2023D06277 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Commissie van onderzoek NLA-programma in Syrië over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken inzake Aanbieding rapport Commissie van onderzoek NLA-programma in Syrië (Kamerstuk 32 623, nr. 321), de brief inzake Bijstelling van het Rapport Commissie van onderzoek NLA-programma in Syrië (Kamerstuk 32 623, nr. 323) en de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid inzake Reactie op verzoek commissie over toesturen van het vertrouwelijke document dat ten grondslag zou liggen aan de bijstelling in de tekst van de bijlage M van het rapport van de commissie-Cammaert (Kamerstuk 32 623, nr. 325).

De voorzitter van de commissie,

Rudmer Heerema

De griffier van de commissie,

Westerhoff

Nr

Vraag

   

1

Hoe beoordeelt u het rapport «Torture was my punishment» van Amnesty International (https://www.amnesty.org/en/documents/mde24/4227/2016/en/) uit juli 2016, waarin Jabhat al-Shamiya beschuldigd werd van marteling, standrechtelijke executies, ontvoering, bedreiging en het runnen van sharia rechtbanken, waar onder meer op afvalligheid de doodstraf stond?

2

Zijn er volgens u door Nederland rebellengroeperingen gesteund die de sharia toepasten en/of wilden invoeren in Syrië? Hoe verhoudt zich dit tot het nastreven van inclusief bestuur en respect voor mensenrechten?

3

Hoe beoordeelt u de volgende antwoorden van de regering op vragen vanuit de Kamer welke door Nederland geleverde steun door rebellen is ingezet in de gewapende strijd c.q. voor militaire doeleinden (Kamerstuk 32 623, nr. 229)?

Vraag 133:

Welke door Nederland geleverde Non-Lethal Assistance (NLA) is door rebellengroepen ingezet in de gewapende strijd?

Nederland leverde non-lethal assistance als voedsel, communicatiemiddelen, medicijnen, dekens, voertuigen en uniformen aan een aantal geselecteerde gematigde gewapende oppositiegroepen. Deze groepen verdedigden het grondgebied van de oppositie tegen aanvallen van Assad en extremistische groepen zoals ISIS.

Vraag 152:

Is tijdens het verlenen van NLA-steun door Nederland geconstateerd dat groepen die deze steun ontvingen dit (ook) voor militaire doeleinden inzetten?

Hoewel ervoor is gekozen om alleen civiele goederen te leveren, valt daarmee, afhankelijk van de interpretatie, niet uit te sluiten dat deze goederen ook voor militaire doeleinden zijn ingezet, zoals bijvoorbeeld een pick-up truck.

4

Heeft u kennisgenomen van de motie-Voordewind c.s. (Kamerstuk 32 623, nr. 94) waarin de Kamer in juni 2013 unaniem uitsprak dat wapenleveranties aan de Syrische oppositie (op dat moment) op gespannen voet stonden met het volkenrecht en bovendien onwenselijk en contraproductief waren, alsmede het kabinetsstandpunt gedurende de gehele Syrië-oorlog tegen wapenleveranties? Hoe verklaart u dat er toch binnen het NLA-programma goederen aan Syrische rebellen geleverd zijn die soms militair van aard waren en/of ingezet zijn in de gewapende strijd?

5

Hoe beoordeelt u de volgende belofte van het kabinet Rutte II aan de Kamer: «Het leveren van steun in een complexe conflictsituatie als Syrië brengt onvermijdelijk risico’s met zich mee. Het kabinet is zich hiervan bewust en doet alles om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken» (Kamerstuk 27 925, nr. 534)?

6

Hoe beoordeelt u de Kamerbrief waarin het kabinet Rutte II de aanvang van het NLA-programma bekend maakte, met onder meer de volgende voorwaarden: «In aanvulling op deze voorselectie hanteert het kabinet een eigen vetting-procedure, die erin voorziet groepen te toetsen aan een aantal voor het kabinet doorslaggevende criteria. Het betreft onder andere criteria om uit te sluiten dat operationele samenwerking met extremistische groepen aan de orde is, om zeker te stellen dat deze groepen een inclusieve politieke oplossing nastreven en om te garanderen dat groepen gecommitteerd zijn aan de naleving van het humanitair oorlogsrecht.»?

Kunt u daarbij de volgende vragen beantwoorden:

– Wanneer is de Kamer volgens u voor het eerst geïnformeerd dat het kabinet nauwelijks tot geen eigen vettingsprocedure heeft uitgevoerd?

– Hoe anders dan letterlijk moest de Kamer «geen operationele samenwerking met extremistische groepen» interpreteren als door het kabinet uitgesloten werd dat dit aan de orde zou zijn?

– Zijn de zekerheden en garanties met betrekking tot het nastreven van een inclusieve politieke oplossing en het gecommitteerd zijn aan de naleving van het humanitair oorlogsrecht waargemaakt volgens u?

7

Kunt u aangeven, in het licht van uw pleidooi om de namen van de binnen het NLA-programma gesteunde rebellengroeperingen openbaar te maken, waarom volgens u de argumenten van het kabinet om dit te blijven weigeren, niet overtuigend zijn? Heeft u zelf contact gehad met bondgenoten waarmee kennelijk afspraken zouden zijn over geheimhouding?

8

Hoe effectief is het NLA-programma geweest? Hoe duurzaam zijn de behaalde resultaten?

9

Hoe beoordeelt u de volgende twee video’s die de Sultan Murad brigade zelf op haar Youtube kanaal heeft geplaatst en nog steeds te zien zijn:

a) https://www.youtube.com/watch?v=KRxoi1rmNZ0&feature=youtu.be, waarin ze (ongeleide) Hamim raketten afschieten op Sheikh Maqsoud, onder de strijdleus «Allah Akhbar»?

b) https://www.youtube.com/watch?v=lzX2cxTekCI, waarin ze een klooster bombarderen met mortiergranaten?

Klopt het dat de Sultan Murad brigade fel en militant anti- Volksbeschermingseenheden (YPG) was – een bondgenoot van het Westen in de strijd tegen Islamitische Staat in Irak en al-Sham (ISIS)? Hoe kan zo’n groepering voldoen aan het criterium van het nastreven van een inclusieve politieke oplossing en Syrisch bestuur?

10

Is het waar dat in het rapport «Torture was my punishment» van Amnesty International, waarin Amnesty opriep om onmiddellijk alle leveranties van wapens, munitie, militair materieel, alsmede logistieke en financiële steun aan deze en andere rebellenbewegingen te stoppen die beschuldigd werden van oorlogsmisdaden en andere ernstige schendingen van mensenrechten en humanitair oorlogsrecht, door Amnesty meerdere malen onder de aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Minister Koenders, is gebracht? Kunt u aangeven wat hiermee gedaan is in relatie tot het NLA-programma?

11

Wat vindt u van de berichtgeving «Nederland was op de hoogte van misstanden Syrische rebellen» (https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2252233-nederland-was-op-de-hoogte-van-misstanden-syrische-rebellen)?

12

Klopt het dat Amnesty International het rapport «Marteling was mijn straf» van 5 juli 2016, waarin Amnesty de misdaden van vijf gewapende oppositiegroepen beschreef, herhaaldelijk onder de aandacht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gebracht heeft, waaronder in een gesprek met Syrië-gezant Gerard Steeghs en zijn medewerkers? Klopt het dat toenmalig Minister Koenders het rapport «verschrikkelijk» noemde en zei dat de mensenrechtenorganisatie terecht aandacht vroeg voor de misstanden: «Je kan altijd zeggen het komt even niet goed uit, maar mensenrechtenschendingen zijn mensenrechtenschendingen.»? Wat is er volgens u met het rapport gebeurd in relatie tot het NLA-programma?

13

Zou u in retrospectief, op basis van uw gedane onderzoek, het Nederlandse kabinet adviseren om een dergelijk programma als het NLA-programma op te richten en uit te voeren?

14

Was er volgens u binnen het samenwerkingsverband Fatah Haleb sprake van operationele samenwerking tussen door Nederland gesteunde rebellengroeperingen en extremistische organisaties, zoals Ahrar al-Sham en Jaish al-Islam?

15

Klopt het dat er binnen het samenwerkingsverband Fatah Haleb langdurig vanuit een gezamenlijk commandocentrum werd samengewerkt?

16

Zijn in uw ogen de inlichtingendiensten, los van de selectie van groeperingen, voldoende betrokken geweest en serieus genomen binnen het NLA-programma?

17

Heeft u gesproken met de toenmalig Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA)van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, prof. Nollkaemper? Kunt u de volgende vragen beantwoorden?

a. Waarom is de EVA niet om advies gevraagd inzake het NLA-programma, te meer aangezien de EVA vanaf mei 2015 niet meer ongevraagd kon adviseren?

b. Had, gezien de juridische complexiteit en risico’s, niet juist om extern advies gevraagd moeten worden, te meer aangezien de EVA al in zijn advies Wapenleveranties Syrië uit 2013 oordeelde dat wapenleveranties, maar ook andere vormen van steun aan Syrische rebellen, strikt genomen in strijd zouden zijn met het non-interventiebeginsel en dus in strijd met het internationaal recht?

c. Heeft u kunnen achterhalen of dit ooit is overwogen en/of dat er bewust voor gekozen is om geen advies aan te vragen?

18

Heeft u kunnen nagaan of en, zo ja, hoe de zienswijze van de EVA over andere vormen van steun aan Syrische rebellen meegenomen is in de interne juridische advisering? Hoe beoordeelt u de reactie van het kabinet?

19

Erkent u dat de aanval op Afrin, waaraan drie door Nederland gesteunde rebellengroeperingen deelnamen, gepaard ging met ernstige mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden, waaronder etnische zuiveringen die leidden tot grote vluchtelingenstromen? En wat vond u ervan dat Nederland de steun aan deze groeperingen stopte? Constaterende dat de rebellen konden doen met de NLA wat ze wilden, is dat niet juist ook een groot risico? Is dit risico überhaupt onderkend of meegewogen in de besluitvorming?

20

Kunt u aangeven of iedere geïnterviewde het interviewprotocol ontvangen heeft bij de uitnodiging? Zo nee, hoeveel geïnterviewden hebben dat niet bij de uitnodiging ontvangen?

21

Daar waar in het interviewprotocol staat dat de geïnterviewden zeven dagen voor publicatie op de hoogte gebracht worden van de publicatie, is dat gebeurd en, zo nee, waarom niet?

22

Kunt u aangeven wanneer het eerste concept van het rapport aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd is?

23

Klopt het dat het besluit om te starten met de NLA niet door de ministerraad genomen is? Had dit niet juist wél moeten gebeuren? Wat was de rol van de premier en wat zou deze moeten zijn?

24

Welk deel van het rapport is voorgelegd aan het Openbaar Ministerie (OM) om op te reageren? Indien de bijlagen niet zijn voorgelegd, wat was daarvoor de reden?

25

Kan de commissie een lijst geven van juridische adviezen over NLA die zij hebben ingezien bij het ministerie: wie heeft het advies gegeven, op welke datum en wat was de inhoud van het advies?

26

Heeft de commissie inzage gehad in de stukken waarin de Kamerleden inzage gehad hebben?

27

Was de lijst van groepen die de Kamerleden te zien kregen volledig?

28

Had de premier een regierol moeten pakken in dit dossier, zeker gezien de erkenning van de Minister van Buitenlandse Zaken dat de interdepartementale afstemming niet goed verlopen is?

29

Was de context waarmee de vertrouwelijke informatie aan de Kamerleden ter inzage gelegd werd zodanig, dat zij konden begrijpen of extremistische organisaties gesteund werden of niet?

30

Kunt u beoordelen in hoeverre het NLA-programma rechtszaken tegen Syriëgangers heeft beïnvloed? Ziet u dit ook als een juridisch risico van het NLA-programma? Is er ooit door het Ministerie van Buitenlandse Zaken of elders in het kabinet rekening gehouden met dat risico?

31

Klopt het dat in 2017 aan de Kamer gemeld werd dat medische kits en voedselpakketten et cetera geleverd werden, terwijl er in realiteit nachtzichtkijkers en ontmijningsapparatuur geleverd werden?

32

Is de Kamer juist en volledig geïnformeerd in 2017 toen er wel nachtzichtkijkers en ontmijningsapparatuur geleverd zijn, maar gesproken werd over medische kits en voedselpakketten?

33

Kunt u een lijst maken van gesteunde groepen (namen die geheim moeten blijven kunnen een letter krijgen) en voor elk van de groepen aangeven of zij op de volgende lijsten staan?

a. de lijst, die de commissie beschouwt als volledige lijst van groepen die steun gehad hebben;

b. de lijst die de Kamer heeft ingezien;

c. de lijst waarover ten minste een dienst (Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) of Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD)) een schriftelijk advies heeft uitgebracht;

d. de lijst die de Belgische onderzoekers gebruikt hebben;

e. internationale sanctielijsten (Verenigde Naties (VN), Europese Unie (EU));

f. of het OM de groep in een zaak ooit als terroristisch of extremistisch aangemerkt heeft?

g. nationale en andere sanctielijsten.

34

Heeft de commissie inzage gehad in de notulen en de P-notulen van de ministerraad (en/of de onderraden)?

35

Is de ministerraad adequaat geïnformeerd over de risico’s?

36

Is de onderraad (Raad Veiligheid en Inlichtingen (RVI)) adequaat geïnformeerd over de risico’s?

37

Is de ministerraad adequaat geïnformeerd over uitbreidingen van het programma? Kunt u precies aangeven wanneer en hoe de ministerraad waarover geïnformeerd is?

38

Kunt u de memo van de AIVD (voetnoot 112), waarin zij aangeven de kansen en mogelijkheden van de te steunen oppositie als gering in te schatten, aan de Kamer doen toekomen?

39

Heeft de commissie gebruik kunnen maken van het aanbod om een aantal strijders, die gevangen genomen waren bij het conflict tussen Azerbeidzjan en Armenië, te interviewen? Zo nee, waarom is er niet met die strijders gesproken?

40

Heeft de commissie de medewerking van alle partijen in Nederland gehad en alle documenten gekregen die ze wilde hebben? Zo nee, kunt u dan aangeven welke informatie u niet gehad heeft?

41

Is er druk uitgeoefend op Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV)/ Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) om geen volledig onderzoek te doen na de Kamermotie? Zo ja, op welke manier en op wie?

42

Welke druk hebben de bewindspersonen uitgeoefend op Kamerleden om niet in te stemmen met de (tweede) motie om een onafhankelijk onderzoek?

43

Klopt het dat de NLA feitelijk al in 2012 begonnen is met de leverantie van communicatieapparatuur aan niet-gewapende oppositiegroepen en activisten?

44

Heeft het kabinet zich op enigerlei wijze bemoeid met het onderzoek of getracht invloed uit te oefenen? Zo ja, hoe?

45

Is de Kamer ooit geïnformeerd dat de NLA feitelijk al veel eerder begonnen is, met toen al grote juridische risico’s?

46

Hoeveel Syrische groepen heeft het kabinet gesteund? Gaat het om 22 groeperingen, zoals het kabinet stelt?

47

Hoeveel lijsten met groepen bestaan er en hoeveel verschillende lijsten met groepen heeft de commissie ingezien?

48

Hoeveel verschillende namen van groeperingen stonden er op de lijst van 22 groeperingen?

49

Heeft de Tweede Kamer dezelfde lijst(en) gezien als de Commissie Cammaert?

50

Welke lijst(en) hebben de Belgische onderzoekers gezien?

51

Indien de Belgische onderzoekers niet de beschikking hadden over alle lijsten, hoe konden zij dan volledig onderzoek doen?

52

Waarom heeft de Tweede Kamer niet alle namen en lijsten kunnen inzien?

53

Wanneer heeft de commissie de mail uit het Verenigde Koninkrijk ontvangen (uit september 2018)? Waarom is deze mail niet gedeeld met de Belgische onderzoekers?

54

Daar waar in een presentatie van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit 2016 sprake was van acht groepen die gesteund werden – waarvan zeven met naam genoemd (zie bijlage onderzoek), staan deze namen ook op de lijst die in oktober 2018 met de Kamer is gedeeld?

55

Wanneer heeft de Commissie Cammaert voor het eerst van deze presentatie, genoemd in vraag 30, gehoord? Hebben de Belgische onderzoekers hiervan kennis kunnen nemen? Zo nee, waarom niet?

56

Waarop baseerde voormalig Minister Blok van Buitenlandse Zaken zich toen hij sprak van 22 groepen: 10 in het noorden en 12 in het zuiden? Heeft de Kamer in oktober 2018 kennis kunnen nemen van deze 12 groepen uit het zuiden?

57

Op welke manier is de wederhoor bij het OM geregeld richting de casus-Driss M.?

58

Waarom heeft de commissie zich niet aan het informatieprotocol gehouden? Waarom zijn sommige betrokkenen bijvoorbeeld niet uitgenodigd en geïnformeerd over de presentatie van het rapport?

59

Op welke manier is de onafhankelijkheid van de commissie geborgd?

60

Kunt u uitsluiten dat leden van de commissie banden hebben met het kabinet dan wel met het Ministerie van Buitenlandse Zaken? Zijn er leden van de commissie die tijdens het onderzoek subsidie hebben ontvangen (voor organisaties waar zij direct of indirect bij zijn betrokken) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

61

Wat waren de totale kosten van het onderzoek?

62

Daar waar u expliciet vast stelt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet of nauwelijks initiatieven heeft genomen om de berichtgeving in de media over dit onderwerp te corrigeren, beveelt u dit voor de toekomst wel aan?

63

Kunt u toelichten of er duidelijkheid is betreffende de activiteiten van gematigde groeperingen die steun hebben ontvangen volgens pagina 3? Hebben deze geleid tot burgerslachtoffers?

64

Daar waar u aangeeft dat u het besluit van de Secretaris-Generaal (SG) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om het verzoek om de lijst met namen van de gesteunde groeperingen te publiceren af te wijzen betreurt, kunt u aangeven waarom de publicatie van deze lijst volgens u meerwaarde had? In hoeverre vindt u dit verslag onvolledig door het uitblijven van de publicatie van deze lijst?

65

Daar waar op pagina 25 duidelijk wordt dat Creative Association International is uitgekozen is als uitvoerende organisatie, kunt u toelichten op welke voorwaarden dit bedrijf is geselecteerd? Waarom is er niet gekozen voor een organisatie uit een land dat geen gelijkmatige steun verleende aan oppositiestrijders?

66

Kunt u meer informatie beschikbaar stellen over de activiteiten van de grenswacht die gesteund is vanuit de VK-projecten Zuid-Syrië? Zijn de materialen en getraind personeel consistent voor het burgerbelang gebruikt, of hebben hier discrepanties plaats gevonden?

67

Kunt u voorbeelden geven van de overige goederen die zijn geleverd namens Nederland?

68

Daar waar u een moreel- en geopolitiek- en binnenlandspolitiek argument noemt om mee te doen aan steun aan Syrië, waren er nog andere relevante argumenten in die tijd (c.a. 2014–2015) die meespeelden in de besluitvorming (zoals veiligheidsoverwegingen)?

69

Daar waar u vast stelt dat juridisch advies aan betrokken ambtenaren summier blijft, waarom denkt u dat dit zo was? Ziet u hier ruimte voor verbetering?

70

Hoe kan het dat kritische geluiden in 2014 en 2015 van zowel de AIVD als het Ministerie van Buitenlandse Zaken over de uitvoerbaarheid en de meerwaarde van het NLA-programma in de wind werden geslagen en niet zijn meegenomen in de besluitvorming?

71

Kunt u dieper ingaan op hoe het NLA-programma expliciet bij heeft gedragen aan de vooraf geformuleerde doelstellingen?

72

Daar waar u vast stelt dat de doelstellingen van het NLA-programma «nogal abstract» zijn, hoe verhouden deze doelstellingen zich met doelstellingen uit vergelijkbare programma’s? Zijn ze bijvoorbeeld meer of minder abstract? Ziet u in de praktijk vaker dat doelstellingen abstract geformuleerd worden?

73

Hoe kan het dat de SG en Directeur-Generaals (DG’s) van de departementen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHaOS) inhoudelijk niet voldoende betrokken waren bij het NLA-programma en dat dit programma dermate versnipperd was over verschillende ministeries dat een goed overzicht en eigenaarschap ontbrak?

74

Waarom is er volgens u voor gekozen om verhullend en strategisch taalgebruik («geen slapende honden wakker maken») te gebruiken richting de Tweede Kamer, anders dan het zich «juridisch voldoende indekken» door de Directie

Juridische Zaken (DJZ)? Wat kunnen de beweegredenen zijn om een beeld te schetsen van een humanitair programma, waar de nadruk ligt op burgerbescherming, terwijl dat programma zich in een gevoelige oorlogssituatie afspeelt waar ontvangende partijen een strijd op leven en dood voeren?

75

Heeft u kennisgenomen van de volgende beantwoording van feitelijke vragen over de rol van de inlichtingendiensten: «De MIVD heeft op basis van zijn wettelijke taak en op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig gerapporteerd over ontwikkelingen rond relevante strijdgroepen in Noord- en Zuid-Syrië. In deze rapportages is op verzoek van Buitenlandse Zaken een duiding gegeven van de signatuur van verschillende – reeds door anderen «gevette» – strijdgroepen. De AIVD heeft op basis van zijn wettelijke taak en op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in brede zin gerapporteerd over ontwikkelingen in Zuid-Syrië. In een aantal van deze rapportages is duiding gegeven van de signatuur van verschillende groeperingen.» (Kamerstuk 32 623, nr. 229, blz. 16)? Hoe verhoudt zich dat tot uw bevinding dat de inlichtingendiensten niet meer betrokken zijn geweest bij de selectie van groeperingen, na de eerste selectieronde (blz. 63)?

76

Daar waar u schrijft dat vanaf 2016 de steun aan groeperingen alleen nog mondeling werd besproken (p. 64 bijlage H), met wie werden die groepen mondeling besproken? Waarom ging dit vanaf toen alleen nog mondeling? Aan wie werd dit niet langer schriftelijk voorgelegd?

77

Hoe reflecteert u op de doorlichting van de VS die wordt benoemd op pagina 64, en wordt er in toekomstige situaties anders gekeken op de vetting van andere landen?

78

Daar waar het Syriëteam voor de monitoring van de steun aan oppositiegroeperingen grotendeels afhankelijk was van de uitvoeringsorganisaties en verklaringen van commandanten zelf, kan hier sprake zijn van een belangenverstrengeling?

79

Daar waar u op pagina 71 schrijft dat er schriftelijke leveringsvoorwaarden van Creative ontbraken, kunt u nader ingaan op de vraag waarom er vervolgens niet is geëist dat Creative haar leveringsvoorwaarden heeft verduidelijkt of overlegd?

80

In hoeverre zag de monitoring ook toe op wie de geleverde goederen gebruikten, daar waar u aangeeft dat de monitoring van de uitvoeringsorganisaties voornamelijk toezag op de vraag of goederen zich op de juiste plek bevonden en op de impact van de steun?

81

Daar waar u concludeert dat van een actieve informatievoorziening aan de Kamer geen sprake was, hoe kan het dat de risico’s van het NLA-programma niet expliciet vermeld werden?

82

Was het samenwerkingsverband Fatah Haleb volgens u een schending van de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken geformuleerde criteria? Had dit volgens u juist wél reden tot zorg moeten zijn, te meer na de beschietingen op Sheikh Maqsoud, waarbij in de periode tussen februari en april 2016 minimaal 83 burgerdoden zijn gevallen, en omdat Fateh Haleb in een rapport van Amnesty werd beschuldigd van oorlogsmisdaden? (Bijlagen, blz. 87)

83

Daar waar in de bijlage van het rapport op pagina 213/214 een lijst met groeperingen staat genoemd, kan de commissie van elk van deze groepen een kwalificatie geven (wel/niet gematigd, wel/niet terroristisch etc.)?

Naar boven