29 664 Binnenvisserij

Nr. 206 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2021

Met deze brief stuur ik uw Kamer de vierde tussentijdse evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan.1 Deze rapportage heeft, ten opzichte van de vorige drie evaluaties, een aantal aanpassingen ondergaan. Naast verbetering van de onderliggende modellen, is met de nu voorliggende evaluatie de (driejaarlijkse) evaluatieperiode verschoven met één jaar. Dit is gedaan om ervoor te zorgen dat in de nu voorliggende rapportage de meest recente data van het jaar 2020 zijn meegenomen. Deze verschuiving heeft als gevolg ook de eerdere schattingen voor alle driejaarlijkse periodes opnieuw zijn berekend op basis van de verbeterde modellen.

De evaluatie laat zien dat waar de maatregelen uit het Nederlandse aalbeheerplan aanvankelijk hebben geleid tot een substantiële afname van de sterfte door menselijk handelen (antropogene sterfte) en een toename van de uittrekkende paairijpe aal (schieraal), en dat er in de laatste evaluatieperiode (2018–2020) sprake is van een afname in de biomassa uittrekkende schieraal. Dit wordt met name veroorzaakt doordat in de modelberekeningen nu wordt uitgegaan van een lagere schatting van het totaal aanwezige aalbestand. Daarnaast laten de cijfers over de afgelopen periode een hogere visserijsterfte zien, voornamelijk veroorzaakt door hogere vangsten in het IJssel- en Markermeer. Dit laatste hangt mogelijk deels ook samen met het wat hoger ingeschat aalbestand in deze wateren.

De geschatte aalstand in met name de Benedenrivieren en de Friese wateren heeft grote impact op het totaal. In de Benedenrivieren daalde het bestand van 2.147 ton naar 1.142 ton tussen 2015–2017 en 2018–2020. In dit gebied vindt, net als in de andere grote rivieren, geen aalvisserij plaats. Ook in de Friese wateren is er een daling in de aalstand. In dit gebied is de visserij sinds 2011 gereguleerd doordat wordt gevist met een vaststaande maximale vangsthoeveelheid in het kader van decentraal aalbeheer. Uit het voorgaande blijkt dat het lastig is om eenduidige conclusies te verbinden aan de gesignaleerde trends. Ook bijvoorbeeld sterfte bij migratieknelpunten, de impact van vervuiling, virussen en parasieten, en mogelijk ook beschadigingen als gevolg van scheepvaart spelen een rol. Voor verdere informatie verwijs ik uw Kamer naar de Nederlandse samenvatting die in de evaluatie is opgenomen.

De uitkomsten van de evaluatie benadrukken de urgentie om de genomen maatregelen te continueren en deze, waar nodig, in Europees verband aan te scherpen. In het recente advies van ICES met betrekking tot Europese aal wordt aangedrongen op substantieel verdergaande maatregelen. Eerder heb ik in het kader van de evaluatie van de Europese Aalverordening er bij de Commissie ook op aangedrongen om tot verdergaande stappen te komen.

Tijdens de decemberraad, waar de verordening omtrent de vangstmogelijkheden zal worden vastgesteld, zal ik aandacht vragen voor de aal en een concreet voorstel doen voor de bescherming van paairijpe aal in communautair water. Op dit moment is het voorstel van de Commissie voor toekomstige aalmaatregelen nog niet bekend. Ook is nog niet bekend wanneer de Commissie met deze voorstellen zal komen en of dit onderdeel zal uitmaken van de besluiten in de decemberraad. Ik zal uw Kamer op de hoogte houden van de voortgang op dit onderwerp en de verdere toekomstige ontwikkelingen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven