Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D31701 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 2022D31701 |
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van de Minister van 15 juli 2022 – Stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33 037, nr. 448).
De voorzitter van de commissie, Geurts
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
Inhoudsopgave |
Blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie |
3 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie |
5 |
|
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie |
6 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
8 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken van de onderhandelingen met de Europese Commissie (EC) over derogatie van de Nitraatrichtlijn. Deze leden hebben daar enkele vragen over.
De leden van de PVV-fractie vragen welke regio’s in de Europese Unie (EU) een derogatie van de Nitraatrichtlijn hebben. Hadden regio’s in het Verenigd Koninkrijk ook een derogatie van de Nitraatrichtlijn? In welke Europese regio’s wordt de norm van de Nitraatrichtlijn niet gehaald en is er toch sprake van een derogatie? Is het de Minister bekend dat heel veel Europese landen zich niet houden aan Europese richtlijnen en verordeningen? Waarom bereikt de Minister niets voor onze boeren en vissers in Brussel? Komt het goed uit dat deze sectoren moeten krimpen? Is de Minister bereid de derogatie te eisen, onder dreiging van inzet van veto’s of te stoppen met de financiële bijdrage aan de EU?
De leden van de PVV-fractie vragen verder hoeveel extra transportbewegingen de Minister schat dat er zullen plaatsvinden door het verlies van derogatie. Hoeveel brandstof is hiermee gemoeid? Hoeveel extra behoefte aan kunstmest schat de Minister dat er zal zijn als de Nederlandse landbouwsector de totale productie van landbouwgewassen op peil wenst te houden? Hoeveel aardgas is hiermee gemoeid? Is het realistisch dat kunstmest zonder aardgas wordt geproduceerd?
Vindt de Minister, net als de leden van de PVV-fractie, dat het totaal onacceptabel is dat door beëindiging van de derogatie er grondstoffen (als diesel en aardgas) worden verspild? Is het juist dat de norm van de Nitraatrichtlijn bij (bijna) alle derogatiebedrijven in Nederland gehaald wordt? Vindt de Minister het goed dat de hele landbouwsector in Nederland gedupeerd wordt als slechts in een klein gebied de norm van de Nitraatrichtlijn niet wordt gehaald?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief voor het schriftelijk overleg stand van zaken onderhandelingen met de Europese Commissie over derogatie van de Nitraatrichtlijn en hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat al meerdere keren in brieven en debatten wordt gesteld dat de Minister zich maximaal inspant voor het verkrijgen van derogatie. Kan de Minister aangeven wat hij er concreet aan heeft gedaan om dit voor elkaar te krijgen en of de gesprekken hierover op het hoogste politieke niveau plaatsvinden? In de brief wordt aangegeven dat de Minister zich inzet om een derogatiebeschikking voor vier jaar te verkrijgen. Waarop is deze termijn gebaseerd? En wat verstaat de Minister hier concreet onder? Wordt hiermee een afbouwpad van vier jaar bedoeld? Zo ja, is de Minister het met deze leden eens dat dat veel te kort is voor de sector om zich hierop aan te passen?
Klopt de conclusie van de leden van de CDA-fractie dat er nog geen zekerheid is over de derogatie in 2023 en dat daar pas op 15 september 2022 over besloten gaat worden? Zo ja, wat gaat de Minister concreet doen om ervoor te zorgen dat ook in 2023 nog een derogatie van hetzelfde niveau als de afgelopen jaren wordt verkregen? Welke argumenten gaat de Minister aandragen om dit voor elkaar te krijgen? Deze leden benadrukken het belang van een geleidelijk, realistisch afbouwpad na 2023 van minstens tien jaar, zodat de sector de tijd krijgt om de omschakeling te maken, inclusief de innovaties die daarvoor nodig zijn. Wat gaat de Minister doen om de sector te stimuleren om aan deze omschakeling mee te werken? Kan de Minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie over het per direct toestaan van kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1403)?
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook een een scenario is uitgewerkt voor als er geen volledige derogatie voor 2023 verkregen wordt. Hoeveel gaat dit de individuele boer (financieel) kosten en op welke manier wordt deze gecompenseerd? Wat zijn de exacte consequenties voor de sector en daarbuiten, concreter dan beschreven in de brief van 26 april jongstleden? En wat zijn de gevolgen voor het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) wanneer geen/minder derogatie voor 2023 verkregen wordt? Worden de eisen dan naar beneden bijgesteld?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat wordt aangegeven dat het uitrijdseizoen inmiddels ver gevorderd is en dat het daarom de inzet van de Minister is om de omvang van de derogatie voor 2022 op hetzelfde niveau te houden als de afgelopen jaren. Waarom worden beslissingen over belangrijke onderwerpen, onder andere derogatie, het Nationaal Strategisch Plan (NSP) voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB-NSP) en het 7e APN, binnen de agrarische sector keer op keer te laat genomen, waardoor de boeren steeds niet weten waar ze aan toe zijn? En is de Minister zich ervan bewust dat boeren altijd ver vooruit moeten denken en plannen en dat dit wordt bemoeilijkt door deze (te) late besluitvorming? Hoe verhoudt zich dit tot een goede landbouwpraktijk, zo vragen deze leden. En wat gaat de Minister eraan doen om dit in het vervolg te voorkomen? Deze leden hechten grote waarde aan duidelijkheid en perspectief voor de agrarische sector.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- en de PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben de brief van de Minister gelezen en hebben hier vragen en opmerkingen bij. De brief van de Minister is buitengewoon summier en bevat eigenlijk geen nieuwe informatie. Dat maakt het voor de Kamer lastig om haar controlerende functie uit te oefenen en de inzet en de slagingskansen te beoordelen en af te wegen tegen andere belangen en het algemeen belang.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie kunnen uit deze brief en het beleid van de afgelopen decennia niet opmaken dat er een degelijke afweging ten guste van het algemeen belang is gemaakt. Het lijkt erop, en de brief bevestigt dit ook wel, dat het het doel van de Minister is om de huidige status quo, waarbij het huidige mestoverschot maximaal mag worden uitgereden ten koste van natuur en waterkwaliteit, zoveel mogelijk behouden dient te blijven. Deze leden zijn van mening dat het tijd wordt om met deze praktijk en dit beleid te breken. De doelstellingen en mogelijkheden van het stikstoffonds, de gewijzigde inzet van het GLB, de «Van boer tot bord»-strategie, de klimaat- en natuurdoelstellingen en de gewijzigde maatschappelijke houding ten opzichte van de intensieve veehouderij en de daaraan verbonden ethische bezwaren, zouden ook voor de Minister aanleiding moeten zijn om anders naar de derogatie te kijken. De kwestie van de derogatie, en veel breder de intensieve veehouderij, zou niet meer exclusief vanuit de belangen van het agro-industriële complex moeten worden beschouwd, maar vooral vanuit het algemeen belang, met gezondheid, klimaat en natuurbehoud als prioriteit. Daarmee zouden nieuwe derogatie-afspraken en lagere nitraatplafonds hand in hand kunnen gaan met een forse afname van de veestapel en extensivering van de landbouw, waardoor het derogatiebeleid meewerkt met de bredere doelen van de Minister in plaats van deze tegen te werken. Deze leden zijn benieuwd waarom hier niet voor is gekozen.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie hebben nog een aantal concrete vragen.
Om welke specifieke redenen staat de EC momenteel kritisch tegenover de Nederlandse derogatie-aanvraag? Wat is volgens de EC de relatie met het coalitieakkoord en de «Van boer tot bord»-strategie? Op welke manier is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat betrokken bij de derogatie-aanvraag en de implementatie daarvan in relatie tot verbetering van de waterkwaliteit en hoe beziet de Minister van Infrastructuur en Waterstaat de kansen en risico’s van het mogelijk aflopen van de derogatie in relatie tot de opgave om de Kaderrichtlijn Water (KRW)-doelstellingen in 2027 te halen?
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie lezen dat de waterkwaliteit bij derogatiebedrijven volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in drie van de vijf afgelopen jaren is achteruitgegaan vanwege de droogte. Deze achteruitgang is strijdig met Europees recht. Is de Minister voornemens om in het kader van de door klimaatverandering steeds vaker voorkomende droogte de algehele nitraatplafonds te verlagen om achteruitgang in tijden van droogte te voorkomen? Wat zijn de acute gevolgen voor het mestbeleid per bedrijf, in geval van droogte? Hoe grijpt de Minister in als door droogte extra vervuiling dreigt?
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen op welke wijze de Minister momenteel bezig is met een plan B, in relatie tot het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), om te voorkomen dat als gevolg van verlies van derogatie meer kunstmest wordt gebruikt waardoor de waterkwaliteit verder verslechtert of het economisch perspectief van boeren daalt. Krijgen boeren die hun derogatie verliezen een vergelijkbaar «woest aantrekkelijk aanbod» als boeren die op basis van te veel ammoniakemissie de lucht vervuilen?
Als als gevolg van het stikstofbeleid de veestapel met ongeveer een derde afneemt, wat zijn dan de gevolgen voor het mestoverschot, vragen de leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie. En wat doet dat voor bedrijven die niet in de buurt van een kwetsbaar natuurgebied zitten, maar wel hun derogatie verliezen? Is dit voldoende voor een nieuwe mestbalans in Nederland?
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie willen voorkomen dat als gevolg van verlies van de derogatie, dierlijke mest vervangen wordt door kunstmest. Is de Minister voornemens de nitraatplafonds te verlagen bij verlies of vermindering derogatie en hiermee watervervuiling te voorkomen en kringlooplandbouw te bevorderen?
Een mogelijk negatief effect van verlies van derogatie is het omzetten van grasland naar snijmais. De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie willen graag weten welke beleidsinstrumenten reeds beschikbaar zijn vanuit bijvoorbeeld het GLB om deze omzetting te voorkomen en welke mogelijkheden de Minister nog meer ziet om deze omzetting in de toekomst te voorkomen of te ontmoedigen.
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen of er plannen zijn voor meer «technische oplossingen» zoals mestvergisters of export om het mestoverschot als gevolg van verlies van derogatie te voorkomen. Zijn of komen hier subsidies voor? Is de Minister het met deze leden eens dat dit de overige doelen, zoals die voor natuur, tegenwerkt en er grote risico’s voor lock-ins bestaan? Hoe wordt voorkomen dat boeren zich wederom voor miljarden in de schulden steken om een landbouwpraktijk te continueren die niet houdbaar is?
De leden van de Groenlinks- en PvdA-fractie vragen of door door de Minister momenteel maatregelen getroffen worden zodat een mogelijk verlies of vermindering van de derogatie meegenomen kan worden door Rijk en provincies in de uitwerking van het NPLG en het economische perspectief voor agrarische ondernemers. Is de Minister bereid om met ketenpartijen in gesprek te gaan over hoe zij kunnen bijdragen aan de compensatie van eventuele inkomstenderving van boeren bij een (gedeeltelijke) beëindiging van derogatie?
De gevolgen van mogelijk verlies van derogatie zijn veelomvattend en complex, zo stellen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie. Is de Minister om deze reden bereid de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) om een aanvullend advies te vragen over wat de kansen en risico’s op lange termijn zijn van het verlies van derogatie in relatie tot het NPLG, de stikstofdoelen, de waterdoelen in relatie tot de KRW, de klimaatdoelen en het economisch toekomstperspectief van de boeren en dit advies met de Kamer te delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de stand van zaken van de onderhandelingen met de EC over derogatie van de Nitraatrichtlijn. Al jaren waarschuwen deze leden voor het moment waarop Nederland de derogatie zal verliezen. In 2020 gaf de EC een laatste waarschuwing door niet voor vier jaar, maar voor twee jaar derogatie te verlenen. En nu wijst alles erop dat er na zestien jaar een einde komt aan deze uitzonderingspositie voor Nederland. Maar nog altijd lijkt de Minister de kop in het zand te steken en tegen beter weten in in te zetten op onmogelijke voorwaarden. Zo is zijn inzet om de omvang van de derogatie voor 2022 op hetzelfde niveau te houden als de afgelopen jaren en om weer een beschikking te krijgen voor de periode van vier jaar. Hoe kijkt de Minister naar de huidige gang van zaken, nu Nederland geen derogatie heeft sinds begin dit jaar, de bemestingsperiode voor grasland inmiddels ver gevorderd is en boeren mogelijk toch te veel mest hebben uitgereden? Heeft de Minister overleg gehad met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over wat dit betekent voor de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Minister de uitkomsten van dit gesprek delen? Hoe kan de Minister zijn inspanningen om de derogatie te verkrijgen verklaren in het licht van de stikstof- en watercrisis? Is de Minister het met deze leden eens dat het uitrijden van (te veel) mest een negatief effect heeft op het halen van de stikstof-, natuur- en waterkwaliteitsdoelen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er intussen niets is gedaan om te anticiperen op de situatie die iedereen al van mijlenver aan kon zien komen. Met als resultaat dat Nederland straks kampt met een acuut mestoverschot, waarbij de kosten voor het afvoeren van grote hoeveelheden mest op het bordje komen van de individuele melkveehouder. Erkent de Minister dit? De afgelopen jaren weigerde de Minister bovendien categorisch om «vooruit te lopen» op het verlies van derogatie en schoof daarom de vraag van deze leden hoe hij gaat voorkomen dat grote aantallen dieren vroegtijdig naar de slacht worden afgevoerd bij verlies van derogatie, telkens terzijde.1 2 3 4 Daarom nogmaals de vraag: hoe gaat de Minister voorkomen dat een groot aantal koeien vroegtijdig naar de slacht zal worden afgevoerd uit vrees voor de hoge kosten van mestafzet?
En dit terwijl de Minister zelf ook verwacht dat de EC zal komen met een conceptderogatiebeschikking die «significant anders» zal zijn, zoals hij schrijft. Kan de Minister deze verwachting nader toelichten? Op welke manier houdt de Minister in zijn nieuwe perspectiefbrief over de toekomst van de landbouw rekening met de verwachte nieuwe situatie, zonder derogatie?
Tot slot vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie of de Minister kennis heeft genomen van het plan van Rabobank, FrieslandCampina en Lely om met leningen en subsidie melkveehouders te laten investeren in mestverwerkers van Lely.5 Melkveehouders worden zo opnieuw nog dieper in de schulden gelokt. Met grote minachting voor dit kabinet en haar plannen stelt de hoge baas van FrieslandCampina dat dit in hun ogen «een duurzamere en toekomstbestendigere oplossing is voor Nederland dan een dure uitkoopregeling». Kan de Minister bevestigen dat de Minister voor Natuur en Stikstof nu juist duidelijk heeft gemaakt dat maatregelen die nu worden genomen, vooruitlopend op de gebiedsgerichte aanpak, «no-regret» moeten zijn en niet moeten leiden tot lock-in effecten?6 Op welke manier gaat de Minister melkveehouders waarschuwen voor het doen van grote investeringen en het aangaan van nieuwe leningen, terwijl nog onduidelijk is of en hoe deze kunnen worden terugverdiend dan wel afgelost?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief over de stand van zaken onderhandelingen met de EC over derogatie van de Nitraatrichtlijn en heeft daarover nog enkele vragen.
Derogatieverlening is volgens het lid van de BBB-fractie uiterst belangrijk om te voldoen aan alle eisen die er tegenwoordig gesteld worden aan de landbouwsector. Het mogen inruilen van gebruiksruimte van kunstmest voor dierlijke mest draagt bij aan het sluiten van kringlopen, minder gasverbruik door minder kunstmestproductie, minder afvoer van bedrijven en dus minder vervoersbewegingen. Door de derogatievoorwaarden hebben derogatiebedrijven overwegend betere prestaties op het gebied van waterkwaliteit dan landbouwbedrijven zonder derogatie. De Nitraatrichtlijn schrijft voor dat er voorkomen moet worden dat drinkwaterbronnen verontreinigd worden met nitraten waarbij de nitraatnorm 50mg/l water is. Derogatiebedrijven voldoen in grote mate (95%) aan deze norm. In die zin kan gesteld worden dat het doel van de Nitraatrichtlijn grotendeels behaald wordt, dankzij derogatie(voorwaarden). Heeft de Minister in beeld wat de verwachte gevolgen zijn voor de waterkwaliteit op het moment dat derogatie verloren zou worden en de 80% graslandeis vervalt?
Het lid van de BBB-fractie vindt het ook opmerkelijk dat doelen die buiten de scope van de Nitraatrichtlijn vallen nu gekoppeld worden aan derogatieverlening. Zijn er wettelijke grondslagen om andere opgaven die verder gaan dan de nitraatnorm van 50mg/l te koppelen aan de derogatie van de Nitraatrichtlijn? Of is het mogelijk dat iedere Europese richtlijn voorwaarden gaat stellen op gebieden waar die richtlijn niet voor ontworpen is?
De onderhandelingen met de EC en het Nitraatcomité verlopen de afgelopen jaren erg moeizaam. Het lid van de BBB-fractie vraagt daarom of er meer inzage gegeven kan worden in het verloop van de gesprekken van die onderhandelingen. Zijn er gespreksverslagen van deze gesprekken? Is de Minister bereid om deze, als ze er zijn, te delen met de Kamer? Zo nee, waarom niet? Wat zegt de EC over het feit dat de nitraatnorm juist onder derogatiebedrijven gehaald wordt? Als het doel van de richtlijn gediend is met derogatie, wat is dan de onderbouwde argumentatie om er geen uitzondering op te verlenen? Kan de Minister wellicht een overzicht geven van de landen die op dit moment gebruik maken van derogatie, de voorwaarden waar zij aan moeten voldoen en een overzicht van de waterkwaliteitsnormen aldaar? In eerdere antwoorden van de Minister staat: «De uitgevoerde Nationale analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 497) en de Ex ante-analyse waterkwaliteit (Kamerstuk 27 625, nr. 555) wijzen uit dat dit van grensregio tot grensregio varieert. In het derde kwartaal van dit jaar zal de Minister van Infrastructuur en Water, zoals toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 22 november 2021, uw Kamer hier uitgebreider over informeren.»,7 dit impliceert dat er wel degelijk verschillende normen voor waterkwaliteit gehandhaafd worden binnen lidstaten en dat er dus binnenstromend water vanuit grensregio’s in Nederland níet aan de norm voldoet, waardoor dit bij de opgave van de Nederlandse landbouw wordt opgeteld. Is de Minister het met dit lid eens dat dit een ongewenste situatie oplevert? Wat gaat de Minister eraan doen om te voorkomen dat verontreiniging in water, dat vanuit grensregio’s ons land binnenkomt, op conto van onze landbouw komt? Dit verdient volgens dit lid de hoogste prioriteit, zeker als derogatieverlening door het gedifferentieerd hanteren van normen in gevaar komt. Is de Minister het met dit lid eens dat de EC een afgebakende ruimte zou moeten hebben waarbij er niet voortdurend extra voorwaarden buiten de scope van de richtlijn worden toegevoegd?
Het lid van de BBB-fractie constateert dat binnen de verschillende lidstaten verschillende omstandigheden heersen op het gebied van klimaat en bodem. Is de Minister het met dit lid eens dat één generieke norm in heel Europa vanuit landbouwkundig oogpunt vrijwel onverdedigbaar is? Zijn hier gesprekken over met de EC? Is de Minister bereid om te pleiten voor gedifferentieerde bemestingsnormen in de EU, afgestemd op lokale omstandigheden?
Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister bekend is met het praktijkonderzoek naar aanleiding van de literatuurstudie «Nitrate leaching from liquid cattle manure compared to synthetic fertilizer applied to grassland or silage maize in the Netherlands»? Uit het praktijkonderzoek blijkt dat uitspoeling van stikstof uit dierlijke mest (op uitspoelinggevoelige gronden) aanzienlijk lager is dan dat van kunstmest, zelfs bij een nog veel hogere stikstof uit dierlijke mest gift. Heeft de Minister dit onderzoek bij de EC onder ogen gebracht? Zo ja, wat is de reactie? Zo nee, gaat de Minister dit nog doen?
Is de Minister het eens met het lid van de BBB-fractie dat verlies van derogatie kostprijsverhogend zou werken voor de bedrijven die gebruikmaken van derogatie en dit derhalve haaks staat op alle ambities met betrekking tot grondgebondenheid en andere opgaven? Het verdienvermogen van de agrarische sector zou een speerpunt zijn van dit kabinet en het vorige, in de praktijk zien we regeling na regeling die dit verdienvermogen verder onderuit haalt, het GLB is ook slechts een herverdeling van geld en een sigaar uit eigen doos. Wanneer kan de Minister de eerder toegezegde impact-analyse overleggen aan de Tweede Kamer?
FD, 14 juli 2022, Rabo, FrieslandCampina en Lely bieden boeren samen mestverwerkers aan (https://fd.nl/bedrijfsleven/1445677/rabo-frieslandcampina-en-lely-bieden-boeren-samen-mestverwerkers-aan-lsg2cayg5hHd).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2022D31701.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.