervalt de zinsnede «of een reïntegratie-uitkering ontvangt als bedoeld in artikel 23 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, die al dan niet vermeerderd met een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering 70% of meer bedraagt van het dagloon, waarnaar zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is of zou zijn berekend,».

C

In artikel 19, eerste lid, vervalt onderdeel m, onder verlettering van onderdeel n tot onderdeel m.

D

Artikel 28, derde lid, vervalt.

E

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

  • 1. Bij een besluit tot herziening van de uitkering wordt mededeling gedaan van de herziening en, in een bijlage, van de op die herziening betrekking hebbende gewijzigde rechten en plichten van de werknemer.

  • 2. Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 72, ten behoeve van de werknemer, die recht heeft op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, een plan heeft opgesteld of heeft laten opstellen, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces, ondertekent de werknemer dit plan voor gezien en verstrekt het aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De bijlage wordt tevens getekend door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Een afschrift wordt verstrekt aan de werknemer.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent dit artikel.

F

In artikel 76, eerste lid, vervalt: totdat die opleiding of scholing is beëindigd.

G

Na artikel 76 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 76a

  • 1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan ter uitvoering van de taak, genoemd in artikel 72, toestemming verlenen aan de werknemer, die recht heeft op een uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb, om op een proefplaats bij een werkgever gedurende maximaal drie maanden onbeloonde werkzaamheden te verrichten.

  • 2. Voor de werknemer, bedoeld in het eerste lid, blijft het recht op uitkering op grond van hoofdstuk IIa of IIb bestaan, onverminderd artikel 20, eerste lid, aanhef en onderdeel e, gedurende de periode waarover toestemming is verleend tot het verrichten van die werkzaamheden.

  • 3. De onbeloonde werkzaamheden op een proefplaats zijn:

    a. werkzaamheden, waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is;

    b. werkzaamheden, waarbij de werkgever, bij wie de proefplaatsing geschiedt, een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer heeft afgesloten;

    c. werkzaamheden, die de werknemer niet reeds eerder onbeloond op een proefplaats bij die werkgever of diens rechtsvoorganger heeft verricht; en

    d. werkzaamheden, waarbij er, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, een reëel uitzicht is op een op de onbeloonde werkzaamheden aansluitende dienstbetrekking van dezelfde of grotere omvang voor ten minste 6 maanden.

  • 4. De werknemer die werkzaamheden verricht als bedoeld in het eerste lid, doet daarvan onverwijld mededeling aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 5. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wegens ziekte worden onderbroken, wordt de periode waarin een uitkering bij ziekte wordt ontvangen, voor de toepassing van dat lid buiten beschouwing gelaten.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de uitvoering van het eerste tot en met het vijfde lid.

H

In artikel 78 wordt na «76» ingevoegd: , 76a.

I

Artikel 85, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin, wodt na «categorieën van werkgevers» ingevoegd: en van werknemers.

2. In de derde volzin wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

J

Artikel 130 wordt vervangen door:

Artikel 130

  • 1. Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om deze wet met betrekking tot de inschakeling in de arbeid van werknemers die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb, doeltreffender uit te voeren, worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 24, 26 en 72 tot en met 78 van deze wet. Bij toepassing van de eerste zin wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld op welke wijze van welke artikelen wordt afgeweken.

  • 2. Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste vier jaar. Indien, voor een experiment is afgelopen, een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, kan het experiment worden verlengd tot het tijdstip waarop het voorstel van wet in werking treedt. Het eerste lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de uitvoering van een experiment en voorzieningen worden getroffen voor zich gedurende een experiment voordoende onvoorziene gevallen.

  • 4. Onze Minister meldt aan de Staten-Generaal hoe het experiment in de praktijk is verlopen, alsmede zijn standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment.

  • 5. De voordracht voor krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregelen van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

K

Artikel 130a vervalt.

L

Artikel 130b vervalt.

M

Artikel 130c vervalt.

N

De artikelen 130d, 130e en 130f vervallen.

O

Aan hoofdstuk XB van de Werkloosheidswet wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:

  • 1. De artikelen 17a, eerste lid, onderdeel c, 17b, eerste lid, onderdeel a, 19, eerste lid, onderdeel m, 28, derde lid, 76, eerste lid, en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van (datum) houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, blijven van toepassing op de werknemer die voor de datum van inwerkingtreding van die wet:

    a. een voor hem, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, noodzakelijke opleiding of scholing volgt, of

    b. een reïntegratie-uitkering als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, zoals dat artikel luidde op de dag voor de inwerkingtreding van de in de aanhef genoemde wet, ontvangt,

    voor de duur van die opleiding of scholing respectievelijk die reïntegratie-uitkering.

  • 2. In afwijking van artikel 76a blijven artikel 130a en het daarop berustende Tijdelijk besluit proefplaatsing WW, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van de wet van (datum) houdende wijziging van enkele socialeverzekeringswetten en enige andere wetten in verband met het aanbrengen van enige vereenvoudigingen, van toepassing op de werknemer die voor de datum van inwerkingtreding van die wet werkzaamheden verricht in het kader van het Tijdelijk besluit proefplaatsing WW, voor de duur van die werkzaamheden.

ARTIKEL III. WET STRUCTUUR UITVOERINGSORGANISATIE WERK EN INKOMEN

De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid vervalt.

2. Het zesde lid wordt vernummerd tot vijfde lid.

3. In het tot vijfde vernummerde lid, onderdeel c, vervalt: en vijfde.

B

In artikel 59, eerste lid, vervallen de zinsneden «of het overzicht», «of vijfde» en «of dit overzicht».

C

In artikel 62 wordt, onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent het gebruik van de in het tweede lid bedoelde infrastructuur voor het verstrekken van gegevens en inlichtingen, bedoeld in artikel 54 of 73, voorzover dit noodzakelijk is voor de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij deze of enige andere wet of voor het toezicht op de naleving van deze of enige andere wet als bedoeld in artikel 54 of 73.

D

In artikel 84, eerste lid, wordt «33, zesde lid» vervangen door: 33, vijfde lid.

E

Artikel 85 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt na het tweede lid, een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Met de opsporing van feiten strafbaar gesteld bij deze of enige andere wet zijn tevens belast bij besluit van Onze Minister van Justitie aangewezen opsporingsambtenaren werkzaam bij de bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder Onze Minister.

2. In het tot derde vernummerde lid wordt na «eerste» ingevoegd: en tweede.

3. In het tot vierde vernummerde lid wordt na «eerste» ingevoegd: en tweede.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE KINDERBIJSLAGWET

De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het achtste tot zevende lid, vervalt het zevende lid.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8. Een in het tweede lid, onderdeel c, bedoeld kind wordt voor het recht op kinderbijslag meegerekend zolang het werkloos is.

B

In artikel 23, eerste lid, onderdeel c, wordt na «behoudens voor zoveel dit dient tot verhaal van een uitkering tot levensonderhoud van het kind,» een zinsnede ingevoegd, luidende: of tot terugvordering van onverschuldigd betaalde kinderbijslag als bedoeld in artikel 24,.

C

Artikel 24a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Artikel 17g is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    a. indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende gedurende drie jaar de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan, de Sociale verzekeringsbank de aflossingsbedragen lager vaststelt; en

    b. indien degene van wie wordt teruggevorderd, dan wel degene met wie hij een huishouden vormt, kinderbijslag op grond van deze wet ontvangt, in afwijking van artikel 17g, tweede lid, het besluit tot terugvordering ten uitvoer kan worden gelegd door verrekening met die bijslag.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zesde lid wordt «het in het tiende lid, onderdeel a, bedoelde bruto-ouderdomspensioen» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

2. In het zevende lid wordt «het in het tiende lid, onderdeel b, bedoelde bruto-ouderdomspensioen» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

3. In het achtste lid wordt «het in het tiende lid, onderdeel c, bedoelde bruto-ouderdomspensioen» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

4. In het negende lid wordt «het bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in het tiende lid, onderdeel b» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

5. Het tiende lid komt te luiden:

  • 10. Op een beschikking als gevolg van een herziening van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een wijziging van het netto-minimumloon zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

B

In artikel 9a, eerste lid, wordt «het bedrag, bedoeld in artikel 9, tiende lid, onderdeel b» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen voor de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b.

C

Artikel 12 vervalt.

D

In artikel 13, eerste lid, aanhef, wordt «de bedragen, genoemd in artikel 9, tiende lid,» vervangen door: het bruto-ouderdomspensioen, vastgesteld op grond van artikel 9.

E

Artikel 17, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De herziening van het ouderdomspensioen als gevolg van een wijziging van het netto-minimumloon gaat, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, in op de dag waarop het netto-minimumloon is herzien.

F

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde netto-vakantie-uitkeringen worden verstaan de in het zesde lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde bruto-vakantie-uitkeringen» vervangen door: de in het eerste lid, onderdelen a tot en met c, bedoelde netto-vakantie-uitkeringen worden verstaan de, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het vijfde lid, vastgestelde bruto-vakantie-uitkeringen.

2. Onder vernummering van het zevende lid tot het zesde lid vervalt het zesde lid.

3. Het tot het zesde lid vernummerde zevende lid komt te luiden:

  • 6. In de gevallen, dat op het ouderdomspensioen, vastgesteld op grond van artikel 9, met toepassing van artikel 13 een korting wordt toegepast, wordt op de, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het vijfde lid, vastgestelde bruto-vakantie-uitkering, een evenredige korting toegepast.

G

Artikel 30 vervalt.

H

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel a te luiden:

a. met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de Sociale verzekeringsbank een schriftelijke opzegging van de gewezen verzekerde heeft ontvangen;.

2. In het eerste lid komt onderdeel e te luiden:

e. met ingang van de eerste dag van de vierde maand volgend op de laatste dag van de door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de verschuldigde premie voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering, bedoeld in artikel 26 van de Wet financiering volksverzekeringen, dient te worden betaald, indien de betaling niet of niet geheel heeft plaatsgevonden;.

3. In het eerste lid komt onderdeel f te luiden:

f. met ingang van de dag volgend op de laatste dag van een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de gewezen verzekerde de van hem, in verband met de toepassing van dit hoofdstuk, verlangde inlichtingen dient te verstrekken, indien de gewezen verzekerde die gegevens niet heeft verstrekt, tenzij de gewezen verzekerde aannemelijk maakt dat dat hem niet in overwegende mate kan worden verweten.

4. Het tweede lid vervalt.

ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

De eerste en tweede zin van artikel 75a, derde lid, komen te luiden:

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    a. de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan recht had op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet;

    b. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft, toegekend aan een werknemer, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering.

B

In artikel 76f, zesde lid, komen onderdeel c en de daarop volgende zin te luiden:

c. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering anders dan bedoeld in het tweede of derde lid, betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan recht had op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet;

d. het een arbeidsongeschiktheidsuitkering anders dan bedoeld in het tweede of derde lid, betreft, toegekend aan een werknemer, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering.

ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Op een beschikking als gevolg van een herziening van een uitkering op grond van deze wet in verband met een wijziging van het netto-minimumloon, zijn de artikelen 3:41 en 3:45 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b, komt te luiden:

b. de overleden verzekerde onmiddellijk voorafgaand aan het overlijden verplicht is levensonderhoud te verschaffen aan de gewezen echtgenoot op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek krachtens een rechterlijke uitspraak of overeenkomst, vastgelegd in:

1°. een notariële akte;

2°. een akte mede ondertekend door een advocaat;

3°. een akte waarvan door de gewezen echtgenoot aannemelijk wordt gemaakt dat die tot stand is gekomen door de inzet van een bij de echtscheiding betrokken advocaat; of

4°. een document opgesteld in overleg tussen de gewezen echtgenoot en de overleden verzekerde door tussenkomst van een bemiddelaar; en.

2. Voor de tekst van het artikel wordt het cijfer «1» geplaatst en aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor het eerste lid, onderdeel b, bij ten vierde.

C

Artikel 63c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt onderdeel a te luiden:

a. met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de Sociale verzekeringsbank een schriftelijke opzegging van de gewezen verzekerde heeft ontvangen;.

2. In het eerste lid komt onderdeel d te luiden:

d. met ingang van de eerste dag van de vierde maand volgend op de laatste dag van de door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de verschuldigde premie voor de vrijwillige algemene nabestaandenverzekering, bedoeld in artikel 26 van de Wet financiering volksverzekeringen, dient te worden betaald, indien die betaling niet of niet geheel heeft plaatsgevonden;.

3. In het eerste lid komt onderdeel e te luiden:

e. met ingang van de dag volgend op de laatste dag van een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de gewezen verzekerde de van hem, in verband met de toepassing van dit hoofdstuk, verlangde inlichtingen dient te verstrekken, indien de gewezen verzekerde die gegevens niet heeft verstrekt, tenzij de gewezen verzekerde aannemelijk maakt dat dat hem niet in overwegende mate kan worden verweten.

4. Het tweede lid vervalt.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING BEROEPSWET

Onderdeel C van de bijlage bij de Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In nr. 33 vervalt «en de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen».

B

Na nr. 33 wordt ingevoegd:

33a. De Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, met uitzondering van de besluiten die gebaseerd zijn op regelingen op grond van artikel 81 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 zoals dat artikel luidde tot 1 januari 2002.

ARTIKEL IX. OVERGANGSRECHT BEROEPSWET

In afwijking van artikel 28a van de Beroepswet

1. is de bijlage bij de Beroepswet, zoals deze komt te luiden op grond van artikel VIII, van toepassing ten aanzien van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak inzake een besluit als bedoeld in nr. 33a van die bijlage; en

2. gaan de bij de Centrale Raad van Beroep aanhangige zaken inzake besluiten als bedoeld in nr. 33a van de bijlage bij de Beroepswet van rechtswege over naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met uitzondering van de zaken waarin de uitnodiging of oproeping voor de zitting heeft plaatsgevonden dan wel partijen toestemming hebben gegeven het onderzoek ter zitting achterwege te laten.

ARTIKEL X. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld. In het koninklijk besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

's-Gravenhage, 23 december 2004

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

Uitgegeven de dertigste december 2004

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven