2021D48223 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 december 2021.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

Adjunct-griffier van de commissie, Nouse

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

8

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

9

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

12

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

13

 

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

13

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

14

     

III

Volledige agenda

14

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de onderliggende stukken van dit schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad 12-13 december. Deze leden hebben daar meerdere vragen en opmerkingen over.

Geannoteerde agenda informele Landbouw- Visserijbeleid 12-13 december 2021

Vangstmogelijkheden voor 2022 in EU en non-EU wateren:

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zich blijft inzetten voor het minimaliseren van (ongewenste) bijvangsten van de bedreigde soorten, zoals dit is beschreven in het Noordzeeakkoord, ook als er voor bepaalde soorten een gebrek aan (vangst)data is. Op welke wijze gaat de Minister prioriteit geven aan het toch verkrijgen van ontbrekende data? Daarnaast is er in het Noordzeeakkoord vastgelegd dat er afspraken worden gemaakt over medegebruik van windparken. Kan de Minister aangeven wat de status is van het onderzoek dat zij in samenwerking met Wageningen University & Research (WUR), de visserijsector en windpark operators uitvoert naar de vismethoden rondom de windparken?

Oneerlijke handelspraktijken:

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de aangekondigde discussie over omzetting en uitvoering van de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen. Kan de Minister voorbeelden geven van dergelijke oneerlijke handelspraktijken, nader ingaan op de mate waarin dit in Nederland speelt en beschrijven op welke wijze Nederland zich in deze discussie verhoudt tot de andere Europese lidstaten. Hoe voorkomen we dat Nederland nationale regelgeving vaststelt of handhaaft die verder gaat dan de in de richtlijn vermelde oneerlijke handelspraktijken? Is daar überhaupt sprake van en kan de Minister aangeven op welke wijze zij het gelijk speelveld voor Nederland binnen de Europese Unie waarborgt? Is de Minister bereid het genoemde rapport met de stand van zaken ten aanzien van omzetting en uitvoering van de richtlijn met de Kamer te delen?

Noodplan voedselvoorziening en voedselzekerheid in tijden van crisis:

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse positie ten opzichte van het zogenaamde noodplan en zijn van mening dat dit onderwerp zich ook goed leent voor politieke behandeling in Nederland. Kan de Minister aangeven op welke manier ook het parlement hierbij wordt, of kan worden betrokken? Bevat het noodplan ook geopolitieke risico’s en kwetsbaarheden ten aanzien van de voedselvoorziening? Zo ja, kan de Minister aangeven op welke wijze dit het geval is? Wanneer kan het parlement het zogenaamde draaiboek voedselzekerheid in crisissituaties tegemoet zien?

Boer-tot-bord conferentie 2021 (AOB):

In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 15 november 2021 staat vermeld dat lidstaten over het algemeen positief op de doelen van de «Van boer tot bord»-strategie hebben gereageerd en dat zij hun expliciete steun aan de «Van boer tot bord»-doelen hebben uitgesproken. Kan de Minister aangeven hoe Nederland in zijn algemeenheid zich heeft uitgesproken over de «Van boer tot bord»-doelen? Deze leden ondersteunen het pleidooi van een integrale beoordeling van de diverse ontwikkelingen, maar zien hier ook graag dat Nederland zich uitspreekt tegen een onevenredige regel- en lastendruk voor agrarisch ondernemers. Deelt de Minister deze opvatting en kan zij aangeven op welke wijze zij deze opvatting in Europees verband over zal brengen, dan wel voortdurend zal laten klinken?

Verslag Landbouw- en Visserijraad 15 november

Ingebrekestelling voor het toezicht op de aanlandplicht:

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie nadrukkelijk heeft gewezen op de mogelijkheden van het verplicht toepassen van cameratoezicht en remote electronic monitoring voor boten met een hoog risico op het niet-naleven van de aanlandplicht. Deze leden lezen dat de Minister twee maanden de tijd wil nemen om de bevindingen van de genoemde toepassingen te bestuderen en een adequate reactie op te stellen. Hoe denkt de Minister voldoende draagvlak binnen de sector te creëren voor de toepassing van de voorgestelde toepassingen zodat het toezicht op de aanlandplicht binnen aanzienlijke tijd verbetert?

Vierde tussentijdse evaluatie Nederlandse aalbeheerplan

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de vierde tussentijdse evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan. In de evaluatie wordt onder andere het advies van het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) met betrekking tot de Europese aal aangehaald. Het advies lijkt tegenstrijdig te zijn met de Europese Aalverordening. Kan de Minister aangeven hoe zij dit advies ziet, ook in relatie tot de Europese Aalverordening (EC 1100/2007)? Deze leden zijn van mening dat het stoppen met de palingvisserij averechts zou werken op de palingstand, mede gelet op het feit dat het vangen van jonge aal bij de Franse kust en uitzetten in Europese wateren dan in het geding komt. Deelt de Minister deze opvatting en kan de Minister aangeven hoe hiermee wordt omgegaan? Tot slot lezen zij dat op dit moment het voorstel voor het nemen van toekomstige aalmaatregelen in Europees verband nog niet bekend is. Zij worden graag op de hoogte gehouden en horen graag op welke wijze de Minister de visserijsector wenst te betrekken bij de totstandkoming ervan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de agenda rondom dit overleg en hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij hierover willen voorleggen.

Soja-industrie en ontbossing

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het wetsvoorstel vanuit de EU om bepaalde producten die bijdragen aan ontbossing te weren. Deze leden vinden het positief te lezen dat het kabinet het voorstel vanuit de Europese Commissie (EC) verwelkomt en zijn benieuwd naar het BNC-fiche. Wanneer kan de Kamer deze precies verwachten? Kan de Minister bovendien terugkomen op het verzoek dat door deze leden is gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om in het BNC-fiche mee te nemen dat Nederland zich in Europa zal inzetten om het voorstel uit te breiden naar andere kwetsbare ecosystemen die nu ontbost worden voor soja en andere producten die soja uit ontboste gebieden kan bevatten, zoals vlees en producten met palmolie? Zo nee, waarom niet? Zij begrepen dat in het EU-wetsvoorstel staat dat een dergelijke uitbreiding van het toepassingsgebied voorbarig zou zijn, vanwege de effectiviteit en handhaafbaarheid van de hierbij beoordeelde beleidsmaatregelen. Is de Minister bereid na te vragen bij de Europese Commissie op welke manier de handhaafbaarheid wordt bemoeilijkt voor de controlerende instanties door uitbreiding van de ecosystemen? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast hebben zij nog enkele andere vragen over de huidige soja-industrie en het Europese wetsvoorstel. Ten eerste, veel van de soja die in Nederland voor veevoer wordt gebruikt, wordt geproduceerd volgens de richtlijn van de European Feed Manufacturers Federation (FEFAC). Deze richtlijn wordt in Nederland aangemerkt als 100% duurzaam, terwijl bij het produceren van deze producten (legale) ontbossing is toegestaan. Is de Minister van mening dat Nederland deze richtlijn, net zoals onze buurlanden, zo snel mogelijk als gedeeltelijk duurzaam aan moet merken, zodat Nederlandse consumenten niet misleid worden bij hun aankopen?

De leden van de D66-fractie hebben daarnaast ook nog een aantal vragen over de Bossenstrategie van de EC. Zo laat de Minister weten dat zij zich op een eerder moment heeft ingezet om ook andere ecosystemen mee te nemen in het voorstel. Echter kreeg zij geen steun van andere lidstaten. Is de Minister bereid om zich te blijven inzetten in de Raad voor haar standpunt om ook andere ecosystemen mee te nemen in het wetsvoorstel? Kan de Minister het Europees krachtenveld uiteenzetten en daarnaast ook specifiek aangeven welke lidstaten Nederland wel en niet steunden bij dit standpunt om andere ecosystemen op te nemen in dit wetsvoorstel? Daarnaast constateren deze leden dat lokale en inheemse groepen schade ondervinden door de gevolgen van ontbossing. Kan de Minister ervoor pleiten dat in dit specifieke wetsvoorstel voor «ontbossingsvrije» producten eveneens een heldere definitie wordt opgenomen van de door het internationaal recht erkende mensenrechten?

EU Bodemstrategie

De leden van de D66-fractie zijn opgetogen dat de Europese Commissie een ambitieuze EU-bodemstrategie heeft geïntroduceerd om te zorgen voor gezonde bodems in Europa. Deze leden vinden het goed dat hiermee benadrukt wordt hoe belangrijk gezonde bodems zijn voor een goede voedselvoorziening, het klimaat en de biodiversiteit. Het feit dat in 2020 70% van de bodems zich niet in een goede staat bevindt, is voor hen dan ook genoeg reden om als Nederland alleen maar bij te dragen aan de ambitie van de Commissie. Is de Minister het eens met de stelling dat Nederland koploper zou moeten zijn in Europa voor een ambitieuze bodemstrategie? Zo nee, waarom niet? Zij begrijpen dat de Europese Commissie van plan is om per 2023 met een bodemgezondheidswet te komen, zodat er ook een bindend framework komt voor de doelen. Is de Minister het eens met de stelling dat Nederland dit volledig zou moeten steunen en zou moeten aansturen op een wet die voldoet aan ook andere klimaat- en biodiversiteitsdoelen die in Europa worden gesteld? Is de Minister het eens met de stelling dat dat zonder een bindende strategie op bodem, de klimaat- en biodiversiteitsdoelen in Europa in gevaar zouden kunnen komen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister nader duiden wat werd bedoeld met de tweet van de Nederlandse permanente vertegenwoordiging in de EU dat rekening gehouden moet worden met regionale verschillen in het bodemgebruik? Is de Minister het eens met de stelling dat dat niet zou mogen betekenen dat we over het algemeen minder ambitieus zijn in Europa?

De positie van boeren

De leden van de D66-fractie begrijpen dat recent de deadline is verstreken om de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen te implementeren en dat om dit te markeren bij deze Raad een informele discussie zal worden gevoerd. Gezien de discussie ook erg leeft in Nederland, zeker naar aanleiding van het Zembla-item over de positie van supermarkten in de keten en de reactie van de Minister hierop, zijn deze leden benieuwd welke houding de Minister zal aannemen in dit debat en met welke plannen zij zal komen om de positie van de boer in de keten op Europees niveau verder te versterken, gebruikmakend van de plannen en pakketten die er nu reeds liggen in Europa. Ook vragen zij de Minister te reflecteren op hoe Nederland de richtlijn heeft geïmplementeerd en of dit voldoende is. Waar ziet zij nog uitdagingen? Bovendien zijn zij benieuwd of de Minister de bestaande EU-wetgeving voldoende acht, of dat zij nog aanvullingen zou willen zien.

Gegevensverzameling voortgang duurzaam verbruik en vermindering pesticiden

De leden van de D66-fractie willen graag het belang onderstrepen van een onderdeel uit de EU-hervorming van landbouwstatistieken. Dit onderdeel betreft de gegevensverzameling over monitoren van onder meer de voortgang in de richting van duurzaam gebruik en vermindering van pesticiden.1 Bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen lopen de officiële cijfers uiteen met de verkopen ervan. Hoe gaat de Minister het daadwerkelijke gebruik beter monitoren?

Om reductiedoelstellingen voor de «Van boer tot bord»-strategie op te stellen en te bereiken is het van cruciaal belang dat dat er relevante, betrouwbare en openbare gegevens zijn om de voortgang te meten. Is de Minister het eens met de stelling dat de volgende vier punten uit het voorstel van de Europese Commissie volledige steun zouden moeten genieten: de systematische en elektronische jaarlijkse verzameling van de gegevens van alle boeren over hun gebruik van pesticiden, biociden en veterinaire producten, de systematische publicatie van de gegevens over het gebruik van pesticiden en de onbeperkte en gemakkelijke toegang tot de ruwe data voor de Europese en nationale overheden? Zo ja, hoe gaat zij zich hiervoor inzetten? Is zij bereid het punt over gegevensverzameling bij een volgende Raad ter sprake te brengen? Zo nee, waarom niet?

Pesticiden

De leden van de D66-fractie hebben waargenomen dat de substitutie van pesticiden voor natuurlijke bestrijdingsmiddelen trager verloopt dan verwacht. Deze leden hebben enkele vragen aan de Minister over dit proces. Is de Minister het eens met de stelling dat het apart is dat lidstaten de guidance van de European and Mediterranean Plant Protection Organization (EPPO) gebruiken om te beslissen of pesticiden en andere substituten worden toegelaten in de landbouwsector, terwijl deze richtlijn is ontworpen en georganiseerd door de pesticide-industrie? Zo ja, wat gaat de Minister doen om dit probleem op te lossen en een onafhankelijke richtlijn te ontwerpen? Zo nee, wat zijn de redenen van de Minister hiervoor? Ziet de Minister verder in dat het gebruik van pesticiden leidt tot resistentie, wat de vraag naar nieuwe en verbeterde pesticiden alleen maar groter maakt en dat dit dus niet natuurlijk leidt tot afbouw van het gebruik van pesticiden? Wat gaat de Minister doen om het afbouwen en vervangen van pesticiden voor natuurlijke hulpmiddelen te stimuleren en makkelijker te maken? Wat is de inzet van Nederland in Europa wat betreft dit onderwerp? Wat vindt de Minister van het idee om een Europese verplichting in te voeren dat boeren een bepaalde niet-chemische methode van gewasbescherming moeten gebruiken voor een bepaald type gewas?

Bijen

De leden van de D66-fractie constateren dat bijen en andere belangrijke bestuivers van groot belang zijn. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen over dit onderwerp. Het voorzitterschap stelde in de afgelopen Landbouw- en Visserijraad dat lidstaten harder aan de slag moeten om een betere bescherming van bestuivers te garanderen. Hierbij wordt genoemd dat 4% van het beschikbare landbouwareaal gebruikt zou moeten worden voor het beheer van natuurlijke randen. Wat gaat de Minister doen om hier gehoor aan te geven? Daarnaast heeft 23 november een informatiebijeenkomst plaatsgevonden over de bescherming van bijen en andere belangrijke bestuivers. Wanneer kan de Kamer een verslag verwachten van de Minister over deze bijeenkomst? Wanneer zullen de daadwerkelijke conceptvoorstellen voor beschermdoelen worden gedeeld met de lidstaten? Is hier al duidelijkheid over? Tot slot heeft de Minister aangegeven naar aanleiding van de vorige Landbouw- en Visserijraad dat zij in overleg is met meerdere organisaties om de bescherming van bijen op nationaal niveau te realiseren. Is hier al enige voortgang in te bespeuren? Zo ja, welke?

Visserij

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Nederland in november officieel in gebreke is gesteld door de Europese Commissie op de naleving van de aanlandplicht. Kan de Minister bevestigen dat dit zo is? Kan de Minister aangeven wanneer zij de Kamer heeft geïnformeerd over deze ingebrekestelling? Deze leden willen benadrukken dat zij het een ernstig feit vinden dat Nederland niet voldoet aan de aanlandplicht. Kan de Minister nader toelichten hoe deze situatie is ontstaan? Kan zij tevens aangeven welke stappen zij gaat zetten om te zorgen dat Nederland gaat voldoen aan de aanlandplicht? Hoe wil zij sancties uit Europa gaan voorkomen?

De leden van de D66-fractie lezen dat bij deze Raad ook gesproken zal worden over de voortgang van de wijziging van de controleverordening. Voor het cameratoezicht dat in deze wijziging zal worden meegenomen om beter te controleren op de aanlandplicht, zei de Minister eerder genoeg tijd te willen voor pilots. Kan de Minister toelichten wat de status is van deze pilots en of deze reeds gestart zijn? Zo nee, waarom niet? Is de Minister het eens met de stelling dat de ingebrekestelling van de Europese Commissie een aanleiding zou moeten zijn om deze pilots versneld te starten, zodat het toezicht op de aanlandplicht versterkt kan worden? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister een tijdpad geven voor wanneer de pilots afgerond zijn en cameratoezicht volledig ingevoerd is op alle boten met een hoog risico op niet-naleven van de aanlandplicht?

De leden van de D66-fractie waren verheugd te vernemen dat Nederland in Europa haar zorgen proactief uit over de palingstand. Deze leden maken zich net als de Minister ernstige zorgen om het herstel van de paling en hopen dat de Minister zich hard blijft maken voor het in lijn brengen van de vangstmogelijkheden met ICES-adviezen en het oplossen van migratiebarrières. Kan de Minister toezeggen de Kamer goed op de hoogte te houden van de ontwikkelingen rondom de maatregelen voor aalherstel in Europa?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie merken op dat er vanuit het Noordzeeakkoord 74 miljoen euro beschikbaar is voor sanering van de kottervloot. Deze leden horen geluiden dat de Europese Commissie vanuit het oogpunt van ongeoorloofde staatssteun het voor Nederland niet mogelijk zal maken om deze sanering door te voeren. Naar verluidt mag er alleen gesaneerd worden op basis van biologische (visstand) argumenten. Het aanpassen van de omvang van de vloot aan het verkleinde visgebied zou volgens de Europese Commissie niet binnen de regels voor staatssteun passen. Deze leden vragen de Minister om aan te geven of deze geruchten kloppen en, indien dat het geval is, te beschrijven wat zij eraan doet om de voor sanering beschikbare middelen toch in te zetten ten bate van de visserij in de volle breedte van de vloot. Legt de Minister zich neer bij de hierboven beschreven opstelling van de Commissie of zoekt zij een manier om sanering juist wel mogelijk te maken? Zij vragen de Minister tevens om te reageren op het aanbod tot hulp vanuit de sector, waar de nodige creatieve (maar beredeneerde en onderbouwde) ideeën leven, om sanering op basis van afnemend visgebied toch mogelijk te maken. Is zij bereid om daar samen met de sector aan te werken en met de sector niet alleen te overleggen over de voortgang, maar ook over hun ideeën en mogelijke oplossingen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat er nu zou worden gewerkt aan een Brexit-gerelateerde sanering, maar dat daarover kennelijk veel vragen zijn gekomen vanuit de Europese Commissie. Deze leden vragen de Minister of dat juist is en welke vragen er vanuit de Commissie worden gesteld. Is het juist dat de sector ook op dit gebied hulp en expertise heeft aangeboden, maar dat daarop (vooralsnog) door haar niet is in gegaan? Waarom maakt de Minister geen gebruik van de expertise vanuit de sector zelf?

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens om aan te geven of het juist is dat er bij het overhevelen van vangstquota als gevolg van Brexit grote nadelen ontstaan voor Nederlandse bedrijven (in de kottersector wordt gesproken over een vermogensverlies tot wel € 300.000 voor sommige bedrijven). Is het juist dat er vanuit de visserijsector voorstellen zijn gedaan om de hierdoor getroffen bedrijven te compenseren, maar dat deze voorstellen volgens de Minister ongewenst dan wel (vanuit de Europese Commissie) onmogelijk zouden zijn? Deze leden vragen de Minister of zij op de hoogte is van de Deense werkwijze op dit gebied, waaruit blijkt dat compensatie wel degelijk mogelijk is. Is de Minister voornemens om eenzelfde werkwijze als Denemarken te hanteren? Zo nee, wat zijn daarvoor haar argumenten en welke stappen ter compensatie gaat zij dan wel zetten?

De leden van de CDA-fractie merken op dat het aantal onder- en bovengrondse kabels en leidingen toeneemt als gevolg van de verschillende opgaven op het gebied van onder andere woningbouw en energietransitie waar we in Nederland mee te maken hebben. Dit betekent ook dat veel agrariërs maken zullen krijgen met deze kabels en leidingen op of door hun grond. Deze leden menen dat het daarom belangrijk is dat daar goede afspraken over worden gemaakt. Zij constateren dat het vooralsnog in de praktijk echter lastig blijkt om tot goede afspraken te komen. Vanuit de landbouwsector horen zij dat onderhandelingen tussen leidingleggers en agrariërs vaak lang duren. Hierdoor duurt het lang voordat kabels of leidingen kunnen worden aangelegd en worden projecten afgeremd. Vaak is het sluiten van de Zakelijk Recht Overeenkomst (ZRO) het belangrijkste discussiepunt binnen de onderhandelingen. Met name de voorwaarden van deze ZRO en de vergoedingen worden door agrariërs als ondermaats gezien. Deze leden vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om op landelijk niveau afspraken te maken over de inhoud van de ZRO en over de adviestarieven die daarbij gelden. Hoe kijkt zij aan tegen het oprichten van een projectbureau om de landelijke afstemming tussen leidingleggers, grondeigenaren en bevoegd gezag te faciliteren, onderhandelingen in het veld soepeler te laten verlopen, en daarmee uiteindelijk ook projecten sneller te realiseren?

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of het klopt dat de jaarlijkse vergoedingen die boeren ontvangen voor inkomensschade, die ontstaat doordat hoogspanningsmasten die op hun land zijn geplaatst, de normale bedrijfsvoering beperken en bemoeilijken, in sommige gevallen zijn gebaseerd op 50 jaar oude contracten. Indien dat het geval is, welke stappen worden er gezet om deze vergoedingen te actualiseren, zodat er recht wordt gedaan aan de daadwerkelijke inkomensschade voor deze boeren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij te constateren dat ook de eerste maatregelen tegen corona de voedselvoorziening nergens in gevaar gebracht hebben. Toch zit de oplossing voor mogelijke toekomstige knelpunten wat deze leden betreft niet in meer nadruk op logistiek, maar meer nadruk op lokaal voedsel. Door productie en consumptie dicht bij elkaar («voedsel van hier») kunnen we naast voedselzekerheid voor alle regio’s ook enorm veel transportkilometers uitsparen. Dat scheelt energie en vervuiling, minder noodzaak van wegen et cetera. Dit kan en hoeft uiteraard niet voor alles, maar het kan wel voor een veel groter deel dan nu het geval is. Deze leden vragen de Minister om het streven naar een groter aandeel lokale productie als doel in te brengen in de Europese discussie.

Met betrekking tot de borstbeenbreuken bij leghennen constateren de WUR en de Minister dat nader onderzoek nodig is. Komt dat er ook? Gaat Nederland hier nu eigen onderzoek naar doen?

Tenslotte willen de leden van de GroenLinks-fractie nogmaals benoemen dat de schadelijkheid van glyfosaat voor mens en milieu uit talloze onafhankelijke onderzoeken is gebleken. De vraag of iets een onaanvaardbaar risico is of een onnodig risico is uiteindelijk ook een waardendiscussie. Dat de chemiesector er geld mee wil verdienen, dat boeren naar maximalisatie van hun productie tegen minimalisatie van hun (korte termijn) kosten nastreven, kan geen doorslaggevend onderdeel zijn van dit debat. De onvervangbare waarden van gezondheid van mens en natuur zouden wat deze leden betreft veel zwaarder moeten meetellen. Zij roepen de Minister op om zich hard te maken voor een veel verdere beperking van het gebruik van glyfosaat en zo snel als mogelijk een algemeen verbod op productie en gebruik ervan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Landbouwgif

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen in het Jaarplan 2021 van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 dat de regering een position paper heeft opgesteld in samenwerking met de belangenbehartigers Nefyto, LTO Nederland en Artemis, over de Nederlandse positie voor de REFIT van Verordening (EG) 1107/2009 over het op de markt brengen van landbouwgif. Kan de Minister deze position paper met de Kamer delen? Kan zij aangeven waarom zij deze inzet van Nederland in Europese onderhandelingen samen met sectororganisaties heeft opgesteld, die private belangen op dit onderwerp vertegenwoordigen? En kan zij aangeven waarom deze inzet niet, ook niet ter informatie, met de Kamer is gedeeld?

Aalscholvers

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat verscheidene Europarlementariërs, waaronder leden van CDA, SGP en CU, vorige week hebben gepleit om de beschermde status van de aalscholver op te heffen en om broedparen in de Oostzee te reduceren. Deze Europarlementariërs menen dat aalscholvers de vissers benadelen, omdat ze vis eten die dan niet meer door de vissers gevangen kan worden. Deze leden vinden dat de aalscholver zijn beschermde status moet behouden. Onderzoek toont aan dat er geen verband is tussen de aantallen aalscholvers en de visstand.2 Daarbij komt het aantal aalscholver-broedparen in Nederland de laatste jaren juist achteruit is gegaan, waardoor de instandhoudingsdoelen in gevaar komen.3

Nu de Europese Commissie heeft laten weten niets aan de status van de aalscholver te willen wijzigen, gaat de visserijcommissie zich beraden op een «actieplan».4 Kan de Minister aangeven wat het doel van dit actieplan is? Kan de Minister het actieplan, zodra het klaar is, delen met de Kamer? Deelt de Minister het inzicht dat aalscholvers geen bedreiging zijn voor de vissers en dat overbevissing de vispopulaties bedreigt? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich in Europa te blijven inzetten voor het behoud van de beschermde status van de aalscholver? Zo nee, waarom niet?

Visserijvangstbepalingen

Elk jaar worden tijdens de Landbouw- en Visserijraad in december de vangstmogelijkheden voor het volgende kalenderjaar vastgesteld in de vorm van de Total Allowable Catch (TAC) en de Quotaverordening. De lidstaten voeren deze onderhandelingen achter gesloten deuren, waardoor niet duidelijk wordt welk land welk voorstel doet of welk voorstel ondersteunt. Alleen de uitkomst van het achterkamertjesoverleg wordt bekend gemaakt. Uit onderzoek uit 2020, gedaan door de New Economics Foundation, bleek dat van de overeengekomen TAC's voor EU-wateren er tussen 2001 en 2019 gemiddeld 60% hoger waren dan de wetenschappelijke adviezen.5 Ander onderzoek laat nog een zorgelijk punt zien, namelijk dat het wetenschappelijke adviesorgaan (ICES) hogere vangstsuggesties voorstelt aan de Europese Commissie, dan zou mogen volgens het ICES voorzorgsprincipe.6 In het zogenaamde Administrative Agreement (Administratief Akkoord) tussen ICES en EC is namelijk vastgesteld dat slechts voor iets minder dan de helft van de vispopulaties (49,5%) een TAC moest worden vastgesteld in lijn met ICES’s voorzorgsprincipe.

Los van het feit dat Europa het kennelijk in orde vindt om slechts voor de helft van de vispopulaties het voorzorgsprincipe te hanteren, blijkt ook nog eens dat het voorzorgsprincipe van ICES en andere gehanteerde begrippen niet meer gebaseerd zijn op het voorzorgsprincipe dat de Verenigde Naties hanteert. Is de Minister op de hoogte van dit onderzoek? Zo ja, kan de Minister er een reactie op geven? Deelt de Minister het inzicht dat het voor ecologisch herstel onwenselijk is dat voor meer dan de helft van de vispopulaties TACs worden voorgesteld, die niet in lijn zijn met het voorzorgsprincipe? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om in Europa op te roepen tot het openbreken van het Administrative Agreement? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er soorten zijn waar gericht op wordt gevist, maar die ook als bijvangst wordt gevangen. Kabeljauw is zo’n soort, die bij de visserij op schol en langoustines als bijvangst wordt gevangen. In de aanstaande Landbouw- en Visserijraad zal voor kabeljauw in het Kattegat een bijvangstquotum worden opgesteld, terwijl een nul-advies geldt voor de gerichte visserij. Deelt de Minister het inzicht dat voor soorten waar een nul-vangst advies voor geldt, geen bijvangstquotum zou moeten worden opgesteld? Zo nee, waarom niet? Hoe kan de Minister nu al aangeven dat ze niet kan instemmen met een lagere vangst van schol ten behoeve van het herstel van kabeljauw (Kamerstuk 21501–32, nr. 1356)? Hoe kan een soort herstellen als de bijvangst niet wordt stopgezet? Is de Minister bereid om er in Europa op aan te dringen dat de interacties tussen en binnen soorten, evenals klimaatverandering, worden betrokken bij ICES-beoordelingen? Zo nee, waarom niet?

Onderhandelingen Wereldhandelsorganisatie (WTO) visserijsubsidies

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de WTO-leden het nog niet eens zijn over de (niet-specifieke) brandstofsubsidies in het kader van de onderhandelingen over visserijsubsidies. De inzet van de EU (met steun van Nederland) is om brandstofsubsidies voor visserij op internationale wateren aan banden te leggen. Klopt het dat het aan banden leggen van de brandstofsubsidies voor visserij op internationale wateren niet zal gelden voor Europese wateren of voor de eigen exclusieve economische zone (EEZ) (een gebied dat zich uitstrekt tot 200 zeemijl buiten de kust van een staat)? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat, parallel aan de WTO-onderhandelingen in Europa, gesproken wordt over de herziening van de Richtlijn Energiebelastingen in het kader van het Fit-for-55 pakket. In de onderhandelingen wordt erover gesproken om de richtlijn te verbreden naar intra-EU binnenvaart en zeevaart (inclusief visserij en waterbouw). Binnen de richtlijn wordt voorgesteld om verplicht energiebelasting en accijns te heffen over de brandstoffen en elektriciteit gebruikt in vaartuigen. Daarnaast kunnen accijns en energiebelasting geheven worden op scheepvaart van en naar havens buiten Europa. Het onderhandelingsproces over de Fit-for-55 voorstellen is echter nog in een vroeg stadium en het is mogelijk dat de voorstellen nog zullen worden aangepast. Voor deze leden is het onduidelijk of er energiebelasting geheven gaat worden over scheepvaart en of de richtlijn uitgebreid gaat worden. Kan de Minister aangeven hoeveel de energiebelasting zal kunnen bedragen per liter?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen vast dat Europa, met steun van Nederland, erop aandringt dat sommige maatregelen, zoals accijnsvrijstellingen, niet als subsidies moeten worden beschouwd. Europa propageert zelfs dat belastingvrijstellingen gezien moeten worden als niet-schadelijke steun (Kamerstuk 21501–32, nr. 1304). Deze leden spreken zich hier krachtig tegen uit. Volgens hen komt een accijnsvrijstelling neer op een schadelijke en perverse financiële prikkel, die bijdraagt aan de klimaatcrisis en aan het toebrengen van schade aan het milieu. Want deze stimuleert het gebruik van fossiele brandstoffen, zodat er meer gevist kan worden. Ook de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OECD) stelt dat fuel tax exemptions (vrijstellingen op brandstofbelasting) beschouwd moeten worden als visserijsubsidies. Op basis van welk wetenschappelijk onderzoek rechtvaardigt de Minister de stelling dat een accijnsvrijstelling geen schadelijke subsidie is voor het milieu en/of het klimaat? Hoeveel is de accijnsvrijstelling per liter? Is het mogelijk dat er zowel een accijnsvrijstelling in het leven geroepen kan worden als een energiebelasting? Kan de Minister aangeven of de accijnsvrijstelling op brandstof alleen gaat gelden voor brandstof gebruikt in EU-wateren of in de economische zone? Zo ja, hoe zal hierop worden toegezien? Deelt de Minister het inzicht dat Europa moet inzetten op het stoppen van elke vorm van belasting- en accijnsvrijstelling en subsidies op fossiele brandstoffen, ongeacht de uitkomst van de onderhandelingen met betrekking tot de Richtlijn Energiebelastingen? Zo nee, waarom niet?

Europese wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben een aantal vragen over het voorstel voor een Verordening over ontbossingsvrije producten. Deze leden maken zich zorgen om het feit dat het wetsvoorstel slechts bosgebied beschermt en cruciale natuurgebieden zoals savannes, moerasgebieden en veegronden niet. Hierdoor dreigt bijvoorbeeld de Braziliaanse Cerrado buiten het voorstel te vallen, terwijl maar liefst 70% van de Europese ontbossingsvoetafdruk gelinkt aan de import van soja zich bevindt in de Braziliaanse Cerrado, de meest biologisch diverse bossavanne ter wereld.7 De helft van de natuurlijke begroeiing in de Cerrado is al verloren gegaan door de aanleg van sojaplantages en grasland voor vee. Daar komt elke dag nog eens 2.000 hectare bij.8 Door dergelijke natuurgebieden niet in het wetsvoorstel op te nemen wordt het voorstel tandeloos gemaakt en zal de productie van soja en de daarmee gepaarde ontbossing zich nog verder verplaatsen naar andere natuurgebieden, in plaats van dat het een halt wordt toegeroepen. Is de Minister het eens met de stelling dat het huidige voorstel ontbossing niet stopt? De Minister gaf in eerdere beantwoording van Kamervragen aan dat zij zich heeft ingezet om ook andere ecosystemen in het voorstel mee te nemen, maar hier geen steun voor heeft gekregen van andere lidstaten.9 Kan de Minister aangeven op welke momenten en met welke frequentie zij hiervoor heeft gepleit? Kan de Minister toelichten op basis waarvan zij concludeert dat er geen medestanders zijn in de Raad? Zijn er ook landen die hebben uitgedrukt wel voor het opnemen van andere natuurgebieden in de wet te zijn? Zo ja, welke landen zijn dit? Ziet de Minister de mogelijkheid met deze landen op te trekken? Is de Minister, gezien de verklaring die Nederland tijdens de UN Climate Change Conference 26 (COP26) heeft ondertekend om zich in te zetten voor een wereldwijde stop op ontbossing voor 2030, bereid om van het opnemen van andere natuurgebieden het speerpunt van Nederland te maken in de verdere onderhandelingen over het voorstel? Zo ja, hoe gaat de Minister dit doen? Zo nee, waarom niet?

Voorts wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie erop dat de wet ook andere belangrijke tekortkomingen kent. Zo vallen lang niet alle grondstoffen en producten die bossen en ecosystemen in gevaar brengen nu onder de wet. Dit geldt voor rubber en mais, maar ook kippenvlees en varkensvlees ontbreken in het wetsvoorstel, terwijl hier veel met ontbossing gepaarde soja productie voor plaatsvindt. Ook de rechten van inheemse volkeren zijn onvoldoende verankerd in de wet, doordat bedrijven hun producten niet hoeven te controleren op naleving van inheemse rechten, landrechten en internationale mensenrechtenafspraken. Wat is de zienswijze van de Minister op het ontbreken van deze grondstoffen, producten en afspraken? Is zij het met eens met de stelling dat de impact van Nederland als grootste Europese importeur van soja voor veevoer groot is, Nederland daarom een grote rol zou moeten en kunnen spelen bij de onderhandelingen over het wetsvoorstel en het dus de plicht heeft zich in te zetten voor een zo ambitieus mogelijke wet op alle fronten? Is de Minister bereid zich in te zetten om alle ontbossingsgrondstoffen en producten die bossen en ecosystemen in gevaar brengen en de bescherming van inheemse volkeren alsnog in de wet op te nemen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Landbouw- en Visserijraad van 12 en 13 december en de volgende vragen voor de Minister.

De Minister geeft aan dat op initiatief van Nederland vertegenwoordigers van Amsterdam Declarations Partnership-landen bij de Europese Commissie hebben aangedrongen op een mix van effectieve en ambitieuze maatregelen, inclusief wetgeving, die bijdragen aan het voorkomen van ontbossing. Kan de Minister aangeven voor welke maatregelen er is gepleit en op welke manier dit zich verhoudt tot de onderhandelingen over wetgeving voor internationaal maatschappelijk verantwoord (IMVO) ondernemen, zowel voor mogelijke nationale als Europese wetgeving?

Onder het Amsterdam Declarations Partnership nemen de volgende Europese landen deel: België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Noorwegen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Welke stappen heeft de Minister gezet om ook andere Europese lidstaten zich te laten voegen bij deze lijst landen? Kan de Minister een verklaring geven voor het ontbreken van de Baltische en Oost-Europese lidstaten? En wat doet dit met de effectiviteit van het voorstel?

Daarnaast geeft de Minister aan dat het doel is om tot effectieve EU-maatregelen te komen die gericht zijn op het vermijden, dan wel minimaliseren, van het op de interne markt brengen van producten die gerelateerd zijn aan ontbossing. Dit zal EU-externe handelsrelaties raken. Op welke manier verwacht de Minister dat deze handelsrelaties zullen worden geraakt? En welke kansen ziet de Minister hier voor Nederland om bij te dragen aan het tegengaan van ontbossing, specifiek met het oog op de te ontwikkelen IMVO-wetgeving en grote internationale handelsverdragen (bijvoorbeeld EU-Mercosur)?

Volgens het Amsterdam Declarations Partnership is gecertificeerde Round Table on Responsible Soy (RTRS) duurzaam en bestaat 72% van de soja in het Nederlandse veevoer uit deze RTRS gecertificeerde soja. Het WNF, een van de initiatiefnemers van het soja keurmerk RTRS, zei in Zembla niet langer vertrouwen in het label te hebben. Welke rol speelt het RTRS-label in de voorgestelde maatregelen die de Nederlandse vertegenwoordigers hebben bepleit in Brussel voor de Europese ontbossingstrategie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over het voorstel voor een Ontbossingsverordening. Deze leden delen de wens om ontbossing op deze wijze te voorkomen. Zij willen er wel op wijzen dat betrokken ketenpartijen waarschuwen voor het risico op uitsluiting van kleine boeren door de inzet op fysieke scheiding in de toeleveringsketen en door de hoge eisen aan traceerbaarheid. Zij willen er ook op wijzen dat de landenspecifieke benadering ertoe kan leiden dat duurzame producenten in risicolanden het nakijken hebben en dat in risicolanden de inzet op aanpak van ontbossing verslapt. Zij vragen of de Minister bereid is deze kanttekeningen mee te nemen in haar eerste reactie in de Raad en deze nader te bekijken bij het opstellen van het BNC-fiche.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de agenda voor de Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 december aanstaande en heeft daarbij wat opmerkingen.

Het lid van de BBB-fractie maakt zich in het bijzonder zorgen over de maatregelen die inzake de Europese aal genomen zullen worden. Uit het ICES-rapport blijkt dat er nog onvoldoende data beschikbaar is om harde uitspraken te kunnen doen over de palingstand. Kan de Minister zich ervoor inzetten dat er bij de uitzet van jonge palingen een klein merkteken gebruikt kan worden, zodat in de toekomst de positieve bijdrage op de palingstand van het uitzetten van jonge paling kan worden aangetoond?

Voor wat betreft de ingebrekestelling met betrekking tot het toezicht op de aanlandplicht het volgende: de aanlandplicht is voor gemengde visserij niet naleefbaar en daardoor ook niet handhaafbaar. Dergelijke regelgeving werkt niet voor gemengde visserij. Daarom vraagt het lid van de BBB-fractie de Minister om, wellicht met de andere lidstaten die in gebreke gesteld zijn met betrekking tot het toezicht, bij de Europese Commissie te pleiten voor een herziening van de aanlandplicht.

Het lid van de BBB-fractie is blij om te lezen dat er meer lidstaten zijn die inbrengen dat zij level playing field belangrijk achten in het kader van Europees beleid, iets wat dit lid onderschrijft. Kan de Minister aangeven welke aanvullende maatregelen zij nodig acht om de markpositie van boeren en tuinders te versterken? En hoe ziet de Minister dat in het licht van de verschillende Nationaal Strategische Plannen, die zullen worden opgeleverd door verschillende lidstaten? Is de Minister het eens met de stelling dat ook daar ongelijkheid in de positie van boeren op kan treden? En is zij bereid om met andere lidstaten ervoor te pleiten integraal, dus daar waar het gaat om oneerlijke handelspraktijken maar ook het level playing field tussen lidstaten, de positie van boeren te versterken? Kan de Minister haar antwoord toelichten?

II Antwoord / Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad op 12 en 13 december 2021

Kamerstuk (2021Z22298) 21 501-32- – Brief d.d. 02-12-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Verslag informele Landbouw- en Visserijraad van 15 november 2021

Kamerstuk 21 501-32-1360 – Brief d.d. 29-11-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Europese informatiebijeenkomst inzake het bijenrichtsnoer

Kamerstuk 21 501-32-1358 – Brief d.d. 19-11-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Vierde tussentijdse evaluatie Nederlands aalbeheerplan

Kamerstuk 29 664-206 – Brief d.d. 23-11-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Reactie op verzoek commissie over de brieven van PAN Nederland over de herziening van de goedkeuring van sulfoxaflor en de hernieuwde toelating van glyfosaat

Kamerstuk 27 858-558 – Brief d.d. 25-11-2021, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Richtlijn 2009/128/EC of the European Parliament and of the Council of 21 October 2009 establishing a framework for Community action to achieve the sustainable use of pesticides, OJ L 309, 24.11.2009, p.71

X Noot
3

«In de laatste 12 jaar neemt de aalscholver echter gestaag af, met minder dan 5% per jaar. In 2020 werden 16.500 paar geteld, dat is een derde minder dan in 2010.»

X Noot
6

Froese, R., Tsikliras, A. C., Scarcella, G., & Gascuel, D. (2021). Progress towards ending overfishing in the Northeast Atlantic. Marine Policy, 125, 104282. https://www.sciencedirect.com/science/article/abs/pii/S0308597X20309283

«Annex IIB lists 200 stocks for which ICES is requested to give advice on total allowable catches (TAC). It prescribes that ICES is to give TAC advice based on Fmsy for only 43 (21.5%) of the stocks; ICES is to advise TACs with ranges around Fmsy (including overfishing) for 58 (29.0%) of the stocks; and ICES is to advise TACs that may constitute overfishing and may reduce stock sizes to the border of safe biological limits (Bpa) for 99 (49.5%) of the stocks, a policy named «precautionary approach» (PA).»

Naar boven