27 925 Bestrijding internationaal terrorisme

Nr. 534 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN, VAN DEFENSIE EN VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2015

Zoals in de artikel 100-brief van 24 september jl. is vermeld (Kamerstuk 27 925, nr. 506), levert Nederland een bijdrage aan de internationale strijd tegen ISIS. De Nederlandse inzet kent naast militaire, ook diplomatieke, humanitaire en enkele ontwikkelingssamenwerkingselementen. De Tweede Kamer is een kwartaal rapportage toegezegd. Deze brief, die u mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie toegaat, betreft de tweede voortgangsrapportage. In overeenstemming met onze toezeggingen informeren wij u tevens over de internationaal toegezegde donorhulp aan de regio, de voorziene steun aan de gewapende gematigde oppositie in Syrië en de besteding van eerder geleverde financiële steun aan de gematigde oppositie in Syrië.

Politieke ontwikkelingen

Zoals eerder beklemtoond in correspondentie met uw Kamer, zal de strijd tegen ISIS uiteindelijk alleen duurzaam succesvol zijn indien een strategie wordt gevolgd die zich ook richt op een structurele oplossing van de problemen in Irak en Syrië. Een constructieve rol van de regionale grootmachten en omliggende landen is hierbij essentieel. Nederland werkt daartoe samen met partners binnen en buiten de regio. Hoewel het kabinet zich ervan bewust is dat voortgang – en zeker de Nederlandse bijdrage daaraan – op deze thema’s moeilijk te duiden is, en ook mede afhankelijk is van de inzet van anderen, hecht het kabinet eraan een aantal relevante ontwikkelingen te schetsen.

Irak

Onder leiding van premier Al Abadi werkt de Iraakse regering aan een aantal voorwaarden voor verzoening en stabiliteit in Irak, waarbij het Iraqi National Plan leidend is. Bagdad en Erbil lijken zich ervan bewust dat verbetering van de onderlinge betrekkingen een noodzakelijke voorwaarde is voor de succesvolle bestrijding van ISIS. De budget- en oliedeal in december 2014 leek in dat opzicht een mijlpaal, zeker toen deze werd bekrachtigd door de aanname van de begrotingswet door achtereenvolgens de ministerraad en het parlement in december en januari jl. Hoewel de partijen verklaren achter de overeenkomst te staan, verloopt de uitvoering vooralsnog moeizaam omdat de modaliteiten van de overeenkomsten steeds weer ter discussie worden gesteld. Dit stelt de fragiele betrekkingen tussen Bagdad en Erbil op de proef en toont opnieuw aan dat oprechte toenadering geen eenvoudige opgave is. Inmiddels heeft Bagdad wel een eerste betaling aan Erbil gedaan.

Een andere voorwaarde voor stabiliteit is een structurele en inclusieve hervorming van de veiligheidssector in Irak. Het verdelen van de belangrijkste veiligheidsposten tussen de grootste groeperingen was daarbij een eerste stap (de Minister van Defensie is soennitisch en de Minister van Binnenlandse Zaken sjiitisch). Het onder staatsgezag brengen van de milities, bijvoorbeeld door het oprichten van een National Guard, is een noodzakelijke maar vooralsnog moeizame vervolgstap. De wet ter oprichting van een National Guard wordt op dit moment besproken in het parlement en is daar onderwerp van stevige discussie. De National Guard moet enerzijds de soennitisch gedomineerde provincies een kader bieden om hun weerbaarheid tegen ISIS te vergroten. Anderzijds biedt de wet ruimte om een deel van de nu relatief vrij opererende sjiitische milities onder staatscontrole te brengen. De National Guard zou op deze wijze sektarische spanningen, als gevolg van misstanden door gewapende groepen, kunnen doen afnemen. Het kabinet blijft zich tegenover de Iraakse autoriteiten uitspreken voor de naleving van het humanitair oorlogsrecht en het respecteren van mensenrechten door de Iraakse veiligheidstroepen en milities. Dat gebeurt bilateraal maar ook in EU-verband en via de VN.

Voorts heeft de Iraakse regering het initiatief genomen tot hervorming van de de-baathificatiewet, ook wel de Justice and Accountability Law genoemd. Een versoepeling van deze wet, die tot doel heeft bepaalde personen en groeperingen van publieke functies uit te sluiten, zou voor soennieten een belangrijke vertrouwenwekkende maatregel kunnen zijn. Deelname (van in dit geval oud-Baathisten) aan het maatschappelijk verkeer en het openbare leven zou hiermee worden vergemakkelijkt. Nederland vindt dit positief en steunt de regering in dit proces via een financiële bijdrage aan UNAMI. Naast de inspanningen voor verzoening op nationaal vlak zet premier Al Abadi zich in om de relaties met de buurlanden, waaronder de Golfstaten, Saoedi-Arabië en Turkije, te verbeteren.

De regering Al Abadi lijkt al met al de nodige stappen te zetten en de juiste signalen te geven. Tegelijkertijd heeft de regering te maken met een zeer complex speelveld, zowel internationaal als nationaal, waarin het onderlinge wantrouwen groot is en corruptie en conflicterende belangen een rol spelen. Het gegeven dat de juiste boodschappen worden verkondigd en dat op papier voortgang wordt geboekt is dan ook positief, maar onvoldoende om op alle genoemde onderwerpen van werkelijke vooruitgang te kunnen spreken. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, ondersteunt de regering en oefent druk uit waar dat moet. Het uitgangspunt hierbij blijft dat de Iraakse overheid de leidende rol heeft.

Syrië

De diplomatieke initiatieven ten spijt is er nog geen enkele waarneembare toenadering tussen oppositiegroepen en het Assad-regime. De Verenigde Staten ontkennen dat de opmerkingen van Secretary of State Kerry, over de uiteindelijke noodzaak van onderhandelingen met het Syrische regime, een verandering van standpunt met betrekking tot de positie van Assad inluiden. Niettemin blijft Assad zich tegenover het Westen profileren als het redelijke alternatief voor ISIS en volhardt hij in de ontkenning van ook maar enige verantwoordelijkheid voor het leed dat de Syrische bevolking al vier jaar wordt aangedaan. Tegelijkertijd hebben de diverse politieke oppositiegroeperingen onder de Syrische Oppositie Coalitie nog steeds grote moeite de eenheid te bewaren en een verenigd alternatief te vormen. Op de grond heeft de gewapende gematigde oppositie moeite zich op meerdere fronten te handhaven. Vooral in het noorden van Syrië hebben de gematigde strijdgroepen terrein verloren aan het Assad-regime aan de ene kant en aan terroristische groepen (ISIS, Jabhat Al Nusra) aan de andere kant. Een recente ontwikkeling, die de zwakkere positie van de gematigde gewapende oppositie in het noorden van Syrië onderstreept, is de verovering van de stad Idlib op de regering door een samenwerkingsverband van gewapende groepen onder leiding van Jabhat Al Nusra.

Politieke onderhandelingen lijken op dit moment nog ver weg. Mede daarom tracht VN-Gezant Staffan De Mistura eerst lokale wapenstilstanden (freeze zones) tot stand te brengen, te beginnen in Aleppo. De VN meldde begin maart dat gesprekken met de Syrische regering hierover voortduren en dat De Mistura een missie naar Aleppo zal sturen om de situatie ter plaatse te beoordelen. De uitrol van de plannen verloopt echter zeer moeizaam. Het regime zou steeds aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld ontwapening van de oppositie en inperking van de grootte van het gebied waarin de freeze zou gelden. Daarnaast zijn twee bij de freeze betrokken VN-medewerkers Syrië uitgezet. De Syrische oppositie was vanaf het begin tegen het plan omdat het niet aansluit bij een alomvattende politieke oplossing, met als uitgangspunt het vertrek van Assad. Ook voelen ze zich onvoldoende betrokken bij de plannen.

Het kabinet steunt de inspanningen van De Mistura, maar is tegelijkertijd van mening dat zijn plannen op termijn moeten worden gekoppeld aan een overkoepelende politieke dialoog en onderhandelingen. Het Genève I Communiqué is daarvoor nog altijd de meest gezaghebbende basis. De Nederlandse Speciaal Gezant voor Syrië ondersteunt het politiek proces via een zogenoemde «Track II»- dialoog. Hiermee wordt beoogd toenadering te bereiken tussen groepen Syriërs die niet tot de formele autoriteiten of oppositie behoren, maar die wel een belangrijke rol in het maatschappelijk bestel van Syrië spelen. Als onderdeel van de «Track II»-dialoog is onlangs een trainingsbijeenkomst gehouden, die Nederland in samenwerking met Instituut Clingendael heeft georganiseerd.

De plannen van de Verenigde Staten om gematigde Syrische oppositiegroepen te trainen en te bewapenen krijgen intussen vorm. Half februari sloten de Verenigde Staten en Turkije een overeenkomst om gezamenlijk oppositiegroepen te trainen in Turkije. Het kabinet steunt de verdere versterking van gematigde gewapende groepen in Syrië om te voorkomen dat gematigde strijders of hun achterban zich bij gebrek aan middelen en alternatieven aansluiten bij ISIS, Jabhat Al Nusra of andere extremistische groeperingen. Voorts acht het kabinet het onwenselijk dat actieve gematigde groepen geen gewicht meer in de schaal kunnen leggen wanneer politieke onderhandelingen in Syrië tot stand komen.

Zoals uw Kamer bekend, heeft het kabinet daarom eind 2014 een fact-finding missie naar de regio gestuurd om opties voor Nederlandse steun aan de gematigde gewapende oppositie te onderzoeken. De aard en vorm van deze steunverlening worden hieronder beschreven. Eveneens wordt uw Kamer geïnformeerd over eerdere steun die het kabinet aan de Syrische oppositie heeft verstrekt.

Voorziene steun

Op basis van tijdens de fact-finding missie opgedane inzichten in de bestaande situatie en behoeften heeft het kabinet verschillende mogelijkheden voor het leveren van steun, niet zijnde wapens, geïdentificeerd. Het kabinet wil zich richten op het leveren van goederen met een civiel karakter, en heeft gekozen voor voedselpakketten, medische kits, kleding, dekens en communicatieapparatuur. Voor wat betreft dit laatste wordt apparatuur overwogen die geen vergunningsplicht kent onder het wapenexportbeleid. In totaal wordt voorzien in een steunpakket van 3 miljoen euro, gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds, dat door een uitvoerende organisatie aan verschillende gematigde gewapende groepen geleverd kan worden in zowel Noord- als Zuid-Syrië.

Risicomitigatie en «vetting» van gewapende groepen

Het leveren van steun in een complexe conflictsituatie als Syrië brengt onvermijdelijk risico’s met zich mee. Het kabinet is zich hiervan bewust en doet alles om deze risico’s zoveel mogelijk te beperken.

Een van de risico’s van het steunen van gewapende groepen is dat deze steun in ongewenste handen valt. Dit risico wordt gemitigeerd door alleen zorgvuldig doorgelichte groepen in aanmerking te latenkomen voor steun. Om te beginnen neemt het kabinet groepen in overweging die door partners – aan de hand van een zogenoemde vetting-procedure -als voldoende betrouwbaar zijn beoordeeld. In aanvulling op deze voorselectie hanteert het kabinet een eigen vetting-procedure, die erin voorziet groepen te toetsen aan een aantal voor het kabinet doorslaggevende criteria. Het betreft onder andere criteria om uit te sluiten dat operationele samenwerking met extremistische groepen aan de orde is, om zeker te stellen dat deze groepen een inclusieve politieke oplossing nastreven en om te garanderen dat groepen gecommitteerd zijn aan de naleving van het humanitair oorlogsrecht.

Aan het leveren van steun zijn tevens andere risico’s verbonden, die van belang zijn voor de afweging van het kabinet. Het risico op fraude wordt geadresseerd door professionele monitoring en door het gebruik van overdrachtsbewijzen van goederen. Daarbij kan door toenemende instabiliteit in de toekomst sprake zijn van verminderde uitvoerbaarheid in de grensregio’s. En niet in de laatste plaats lopen de medewerkers van de uitvoerende organisatie – in het bijzonder degenen die naar Syrië reizen – persoonlijke risico’s bij het leveren van steun aan gewapende groepen. Dit risico wordt gemitigeerd door te werken met een ervaren organisatie die, op basis van eerdere werkzaamheden bij andere donoren, een goede reputatie heeft. De uitvoerende organisatie werkt vanuit Turkije en Jordanië. De betreffende autoriteiten zijn inmiddels ingelicht.

Reeds ingevulde steun aan de Syrische oppositie

Zoals uw Kamer schriftelijk bericht op 17 november 2014, zet het kabinet in Syrië in op de beleidsspeerpunten inclusieve politieke transitie, early recovery en wederopbouw, accountability, veiligheid en rule of law (Kamerstuk 33 694, nr. 7).

Het kabinet steunt de gematigde Syrische oppositie diplomatiek en met trainingen via het Instituut Clingendael. Nederlandse steun aan de Assistance Coordination Unit (ACU) in Turkije, het hulp-coördinerende orgaan van de Syrische oppositie, is in 2014 stopgezet omdat de ACU niet kon voldoen aan enkele voorwaarden inzake accountability. De EU die de ACU op gelijke wijze steunde, zette eveneens de steun stop.

Het kabinet steunt organisaties, die binnen Syrië werkzaam zijn, zoveel mogelijk direct. Dit gebeurt onder andere via het fonds van de Speciaal Gezant voor Syrië (0,5 miljoen euro), dat voor kleine quick-impact projecten aangewend kan worden.

Voor 2014 en 2015 heeft het kabinet per jaar zes miljoen euro bijgedragen aan een project gericht op de opbouw van de veiligheidssector en de handhaving van de rule of law in gebieden in Syrië die onder controle van gematigde oppositiegroepen staan. Hierbij wordt samenwerkt met de VS, het VK en Denemarken. Daarbij investeert het kabinet een miljoen euro in een project dat gericht is op burgerbescherming en hulp aan de Syrische bevolking na bombardementen.

Verder heeft het kabinet in 2014 twee miljoen euro bijgedragen aan het Syrian Recovery Trust Fund, waarbij de Nederlandse expertise op het gebied van watermanagement ingezet wordt ten behoeve van herstel van de watervoorziening in Syrië. Ook steunt Nederland het Syrian Women’s Initiative for Peace and Democracy (SWIPD) met een bijdrage van een miljoen dollar. Dit initiatief hebben Syrische vrouwen in het najaar van 2013 gelanceerd. Nederland draagt niet alleen financieel bij, maar faciliteerde ook verschillende bijeenkomsten samen met UN-Women. Nederland zal deze Syrische vrouwen verder ondersteunen in het verbreden van hun achterban in Syrië en het versterken van hun capaciteit zodat ze effectief kunnen pleiten voor volwaardige participatie van Syrische vrouwen in het transitieproces.

Regionale ontwikkelingen

Het voortduren van de crisis in Syrië kan niet losgezien worden van de strijd tussen Teheran en Riyadh om regionale invloed, en de vaak uiteenlopende belangen van andere omliggende landen. Invloedrijke regionale spelers hebben derhalve een belangrijke verantwoordelijkheid in het beëindigen van het gewapende geweld en de bestrijding van ISIS.

Iran neemt in dat opzicht een complexe positie in. Enerzijds zijn de sjiitische milities in Irak, waarvan sommige door Iran worden gesteund en aangestuurd, instrumenteel in de strijd tegen ISIS. Anderzijds wordt gevreesd dat de gedragingen van deze milities de sektarische spanningen in Irak juist kunnen vergroten, zowel in termen van perceptie als vanwege de reële angst voor sektarisch geweld tegen soennieten door deze milities.

Binnen Syrië toont Iran zich juist weer een van de meest trouwe bondgenoten van Assad. De steun die Assad in de strijd ontvangt, naar aangenomen wordt via de Iraanse Revolutionaire Garde en via Hezbollah, heeft sterk bijgedragen aan het geloof in een militaire overwinning door Assad, en daarmee aan het uitblijven van een oplossing voor het conflict. De belangen van de coalitie tegen ISIS lijken op de korte termijn dus overeen te komen met de Iraanse belangen. Op de langere termijn is dat echter geenszins vanzelfsprekend.

Turkije heeft eind februari een militaire actie uitgevoerd in Syrië om het graf van Suleyman Shah, grootvader van de stichter van het Ottomaanse rijk, dichter naar de Turkse grens te verplaatsen. De oorspronkelijke graftombe lag tot voor kort dichtbij door ISIS gecontroleerd gebied, waardoor het risico bestond dat Turkse militairen die het graf bewaakten gijzelaars van ISIS zouden worden. Turkije manifesteerde zich nog niet eerder op dergelijke wijze op Syrisch grondgebied. De Turkse militaire actie is daarnaast opmerkelijk, omdat deze mogelijk werd door het vertrek van ISIS uit de Syrisch-Koerdische stad Kobani, en was gecoördineerd met de Syrisch-Koerdische partij PYD, die het feitelijk gezag in Kobani heeft. Het is echter nog te vroeg om te concluderen dat dit de verdere toenadering tussen Turkije en de Syrische Koerden inluidt.

Aanpak ISIS via een bijdrage aan de coalitie

In de voortgangsrapportage van 15 december jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 526) is gemeld dat onder leiding van de Amerikaanse generaal Allen langs verschillende sporen wordt gewerkt om ISIS te bestrijden:

  • 1) het militaire spoor: de luchtcampagne tegen ISIS en het trainen van Iraakse strijdkrachten en Koerdische Peshmerga;

  • 2) de aanpak van Foreign Terrorist Fighters (FTF);

  • 3) het stoppen van financieringsstromen naar ISIS en daaraan gelieerde individuen; en

  • 4) het delegitimeren van ISIS.

Voor deze vier sporen zijn in de afgelopen maanden werkgroepen opgericht. Met het oog op de noodzaak om veiligheid en stabiliteit te kunnen bieden in bevrijde gebieden, is ook een vijfde werkgroep opgericht op het gebied van stabiliteit. Voor Nederland is het belangrijk dat de militaire actie is ingebed in een politieke strategie. Nederland is lid van alle werkgroepen om te bevorderen dat de verschillende sporen binnen de coalitie op elkaar aansluiten. De aard en intensiteit van de Nederlandse bijdragen aan de werkgroepen verschillen.

Bij de Nederlandse inzet in de werkgroepen voor de aanpak van FTF, het stoppen van financieringsstromen en het delegitimeren is ook de NCTV betrokken vanwege de aansluiting bij de maatregelen uit het Actieprogramma Jihadisme en de activiteiten van het Global Counter Terrorism Forum (GCTF).

Op basis van eerder getoonde belangstelling hebben de Verenigde Staten enkele coalitieleden verzocht een voortrekkersrol te spelen bij de werkgroepen. Nederland en Turkije zijn gevraagd de werkgroep over de aanpak van FTF te coördineren. Nederland neemt ook deel aan het overkoepelend overleg tussen de twintig meest betrokken landen van de coalitie om een gezamenlijk beleid uit te werken. De volgende hoogambtelijke bijeenkomst in dit verband zal op 8 april a.s. plaatsvinden in Amman. In de volgende paragrafen wordt beschreven welke bijdrage Nederland levert aan deze vijf werkgroepen en welke vooruitgang is geboekt ten opzichte van de vorige voortgangsrapportage.

Militaire werkgroep

Onlangs is een militaire werkgroep onder leiding van generaal Allen opgericht waar ook civiele vertegenwoordigers aan deelnemen. Nederland is – mede met het oog op de militaire bijdrage die het levert – lid van deze werkgroep. Deze werkgroep moet nog verder vorm krijgen, maar één van de taken zal zijn om de coördinatie tussen de militaire, diplomatieke en civiele sporen te verbeteren en te versterken. Daartoe zal deze werkgroep contact onderhouden met de militairen in CENTCOM. De concrete voortgang op het militaire spoor komt verderop in deze brief aan de orde.

Foreign Terrorist Fighters werkgroep

De aanpak van FTF en het voorkomen van dit fenomeen is van groot belang. Personen die actief zijn in een terroristische organisatie kunnen bijvoorbeeld in Syrië of Irak ervaring opdoen waardoor zij een gevaar vormen voor de nationale en Europese veiligheid. Internationale samenwerking is daarom vereist.

Nederland en Turkije zullen als co-voorzitters met de leden van de werkgroep de komende tijd gezamenlijk een actieplan uitwerken. De volgende bijeenkomst in dit verband zal op 7 april a.s. plaatsvinden in Turkije. Voortbouwend op de werkzaamheden van het GCTF, in welk kader Nederland ook co-voorzitter is van de FTF-werkgroep, richt de werkgroep zich op maatregelen en activiteiten om rekrutering tegen te gaan, op het identificeren van reisroutes en -methoden en op maatregelen om grenzen te versterken.

Counter-finance werkgroep

Nederland neemt eveneens deel aan de werkgroep die zich richt op het stoppen van de financiële stromen van ISIS. Tijdens de eerste bijeenkomst van deze werkgroep, onder leiding van Italië, Saoedi-Arabië en de Verenigde Staten (19-20 maart jl.), werd een actieplan vastgesteld. Leden van de werkgroep zullen hun inspanningen bundelen onder andere door informatie en analyses over de financiële activiteiten van ISIS te delen. Nederland ziet hier duidelijke dwarsverbanden met inspanningen in andere fora, zoals de VN en de Financial Action Task Force (FATF).

Het uitgangspunt van het kabinet is dat terrorismefinanciering moet worden bestreden door de effectieve toepassing van het bestaande internationale instrumentarium. In dat licht trad Nederland op als co-sponsor van VN-Veiligheidsresolutie 2199 (12 februari jl.) die zich specifiek richt op het tegengaan van diverse vormen van financiering van onder andere ISIS.

Los van de actieve Nederlandse bijdrage in multilaterale en bilaterale verbanden zet het kabinet de nationale bevriezingsmaatregel in om terrorisme en terrorismefinancieringsstromen te voorkomen.

Counter-messaging werkgroep

ISIS kan alleen duurzaam worden bestreden door het draagvlak voor en de geloofwaardigheid van de organisatie weg te nemen. ISIS is zeer actief in het beïnvloeden van de beeldvorming over de organisatie, zowel internationaal via social media als door censuur en de hardhandige onderdrukking van de bevolking in bezette gebieden. Nederland zet zich ook op dit vlak in als deelnemer aan de Counter Messaging werkgroep. De eerste bijeenkomst vond plaats op 23 januari in Londen, waar tevens een groot aantal landen uit de regio bij aanwezig was.

Deze werkgroep richt zich op het creëren van een gezamenlijk tegengeluid en het versterken van de stem van burgers en activisten in het ISIS-gebied die ISIS proberen te ontmaskeren. Een voorbeeld van een dergelijk tegengeluid is het zeer actieve online platform en twitteraccount «Raqqa is being slaughtered silently» (http://www.raqqa-sl.com/en/), met dagelijks berichten over het leven in Raqqa en misdaden door ISIS. Dit moet hand in hand gaan met het bieden van een toekomstperspectief voor de burgers in Syrië en Irak. Voor Irak is daarbij het herwinnen van het vertrouwen van de bevolking in de overheid een belangrijk aspect. Het kabinet steunt daartoe onder andere een UNAMI-programma in Irak om via wetgeving inclusiviteit in Irak te bevorderen.

Stabilisatie werkgroep

De onlangs opgerichte werkgroep stabilisatie, onder leiding van Duitsland en de Verenigde Arabische Emiraten, richt zich op het zo snel mogelijk bewerkstelligen van stabiliteit en veiligheid in bevrijde gebieden. De werkgroep richt zich op activiteiten zoals mijnenruiming en het verwijderen van niet-ontplofte oorlogsresten om de terugkeer van ontheemden en vluchtelingen te vergemakkelijken. Ook wordt gekeken naar een eerste herstel van basisvoorzieningen. De werkgroep onderstreept het belang van Iraaks ownership, een goede coördinatie tussen partners en synergie met lopende projecten. Op basis van een door Irak te initiëren needs assessment zullen prioriteiten worden bepaald en zullen de co-voorzitters een actieplan opstellen.

Nederland was reeds actief op het terrein van stabilisatie met bijdragen aan de Friends of Syria,het Syrian Reconstruction Fund en een programma gericht op de opbouw van de veiligheidssector en de handhaving van de rechtsstaat in gebieden onder controle van gematigde oppositiegroepen. In Irak draagt Nederland financieel bij aan een programma voor de verwijdering van niet-ontplofte oorlogsresten en de versterking van de bewustwording hierover. Daarnaast zijn er, met Nederlandse steun, in zowel Libanon als Jordanië trainingen voor vluchtelingen opgezet, gericht op het herkennen en onschadelijk maken van niet-ontplofte oorlogsresten. In de context van de stabilisatiewerkgroep kijkt Nederland ook naar mogelijkheden om veiligheidssectorhervormingen in Irak te ondersteunen, onder andere in samenwerking met de VN en het Verenigd Koninkrijk.

Voortgang militaire inspanningen

De inspanningen van de coalitie om ISIS te bestrijden hebben erin geresulteerd dat de opmars van ISIS in Irak is gestopt en dat ISIS op verschillende plaatsen in de verdediging is gedrongen. Met name in Noord- en Centraal-Irak hebben de Koerdische en Iraakse strijdkrachten terreinwinst geboekt. Ook is de Iraakse regering onlangs een offensief begonnen om Tikrit, een strategische plaats die sinds juni vorig jaar in handen van ISIS is, te bevrijden. In sommige gebieden, zoals in de provincie Anbar, beschikt ISIS nog steeds over bewegingsvrijheid en zal het waarschijnlijk proberen de militaire druk op de geïsoleerde posities van de Iraakse strijdkrachten te handhaven. Ook heeft ISIS zijn verdedigingslinies in Mosul versterkt. ISIS valt in toenemende mate terug op irreguliere tactieken, zoals het gebruik van improvised explosive devices (IED’s), indirect vuur (mortieren), hinderlagen en zelfmoordaanslagen.

De coördinatie van de militaire bijdragen van de verschillende coalitiepartners is belegd in CENTCOM (Tampa, Florida). In een bijeenkomst van de Commandanten der Strijdkrachten van de deelnemende landen op 18 en 19 februari jl. is gesproken over de dreiging van ISIS, de voortgang van de militaire campagne op het operationele en strategische niveau, de politieke inbedding van de militaire aanpak en de toekomst van de strijd tegen ISIS.

De evaluatie van de voortgang, en de advisering over de benodigde bijsturing van de militaire operatie en het campagneplan, is belegd bij de Coalition Strategic Plans Group (CSPG). Deze groep is onlangs opgericht binnen CENTCOM en bestaat uit een kern van ongeveer 40 militairen. De CSPG zal vanuit CENTCOM werken aan de uitwisseling van informatie over de militaire operatie en de resultaten op de andere sporen. Nederland zal vanaf april 2015 in ieder geval een stafofficier bij de CSPG plaatsen.

Luchtcampagne

Het F-16 detachement is volledig ontplooid. De eenheid verblijft in tenten op het vliegveld. Een kamp met containers is in aanbouw. Nederland werkt samen met het gastland en andere coalitiepartners die op het vliegveld aanwezig zijn, zoals België, op het gebied van strategisch luchttransport, vliegvelddiensten en onderhoudslogistiek.

Er worden dagelijks verscheidene missies gevlogen door Nederlandse F-16’s. De doelen bestaan hoofdzakelijk uit ISIS-hoofdkwartieren, opslagplaatsen, fabrieken waar IED’s (Improvised Explosive Devices) worden gemaakt, voertuigen en ISIS-strijders. Deze doelen worden geselecteerd volgens een zorgvuldig targeting proces, waarbij het minimaliseren van onbedoelde nevenschade onder burgers en burgerobjecten voor alle coalitiepartners de hoogste prioriteit heeft. Van de aanvallen worden beelden gemaakt die na afloop nauwgezet worden geanalyseerd. Na deze analyses wordt een After Action Report (AAR) opgemaakt. Hierin wordt de actie nauwkeurig beschreven, inclusief exacte locaties, tijden van de aanval en, eventueel, onbedoelde nevenschade. Het AAR wordt zoals gebruikelijk ook aan de Koninklijke Marechaussee beschikbaar gesteld.

Personeel

Het F-16 detachement bestaat nu uit ongeveer 200 militairen. Daarnaast zijn vijf liaisonofficieren op het hoofdkwartier voor de luchtoperaties (Combined Air Operations Centre in Qatar) geplaatst. Het detachement wordt elke drie maanden afgelost. De vliegers worden vaker afgelost in verband met noodzakelijke trainingen in Nederland. Vanwege de verhoogde dreiging in het gastland maakt het personeel voor deze rotaties zoveel als mogelijk gebruik van militair transport.

Materieel

Het materieel houdt zich goed en reguliere wisselingen van F-16’s voor onderhoud verlopen zonder problemen. Klein onderhoud aan de F-16’s gebeurt in het inzetgebied, groot onderhoud in Nederland. De munitie komt ook uit Nederland. Voor de aanvulling van de voorraden zijn diverse trajecten gaande, waaronder versneld aankopen en reguliere aankoop. Ook is er tijdens een korte periode van schaarste munitie geleend van een partnerland.

Trainingsmissie

In de brief van 5 februari jl. (Kamerstuk 27 925, nr. 528) berichtte het kabinet over de aanwezigheid van planning- en liaisonteams, de gefaseerde ontplooiing van de trainingsbijdrage in Irak en het verzorgen dan wel observeren van proeftrainingen. De inzet van een kleiner team om de planning in Nederland te ondersteunen en de trainingen ter plaatse voor te bereiden, is goed verlopen. De teams hebben ook voor de trainers van de overige coalitielanden in Bagdad en Erbil veel voorbereidend werk kunnen doen. Dit werd zeer gewaardeerd.

Inmiddels zijn alle Nederlandse trainers ter plaatse en zijn de trainingen in zowel Bagdad als Erbil van start gegaan. De Nederlandse bijdrage aan de trainingsmissie richt zich op twee doelgroepen, te weten de reguliere militaire eenheden van de Peshmerga in Erbil en eenheden van de Iraakse Special Operation Forces (SOF) in Bagdad. Nederlandse trainers gaan niet mee in gevechtssituaties, van combat boots on the ground is dus geen sprake.

Het trainingsdetachement bestaat op dit moment uit ongeveer 30 militairen in Bagdad en ongeveer 100 militairen in Erbil. Voor de coördinatie van de trainingsmissie neemt Nederland met vier militairen deel aan de Combined Joint Task Force staf in Koeweit en binnenkort met twee militairen aan de Combined Force Land Component Command Iraq staf in Bagdad.

Erbil

In Erbil volgen Peshmerga soldaten, die door het Ministry of Peshmerga (MoP) worden voorgedragen, de Infantry Skills Course. Deze basis infanteriecursus verbetert de vaardigheden van de Peshmerga om ISIS effectiever te bevechten. Aan bod komen bijvoorbeeld schietvaardigheid, gewondenverzorging onder gevechtsomstandigheden en vechten in verstedelijkt gebied. Tijdens de trainingen is er ook aandacht voor humanitair oorlogsrecht en mensenrechten, inclusief de behandeling van gevangenen en gender.

Op 15 februari jl. is de eerste trainingscyclus van vier weken in Noord-Irak begonnen. In totaal zijn acht pelotons getraind. Een peloton bestaat uit ongeveer 30 militairen. De Nederlandse trainers trainden vier van de acht Peshmerga- pelotons. De andere pelotons werden getraind door trainingsteams uit Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk. De Nederlandse teams kunnen op meerdere locaties worden ingezet, die zij altijd delen met een ander partnerland. Op 24 maart is de tweede trainingscyclus begonnen, waaraan twaalf Peshmerga-pelotons deelnemen. Naast de Infantry Skills Course heeft het Ministry of Peshmerga verzocht om ook aandacht te besteden aan het trainen van de compagnies- en bataljonsstaven. De officieren van de compagnies- en bataljonsstaf worden afzonderlijk getraind.

Vooralsnog verblijven de trainingsteams in een hotel in Erbil of, als een trainingslocatie op grotere afstand ligt, op de trainingslocatie zelf. De Duits-Nederlandse samenwerking bij de bouw van de legeringsaccommodatie op het internationale vliegveld van Erbil heeft geresulteerd in een door Duitsland uitgeschreven aanbesteding. De grondwerken zijn al verricht. De accommodatie zal naar verwachting halverwege 2015 worden opgeleverd. Finland, Noorwegen en Zweden hebben zich aangemeld voor dit samenwerkingsverband.

Schietincident Erbil

Nederlandse trainers nemen verschillende veiligheidsmaatregelen in acht. Instructeurs hebben een persoonlijk wapen en tijdens trainingen zijn eigen mensen beschikbaar om toezicht te houden, de guardian angels. Deze veiligheidsmaatregelen gelden voor alle coalitielanden in Erbil. Op maandag 2 maart jl. heeft zich een schietincident voorgedaan op een trainingslocatie in de omgeving van Erbil. Tijdens de training van een Peshmerga-eenheid is een schot afgegaan uit het wapen van een Nederlandse instructeur, waarbij een Peshmerga- soldaat is getroffen. Het strafrechtelijk onderzoek is nog gaande. De Senior National Representative (SNR) heeft direct maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen en de betrokken Nederlandse militair is gerepatrieerd naar Nederland. De gewonde Peshmerga is inmiddels uit het ziekenhuis ontslagen en wordt regelmatig bezocht door de SNR en medisch personeel van de coalitietroepen. Nederland heeft, in overleg met het Ministry of Peshmerga, besloten tot een coulancebetaling aan de gewonde militair vanwege zijn verwonding.

Bagdad

Het voorbereidingsteam is op 6 maart jl. teruggekeerd uit Bagdad en heeft de werkzaamheden overgedragen aan het eerste reguliere detachement in Bagdad.

Vanaf 10 maart jl. verzorgen twee Nederlandse instructeurs een deel van de scherpschuttersopleiding. Deze zesweekse cursus, onder leiding van Amerikaanse instructeurs, wordt gegeven aan in totaal ongeveer 20 Iraakse cursisten, met naast de Nederlandse instructeurs ook instructeurs uit België en Spanje.

Op 14 maart jl. is een medische opleiding begonnen, die door twee Nederlandse instructeurs wordt ondersteund. Deze cursus, ook onder Amerikaanse leiding, duurt drie weken, waarbij in totaal 20 cursisten worden opgeleid. Net als bij de scherpschuttersopleiding wordt de instructie gegeven door Amerikaanse, Belgische, Nederlandse en Spaanse instructeurs. Op 14 maart jl. is ook de commando-opleiding begonnen. Deze cursus van acht weken wordt gegeven aan in totaal ongeveer 550 Iraakse cursisten en staat onder leiding van Nederland. De instructie bij deze cursus wordt gegeven door Nederlandse instructeurs en door instructieteams uit België, Italië en Spanje. Nederlandse instructeurs hebben het programma voor deze cursus samengesteld en hebben hierin ook humanitair oorlogsrecht en mensenrechten, inclusief de behandeling van gevangenen en gender, opgenomen. Deze lessen worden ook door de overige coalitiepartners in de commando-opleiding gegeven.

Alle cursussen zijn in nauw overleg met de Iraakse partners ontwikkeld. Er is veel aandacht voor de begeleiding van de Iraakse instructeurs zodat zij op termijn zelfstandig de trainingen kunnen geven. Verder heeft Nederland materiaal beschikbaar gesteld om de instructie beter en veiliger te kunnen uitvoeren, zoals touwen voor de klimtoren, bokshandschoenen en stootkussens voor de zelfverdedigingslessen.

Tolken

Op dit moment heeft Nederland geen tolken ingehuurd. Voor de uitvoering van de luchtcampagne is daar geen behoefte aan. In Bagdad maakt Nederland gebruik van door de Verenigde Staten ingehuurde tolken. In Erbil zijn tolken werkzaam die het Ministry of Peshmerga beschikbaar heeft gesteld. Het Ministry of Peshmerga heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen voor de legering, de betaling, de voeding en het transport van de tolken.

Dreiging

ISIS heeft herhaaldelijk verklaard dat de Verenigde Staten en landen die deelnemen aan de coalitie tegen ISIS een doelwit vormen van aanslagen. Dit geldt dus ook voor Nederland. Eenheden van ISIS beschikken over de capaciteit om gerichte en gecompliceerde aanslagen uit te voeren in grote delen van Irak, al dan niet met ondersteuning van lokale netwerken. Omdat ISIS herhaaldelijk heeft aangetoond bereid te zijn ontvoerde westerse staatsburgers in te zetten als politiek-strategisch middel, is er naast de dreiging van aanslagen ook dreiging van ontvoeringen.

De openlijke militaire acties vanuit het gastland voor het F-16 detachement leiden voorts tot een mogelijke intentie van ISIS om aanslagen te plegen tegen de internationale militaire presentie. Tevens moet onverminderd rekening worden gehouden met aanslagen in Bagdad, Erbil en andere grote steden om de sektarische tegenstellingen aan te wakkeren en de overheid te verlammen.

Op dit moment is het niet aannemelijk dat reguliere eenheden van ISIS zullen doordringen tot de Iraakse hoofdstad Bagdad. Niettemin slagen elementen van ISIS er regelmatig in aanslagen in de stad uit te voeren. Hierbij worden voornamelijk sjiitische inwoners en het Iraakse veiligheidsapparaat getroffen. Sinds de aanslag op een konvooi van de VN op 16 november 2014, nabij het internationale vliegveld, zijn in Bagdad geen aanslagen meer gepleegd tegen de internationale coalitie.

Hoewel de veiligheidssituatie in Erbil rustig is – ISIS is in augustus 2014 uit de provincie verdreven – kan ISIS aanslagen plegen tegen Koerdische belangen en de westerse militaire aanwezigheid in Erbil. Met de aanslag tegen een overheidsgebouw op 19 november jl. heeft ISIS laten zien in staat te zijn incidenteel gerichte aanslagen uit te voeren in Koerdisch gebied. Sindsdien zijn echter geen noemenswaardige aanslagen meer uitgevoerd.

Financiën

De kosten van de Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS zijn initieel geraamd op 30 miljoen euro in 2014, waarvan 18,5 miljoen euro voor de luchtcampagne en 11,5 miljoen euro voor de trainingsmissie. De realisatie in 2014 bedroeg 16 miljoen euro. De onderrealisatie van 14 miljoen euro wordt grotendeels verklaard door de latere ontplooiing van de trainingsmissie. Hierdoor zijn er minder uitgaven gedaan in de voorbereidingsfase. Deze onderuitputting zal zoals gebruikelijk worden opgevraagd via de HGIS-eindejaarsmarge ten behoeve van het BIV.

Voor 2015 is tot einde mandaat (2 oktober 2015) 100 miljoen euro geraamd voor de strijd tegen ISIS, waarvan 60 miljoen euro ten behoeve van de luchtcampagne en 40 miljoen euro voor de trainingsmissie. Bij 1e suppletoire begroting zal deze raming worden herzien.

Nationale veiligheid

Sinds de luchtaanvallen in het najaar van 2014 begonnen, hebben jihadistische leiders en strijders – zowel van ISIS als van Jabhat al Nusra – oproepen gedaan om wraak te nemen op het Westen door middel van aanslagen. Daarbij is expliciet opgeroepen om aanslagen te richten op vertegenwoordigers van de politie, veiligheidsdiensten en Defensie van westerse coalitiegenoten. Eind 2014 bleek al in Canada en de Verenigde Staten dat individuele jihadisten of jihad-sympathisanten dergelijke oproepen aangrijpen om over te gaan tot geweld tegen uniformdragers. Er blijft een reële kans dat dit soort aanslagen ook in Nederland kunnen plaatsvinden.

Als deelnemer aan de strijd tegen ISIS is Nederland daarmee nadrukkelijker in beeld gekomen bij jihadisten. Hoewel de luchtaanvallen de opmars van ISIS hebben gestopt en de terroristische organisatie ISIS onder druk staat, blijft ISIS aantrekkelijk voor FTF uit de gehele wereld. Deze dreiging voor Nederland hangt nadrukkelijk samen met de aansluiting van onder meer Nederlandse FTF bij extremistische strijdgroepen in Syrië en Irak. Er is nog steeds sprake van een gestage toename van het aantal uitreizigers uit Nederland.

Humanitaire hulp

Sinds het begin van de crisis zijn de humanitaire noden in Syrië en de regio vertwaalfvoudigd. Het aantal ontheemden is toegenomen tot 7,6 miljoen en het aantal vluchtelingen tot 3,8 miljoen. Omdat er nog geen zicht op een politieke oplossing voor het conflict is en de gevolgen van de strijd tegen ISIS voelbaar zijn, is de verwachting dat de noden in 2015 verder zullen toenemen. Dat komt ook tot uitdrukking in het hulpverzoek van de VN ter grootte van 2,9 miljard dollar. Naast dit hulpverzoek heeft de VN ook een Regionaal Vluchtelingen- en Weerbaarheidsplan gelanceerd voor twee jaar van 5,5 miljard dollar.

De toegang tot de noodlijdende burgerbevolking en de bescherming van burgers blijft voorts problematisch. Humanitaire toegang tot Syrië is nog altijd een probleem, ondanks drie VNVR-resoluties in 2014 (2139 van februari, 2165 van juli en 2191 van december) om hulporganisaties toegang te verschaffen tot de getroffen burgerbevolking. De belangrijkste belemmeringen zijn het afsluiten van grensovergangen door de Syrische regering of door gewapende groeperingen en buurlanden evenals het geweld, bureaucratische procedures, het gebrek aan veiligheid en terroristische activiteiten.

De veiligheid van humanitair personeel (en kwetsbare groepen) blijft eveneens een groot probleem. De Geneefse conventies en de drie VN-resoluties die voor deze bescherming moeten zorgen, worden niet nageleefd door de partijen bij het conflict. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt in eerste instantie bij de strijdende partijen zelf, maar ook de VN en de internationale gemeenschap hebben een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het humanitaire personeel.

In Irak zijn meer dan 2,5 miljoen mensen ontheemd, waarvan ongeveer een miljoen in de Koerdische regio in Irak. De snelste groei van het aantal ontheemden met ruim 38.000 sinds 1 september 2014, deed zich voor in Bagdad. 28 procent van het totaal aantal ontheemden leeft onder bijzonder zware omstandigheden in scholen, moskeeën en verlaten gebouwen. Negen procent van hen woont in kampen. Hulporganisaties intensiveren hun activiteiten om alle nieuwe ontheemden te kunnen bereiken.

Volgens het Wereld Voedsel Programma (WFP) wordt voedsel door de inflatie steeds duurder. Door het conflict zijn bovendien toevoerroutes afgesloten. Ook hierdoor lopen de prijzen op en ontstaat er een tekort aan voedsel in gebieden zoals Anbar en Kirkuk. In Anbar is de prijs van 50 kg bloem bijvoorbeeld gestegen van 40 tot 200 dollar, aldus lokale autoriteiten. Lange tijd hebben de betalingen vanuit Bagdad aan de Koerdische Regionale Autoriteiten stilgelegen waardoor de hulpverlening in de problemen kwam. De betalingen zijn inmiddels weer hervat.

Sinds het uitbreken van de crisis in Syrië hebben donoren gezamenlijk 10 miljard dollar bijgedragen aan humanitaire hulp. Nederland heeft in totaal 114,25 miljoen euro voor zijn rekening genomen. Dit geld is besteed in zowel Syrië als in de buurlanden die Syrische vluchtelingen opvangen. Daarnaast doet Nederland jaarlijks ongeoormerkte bijdragen aan verschillende fondsen en hulporganisaties zoals het Central Emergency Response Fund (55 miljoen euro), en UNHCR (33 miljoen euro). Deze fondsen worden ook ingezet voor hulp in verband met de Syrië-crisis.

In 2013 werd tijdens de Koeweit conferentie 1,5 miljard dollar toegezegd, in 2014 2,4 miljard dollar, waarvan 90 procent volgens de VN inmiddels is uitbetaald. Tijdens de derde Koeweit donorconferentie op 31 maart 2015 hebben donoren hun aanvullende bijdragen bekend gemaakt voor in totaal 3,8 miljard dollar (na eerste optelling). De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft alle donoren in Koeweit opgeroepen deze nieuwe toezeggingen zo snel mogelijk te betalen.

Nederland heeft tijdens deze conferentie een additionele bijdrage van 21 miljoen euro toegezegd voor hulp aan Syrische vluchtelingen, bovenop de 12 miljoen euro die eerder was aangekondigd. 12 miljoen euro gaat naar Nederlandse NGO’s, 10 miljoen euro naar het Wereldvoedselprogramma van de VN (WFP), 8 miljoen euro naar UNHCR, 2 miljoen euro naar UNRWA voor de opvang van Palestijnse vluchtelingen in Syrië en 1 miljoen euro naar het Rode Kruis.

Vanwege de ernst van de humanitaire crisis in Syrië en de regio hebben veel donoren de afgelopen jaren bijdragen geleverd. De belangrijkste donoren (per 1 februari 2015) zijn de Verenigde Staten (3,566 miljard dollar), de Europese Commissie (1,424 miljard dollar), het Verenigd Koninkrijk (1,086 miljard dollar), Duitsland (1,012 miljard dollar), Koeweit (718 miljoen dollar), Saudi-Arabië (680 miljoen dollar), Canada (397 miljoen dollar), Verenigde Arabische Emiraten (318 miljoen dollar), Japan (308 miljoen dollar), Qatar (237 miljoen dollar), Nederland (159 miljoen dollar), Denemarken (154 miljoen dollar), Noorwegen (100 miljoen dollar) en Frankrijk (91 miljoen dollar). Ondanks deze en andere bijdragen van donoren is het VN-hulpverzoek niet gedekt. Financiële middelen blijven dus hard nodig.

Conclusie

De eerste resultaten van de strijd tegen ISIS zijn zichtbaar. Deze zijn vooral het gevolg van het militaire optreden. De resultaten die in coalitieverband via de andere sporen moeten worden geboekt, vergen een langere adem. Nederland spant zich daar samen met coalitiepartners voor in.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Naar boven