Besluit van 29 december 2008 tot wijziging van het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal en enkele andere wijzigingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 30 september 2008, nr. BJZ2008094508, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 5, derde lid, 19, vierde lid, 47, derde lid, en 52, derde lid, van de Wet inburgering, artikel 17, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet en artikel 60, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 22 oktober 2008, nr. W08.08.0434/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 11 december 2008, nr. BJZ2008121498, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel m wordt als volgt gewijzigd:

a. In de onderdelen 1° en 2° wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, eerste lid.

b. Onder vernummering van de onderdelen 4° en 5° tot 3° en 4° vervalt onderdeel 3°.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • r. duale inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening die met het oog op de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving mede voorziet in activiteiten die in samenhang, en ten minste voor een deel gelijktijdig, met het verwerven van mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving worden uitgevoerd.

B

In artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c, wordt «, programma I of II,» vervangen door «I of II» en wordt «artikel 7.3.1» vervangen door: artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c,.

C

In artikel 2.9, tweede lid, wordt na «Nederlandse taal» ingevoegd: ten minste.

D

Artikel 4.21, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. degene die op het tijdstip waarop het inburgeringsexamen is behaald niet inburgeringsplichtig was, tenzij de inburgeringsplicht is geëindigd wegens:

    • 1°. het bereiken van de 65-jarige leeftijd, of

    • 2°. een andere omstandigheid en op dat tijdstip een schuld bestond uit een niet eerder dan drie jaar voor dat tijdstip overeenkomstig artikel 4.1 verstrekte lening;

E

In artikel 4.23, aanhef, wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, vierde lid.

F

In artikel 4.25, tweede lid, eerste volzin, wordt «vier weken» vervangen door: zes weken.

G

In artikel 5.3, tweede en derde lid, wordt «acht weken» vervangen door: twaalf weken.

H

Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • k. de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal, bedoeld in artikel 3 van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De verstrekking van gegevens met het oog op de evaluatie van bestaand beleid en de voorbereiding van toekomstig beleid, bedoeld in artikel 47, tweede lid, onderdeel b, van de wet, geschiedt zodanig dat de gegevens niet kunnen worden herleid tot een natuurlijk persoon.

I

Aan het slot van artikel 6.6, onderdeel b, wordt «; of» vervangen door: , of.

J

Artikel 7.1, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a en c wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, eerste lid.

2. De onderdelen e en f vervallen.

3. De onderdelen g tot en met j worden geletterd e tot en met h.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h (nieuw) door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. het aantal inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald.

5. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • j. het aantal inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald.

K

Artikel 7.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdelen a, b en c, vervalt in de formule: [F x G] +.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de letters B en D wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, eerste lid.

b. De letters F en G vervallen.

3. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. Onze Minister verhoogt ten behoeve van het aanbieden van duale inburgeringsvoorzieningen het voorschot voor een gemeente met een met behulp van de verdeelsleutel, bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, vastgesteld bedrag.

L

Artikel 7.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de formule:

  • 1°. vervalt «[F x G] +» en «+ [P x Q]»,

  • 2°. wordt «) x V» vervangen door «+ [V x W] ) x X»,

  • 3°. wordt «) x X» vervangen door «+ [X x Y] ) x Z»,

  • 4°. wordt «) x Z» vervangen door: + [Z x AA] + [BB x CC] + DD) x EE.

b. In de letters B, C, D en E wordt «artikel 19, eerste lid, onderdeel a» vervangen door: artikel 19, eerste lid.

c. De letters F, G, P en Q vervallen.

d. In de letters L, N, R en T wordt na «inburgeringsexamen» ingevoegd: of het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c.

e. In de letters M, O, S en U wordt «het inburgeringsexamen» vervangen door: een van de examens.

f. De letter V wordt vervangen door drie letters, luidende:

  • met de letter V: het aantal inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college in het jaar waarop de prognose betrekking heeft voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

  • met de letter W: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van de duale inburgeringsvoorziening;

  • met de letter X: de door Onze Minister vast te stellen correctiefactor.

g. De letter X wordt vervangen door drie letters, luidende:

  • met de letter X: het aantal inburgeringsplichtigen, niet zijnde geestelijke bedienaar, ten behoeve van wie het college in het jaar waarop de prognose betrekking heeft voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

  • met de letter Y: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van de taalkennisvoorziening;

  • met de letter Z: de door Onze Minister vast te stellen correctiefactor.

h. De letter Z wordt vervangen door zes letters, luidende:

  • met de letter Z: het aantal door het college in 2007 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma;

  • met de letters AA: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter Z;

  • met de letters BB: het aantal door het college in 2007 en 2008 ontvangen afschriften, welke betrekking hebben op in 2007 aangevangen inburgeringsprogramma’s, van door het bevoegd gezag van een instelling ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

  • met de letters CC: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letters BB;

  • met de letters DD: het bedrag, bedoeld in artikel 9.3, derde lid;

  • met de letters EE: de door Onze Minister vast te stellen correctiefactor.

2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «B, D, F, H, J, L, N, P, R en T» vervangen door «B, D, H, J, L, N, R, T, V en X» en wordt «het tweede jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: het jaar 2011.

b. Na de eerste volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Het college verstrekt de gegevens, bedoeld in de letters Z en BB van het eerste lid, tezamen met de jaarrekening, bedoeld in artikel 186 van de Gemeentewet, welke betrekking heeft op het jaar 2008.

3. In het derde lid wordt «voor 1 september van het derde jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft,» vervangen door «binnen zesentwintig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet» en wordt «B, D, F, H, J, L, N, P, R en T» vervangen door: B, D, H, J, L, N, R, T, V en X, respectievelijk de letters Z en BB.

4. In het vierde lid wordt «1 oktober van het derde jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: dertig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet, welke betrekking heeft op de jaarrekening van het jaar 2011.

5. In het vijfde lid wordt «het derde jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: het jaar 2012 dan wel het jaar 2013.

6. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: de jaren 2007 en 2008.

b. In de tweede volzin vervalt: , waarbij Onze Minister kan besluiten tot verrekening met het eerstvolgende te verlenen voorschot.

M

Artikel 7.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, letters I en J, wordt na «inburgeringsexamen» ingevoegd: of het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c.

2. In het derde lid wordt «voor 1 september van het jaar, volgend op het kalenderjaar waarop het variabele deel van de rijksbijdrage betrekking heeft,» vervangen door: binnen zesentwintig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet.

3. In het vierde lid wordt «1 oktober van het jaar, volgend op het jaar waarop het vaste en variabele deel betrekking hebben» vervangen door: dertig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet.

4. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «het jaar waarop beide delen van de rijksbijdrage betrekking hebben» vervangen door: de jaren 2007 en 2008.

b. In de tweede volzin vervalt: , waarbij Onze Minister kan besluiten tot verrekening met het eerstvolgende te verlenen voorschot.

N

In artikel 7.7, vierde lid, wordt «7.1, derde lid, onderdelen a, c, e, g en i» vervangen door «7.1, derde lid, onderdelen a, c, e en g» en wordt «7.1, derde lid, onderdelen b, d, f, h en j» vervangen door: 7.1, derde lid, onderdelen b, d, f en h.

O

Artikel 7.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede en derde lid vervallen.

2. Het vierde tot en met zesde lid worden vernummerd tot tweede tot en met vierde lid.

3. In het derde lid (nieuw) vervalt: de prijs, bedoeld in het tweede lid,.

P

Artikel 7.13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «een inburgeringsvoorziening» wordt ingevoegd: of een duale inburgeringsvoorziening.

b. «of een duale inburgeringsvoorziening» wordt vervangen door: , een duale inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet.

2. In onderdeel b wordt na «inburgeringsexamen» ingevoegd: of het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c.

Q

Artikel 7.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de formule wordt:

  • 1°. na «[D x E]» ingevoegd «+ [F x G]», en

  • 2°. na «[F x G]» ingevoegd: + [H x I].

b. In letter D wordt na «inburgeringsexamen» ingevoegd: of het examen, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, onderdeel c.

c. In letter E wordt «het inburgeringsexamen» vervangen door: een van de examens, bedoeld in letter D.

d. Onder vervanging van de punt aan het slot van letter E door een puntkomma worden twee letters ingevoegd, luidende:

  • met de letter F: het aantal nieuwe inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

  • met de letter G: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van de duale inburgeringsvoorziening ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen.

e. Onder vervanging van de punt aan het slot van letter G door een puntkomma worden twee letters ingevoegd, luidende:

  • met de letter H: het aantal nieuwe inburgeringsplichtigen ten behoeve van wie het college voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet heeft vastgesteld en aan wie geen lening is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald;

  • met de letter I: de bijdragevergoeding ten aanzien van de vaststelling van de taalkennisvoorziening ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt:

a. «de letters B en D» vervangen door «de letters B, D en F»;

b. «D en F» vervangen door: D, F en H», en

c. «het tweede jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: het jaar 2011.

3. In het derde lid wordt «voor 1 september van het derde jaar, volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: binnen zesentwintig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet.

4. In het vierde lid wordt «1 oktober van het derde jaar volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: dertig weken na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet.

5. In het vijfde lid wordt «het derde jaar volgend op het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: het jaar 2012 dan wel het jaar 2013.

6. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «het jaar waarop de prognose betrekking heeft» vervangen door: de jaren 2007 en 2008.

b. In de tweede volzin vervalt: , waarbij Onze Minister kan besluiten tot verrekening met het eerstvolgende te verlenen voorschot.

R

In artikel 9.2, eerste en tweede lid, wordt «21 september 2008» vervangen door: 1 januari 2010.

S

De artikelen 9.4, 9.5 en 9.7 vervallen.

T

Artikel 9.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid, formule, komt te luiden:

A = [B x C] + [D x E].

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In de formule, genoemd in het tweede lid, wordt voorgesteld:

    • met de letter A: de eenmalige rijksbijdrage;

    • met de letter B: het aantal door het college in 2006 op grond van de Wet inburgering nieuwkomers genomen beschikkingen omtrent een inburgeringsprogramma;

    • met de letter C: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een inburgeringsprogramma als bedoeld in de letter B;

    • met de letter D: het aantal door het college in 2006, 2007 en 2008 ontvangen afschriften, welke betrekking hebben op in 2006 aangevangen inburgeringsprogramma’s, van door het bevoegd gezag van een instelling ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers uitgereikte verklaringen als bedoeld in artikel 7.4.15, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, zoals dat artikel luidde op 31 december 2006;

    • met de letter E: de door Onze Minister vast te stellen vergoeding met betrekking tot een verklaring als bedoeld in de letter D.

3. In het vijfde en zesde lid wordt «B, D, F, H, K en N» vervangen door: B en D.

U

De bijlage bij artikel 6.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdelen a en h wordt als volgt gewijzigd:

a. Na «– de aard van een ten aanzien van de betrokkene vastgestelde inburgeringsvoorziening» wordt ingevoegd: , duale inburgeringsvoorziening respectievelijk taalkennisvoorziening.

b. Na «– het inburgeringsexamen.» wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma ingevoegd:

  • het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

2. Onderdeel b wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na «het inburgeringsexamen» ingevoegd: of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

b. Na «– het inburgeringsexamen;» wordt ingevoegd:

  • het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

3. Onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt na «het inburgeringsexamen» ingevoegd: of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II.

b. Na «– de aard van een ten aanzien van de betrokkene vastgestelde inburgeringsvoorziening» wordt ingevoegd: , duale inburgeringsvoorziening respectievelijk taalkennisvoorziening.

4. In onderdeel e wordt «sociaal-fiscaal nummer» vervangen door: burgerservicenummer.

ARTIKEL II

Het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel r vervalt.

2. De onderdelen s tot en met z worden geletterd r tot en met y.

B

Artikel 7, eerste lid, onderdeel o, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 5° door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 6°. het aantal inburgeringsplichtigen, inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt en inburgeraars ten behoeve van wie voor de eerste keer een duale inburgeringsvoorziening als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel r, van het Besluit inburgering zal worden vastgesteld en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 6° door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 7°. het aantal inburgeringsplichtigen, inburgeringsplichtigen, bedoeld in het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 12 juni 2007, nr. 2007/11, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, aan wie geen persoonsvolgend budget is verstrekt en inburgeraars ten behoeve van wie voor de eerste keer een taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Wet inburgering zal worden vastgesteld en aan wie geen lening als bedoeld in artikel 16 van de Wet inburgering is verstrekt, hetzij ten behoeve van wie die lening in zijn geheel is terugbetaald.

C

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na «Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers» ingevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 december 2006.

b. In onderdeel b wordt na «Wet educatie en beroepsonderwijs» ingevoegd: , zoals dat artikel luidde op 31 december 2006.

2. Het vijfde tot en met zevende lid vervallen.

D

Artikel 17, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «nadat» vervangen door: nadat:.

2. In onderdeel b wordt «bedoeld» vervangen door: bedoelde.

E

In artikel 20, zevende lid, wordt na «voorschotten» ingevoegd: in de jaren 2005 tot en met 2007.

F

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gebruik gemaakt van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

3. In het eerste lid (nieuw) wordt «1 april 2009» vervangen door: 15 juli 2010.

G

In artikel 22, eerste lid, wordt «1 april 2009» vervangen door: 15 juli 2010.

H

In artikel 23, zevende lid, wordt «Onze Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie» vervangen door: Onze Minister.

I

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Indien de in het ontwikkelingsprogramma opgenomen resultaten niet volledig zijn behaald en het gemeentebestuur een verzoek doet als bedoeld in artikel 27, vijfde lid, neemt zij in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het tweede lid, de verdeling van de besteding van de verleende voorschotten over die resultaten op.

2. Het vijfde lid vervalt.

J

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste volzin wordt «een verantwoordingsverslag» vervangen door: de verantwoordingsinformatie.

b. In de tweede volzin wordt «Dat verantwoordingsverslag» vervangen door: Die verantwoordingsinformatie.

2. In het derde lid vervalt: , eerste lid.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien Onze Minister toepassing heeft gegeven aan het eerste lid stelt hij, in afwijking van artikel 24, vierde lid, binnen de termijn, genoemd in dat lid, het deel van het bedrag van het programmadeel vast dat overeenkomt met de resultaten die volledig zijn bereikt. Voor het deel van het bedrag van het programmadeel dat overeenkomt met de niet volledig bereikte resultaten, bedoeld in het eerste lid, wordt de termijn, bedoeld in artikel 24, vierde lid, opgeschort met ingang van de dag waarop Onze Minister het college van burgemeester en wethouders mededeelt dat hij voornemens is om toepassing te geven aan het eerste lid tot de dag waarop hij het verslag, bedoeld in het tweede lid, heeft ontvangen.

K

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt «of uit het verslag, bedoeld in artikel 26, tweede lid» vervangen door: of artikel 26, tweede lid.

b. Aan het slot van het tweede lid, onderdeel b, wordt «, of» vervangen door een puntkomma.

2. In het derde lid wordt «in het verslag, bedoeld in artikel 26, derde lid» vervangen door: artikel 26, tweede lid.

3. In het vijfde lid wordt «de verantwoordingsinformatie» vervangen door «in de verantwoordingsinformatie» en wordt «artikel 24, vierde lid» vervangen door: artikel 26, tweede lid.

4. In het zevende lid wordt «wordt de onderdelen» vervangen door: worden de onderdelen.

5. In het elfde lid wordt «het verslag» vervangen door: de verantwoordingsinformatie.

L

In artikel 29, tweede lid, wordt «artikel 26, derde lid» vervangen door: artikel 26, tweede lid.

ARTIKEL III

Het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 17 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. De commissie verstrekt de examenresultaten van de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering, en de inburgeraar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid of artikel 1, onderdeel h, van de Regeling vrijwillige inburgering niet-G31 2007, aan de Informatie Beheer Groep ten behoeve van opname in het Informatiesysteem Inburgering, bedoeld in artikel 47 van de Wet inburgering.

B

In artikel 17, derde lid, wordt «artikel 1, eerste lid, onderdeel s, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid» vervangen door: artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

ARTIKEL IV

Het besluit van 18 oktober 2005, houdende wijziging van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid, het Besluit subsidies stadseconomie GSB III en het Besluit regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten, in verband met de toetreding van Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid (toetreding Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid) (Stb. 576) wordt ingetrokken.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst met dien verstande dat:

  • a. artikel I, onderdelen A, onder 1, E, J, onder 1, 2 en 3, K, onder 1 en 2, L, onder 1, onder a, onder 1°, b en c, en N, terugwerkt tot en met 1 november 2007;

  • b. de artikelen I, onderdelen A, onder 2, B, H, onder 1, J, onder 4, K, onder 3, L, onder 1, onder a, onder 2°, d, e en f, M, onder 1, O, P, onder 1, onder a, en 2, en Q, onder 1, onder a, onder 1°, b, c en d, onder 2, onder a, II, onderdeel B, onder 1, en III, onderdeel A, terugwerken tot en met 1 januari 2008;

  • c. de artikelen I, onderdelen J, onder 5, L, onder 1, onder a, onder 3°, en g, P, onder 1, onder b, Q, onder 1, onder a, onder 2°, en e, onder 2, onder b, en II, onderdeel B, onder 2, terugwerken tot en met 1 september 2008;

  • d. artikel I, onderdeel R, terugwerkt tot en met 21 september 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 29 december 2008

Beatrix

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Uitgegeven de dertigste december 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

Inleiding

Het Besluit inburgering en het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid (hierna: het Besluit bdu siv) zijn met dit besluit aangepast aan het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal (Kamerstukken I 2007/08, 31 318, A) (hierna: de wetswijziging). Bovendien is de duale inburgeringsvoorziening toegevoegd aan beide besluiten en is de prijsmonitor in het Besluit inburgering geschrapt. Voorts zijn in beide besluiten enkele kleinere wijzigingen doorgevoerd. Tot slot is ook het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal gewijzigd in verband met de wetswijziging.

Aanpassing aan wijziging van de Wet inburgering

De wetswijziging regelt – kort gezegd – dat gemeenten aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening kunnen aanbieden, dat inburgeringsplichtigen die daartoe over de nodige capaciteiten beschikken direct kunnen opgaan voor het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II (hierna: het staatsexamen) in plaats van het inburgeringsexamen, dat gemeenten aan inburgeringsplichtigen die een mbo-opleiding, niveau 1 of 2, volgen een taalkennisvoorziening kunnen aanbieden en dat gemeenten de bevoegdheid krijgen om te bepalen dat burgemeester en wethouders een inburgeringsvoorziening direct kunnen vaststellen zonder eerst een aanbod te moeten doen.

De artikelen I, onderdelen A, onder 1, B, E, J, onder 1, 2, 3 en 5, K, onder 1 en 2, L, onder 1, onder a, onder 1° en 3°, b, c, d, e en g, M, onder 1, N, P, onder 2, Q, onder 1, onder a, onder 2°, b, c en e, en 2, onder b, U, onder 1, onder b, 2 en 3, onder a, II, onderdeel B, onder 2, en III, onderdeel A, voorzien in aanpassing van het Besluit inburgering, het Besluit bdu siv, respectievelijk het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal aan de gewijzigde Wet inburgering. Kortheidshalve wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij die onderdelen.

Duale inburgeringsvoorziening

In het Deltaplan inburgering (Kamerstukken II 2007/08, 31 143, nr. 1 (bijlage, p. 17/18)) is als streven geformuleerd dat in 2011 80% van de inburgeringsvoorzieningen een duaal karakter heeft. Om het aanbieden van dergelijke duale inburgeringsvoorzieningen te stimuleren krijgen de gemeenten voor iedere vastgestelde duale inburgeringsvoorziening een extra bijdrage, de zogenoemde participatiebonus. In dit besluit zijn wijzigingen opgenomen van het Besluit inburgering (artikel I, onderdelen A, onder 2, J, onder 4, K, onder 3, L, onder 1, onder a, onder 2°, en f, P, onder 1, Q, onder 1, onder a, onder 1°, en d, en 2, onder a, en U, onder 1, onder a, en 3, onder b) en het Besluit bdu siv (artikel II, onderdeel B, onder 1) die de duale inburgeringsvoorziening en de financiering daarvan regelen.

Een duale inburgeringsvoorziening is een inburgeringsvoorziening die gecombineerd wordt met activiteiten gericht op het bevorderen van de actieve deelname van de inburgeringsplichtige aan de Nederlandse samenleving. Die activiteiten (hierna: de participatiecomponent) dienen in samenhang en ten minste voor een deel gelijktijdig met de onderdelen van de inburgeringsvoorziening gericht op taalverwerving en verwerving van kennis van de Nederlandse samenleving (hierna: de inburgeringscomponent) door de inburgeringsplichtige te worden uitgevoerd. Het heeft de voorkeur dat de inburgeringsplichtige gedurende de helft of meer van de looptijd van de inburgeringscomponent ook bezig is met de participatiecomponent. Het is dus de bedoeling dat de inburgeringsplichtige door de participatiecomponent wordt ondersteund bij het realiseren van zijn (toekomstige) deelname aan de Nederlandse samenleving. Bij een duale inburgeringsvoorziening is essentieel dat de inburgeringscomponent en de participatiecomponent in samenhang worden vormgegeven en uitgevoerd: de taalverwerving heeft betrekking op de participatiecomponent en de participatiecomponent heeft een expliciete rol in het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van het taalverwervingsproces.

De participatiecomponent moet evenals een inburgeringsvoorziening zoveel mogelijk worden afgestemd op de persoonlijke situatie, doelen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige. Met andere woorden: de participatiecomponent dient voor de inburgeringsplichtige passend en relevant te zijn.

Om de doelstelling dat in 2011 80% van de inburgeringsvoorzieningen een duaal karakter heeft te realiseren, stelt het Rijk vanaf 2008 extra middelen aan gemeenten beschikbaar in de vorm van de participatiebonus.

De participatiebonus heeft het karakter van een voorschot. Deze (extra) middelen stellen gemeenten in staat om al in 2008 een aantal duale inburgeringsvoorzieningen vast te stellen. In 2008 is voor de participatiebonus een bedrag van totaal € 11 miljoen beschikbaar, voldoende om ongeveer 20% van het totale aantal door gemeenten in dat jaar aan te bieden inburgeringsvoorzieningen een duaal karakter te geven. Van het totaal beschikbare bedrag slaat ruim € 4,1 miljoen neer bij de niet-G31 gemeenten. Om te borgen dat de middelen ook daadwerkelijk worden ingezet voor de uitvoering van duale inburgeringsvoorzieningen is een prestatie-indicator toegevoegd aan de artikelen 7.5 en 7.15 van het Besluit inburgering (artikel I, onderdeel L, onder 1, onder a, onder 2°, en f, en Q, onder 1, onder a, onder 1°, en d van dit besluit) en artikel 7 van het Besluit bdu siv (artikel II, onderdeel B, onder 1, van dit besluit).

Op basis van het aantal door een gemeente vastgestelde duale inburgeringsvoorzieningen en de daarvoor beschikbare vergoeding wordt achteraf de definitieve participatiebonus bepaald.

In het Informatiesysteem Inburgering (ISI) is voor gemeenten de mogelijkheid gecreëerd om aan te geven of een vastgestelde inburgeringsvoorziening duaal van karakter is (artikel I, onderdeel U, onder 1, onder a, en 3, onder b, van dit besluit). Op deze wijze worden gemeenten in staat gesteld de gevraagde verantwoording aan het Rijk te leveren.

Indien voor een inburgeringsplichtige een duale inburgeringsvoorziening is vastgesteld betekent dat niet dat pas aan het inburgeringexamen of het staatsexamen kan worden deelgenomen als de participatiecomponent is afgerond. Een participatiecomponent kan ook voortgezet worden na het succesvol afronden van de inburgeringsvoorziening. Aan de participatiecomponent is geen examen verbonden.

Gemeenten komen voor een participatiebonus in aanmerking indien zij een duale inburgeringsvoorziening vaststellen. De in de artikelen I, onderdelen A, onder 2, J, onder 4, K, onder 3, en L, onder 1, onder a, onder 2°, en f, P, onder 1, onder a, Q, onder 1, onder a, onder 1°, en d, en 2, onder a, en II, onderdeel B, onder 1, opgenomen wijzigingen van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv voorzien hierin.

Prijsmonitor

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie heeft bij brief van 14 maart 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 143, nr. 11, p. 4) de Tweede Kamer geïnfomeerd over het voornemen om de prijsmonitor als instrument te vervangen door een systeem van monitoring van de prijzen van inburgeringscursussen via evaluatie van de marktwerking en via benchmarking. Hiermee worden de uitvoeringslasten van gemeenten verlaagd. Vanaf 2008 worden gemeenten voor de prijsontwikkeling gecompenseerd door het uitkeren van loon- en prijsbijstelling. Met artikel I, onderdeel O, van dit besluit is de prijsmonitor geschrapt.

Voorbereiding van het ontwerpbesluit

Het ontwerpbesluit is voorgelegd aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG). De VNG heeft bij brief van 29 juli 2008 gereageerd op het ontwerpbesluit.

De VNG heeft positief geadviseerd over de wijzigingen van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv die samenhangen met de wetswijziging.

De VNG heeft enkele vraagtekens geplaatst bij het ten behoeve van de duale inburgeringsvoorzieningen toevoegen van een verantwoordingscategorie. De VNG stelt voor de beschikbare middelen voor de participatiebonus te gebruiken om de vergoedingen voor de inburgeringsvoorzieningen te verhogen in plaats van een nieuwe verantwoordingscategorie toe te voegen. Hieraan is niet tegemoet gekomen. Zoals gezegd formuleert het Deltaplan inburgering als streven dat in 2011 80% van de inburgeringsvoorzieningen een duaal karakter heeft. Om te kunnen vaststellen of deze doelstelling wordt gehaald, is het noodzakelijk een aanvullende prestatie-indicator te hanteren.

Voorts heeft de VNG een nuancering in de toelichting ten aanzien van de duale inburgeringsvoorzieningen voorgesteld. Die nuancering is overgenomen.

De VNG stemt in met de wijze van schrappen van de prijsmonitor.

Het ontwerpbesluit is bovendien voorgelegd aan de Informatie Beheer Groep (hierna: de IB-Groep). De IB-Groep heeft bij brief van 18 augustus 2008 gereageerd op het ontwerpbesluit.

De IB-Groep acht het ontwerpbesluit uitvoerbaar met inachtneming van enkele opmerkingen. Deze zijn in het ontwerpbesluit verwerkt.

De IB-Groep heeft ten aanzien van de wijziging van artikel 4.21 van het Besluit inburgering de suggestie gedaan om te voorzien in de mogelijkheid van afboeking van de schuld uit lening omdat de overheid in deze gevallen zou terugkomen op een eerder standpunt met betrekking tot het inburgeringsplichtig zijn, op basis waarvan een lening is toegekend. De suggestie is niet overgenomen daar de wijziging van artikel 4.21 niet ziet op de situatie dat een bestuursorgaan ten onrechte heeft vastgesteld dat een persoon inburgeringsplichtig is, maar op de situatie dat de inburgeringsplicht van een persoon op een gegeven moment is geëindigd. Wel is naar aanleiding van deze opmerking de toelichting bij de wijziging van artikel 4.21 verduidelijkt.

Administratieve lasten

Dit besluit heeft geen negatieve gevolgen voor de administratieve lasten.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A
onder 1

Als gevolg van de wetswijziging is het onderscheid tussen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervallen. Dat onderscheid hoeft daarom ook in het Besluit inburgering niet langer gemaakt te worden.

onder 2

In het nieuwe onderdeel r van artikel 1.1 van het Besluit inburgering is de duale inburgeringsvoorziening gedefinieerd.

De activiteiten die in de definitie zijn genoemd kunnen betrekking hebben op, maar zijn niet beperkt tot, de volgende gebieden:

Betaald werk

Hierbij wordt met name regulier betaald werk (van een aantal uur per week tot een volledige baan) bedoeld. In dit geval zijn er twee mogelijkheden.

De eerste is dat de gemeente in samenwerking met meerdere werkgevers een inburgeringsprogramma aanbiedt. In dat geval zijn de verschillende cursisten werkzaam bij verschillende werkgevers. In het taalonderwijs dient in dat geval de inhoudelijke verbinding met de verschillende werkzaamheden van de cursisten gelegd te worden.

De tweede is dat een aantal inburgeringsplichtigen werkt bij dezelfde werkgever en door de gemeente in overleg met de werkgever een inburgeringsprogramma krijgt aangeboden van een aanbieder die een specifiek op dat bedrijf en zijn werknemers toegespitste (taal)cursus heeft ontwikkeld.

Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling

Dit zijn activiteiten die leiden tot betaald werk. Dat kan via re-integratietrajecten, werkstages of participatiebanen.

Voorbereiding op het zelfstandig ondernemerschap

Dit zijn activiteiten die bijdragen aan de kennis en vaardigheden die een (toekomstig) zelfstandig ondernemer nodig heeft om te kunnen slagen en om ondersteuning bij het daadwerkelijk starten van een bedrijf. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het volgen van cursussen bij de Kamer van Koophandel, aan het stagelopen bij en het coachen door ondernemers.

Vrijwilligerswerk

Hierbij gaat het om diverse werkvormen waarbij geen inkomen wordt verworven. Het kan bijvoorbeeld gaan om activiteiten waarbij het einddoel gericht is op het maatschappelijk actief zijn van de inburgeringsplichtige. Het kan ook gaan om onbetaald werk als voortraject voor betaald werk (al dan niet in het kader van een re-integratietraject). Vrijwilligerswerk kan onder andere worden gedaan in de buurt, in de wijk, op school, hulp bij kinderopvang, in besturen en in buurtcentra.

Maatschappelijke activering

Activiteiten in het kader van maatschappelijke activering beogen inburgeringsplichtigen te helpen bij het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten als taalstages, empowermentcursussen, sportactiviteiten en culturele activiteiten. Deze activiteiten kunnen een opstap zijn voor een vervolgtraject richting arbeidsmarkt of andere vormen van maatschappelijke participatie zoals vrijwilligerswerk.

Opvoedingsondersteuning

Het kan hier gaan om vrijwilligerswerk op en rond de school van het kind, empowermentcursussen of opvoedingsprogramma’s, zoals een cursus voorlezen.

Onderdeel B

Met deze wijziging is de omschrijving van het staatsexamen in artikel 2.3 van het Besluit inburgering in overeenstemming gebracht met artikel 19, derde lid, van de Wet inburgering.

Onderdeel C

Oudkomers moeten op grond van artikel 2.9, tweede lid, van het Besluit inburgering voor het behalen van het inburgeringsexamen schrijfvaardigheid en leesvaardigheid op niveau A1 verwerven. De redactie van artikel 2,9, tweede lid, van het Besluit inburgering was van dien aard dat het onduidelijk was of de gemeenten ook een bijdrage zouden krijgen indien ten behoeve van oudkomers een inburgeringsvoorziening werd vastgesteld gericht op het verwerven van schrijfvaardigheid en leesvaardigheid op het niveau A2. Met deze wijziging is die onduidelijkheid weggenomen.

Onderdeel D

Artikel 4.21, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit inburgering bepaalde dat personen die na het eindigen van hun inburgeringsplicht vanwege het bereiken van de leeftijd van 65 jaar het inburgeringsexamen behalen recht hebben op een vergoeding, hoewel ze op het moment van het behalen van het examen niet (meer) inburgeringsplichtig waren.

Het gewijzigde artikel 4.21, eerste lid, onderdeel c, geeft ook personen die na het wegens een andere reden eindigen van hun inburgeringsplicht het inburgeringsexamen halen recht op die vergoeding indien zij een lening hadden afgesloten en na het afsluiten van die lening niet langer dan drie jaar hebben gedaan over het behalen van het inburgeringsexamen.

Inburgeringsplichtigen kunnen zich zonder tussenkomst van de gemeente tot de IB-groep wenden voor een lening. De gemeente stelt vast of iemand daadwerkelijk inburgeringsplichtig is. Omdat het kan voorkomen dat na de verstrekking van de lening maar voor het behalen van het inburgeringsexamen de inburgeringsplicht eindigt, kon het zo zijn dat degene bij wie de inburgeringsplicht is geëindigd anders dan door het behalen van het inburgeringsexamen of het bereiken van de 65-jarige leeftijd, na het behalen van het inburgeringsexamen geen recht had op een vergoeding. Dat is niet wenselijk en daarom is artikel 4.21, eerste lid, van het Besluit inburgering aangepast.

Onderdeel E

De grondslag voor artikel 4.23 van het Besluit inburgering is als gevolg van de wetswijziging artikel 19, vierde lid, van de Wet inburgering geworden. De verwijzing in artikel 4.23 van het Besluit inburgering is daaraan aangepast.

Onderdelen F en G

Ter voorbereiding van de bekrachtiging en inwerkingtreding van de door de toenmalige leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Wolfsen en Luchtenveld voorgestelde Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Kamerstukken I 2005/06, 29 934, A) heeft een «schouw» van alle wettelijke beslistermijnen plaatsgevonden. De VNG heeft in dat kader bij brief van 6 mei 2008 (zie bijlage 3 bij die brief) te kennen gegeven dat de in artikel 5.3, tweede en derde lid, van het Besluit inburgering opgenomen termijnen door gemeenten als te krap worden ervaren. Daarom zijn deze termijnen verruimd tot twaalf weken. In verband hiermee is de in artikel 4.25, tweede lid, eerste volzin, van het Besluit inburgering opgenomen termijn verruimd tot zes weken.

Onderdeel H
onder 1

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

Daarom maakt dit besluit het met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 mogelijk voor inburgeringsplichtigen om in te burgeren op een hoger niveau dan het inburgeringsexamen. Deelname aan het staatsexamen (in plaats van het inburgeringsexamen) is dan ook altijd een keuze van de kandidaat. De kandidaat die ervoor kiest om in te burgeren op een hoger niveau is gebaat bij een tijdige gegevensverstrekking van de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal aan de IB-Groep: slechts indien de kandidaat het staatsexamen heeft behaald en dat gegeven ook bekend is bij de IB-Groep, is hij ontheven van de inburgeringsplicht. Deze nieuwe procedure is ook tijdig bekend gemaakt op de website van de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal. Ook voor de gemeente is deze gegevensverstrekking belangrijk, de rijksbijdrage voor de inburgering is ten dele hierop gebaseerd.

Met deze wijziging en de wijziging van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal, opgenomen in artikel III van dit besluit, is daarin voorzien.

onder 2

Artikel 47, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet inburgering zijn gewijzigd met de wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen (Stb. 2008, 197). De verwijzing in artikel 6.2, derde lid, van het Besluit inburgering is daaraan aangepast.

Onderdeel I

Dit betreft een tekstuele verbetering.

Onderdeel J
onder 1, 2 en 3

Als gevolg van de wetswijziging is het onderscheid tussen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervallen. Dat onderscheid hoefde daarom ook in het Besluit inburgering niet langer gemaakt te worden.

onder 4 en 5

Artikel 7.1, derde lid, van het Besluit inburgering bepaalt waar het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage op gebaseerd is. Daar zijn de duale inburgeringsvoorziening en de taalkennisvoorziening aan toegevoegd.

Onderdeel K
onder 1 en 2

Als gevolg van de wetswijziging is het onderscheid tussen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervallen. Dat onderscheid hoefde daarom ook in het Besluit inburgering niet langer gemaakt te worden.

onder 3

Het nieuwe artikel 7.3, zesde lid, van het Besluit inburgering bepaalt dat het ten behoeve van de duale inburgeringsvoorzieningen te verstrekken voorschot door de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie ambtshalve wordt vastgesteld en niet wordt berekend aan de hand van de in artikel 7.3, derde lid, van het Besluit inburgering opgenomen formule. Dit omdat gemeenten geen prognose indienen met betrekking tot door hen aan te bieden duale inburgeringsvoorzieningen.

Onderdeel L
onder 1
onder a
onder 1°

Als gevolg van de wetswijziging is het onderscheid tussen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervallen. Dat onderscheid hoefde daarom ook in het Besluit inburgering niet langer gemaakt te worden.

onder 2°

Aan de berekening van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van de duale inburgeringsvoorzieningen.

onder 3°

Aan de berekening van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van de taalkennisvoorzieningen.

onder 4°

In de berekening van de prestatie-afhankelijke bijdrage is de formule van artikel 9.5 van het Besluit inburgering verwerkt omdat de eenmalige uitzondering voor 2007 overbodig is geworden nu het prestatie-afhankelijke deel niet meer jaarlijks wordt afgerekend maar eenmalig in 2012. Voorts zijn in de berekening van de prestatie-afhankelijke bijdrage de indicatoren F tot en met I (die betrekking hadden op prestaties op grond van de Wet inburgering nieuwkomers) van artikel 9.6 van het Besluit inburgering toegevoegd. De reden hiervoor is dat dit de inburgeringsprestaties op grond van de Wet inburgering nieuwkomers in 2007 en 2008 betreft die ten laste komen van de op grond van de Wet inburgering verstrekte rijksbijdrage en dan ook bij de berekening daarvan dienen te worden betrokken.

onder b en c

Als gevolg van de wetswijziging is het onderscheid tussen inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering en inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b, van die wet vervallen. Dat onderscheid hoefde daarom ook in het Besluit inburgering niet langer gemaakt te worden.

onder d en e

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of op het staatsexamen. De berekening van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage is daaraan aangepast.

onder f

Aan de berekening van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van de duale inburgeringsvoorzieningen.

onder g

Aan de berekening van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van de taalkennisvoorzieningen.

onder h

Aan artikel 7.5, eerste lid zijn vier indicatoren toegevoegd als gevolg van het verwerken in dat artikel van artikel 9.5 van het Besluit inburgering en het toevoegen aan de berekening van de prestatie-afhankelijke bijdrage van de indicatoren F tot en met I (die betrekking hadden op prestaties op grond van de Wet inburgering nieuwkomers) van artikel 9.6 van het Besluit inburgering.

onder 2, 3, 4, 5 en 6

In artikel 7.5, tweede en derde lid, van het Besluit inburgering zijn de verwijzingen naar de uit het eerste lid van dat artikel geschrapte letters F en P geschrapt.

In artikel 7.5, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van het Besluit inburgering is bepaald dat het college in 2012 de verantwoording van het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage moet indienen. Dit vloeit voort uit de toezegging van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (Kamerstukken II 2007/08, 31 143, nr. 2, p. 4) dat de niet-G31 gemeenten dezelfde ruimte als de G31 gemeenten zal worden geboden om eventueel achterblijvende prestaties te compenseren door het mogelijk te maken het prestatie-afhankelijke deel van de voor de jaren 2007 en 2008 verstrekte rijksbijdragen ook in 2009 aan te wenden. De verantwoording van de rijksbijdragen voor de jaren 2007, 2008 en 2009 vindt derhalve plaats met de jaarrekening over 2011.

Voorts zijn de datum waarop de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie de verantwoordingsinformatie moet hebben ontvangen en daarmee samenhangend de datum waarop het prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage moet worden vastgesteld geschrapt en vervangen door een termijn. Burgemeester en wethouders kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 17b, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet verzoeken om uitstel van de toezending van de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering. Indien een gemeente nalaat om de gevraagde informatie op 15 juli of binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, in te zenden kunnen gedurende ten hoogste 26 weken de betalingen van voorschotten op de algemene uitkering geheel of gedeeltelijk worden opgeschort. Indien na de periode van opschorting nog geen of niet op correcte wijze de gevraagde informatie is ontvangen, kan dit gegeven worden betrokken bij de beslissing tot vaststelling van de specifieke uitkering. Om deze reden zijn de hiervoor genoemde data vervangen door een tweetal termijnen, te weten 26, respectievelijk 30 weken na het verstrijken van de in artikel 17b, derde lid, aanhef en onder a, Financiële-verhoudingswet genoemde termijn.

Ten slotte is de verrekening van het vastgestelde prestatie-afhankelijke deel van de rijksbijdrage met de verstrekte voorschotten hieraan aangepast.

Onderdeel M
onder 1

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of op het staatsexamen. De berekening van het vaste en het variabele deel van de rijksbijdrage is daaraan aangepast.

onder 2, 3 en 4

De datum waarop de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie de verantwoordingsinformatie moeten hebben ontvangen en daarmee samenhangend de datum waarop het vaste en variabele deel van de rijksbijdrage moet worden vastgesteld is vervangen door een termijn. Burgemeester en wethouders kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 17b, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet verzoeken om uitstel van de toezending van de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering. Indien een gemeente nalaat om de gevraagde informatie op 15 juli of binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, in te zenden kunnen gedurende ten hoogste 26 weken de betalingen van voorschotten op de algemene uitkering geheel of gedeeltelijk worden opgeschort. Indien na de periode van opschorting nog geen of niet op correcte wijze de gevraagde informatie is ontvangen, kan dit gegeven worden betrokken bij de beslissing tot vaststelling van de specifieke uitkering. Om deze reden zijn de hiervoor genoemde data vervangen door een tweetal termijnen, te weten 26 respectievelijk 30 weken na het verstrijken van de in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet genoemde termijn.

Onderdeel N

De verwijzingen naar artikel 7.1, derde lid, van het Besluit inburgering zijn aangepast aan de wijzigingen van dat artikel.

Onderdeel O

Zoals hiervoor al is opgemerkt, is met deze wijzigingen de prijsmonitor geschrapt.

Onderdeel P
onder 1

Artikel 7.13 bepaalt waar de rijksbijdrage ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen op gebaseerd is. Daar zijn de duale inburgeringsvoorziening en de taalkennisvoorziening aan toegevoegd.

onder 2

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of op het staatsexamen. De berekening van de rijksbijdrage ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen is daaraan aangepast.

Onderdeel Q
onder 1
onder a, d en e

Aan de berekening van de rijksbijdrage ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van de duale inburgeringsvoorzieningen en zijn twee indicatoren toegevoegd ten behoeve van de financiering van taalkennisvoorzieningen.

onder b en c

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of op het staatsexamen. De berekening van de rijksbijdrage ten behoeve van nieuwe inburgeringsplichtigen is daaraan aangepast.

onder 2, 3, 4, 5 en 6

In artikel 7.15, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van het Besluit inburgering is bepaald dat het college in 2012 de verantwoording van de rijksbijdrage ten behoeve van de nieuwe inburgeringsplichtigen moet indienen. Dit vloeit voort uit de toezegging van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie (Kamerstukken II 2007/08, 31 143, nr. 2, p. 4) dat gemeenten het prestatie-afhankelijke deel van de voor de jaren 2007 en 2008 verstrekte rijksbijdragen ook in 2009 nog kunnen besteden. De verantwoording van de rijksbijdragen voor de jaren 2007, 2008 en 2009 vindt derhalve plaats met de jaarrekening over 2011.

Voorts zijn de datum waarop de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie de verantwoordingsinformatie moet hebben ontvangen en daarmee samenhangend de datum waarop de rijksbijdrage ten behoeve van de nieuwe inburgeringsplichtigen moet worden vastgesteld, vervangen door een termijn. Burgemeester en wethouders kunnen de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op grond van artikel 17b, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet verzoeken om uitstel van de toezending van de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering. Indien een gemeente nalaat om de gevraagde informatie op 15 juli of binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, in te zenden kunnen gedurende ten hoogste 26 weken de betalingen van voorschotten op de algemene uitkering geheel of gedeeltelijk worden opgeschort. Indien na de periode van opschorting nog geen of niet op correcte wijze de gevraagde informatie is ontvangen, kan dit gegeven worden betrokken bij de beslissing tot vaststelling van de specifieke uitkering. Om deze reden zijn de hiervoor genoemde data vervangen door een tweetal termijnen, te weten 26 respectievelijk 30 weken na het verstrijken van de in artikel 17b, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet genoemde termijn.

Ten slotte is de verrekening van de vastgestelde rijksbijdrage ten behoeve van de nieuwe inburgeringsplichtigen met de verstrekte voorschotten hieraan aangepast.

Onderdeel R

Artikel 9.2 van het Besluit inburgering bepaalde dat de in de artikelen 3.80a en 3.103 van het Vreemdelingenbesluit 2000 gestelde eis dat een vereiste voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning als bedoeld in die artikelen – het betreft de zogenoemde zelfstandige verblijfsvergunning en de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd – is dat de aanvrager het inburgeringsexamen behaald heeft niet geldt voor diegenen die voor 21 september 2008 een aanvraag voor zo’n verblijfsvergunning indienden en overigens aan de voorwaarden voor het verkrijgen van zo’n verblijfsvergunning voldeden. De datum van 21 september 2008 is vervangen door de datum van 1 januari 2010 in verband met het vertraagd op gang komen van de uitvoering van de Wet inburgering en met het uitgaan van een andere datum waarop deze koppeling voor eenieder kenbaar was (zie ook de brief van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 29 augustus 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 143, nr. 21)).

Onderdeel S

De artikelen 9.4 en 9.7 van het Besluit inburgering bevatten overgangsrechtelijke bepalingen die inmiddels zijn uitgewerkt en daarom nu zijn geschrapt.

Artikel 9.5 is overgenomen in artikel 7.5 van het Besluit inburgering en daarom geschrapt.

Onderdeel T

De indicatoren F tot en met I (die betrekking hadden op prestaties op grond van de Wet inburgering nieuwkomers) van artikel 9.6 van het Besluit inburgering zijn toegevoegd aan de berekening van de prestatie-afhankelijke bijdrage in artikel 7.5, eerste lid, van het Besluit inburgering. Die indicatoren zijn daarom uit artikel 9.6 geschrapt. Voorts is de berekening van de eenmalige rijksbijdrage vereenvoudigd en is de formule daaraan aangepast.

Onderdeel U
onder 1, 2 en 3

Ten behoeve van inburgeringsplichtigen kunnen inburgeringsvoorzieningen gericht op ofwel het inburgeringsexamen ofwel het staatsexamen, duale inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen worden vastgesteld. In het Informatiesysteem Inburgering moet dat worden bijgehouden. Daarin is met deze wijzigingen voorzien.

onder 4

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer is in het Besluit inburgering en de bijlage bij dat besluit «sociaal-fiscaalnummer» telkens vervangen door «burgerservicenummer». Omdat in onderdeel e van de bijlage bij het Besluit inburgering niet «sociaal-fiscaalnummer» maar «sociaal-fiscaal nummer» staat, is dat daar niet vervangen. Met deze wijziging is daarin alsnog voorzien.

Artikel II

Onderdeel A

Als gevolg van de wet van 12 juni 2008 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met het vervallen van de mogelijkheid om Nederlandse onderdanen tot inburgering te verplichten en het aanbrengen van enkele technische verbeteringen (Stb. 229) is artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de Wet inburgering vervallen. Daarom is artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van het Besluit bdu siv ook vervallen.

Onderdeel B

Ook de gemeenten die een uitkering hebben gekregen op basis van het Besluit bdu siv (de zogenoemde G31) kunnen duale inburgeringsvoorzieningen (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel A, onder 2) en taalkennisvoorzieningen aanbieden.

Onderdeel C
onder 1
onder a

Het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers is op 1 januari 2007 vervallen, dit als gevolg van het per 1 januari 2007 intrekken van de Wet inburgering nieuwkomers. Daarom is met deze wijziging duidelijk gemaakt dat het gaat om het Bekostigingsbesluit inburgering nieuwkomers zoals dat luidde op 31 december 2006.

onder b

Artikel 7.4.15 van de Wet educatie en beroepsonderwijs is op 1 januari 2007 vervallen, dit als gevolg van de inwerkingtreding per 1 januari 2007 van de Wet inburgering. Daarom is met deze wijziging duidelijk gemaakt dat het gaat om artikel 7.4.15 van de Wet educatie en beroepsonderwijs zoals dat artikel luidde op 31 december 2006.

onder 2

Met ingang van 2006 worden alle inburgeringsprestaties van gemeenten verantwoord via de gemeentelijke jaarrekening. Artikel 15, vijfde, zesde en zevende lid, van het Besluit bdu siv, dat betrekking had op de accountantscontrole, is daarmee overbodig geworden. De gemeenten verstrekken nog wel de in artikel 15, eerste en tweede lid, van dat besluit genoemde beleidsinformatie.

Onderdeel D

Dit betreft twee tekstuele verbeteringen.

Onderdeel E

Sinds 1 januari 2008 is de BTW-compensatie onderdeel van het voorschot dat gemeenten krijgen. De compensatie via het BTW-compensatiefonds is daarom alleen van belang voor de jaren 2005 tot en met 2007.

Onderdelen F en G

Het tijdstip van verantwoording van het inburgeringsdeel van de uitkering op basis van het Besluit bdu siv is verschoven naar 15 juli 2010. Hiermee is dat tijdstip gelijk aan het tijdstip van verantwoording van het programmadeel van de brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid. Daarmee is de uitvoeringslast voor de gemeenten verminderd.

Voorts is de wijze van verantwoording van het inburgeringsdeel, voor zover dat betrekking heeft op de jaren 2006 en verder, gelijkgetrokken met de verantwoording van het programmadeel. Dat wil zeggen dat ook de verantwoordingsinformatie met betrekking tot het inburgeringsdeel moet worden opgenomen in de bijlage, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Onderdeel H

Deze wijziging vloeit voort uit de overgang van de verantwoordelijkheid voor het integratiebeleid van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie naar de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie.

Onderdelen I, K en L

Bij de wijziging van het Besluit bdu siv als gevolg van het besluit van 4 juli 2006, houdende wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 en enkele andere besluiten in verband met invoering van single-information en single-audit voor specifieke uitkeringen (Stb. 328) zijn enkele aanpassingen en verwijzingen in de artikelen 24, 26, 27 en 29 van het Besluit bdu siv over het hoofd gezien. Hierin is nu alsnog voorzien.

Onderdeel J
onder 1

Bij de wijziging van het Besluit bdu siv als gevolg van het besluit van 4 juli 2006, houdende wijziging van het Besluit financiële verhouding 2001 en enkele andere besluiten in verband met invoering van single-information en single-audit voor specifieke uitkeringen (Stb. 328) is artikel 26, tweede lid, van het Besluit bdu siv over het hoofd gezien. Hierin is nu alsnog voorzien.

onder 2

Dit betreft de verbetering van een verwijzing.

onder 3

Op grond van artikel 26, eerste lid, van het Besluit bdu siv kan de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie het gemeentebestuur een termijn geven waarbinnen de met het Rijk overeengekomen resultaten uit het ontwikkelingsprogramma die niet volledig zijn bereikt alsnog bereikt kunnen worden. Op grond van artikel 24, vijfde lid, van het Besluit bdu siv werd de termijn voor vaststelling van het bedrag van het programmadeel opgeschort voor de duur van de termijn, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van dat besluit. Omdat het niet wenselijk is dat de vaststelling van het bedrag van het programmadeel dat betrekking heeft op de resultaten die wel volledig bereikt zijn wordt opgeschort is artikel 24, vijfde lid, van het Besluit bdu siv geschrapt en is in artikel 26, vierde lid, van dat besluit een nieuwe bepaling terzake opgenomen.

Artikel 26, vierde lid, van het Besluit bdu siv bepaalt dat bij toepassing van artikel 26, eerste lid, van dat besluit de opschorting alleen betrekking heeft op het deel van het bedrag van het programmadeel dat overeenkomt met de niet volledig bereikte resultaten. Het deel van het bedrag van het programmadeel waarvoor de resultaten wel volledig bereikt zijn wordt overeenkomstig artikel 24 van het Besluit bdu siv vastgesteld.

Artikel III

Sinds 1 januari 2008 kan een inburgeringsvoorziening gericht zijn op het inburgeringsexamen of het staatsexamen.

Daarom maakt dit besluit het met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 mogelijk voor inburgeringsplichtigen om in te burgeren op een hoger niveau dan het inburgeringsexamen. Deelname aan het staatsexamen (in plaats van het inburgeringsexamen) is dan ook altijd een keuze van de kandidaat. De kandidaat die ervoor kiest om in te burgeren op een hoger niveau is gebaat bij een tijdige gegevensverstrekking van de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal aan de IB-Groep: slechts indien de kandidaat het staatsexamen heeft behaald en dat gegeven ook bekend is bij de IB-Groep, is hij ontheven van de inburgeringsplicht. Deze nieuwe procedure is ook tijdig bekend gemaakt op de website van de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal. Ook voor de gemeente is deze gegevensverstrekking belangrijk, de rijksbijdrage voor de inburgering is ten dele hierop gebaseerd.

Het nieuwe artikel 17, derde lid, van het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal is dan ook géén kan-bepaling: zodra de te verstrekken gegevens zijn ontstaan, verstrekt de staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal deze aan de IB-Groep. Juist met het oog op de belangen van de kandidaat en de gemeente kan het niet zo zijn dat de gegevens in bepaalde gevallen wel en in andere gevallen niet worden verstrekt aan de IB-Groep.

Met deze wijziging en de wijziging van artikel 6.2 van het Besluit inburgering, opgenomen in artikel I, onderdeel H, onder 1, van dit besluit, is daarin voorzien.

Artikel IV

Het besluit van 18 oktober 2005 dat voorzag in de toevoeging van Sittard-Geleen tot het Grotestedenbeleid bevatte wijzigingen van een drietal besluiten en een overgangsrechtelijke bepaling. De wijzigingen zijn met ingang van 25 november 2005 doorgevoerd en de overgangsrechtelijke bepaling is inmiddels uitgewerkt. Daarom is het bedoelde besluit nu ingetrokken.

Artikel V

onder a

De mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening gericht op het inburgeringsexamen aan te bieden is ingevoerd met terugwerkende kracht tot en met 1 november 2007 (artikel III, eerste lid, van de wetswijziging). Daarom werken de in dit onderdeel opgenomen wijzigingen van het Besluit inburgering die daarop betrekking hebben ook terug tot en met 1 november 2007.

onder b

De mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om een inburgeringsvoorziening gericht op het staatsexamen of een duale inburgeringsvoorziening vast te stellen is geboden met ingang van 1 januari 2008. Om de bekostiging goed te kunnen laten verlopen werken de in dit onderdeel opgenomen wijzigingen van het Besluit inburgering, het Besluit bdu siv en het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal die daarop betrekking hebben terug tot en met 1 januari 2008.

onder c

De mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om een inburgeringsplichtige die een mbo-opleiding op niveau 1 of 2 volgt een taalkennisvoorziening aan te bieden is ingevoerd met terugwerkende kracht tot en met 1 september 2008 (artikel III, tweede lid, van de wetswijziging). Daarom werken de in dit besluit opgenomen wijzigingen van het Besluit inburgering en het Besluit bdu siv die daarop betrekking hebben ook terug tot en met 1 september 2008.

onder d

Artikel I, onderdeel R, voorziet in het verlengen van de overgangstermijn van artikel 9.2 van het Besluit inburgering. Om dat sluitend te doen zijn werkt deze wijziging terug tot en met de oorspronkelijke einddatum van die overgangstermijn, zijnde 21 september 2008.

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven