Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2020D39345 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 2020D39345 |
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over Biotechnologie en Tuinbouw.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
5 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
7 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie |
9 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
11 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie |
12 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie |
15 |
|
II |
Antwoord/ Reactie van de Minister |
17 |
III |
Volledige agenda |
17 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Octrooien op producten van klassieke veredeling/Uitspraak Vergrote Kamer van Beroep inzake octrooien op klassiek veredelde groente
De leden van de VVD-fractie zijn tevreden over de uitspraak van de Vergrote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau dat geen octrooien meer verleend kunnen worden op «essentieel biologische processen». Evenwel menen deze leden dat het teleurstellend is dat deze uitspraak niet met terugwerkende kracht geldt, waardoor verleende octrooien van voor het besluit van juli 2017 alsnog geldig blijven. Kan de Minister toelichten hoe het ontbreken van deze terugwerkende kracht zich verhoudt tot eerdere uitspraken van de Europese Commissie van 7 maart 2019 in antwoord op parlementaire vragen dat dergelijke octrooien wel degelijk nietig verklaard kunnen worden of ter beoordeling aan het Hof van Justitie voorgelegd kunnen worden? Op basis van welke opvattingen is het Europees Octrooibureau kennelijk tot een ander inzicht gekomen? Bestaan er beroepsmogelijkheden tegen dit aspect van deze uitspraak? Zo ja, is de Minister voornemens om deze beroepsmogelijkheden te benutten?
Verder vragen de leden van de VVD-fractie naar de bescherming van het kwekersrecht op internationaal niveau. Kan de Minister toelichten in hoeverre dit kwekersrecht geaccepteerd en gerespecteerd wordt in landen buiten de Europese Unie, zoals China en India? Welke inspanningen kan Nederland ondernemen, bilateraal of in Europees verband, om de internationale acceptatie van het kwekersrecht te vergroten? Is budget beschikbaar gesteld om het kwekersrecht in internationale context verder te ontwikkelen en te versterken en hoe verhouden publiek-private samenwerkingsverbanden binnen het kader van ontwikkelingssamenwerking, zoals SeedNL, zich tot de acceptatie van het internationale kwekersrecht?
Vondst virus bij een tomatenteler/ Stand van zaken met betrekking tot de vondst van het Tomato Brown Rugose Fruit Virus (ToBRFV-virus) in de tomatenteelt
De leden van de VVD-fractie delen de zorg met betrekking tot de vondst van het ToBRFV-virus in de tomatenteelt. De laatste brief van de Minister over deze situatie dateert van begin februari. Kan zij een update geven van de actuele situatie met betrekking tot de verspreiding van dit virus? Kan zij aangeven op hoeveel locaties het virus is aangetoond en hoeveel van deze locaties inmiddels «schoon» verklaard zijn? Kan zij toelichten wat de gevolgen tot dusver zijn van de vondst van het virus voor de tomatenteelt als sector? Is het virus ook in andere EU-lidstaten aangetoond? Klopt het dat het ToBRFV-virus ook aangetoond kan worden bij zaad van onder andere paprika en Spaanse peper? Dienen bedrijven waarbij het virus is aangetroffen op dit zaad eveneens maatregelen te treffen? En hoe heeft de Europese noodmaatregel met betrekking tot het ToBRFV-virus tot dusver uitgewerkt?
CO2-levering aan de glastuinbouw
De leden van de VVD-fractie hechten er veel waarde aan om het belang van CO2-levering aan de glastuinbouw te onderstrepen. De levering van externe CO2 is een zeer belangrijke randvoorwaarde bij de duurzaamheidsinspanningen van de glastuinbouwsector. Deelt de Minister het grote belang van de levering van externe CO2 aan de glastuinbouw? Deelt de Minister daarmee eveneens de zorg van deze leden over de bedreigingen voor geothermie- en restwarmteprojecten in bijvoorbeeld het Westland? Welke stappen neemt de Minister om de prikkels te optimaliseren voor externe leveranciers van CO2 om aan de glastuinbouw te leveren? Hoe kan de leveringszekerheid van CO2 aan de glastuinbouw gegarandeerd worden? Welke afspraken zijn voorzien voor de levering van CO2 door OCAP na 2026? Waarom vallen de Alco-emissies niet onder het Emission Trade System (ETS)? Is voorzien dat dit in de toekomst verandert? Is voorzien dat de benodigde 2 Mton extern geleverde CO2 in 2030 gehaald kan worden met de huidige plannen?
Met betrekking tot de heffing Opslag Duurzame Energie (ODE) en de afgesproken compensatie hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen. Hoe ziet de procedure rondom de compensatieregeling er uit? Op welke termijn verwacht de Minister dat de compensatieregeling in werking zal treden? Wat is de verwachte doorlooptijd en op welke termijn verwacht de Minister dat tuinders de compensatie uit hoofde van deze regeling zullen ontvangen?
Voortgang van de Nationale Tuinbouwagenda 2019–2030: Circulaire tuinbouw in de praktijk
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de – op hoofdlijnen – omschreven voortgang van de Nationale Tuinbouwagenda. Deze leden lezen dat er wordt gewerkt vanuit o.a. de Greenports aan «diverse scenario’s om in beeld te brengen op welke wijze de sector sterk uit de crisis kan komen». Kan de Minister toelichten welke scenario’s hier precies bedoeld worden? Is hierbij ook aandacht voor het scenario van de eventuele gevolgen van een «tweede golf» van het coronavirus voor de tuinbouw- en sierteeltsector? Wordt hierbij eveneens aandacht besteed aan eventuele maatregelen die nodig zijn om de productieketens in de tuinbouw weerbaarder te maken? Verder lezen zij dat de Minister voor meer informatie verwijst naar de Greenports, omdat de agenda «niet van haar» is. Hoewel dit klopt vragen zij wel of de Minister kan toelichten in hoeverre de voortgang zoals door haar waargenomen aansluit bij haar verwachtingen of doelstellingen. Zo nee, op welke punten niet?
Innovatie, Precisielandbouw en Veredelingstechnieken
De leden van de VVD-fractie delen het belang van veredelingstechnieken bij het behalen van de doelstellingen van het Klimaatakkoord en bij het verminderen van de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen. In dit verband pleiten deze leden voor een stabiel innovatiebeleid voor plantenveredelaars om de Nederlandse koppositie op dit punt te behouden. Kan de Minister toelichten in hoeverre plaats is voor plantveredeling in diverse fondsen welke beschikbaar komen of zijn voor investeringen in het Nederlandse verdienvermogen, zoals het Groeifonds?
De leden van de VVD-fractie delen de observatie dat in de glastuinbouw al langer gebruik wordt gemaakt van diverse technologische componenten om een zo efficiënt en precies mogelijke productie te faciliteren. De Minister schrijft ten aanzien hiervan dat er door middel van diverse publiek-private samenwerkingsverbanden wordt gewerkt aan verdere toepassing van precisietechnieken in de glastuinbouw. Kan de Minister toelichten welke concrete samenwerkingsverbanden zij hiermee bedoelt? Deelt zij de opvatting dat het regeringsbeleid er ook op gericht dient te zijn om ervoor te zorgen dat de Nederlandse kennis en innovatie op het gebied van efficiënt en precies produceren in de glastuinbouw ook met lage- en middeninkomenslanden zoveel mogelijk gedeeld zou moeten worden? Zo ja, deelt zij dan eveneens de mening dat het in dit verband zaak is om de beschikbaarheid van publiek-private samenwerkingsverbanden met glastuinbouwbedrijven en (co-)financiering voor het opzetten van dergelijke projecten vanuit het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid verbeterd en vergemakkelijkt dient te worden?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister zich op diverse manieren heeft ingespannen om, ingevolge de motie van het lid Weverling (Kamerstuk 27 428, nr. 360), het gebruik van nieuwe plantveredelingsmethoden beter mogelijk te maken. Deze leden vragen of de Minister hierbij eveneens de koppeling maakt tussen het beter mogelijk maken van dergelijke methoden en andere doelstellingen en wetgevingsprocessen vanuit de Europese Unie, zoals de Green Deal of de Van boer tot bord-strategie? Welke mogelijkheden ziet de Minister om, in de lopende gesprekken over deze voorstellen, de noodzaak van verbeterde veredelingsmethoden duidelijk te onderstrepen? Is zij bereid om dit tot een van de pijlers van de Nederlandse inzet te maken? Welke struikelblokken signaleert zij op dit moment in de Raad op dit punt en op welke wijze is zij voornemens om deze struikelblokken weg te nemen? Tot slot vragen zij of de Minister meer kan zeggen over de lopende rapportage van de Europese Commissie over de huidige wetgeving voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO-wetgeving), welke in 2021 wordt verwacht. Kan de Minister aangeven of zij verwacht dat het in dit verband mogelijk zal zijn om aanpassingen aan te dragen?
Stand van zaken veiligheid biotechnologiebeleid
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de gemaakte voortgang met betrekking tot het biotechnologiebeleid. Zij maken van de gelegenheid gebruik om hun steun en waardering uit te spreken voor de inspanningen van de regering op dit punt tot dusver. Desondanks hebben zij enkele vragen. Deze leden menen dat het zeer positief is dat Nederland in Europa het voortouw blijft nemen bij de modernisering van het biotechnologiebeleid. Kan de Minister toelichten hoe Nederland zich voorbereidt op eventuele herzieningen? In hoeverre worden diverse ministeries, zoals Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken en Klimaat (EZK) betrokken bij het overleg met veldpartijen over de behoeften met betrekking tot deze modernisering? Zet de Minister ook in op een uitbreiding van de dialoog over de modernisering van het biotechnologiebeleid met ketenpartners, zoals voedselverwerkers en retailers? Is in dit verband duidelijk welk aandeel van de in Nederland in de supermarkten aangeboden groenten en fruit tot stand is gebracht door middel van technieken welke er toe leiden dat deze producten volgens de huidige regelgeving gezien dienen te worden als «genetisch gemodificeerd»?
De leden van de VVD-fractie hechten bij de verdere vormgeving van het biotechnologiebeleid veel waarde aan het feit dat het beoordelingssysteem – zonder dat daarvoor omvangrijke wijzigingen noodzakelijk zijn – kan meebewegen met nieuwe inzichten. Kan de Minister inzichtelijk maken hoe zij werk gaat maken van een dergelijk «lerend systeem» waarmee toekomstige toepassingen al in een vroeg stadium beoordeeld kunnen worden? Zijn hierbij mogelijkheden voor een lerend en flexibel systeem onder «ingeperkt gebruik» waarmee meer ruimte komt voor snellere aanpassingen van eventuele inperkingen? Kan zij aangeven in hoeverre Nederland aanvullende informatievereisten stelt voor activiteiten welke vallen binnen het inperkingsniveau II onder de vergunningsverleningssystematiek voor «ingeperkt gebruik»? Hoe verhouden deze eisen zich tot de gestelde eisen elders in Europa en gaat de Minister zich inspannen om deze eisen gelijk te stellen? In welke mate hanteert Nederland in dit verband een verouderde definitie van kleinschaligheid met betrekking tot de vergunningverlening voor onderzoek met cultuurvloeistof van 10 liter of bioreactoren tot maximaal 100 liter? Deelt de Minister de mening dat deze onderverdeling overbodig is en de Nederlandse regelgeving onnodig complex maakt?
Deelt de Minister voorts de mening dat het positief zou zijn als in Nederland gewerkt zou worden vanuit de éénloketgedachte met betrekking tot de beoordeling van klinisch onderzoek met medische genetisch gemodificeerde organismen (ggo)-producten? Is het mogelijk om in deze beoordeling een categorie toe te voegen waarbij als uitgangspunt een beoordeling binnen 28 dagen geldt, om zo klinisch onderzoek te bespoedigen? Op welke wijze wordt de informatievoorziening en voorlichting verbeterd met betrekking tot de wijziging van het Besluit en Regeling GGO?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de stand van zaken is met betrekking tot de motie van het lid Veldman c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 180) welke de regering verzoekt met spoed de procedures voor klinische onderzoeken te versnellen, zodat nieuwe medische behandelingen en technologieën, zoals het vaccin tegen het nieuwe coronavirus, in Nederland sneller ontwikkeld en getest kunnen worden? Herkent de Minister de signalen van onder andere Janssen Vaccin uit het Financieel Dagblad1 van 1 april 2020 dat door de jarenlang geldende strenge milieuregels de Nederlandse overheidsinstanties geen ervaring en kennis hebben kunnen opbouwen over vaccins van deze firma, waardoor ze nu niet efficiënt genoeg kunnen handelen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Biotechnologie en Tuinbouw van 7 oktober 2020 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO)
De leden van de CDA-fractie steunen de aankondiging van de Minister om in dialoog te gaan over de modernisering van het biotechnologiebeleid. Deze leden willen wel van de Minister weten welke ministeries en partijen hierbij betrokken worden en wat het exacte doel van de dialoog is.
De leden van de CDA-fractie zouden graag een update ontvangen over de uitvoering van de toezeggingen van de Minister in de kamerbrief «Voortgang verbetering vergunningverlening medische toepassingen biotechnologie en voorstel Europese Commissie spoedverordening COVID-19» (Kamerstukken 27 428 en 25 295, nr. 371). Kan de Minister aangeven waarom Nederland geen werk maakt van één overheidsinstantie voor de beoordeling van en besluitvorming over klinisch onderzoek met medische ggo-producten?
Wil de Minister zich inspannen om de verbeteringen en nieuwe situatie in Nederland rond klinisch onderzoek met medische ggo-toepassingen breed onder de aandacht te brengen bij onderzoekers, bedrijven en andere aanvragers in binnen- en buitenland?
Octrooien op producten van klassieke veredeling
De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe het staat met de uitwerking van de uitvoeringsregels sinds de uitspraak van de Vergrote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau van 14 mei jongstleden. Deze leden vinden het vooral belangrijk dat de juridische borging goed wordt uitgewerkt, waardoor het niet mogelijk is om via omwegen alsnog octrooien op natuurlijke planteigenschappen te verkrijgen. Wat is de visie van de Minister hierop?
CO2 levering aan de glastuinbouw
De leden van de CDA-fractie zien het belang in van het leveren van voldoende CO2 aan glastuinbouwbedrijven om zo toe te werken naar een klimaatneutrale glastuinbouw. De grote investeringsprojecten die ervoor zorgen dat de levering van CO2 wordt uitgebreid naar nieuwe gebieden zijn risicovol en vragen daarom langjarige toezeggingen van de industrie aan de glastuinbouw. Deze leden vragen zich af of het volgens de Minister klopt dat het huidige klimaatbeleid daar mogelijk een belemmering voor vormt. En als dit het geval is, is de Minister bereid om tot een oplossing te komen? Zo ja, hoe ziet zij dat voor zich?
Stijging ODE-tarieven
De leden van de CDA-fractie vernemen dat de stijging van de ODE-tarieven leidt tot onrust binnen de tuinbouwsector. Wat deze leden betreft is dat terecht, aangezien juist de bedrijven die hebben geïnvesteerd in duurzaamheid nu geconfronteerd worden met hoge tarieven. Dit belemmert de bereidheid tot innovatie en verduurzaming in de sector en daarmee ook de haalbaarheid van de doelen van het klimaatakkoord. Zij vragen aan de Minister hoe het staat met de uitwerking van een compensatieregeling voor de tuinbouwsector en hoe het traject er verder uitziet. Kan de Minister concreet zeggen wat het uitgangspunt is waar naartoe wordt gewerkt? Kan de Minister ook aangeven in hoeverre in de compensatieregeling onderscheid gemaakt wordt tussen de bedrijven die belichting toepassen met netstroom en glastuinbouwbedrijven die ingezet hebben op elektrificatie?
Kwekersrecht
De leden van de CDA-fractie vragen zich verder af hoe het nu gesteld is met het kwekersrecht. Deze leden begrijpen dat er door de veredelingssector een verzoek is gedaan aan de Europese Commissie om het Europese kwekersrecht te versterken. Veredelaars zijn bijvoorbeeld bezorgd of zij kunnen optreden tegen illegale producten die uit derde landen de EU binnenkomen. Ondersteunt de Minister dit verzoek en kan zij dit verder toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief gelezen over octrooien op producten van klassieke veredeling en de brief over de uitspraak van de Vergrote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau inzake octrooien op klassiek veredelde groente.
Deze leden zijn blij met de inzet van deze Minister op dit dossier en zijn positief over het feit dat de Europese Commissie, de Europese lidstaten en het Europees parlement eensgezind zijn in de opvatting dat planten die via essentieel biologische processen zoals klassieke veredeling zijn verkregen, niet octrooieerbaar moeten zijn. Zij lezen dat de Minister de procedure van de Vergrote Kamer nauwgezet volgt. Zijn er nog laatste ontwikkelingen die gedeeld kunnen worden? Zij lezen ook dat de Vergrote Kamer van Beroep omtrent een zaak met pepers heeft beslist dat de nieuwe uitvoeringsregel 28 (2) bij het Europees Octrooiverdrag rechtsgeldig is. In 2015 heeft dezelfde Kamer van Beroep echter nog anders geoordeeld. In de tussenliggende periode hebben veel lidstaten zich uitgesproken, waaronder Nederland. Kan de EU er nu op aan dat de nieuwe interpretatie voor alle groenten geldt? En ook voor fruitsoorten? Kan de Vergrote Kamer van Beroep de regels in de toekomst wederom anders gaan interpreteren?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief betreffende de stand van zaken veiligheid biotechnologiebeleid van 28 september en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie zijn positief over het pleidooi van de Minister over harmonisatie in de EU van regelgeving en tevens voor Europese regelgeving die voldoende ruimte biedt voor innovatie en tegelijkertijd de veiligheid voor mens en milieu borgt omtrent biotechnologie. Deze leden vragen zich af hoe zich dit verhoudt tot de Nederlandse inzet in de Interplay afspraken (Interplay between the EU Legislaten on Medicinal products and GMOs2). Zij hebben vernomen dat 23 lidstaten het eens zijn over een afspraak omtrent het afzien van het uitvoeren van een nieuwe milieurisicobeoordeling als een geregistreerde (en dus veilig bevonden) medische ggo-toepassing ook voor een andere indicatie/ziekte toegepast wordt waar vooraf niet in voorzien was. Nederland daarentegen vraagt standaard om een nieuwe milieurisicobeoordeling. Kan de Minister toelichten waarom dit is? En waarom is de inzet hier niet om de aanpak te harmoniseren in de EU? Zij lezen in de brief dat een breed spectrum van veldpartijen als onderzoekers, gezondheidsfondsen, patiëntenverenigingen en bedrijven betrokken zijn in gesprekken om verbeteringen door de voeren rondom biotechnologie. Hierdoor worden betere en kortere processen ontwikkeld en worden administratieve lasten bij klinisch onderzoek verminderd. Tegelijkertijd zijn deze leden van mening dat Nederland nog een aantal extra stappen kan maken om aansluiting te vinden in de internationale kopgroep van landen die toonaangevend is in onderzoek naar deze nieuwe groep baanbrekende behandelingen. Welke kansen ziet de Minister? Zij hebben met grote interesse kennisgenomen van de komst van een snellere vergunningsprocedure voor gentherapie voor bedrijven en laboratoria waarbij niet langer wordt gestreefd naar 120 dagen, maar naar maximaal 56 dagen3. Op welke manier gaat de Minister borgen dat toekomstige toepassingen en platforms in een vroeg stadium worden geïdentificeerd en er proactief generieke milieurisicobeoordelingen worden opgesteld die in de «versnelde» route van maximaal 56 dagen kunnen vallen? Ziet de Minister mogelijkheden om de beoordeling van en besluitvorming over klinisch onderzoek met medische ggo-producten neer te leggen bij één overheidsinstantie waarbij veiligheid voorop blijft staan? Zo nee, waarom niet? Ziet de Minister de toegevoegde waarde van een officiële categorie van 28 dagen om zo hoger in internationale ranglijsten te komen en aantrekkelijker te worden in het naar Nederland toe halen van klinisch onderzoek? Zij zijn van mening dat er lessen getrokken kunnen worden uit de coronacrisis als het gaat om de EU-noodverordening met betrekking op milieuvergunningen voor vaccins. Kan de Minister hierop reflecteren? In hoeverre heeft klinisch onderzoek naar vaccins of behandelingen tegen COVID-19 in Nederland tot nog toe geleid tot risico’s voor mens of milieu? Kan de Minister inzichtelijk maken of de voordelen opwegen tegen de nadelen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de beantwoording op het verzoek van het lid Sienot, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 29 oktober 2019, over het bericht «Overheid hielp tuinders Europese CO2-prijs ontwijken» en de brief over CO2 levering aan de glastuinbouw hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie vinden het spijtig te lezen dat de voorlopige cijfers van 2018 laten zien dat er wederom een overschrijding is van het CO2-plafond. Klopt het dat deze overschrijding, net als in 2017 komt doordat bedrijven uit het ETS stappen? Kan de Minister een overzicht geven van het aantal bedrijven dat onder het ETS valt en het CO2-plafond vanaf 2015 waarbij ook duidelijk wordt wat de grootte van uitstoot is van de bedrijven over ETS of het CO2-plafond? Lukt het om tuinbouwbedrijven voor hun CO2-uitstoot zoals afgesproken te betalen?
De leden van de D66-fractie hebben met interesse de brief gelezen over innovatie, precisielandbouw en verdelingstechnieken en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de D66-fractie zijn positief te lezen dat de Minister zich inzet in blockchaintechnologie bij precisielandbouw en het veilig opslaan, delen en gebruiken van data. Deze leden zijn van mening dat de boer altijd eigenaar moet blijven van zijn eigen data. Is de Minister het hiermee eens? Zo ja, hoe gaat dit geborgd worden? Is de Smart Dairy Farming-datacoöperatie net zo’n soort blockchain technologie als waar de Minister naar op zoek is? Welke best practices kunnen deze systemen van elkaar leren en overnemen? Eén van de knelpunten die de Minister heeft geïdentificeerd bij de Nationale Agenda Precisielandbouw (NAP) is het gebrek aan fysieke experimenteerruimte voor sectorpartijen. Deze problematiek speelt volgens deze leden ook in andere sectoren. Zo zijn bietentelers aan het experimenteren om uit het bietenblad het eiwitproduct rubisco te filteren. Hiervoor is het noodzakelijk dat het bietenblad wordt afgevoerd van het teeltbedrijf. Er blijft echter na het verwijderen van de rubisco altijd een restproduct over dat zeer geschikt is voor de grond waarop het bietenblad is geteeld. Normaliter blijft dit bietenblad liggen op de volle grond, maar vanwege de opwaardering van dit product en experiment om rubisco eruit te filteren is het noodzakelijk dat het bietenblad van het land wordt gehaald. Het is alleen niet mogelijk om het bietenblad na afloop terug te brengen naar het land en ook niet om eventueel noodzakelijke meststoffen naar het land toe te brengen. De grond wordt hier helaas onthouden van de nodige nutriënten om tot een gezonde bodem te komen. Experimenteerruimte is ook hier te krap. Ziet de Minister ruimte om hier zo snel mogelijk experimenteerruimte voor te openen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke vervolgstappen gaat de Minister nemen? Deze leden zien op andere trajecten ook vertraging op mogelijke toepassingen voor kringlooplandbouw, waarbij experimenteerruimte niet voldoende is, zoals het gebruik van wormen op composteerbare materialen. Zij zien mogelijkheden om dit soort initiatieven onder te brengen bij Het Versnellingshuis. Is de Minister het hiermee eens? Hoe staat het met Het Versnellingshuis als een centraal loket voor regelruimte voor circulaire initiatieven4?Zij zijn positief over de investeringsregeling voor innovatieve precisielandbouwtoepassingen. Zij vragen zich echter af of de subsidieregeling alleen voor wetenschappelijke doeleinden is alsook voor innovaties op het boerenerf waarna deze commercieel kunnen worden gebruikt. Kan de Minister hierop reflecteren?
De leden van de D66-fractie hebben met grote interesse gelezen welke stappen de Minister zet om nieuwe veredelingstechnieken, zoals CRISPR-Cas binnen de Landbouw- en Visserijraad te agenderen. Deze leden zijn van mening dat het noodzakelijk is dat hier snel grote stappen worden genomen. Klimaatverandering, klimaatadaptatie, een gezonde bodem, robuuste teelten en kringlooplandbouw geven allemaal aan dat er behoefte is in de markt aan ontwikkelingen op het gebied van nieuwe veredelingstechnieken. Opbrengstzekerheid en plaagresistentie worden als noodzakelijke ontwikkelingen gezien in de sector. Zij zien nog enkele mogelijkheden om de ontwikkelingen te stimuleren op het gebied van kennis. Er is nog een brug te slaat tussen de wetenschap, wat er op universiteiten wordt onderzocht, en de praktijk. Ziet de Minister kansen voor een kennisnetwerk? Is de Minister van mening dat er genoeg wordt geïnvesteerd in kennis over de bodem? Welke mogelijke uitbreidingen van het hedendaagse onderzoekspakket ziet de Minister eveneens als kennis delen? De Minister heeft in het algemeen overleg Tuinbouw van 5 juni 2019 (zie Kamerstuk 32 627, nr. 21) aangegeven dat er gestreefd wordt naar een lichtere vorm van toetsing voor CRISPR-Cas. Hoe staat het met deze lichtere vorm van toetsing?
Kan de Minister inzicht geven in de vraag welke hoeveelheid van de groenten en fruit die in de supermarkten verkrijgbaar zijn tot stand zijn gekomen door technieken die ertoe leiden dat deze producten officieel gezien worden als ggo, maar uitgezonderd zijn van de GGO-regelgeving?
De leden van de D66-fractie hebben in het algemeen overleg Tuinbouw van 5 juni 2019 aandacht gevraagd voor de nutriëntendichtheid van gewassen. De Minister gaf aan dat er een onderzoek gestart is naar gezondheidseffecten van gewassen. Klopt het dat de Minister doelde op het project De Waarde(n) van Groente en Fruit? Kan de Minister toelichten of het klopt dat in dit project de nutriëntendichtheid wordt meegenomen van groente en fruit en dan inzichtelijk gemaakt wordt op welke manier de samenstellingen de afgelopen jaren zijn veranderd? Zo nee, waarom niet? Wanneer worden de resultaten van dit onderzoek met de Kamer gedeeld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de documenten ter voorbereiding van het schriftelijk overleg Biotechnologie en Tuinbouw. Deze leden hebben vooral met veel interesse de voorbeelden gelezen over hoe precisielandbouw kan helpen bij innovatie en het streven naar kringlooplandbouw. Er staan veel dingen op de agenda, maar zij gaan graag in op de volgende onderwerpen: de overschrijding van het CO2-sectorplafond door de glastuinbouwsector, de invloed van vergunningverlening voor gentherapie op het milieu en de harmonisatie en modernisering van regelgeving op gebied van biotechnologie.
De leden van de GroenLinks-fractie zien de Nederlandse tuinbouw als een zeer innovatieve sector die zijn best doet om klimaatdoelen te halen en als voorbeeld voor de rest van de landbouwsector. Het Tuinbouwakkoord draait om samenwerking en heeft in maart 2020 zijn kracht al getoond. Deze leden zijn blij om te lezen dat de samenwerking ervoor heeft gezorgd dat een specifieke steunregeling voor de tuinbouwsector snel tot stand kan komen. Verder zien zij dat het Tuinbouwakkoord gericht is op een volledige circulaire tuinbouwsector en er veel ruimte is voor innovatie. Daarom hebben zij met des te meer zorg de brief over de overschrijding van het CO2-sectorplafond in 2017 door de glastuinbouwsector gelezen. Ook in 2018 heeft een overschrijding plaatsgevonden. Zij hebben het gevoel dat de sector het sectorplafond steeds overschrijdt en dat er daardoor geen voortgang zit in het behalen van de klimaatdoelstellingen. Zij lezen dat overeenkomstig de wet- en regelgeving compensatie betaald dient te worden voor deze overschrijding. De compensatie zal ingezet worden voor het behalen van de klimaatdoelstellingen in de glastuinbouwsector. Echter hebben deze leden al eerder vragen gesteld over nieuwe gegevens die erop wijzen dat de glastuinbouw in 2020 wederom niet haar klimaatdoelen zal halen. Het antwoord van de Minister was opnieuw dat overschrijding van het plafond gecompenseerd moet worden. Is de Minister het met deze leden eens dat het belangrijk is dat de klimaatdoelstellingen in de glastuinbouwsector behaald worden en dat compensatie voor overschrijding niet de norm moet worden? Kan de Minister dit uitgebreid toelichten? Verder gaf de Minister destijds aan dat er ook voor 2017 compensatie betaald moet worden. Kan de Minister vertellen of die compensatie inmiddels al betaald is of wanneer deze uiterlijk zal worden betaald? Op welke manier wordt het geld van de compensatie concreet ingezet om de klimaatdoelen van de glastuinbouw wel te behalen?
Als tweede willen de leden van de GroenLinks-fractie de voortgang bij het oplossen van knelpunten met betrekking tot de vergunningverlening voor gentherapie bespreken. Deze leden begrijpen dat snelheid belangrijk is bij innovatie, maar hebben wel zorgen over hoe gegarandeerd kan worden dat dit niet ten koste gaat van het milieu. Zij hebben begrepen dat er een maatregelenpakket tot stand is gebracht dat momenteel wordt uitgevoerd met als doel onder andere het verbeteren van het vergunningsverleningsproces en het verkorten van de proceduretermijnen. Aanvragers die aantonen en verklaren dat hun gentherapietoepassing aan de generieke milieurisicobeoordeling voldoet, hoeven deze zelf niet meer uit te voeren en kunnen hiernaar verwijzen in hun vergunningaanvraag. Zij begrijpen dat dit ervoor zorgt dat het vergunningsverleningsproces wordt verkort. Zij vinden het belangrijk dat de vergunningen uitsluitend worden verstrekt aan aanvragers die daadwerkelijk voldoen aan de milieurisicobeoordeling. Hoe moeten aanvragers nu aantonen en verklaren dat hun gentherapietoepassing aan de generieke milieurisicobeoordeling voldoet? De Minister heeft in eerdere vragen van de commissie LNV hierover al gezegd dat met «aantonen» het verstrekken van de identiteit van het betreffende ggo bedoeld wordt. In hoeverre wordt dit gecontroleerd en gehandhaafd? Is de Minister het met deze leden eens dat deze manier van vergunningverlening niet ten koste mag gaan van het milieu? Zo ja, hoe garandeert zij dit?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken-brief inzake de veiligheid van biotechnologiebeleid. De Minister schrijft hierin dat Nederland pleit voor harmonisatie van regelgeving in de EU en tevens voor Europese regelgeving die enerzijds voldoende ruimte biedt voor innovatie en anderzijds de veiligheid van mens en milieu borgt: in crisissituaties een moeilijke balans door de snelheid die noodzakelijk is. Door het gebrek aan harmonisatie op gebied van klinische proeven met genetisch gemodificeerde organismen zag de Europese Commissie zich daarom genoodzaakt een spoedverordening in te stellen waardoor geen milieuvergunning meer nodig is voor vaccins en behandelingen tegen COVID-19. De Minister heeft in overleg besloten dat er geen aanvullende nationale maatregelen worden genomen naar aanleiding van deze EU-verordening. Wordt er in een dergelijke milieuvergunning en de effectrapportage die daaraan ten grondslag ligt ook gekeken naar de bredere gezondheidseffecten voor de samenleving? Kan de Minister uitleggen in hoeverre klinisch onderzoek naar vaccins of behandelingen tegen COVID-19 en de effecten op individueel niveau in Nederland tot nu toe heeft geleid tot risico’s voor mens of milieu? Houdt de Minister dit nauwlettend in de gaten? Kan de Minister uitgebreid toelichten of zij aanvullende maatregelen zal treffen op het moment dat er risico’s zijn voor mens of milieu? Deze leden hebben begrepen dat in crisistijd gebruik kan worden gemaakt van een zogenoemde «premarketvergunning» waardoor meer innovatie mogelijk is zonder een milieuvergunning voordat een medicijn op de markt komt. Klopt het dat dit kan leiden tot de situatie dat een medicijn of vaccin al wijd verspreid is en gebruikt wordt zonder dat er een analyse is gedaan van het effect op milieu en gezondheidseffecten op de omgeving?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in dezelfde brief dat de Minister aankondigt in dialoog te gaan over de modernisering van het biotechnologiebeleid in aanloop naar het uitsluitsel van de Europese Commissie. Deze leden vinden het belangrijk dat deze dialoog plaatsvindt. In hoeverre worden ook de Ministeries van LNV, VWS, OCW en EZK betrokken bij de dialoog met veldpartijen uit de verschillende toepassingsgebieden van biotechnologie? Welke groepen stakeholders sluiten precies bij deze dialoog aan? In hoeverre worden natuur- of milieuorganisaties hier ook bij uitgenodigd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie zouden erop willen wijzen dat – zoals bekend – de ontwikkelingen op het terrein van biotechnologie snel gaan. Vanuit het bedrijfsleven wordt keer op keer het signaal afgegeven dat de vergunnings- en toelatingsprocedures voor nieuwe producten, methoden en technieken traag verlopen en dat daardoor innovaties die ten goede komen aan de samenleving en de economie niet of vertraagd worden geïntroduceerd. Bedrijven in Nederland ondervinden naar de mening van deze leden daardoor een concurrentienadeel ten opzichte van landen waar de procedures sneller worden doorlopen. Zij wijzen de Minister in dit kader als voorbeeld op vragen die zijn gesteld door de leden Kuiken, Moorlag en Nijboer over het winnen en vermarkten van producten uit toppen van hennepplanten5.
Signalen ten aanzien van belemmerende regelgeving en procedures strekken uit over de beleidsdomeinen van de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat (I&W), EZK, LNV en VWS. Is de Minister bereid om systematisch in kaart te brengen tegen welke belemmeringen ontwikkelaars en toepassers van biotechnologie aanlopen in de ontwikkeling, toelating en vergunningverlening? Deelt de Minister de opvatting dat het waardevol is om niet alleen de belemmeringen maar ook de onmogelijkheden en vooral de mogelijkheden om deze belemmeringen verder weg te nemen goed in kaart te brengen? Is de Minister bereid om hiervoor een onafhankelijk, deskundig en gezaghebbende persoon of groep van personen in te zetten om hiertoe een verkenning te doen op basis van een consultatie van bedrijven, wetenschappers en beleidsmakers? Dit naar analogie van het inzetten van een gezant om het tekort aan beschermende middelen tegen coronabesmettingen weg te nemen. Ziet de Minister meer of andere mogelijkheden om zand uit de tandwielenkast weg te blazen?
Is de Minister bereid het bedrijfsleven, met name dat deel dat zich wijdt aan zaad- en plantveredeling, ontwikkeling van vaccins en medicijnen en toepassing voor de circulaire economie, te consulteren en met hen te inventariseren hoe wet- en regelgeving meer ondersteunend en minder belemmerend kan zijn in de ontwikkeling en verdere groei van de biotech-economie?
De leden van de PvdA-fractie zijn met de Minister verheugd dat het Europees Octrooibureau uitspraak heeft gedaan dat er geen patenten mogelijk zijn op eigenschappen van klassiek veredelde producten. Op welke wijze gaat Nederland zich in EU-verband inzetten om te voorkomen dat via juridische omwegen dit omzeild gaat worden en toch nog octrooien kunnen worden gevestigd die een beperking kunnen vormen op het aanwenden van natuurlijke planteigenschappen voor veredelingsdoeleinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Europese toelating genetisch gemanipuleerde soja
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer ontstemd over de Europese toelating van een nieuwe generatie genetisch gemanipuleerde soja (GM-soja) op de Europese markt.6 Deze soja is ontwikkeld door Monsanto (nu Bayer) en is genetisch tolerant tegen maar liefst drie onkruidbestrijdingsmiddelen: dicamba, glufosinaat-ammonium en glyfosaat. De eerste twee stoffen zijn in de Europese Unie verboden, maar blijkbaar mogen gewassen uit derde landen met deze gifresten nog wel de markt op – zowel voor veevoer als menselijke consumptie. De Europese Commissie heeft deze toelating goedgekeurd, ondanks dat het Europees parlement zich hier eerder al tegen had uitgesproken.7 Kan de Minister aangeven wat het Nederlandse standpunt was toen dit in de Raad (of in een Standing Committee) werd besproken?
Kan de Minister aangeven hoe deze toelating van GM-soja, die niet in de EU geteeld mag worden, in verhouding staat tot de ambitie van zowel de Europese Unie als Nederland om zelf meer plantaardige eiwitgewassen te gaan telen en minder afhankelijk te worden van derde landen? Kan de Minister bevestigen dat deze nieuwe GM-soja in de Verenigde Staten en Canada minder duurzaam en dus goedkoper is dan Europese soja, omdat in Noord-Amerika soepelere regels gelden met betrekking tot genetische manipulatie en gifgebruik? Kan de Minister bevestigen dat daarmee een oneerlijk speelveld wordt gecreëerd voor Europese boeren die eiwitgewassen telen? Hoe beoordeelt de Minister dat en hoe beschouwt de Minister deze ontwikkeling in het licht dat het areaal sojabonen in Nederland in 2020 sterk is afgenomen, terwijl het beleid juist een toename beoogt?8
Kan de Minister bevestigen dat de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) en LTO Nederland vakgroep Akkerbouw zeer kritisch tegenover de toelating van de nieuwe GM-soja staan en dat de vakgroep Akkerbouw zelfs overweegt om afspraken te maken om deze soja niet te kopen? Hoe beoordeelt de Minister een dergelijk initiatief?
Kan de Minister bevestigen dat de toelating van voer en voedsel uit derde landen volgens regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) alleen geweigerd mag worden als de voedselveiligheid in het geding is, maar niet omwille van het milieu? Kan de Minister bevestigen dat voor deze toelating niet getest is op het gezondheidseffect van de gif-cocktail van dicamba, glufosinaat-ammonium en glyfosaat? Klopt het daarmee dat de voedselveiligheid bij deze GM-soja wel degelijk in het geding kan zijn, maar dat daar niet op getest is? Deelt de Minister deze zorgen? Zo ja, is zij voornemens deze te uiten bij de Europese Commissie? Welke overige actie voorziet de Minister te nemen om deze toelating terug te draaien?
Is de Minister van mening dat gewassen met een genetische tolerantie voor landbouwgif niet langer uit derde landen geïmporteerd zouden moeten worden? Zo ja, kan de Minister toezeggen dat Nederland in toekomstige vergelijkbare situaties een actief tegengeluid zal laten horen in Brussel, teneinde de Europese boeren te beschermen tegen oneerlijke concurrentie?
Kan de Minister zich daarnaast inzetten voor een verplichte etikettering van vlees, zuivel en eieren afkomstig van dieren die gevoerd zijn met genetisch gemanipuleerde gewassen? Hierdoor krijgt de consument een keuzemogelijkheid, en kunnen Nederlandse boeren zich onderscheiden door geen GM-soja te voeren.
Nieuwe technieken voor genetische manipulatie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie maken zich grote zorgen over de Nederlandse inzet in de EU op het gebied van nieuwe technieken voor genetische manipulatie, zoals CRISPR-Cas. Volgens deze leden is de duiding «nieuwe veredelingstechniek» misleidend, omdat de techniek meer gelijkenis heeft met genetische manipulatietechnieken dan met klassieke veredelingstechnieken. Het gegeven dat genen met CRISPR-Cas gerichter dan voorheen gemanipuleerd kunnen worden, maakt het een preciezere vorm van genetische manipulatie, maar geen onschuldige «veredeling». Wat deze leden betreft vallen de nieuwe technieken daarom terecht onder de Europese GGO-regelgeving.
De Minister informeert de Kamer met enige trots dat zij bij de Europese Commissie heeft aangedrongen op een onderzoek waarmee antwoord gegeven dient te worden op vragen die betrekking hebben op «het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-528/16 betreffende de status van nieuwe genomische technieken in het Unierecht». Met andere woorden: vallen nieuwe gen-technieken terecht onder de GGO-regelgeving, of kan het, zoals deze Minister graag zou zien, met minder strenge regelgeving toe? De Minister stelt: «innovatieve nieuwe technieken, waaronder ook de toepassing van CRISPR-Cas, kunnen een belangrijk rol vervullen in de ontwikkeling naar een duurzame land- en tuinbouw en het behalen van de bijbehorende maatschappelijke doelen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van robuuste gewassen die beter bestand zijn tegen ziektes, droogte, hitte en verzilting.» Ook in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 wordt naar de toelating van CRISPR-Cas gekeken als de heilige graal om minder landbouwgif te gebruiken. De biologische sector, die zonder deze technieken tot minder gifgebruik komt, wordt hierbij volledig genegeerd en miskend.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de belofte van gereduceerd gifgebruik al zo oud is als genetische manipulatie zelf. In de praktijk heeft genetische manipulatie echter juist tot meer gifgebruik geleid, omdat gewassen resistent werden gemaakt tegen gif. Waarom houdt de Minister nu voor dat dit anders loopt wanneer CRISPR-Cas onder soepelere regelgeving valt? Welke waarborgen bouwt de Minister in om te garanderen dat eventuele soepelere regelgeving zal leiden tot minder gifgebruik in plaats van meer? Graag een reactie van de Minister.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat er juist door onder andere de Nederlandse Akkerbouw Vakbond reikhalzend naar nieuwe vormen van genetische manipulatie wordt uitgekeken,9 omdat het een mogelijkheid biedt om het industriële landbouwsysteem in stand houden. Veel natuur- en milieuproblemen worden veroorzaakt door de gangbare teeltpraktijk van grote monoculturen en goedkope bulkproductie. Vooralsnog is deze teeltpraktijk afhankelijk van het gebruik van landbouwgif, maar nu daar steeds meer maatschappelijke weerstand tegen is, moet gif verwisseld worden voor gentechnologie. Deze leden stellen dat in plaats daarvan omgeschakeld moet worden naar werkelijk weerbare teeltsystemen, waarbij de biologische landbouw – die dit reeds in de praktijk brengt – als voorbeeld kan dienen. Graag een reactie van de Minister.
Bovendien stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat nieuwe uitdagingen in de tuinbouw, zoals het veranderende klimaat, juist vragen om een grote diversiteit aan lokaal-aangepaste zaden. Ook nieuwe technieken als CRISPR-Cas zullen, wanneer deze worden toegelaten, leiden tot een verdere machtsconcentratie in de zadenmarkt bij grote bedrijven. Dit is reeds het geval in de Verenigde Staten, waar één groot bedrijf licenties voor landbouwkundige toepassingen van CRISPR-Cas van alle relevante partijen heeft opgekocht, en vervolgens sub-licenties aanbiedt aan bedrijven die de technologie willen gebruiken.10 Dit is een zorgwekkende ontwikkeling in een tijd waarin de veredeling van lokaal aangepaste zaden door boeren en kleinschalige veredelaars zo hard nodig is.
Kan de Minister aangeven of zij een omschakeling voorstaat naar een landbouwsysteem dat veel minder druk legt op de omgeving, waarin een fatsoenlijke prijs aan de boer betaald wordt en waarbij deze niet langer hoeft te concurreren met bulkproductie voor de wereldmarkt? Beaamt de Minister dat hiervoor een ontwikkeling nodig is naar een kleinschaliger, natuurinclusieve en op de lokale markt gerichte landbouw? En deelt de Minister de mening dat nieuwe vormen van genetische manipulatie daar geen rol in hoeven te spelen?
Detectie van nieuwe gentechnieken
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat een nieuwe test kan uitwijzen of producten al dan niet gemanipuleerd zijn met nieuwe technieken als CRISPR-Cas of Oligonucleotide Directed Mutagenesis (ODM).11 Dit is een belangrijke ontwikkeling, omdat vanuit de biotechnologische industrie altijd beweerd werd dat deze nieuwe genbewerkingstechnieken niet gedetecteerd konden worden in het product, waardoor de «strenge» Europese GGO-regelgeving voor deze technieken niet handhaafbaar zou zijn.
De nieuwe test is reeds succesvol uitgevoerd op een met ODM gemanipuleerd koolzaadras van een Amerikaans bedrijf.12 Dit GM-koolzaadras heeft geen Europese toelating, maar op de import werd tot nu toe niet door Nederland gecontroleerd, omdat verondersteld werd dat olie van het gemanipuleerde ras niet te onderscheiden was van andere koolzaadolie. Deze leden vragen de Minister of zij, nu deze test wel beschikbaar is (en beschreven in een wetenschappelijk tijdschrift), voornemens is geïmporteerde koolzaadolie uit de Verenigde Staten en Canada te testen op genetische manipulatie. Erkent de Minister dat op deze manier voorkomen kan worden dat koolzaadolie zonder toelating toch de Nederlandse markt op komt?
Gekloonde dieren
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vernemen graag van de Minister wat de stand van zaken is met betrekking tot een Europees wetsvoorstel voor een verbod op het klonen van dieren in de landbouw, alsmede op de verkoop van producten van gekloonde dieren (vlees, zuivel of eieren). In februari van dit jaar vernamen deze leden dat het wetsvoorstel werd ingetrokken; mogelijk vanwege conflicterende handelsbelangen met de Verenigde Staten, Brazilië en Argentinië.13 Kan de Minister bevestigen dat de EU jaarlijks duizenden tonnen rundvlees uit deze landen importeert, waar dieren in de landbouw op grote schaal gekloond worden? Kan de Minister aangeven welke rol de onderhandelingen over het vrijhandelsakkoord met de Mercosur-landen spelen in het intrekken van dit wetsvoorstel? Is de Minister van mening dat Europese standaarden, bijvoorbeeld op het gebied van dierenwelzijn of gentechnologie niet in geding mogen komen door vrijhandelsakkoorden? Zo ja, kan de Minister bij de Europese Commissie kenbaar maken dat Nederland graag ziet dat dit wetsvoorstel wel in behandeling genomen wordt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag naar aanleiding van de inzet van de betrokken bewindslieden voor optimalisering van de vergunningverlening voor klinisch onderzoek met gentherapie. Het Rathenau Instituut geeft aan dat de ineffectiviteit van een groot deel van de klinische studies onvoldoende wordt gerapporteerd. Ook wijst het Rathenau Instituut erop dat in Nederland van maar ongeveer 3% van de klinische studies de resultaten binnen een jaar na afronding opgenomen worden in een Europees register, terwijl dat percentage in het Verenigd Koninkrijk op 80% ligt. Daardoor hebben artsen en toezichthouders nauwelijks kennis over de veiligheid en werkzaamheid van geneesmiddelen die in Nederland getest worden. Dat kan leiden tot het onnodig opnieuw testen van een al bewezen, maar niet gerapporteerd, ineffectief en mogelijk onveilig middel. De combinatie van soepelere regels voor gentherapie, de hogere risico’s en het gebrek aan openbaarheid van onderzoeksgegevens in Nederland vraagt volgens het Rathenau Instituut dat meer transparantie moet worden geëist van onderzoeksinstituten en bedrijven, ook bij monitoring van effectiviteit tijdens de toepassingsfase. Hoe waardeert de Minister de analyse van het Rathenau Instituut, zo vragen deze leden. Is de Minister bereid te zorgen voor meer transparantie over het verloop en de resultaten van klinisch onderzoek?
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de gevolgen van de verhoging van de ODE-heffing voor glastuinbouwbedrijven en de gewenste energietransitie. De verhoging van de ODE-heffing betekent voor de glastuinbouw een lastenverzwaring van dertig tot veertig miljoen euro. Deelt de Minister de mening van deze leden dat de verhoging van de ODE-heffing op stroom slecht te rijmen is met de gewenste omschakeling van gas naar stroom in het kader van de energietransitie? Zij willen erop wijzen dat de toegezegde compensatie heel beperkt is en dat de genoemde negatieve prikkel niet ongedaan gemaakt wordt. Is de Minister bereid aan te dringen op aanpassing van de ODE-heffing zodat de negatieve prikkel voor omschakeling van gas naar stroom ongedaan gemaakt wordt?
De leden van de SGP-fractie benadrukken het belang van uitbreiding van CO2-levering vanuit de industrie aan de glastuinbouw. Deze leden zijn positief over de innovatiepilot, gericht op behoud van de huidige CO2-levering. Zij zijn wel van mening dat vervolgstappen snel gezet moeten worden. Zij hebben begrepen dat er voorstellen zijn gedaan voor uitbreiding van de huidige levering naar nieuwe gebieden. Gelet op de onzekerheden zijn er grote investeringsrisico’s. Welke bijdrage zou vanuit het Rijk geleverd kunnen worden om deze investeringsrisico’s af te dekken? Deze leden horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot het onderzoek en de marktconsultatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) naar de mogelijkheden voor het faciliteren van de levering van CO2 aan de glastuinbouw via de SDE++ en hoe dit opgevolgd wordt. Zij horen graag wanneer de verkenning met betrokken partijen ten aanzien van belemmeringen voor toekomstige initiatieven afgerond zal worden en wanneer de regering vervolgstappen wil zetten.
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat er overleg is tussen de glastuinbouw en afvalenergiecentrales over CO2-levering en dat er enkele pilotprojecten lopen. Knelpunt is onder meer de CO2-heffing. Ziet de Minister mogelijkheden om CO2-levering aan de glastuinbouw uit te zonderen van de nationale CO2-heffing?
De leden van de SGP-fractie hebben een vraag over de invulling van het kwekersrecht. Vanuit de Nederlandse veredelingssector wordt gepleit voor een verlenging van de termijn van het Nederlandse en Europese kwekersrecht (nu 25 jaar) voor bloembollen, houtige struikgewassen als blauwe bessen en frambozen, en asperges. Deze leden willen erop wijzen dat bij deze gewassen sprake is van een relatief lange terugverdientermijn en dat een verlenging van de termijn met vijf jaar, zoals nu ook al voor wijnstokken geldt, in de rede zou liggen. Hoe weegt de Minister het genoemde pleidooi vanuit de veredelingssector? Zij hebben begrepen dat er al een voorstel bij de Europese Commissie ligt. Zou de Minister deze leden kunnen informeren over de stand van zaken? Is de Minister bereid bij de komende Europese Raad dan wel bij een andere geschikte gelegenheid te pleiten voor de genoemde verlenging van het kwekersrecht, zo vragen deze leden. Welke mogelijkheden ziet de Minister voor verlenging van het Nederlandse kwekersrecht?
Evaluatie van het Besluit en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013. Kamerstuk 27 428, nr. 362 – Brief regering d.d. 04-07-2019, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga.
Octrooien op producten van klassieke veredeling. Kamerstuk 27 428, nr.363 – Brief regering d.d. 14-10-2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Voortgang bij het oplossen van knelpunten met betrekking tot de vergunningverlening voor gentherapie. Kamerstuk 27 428, nr. 364 – Brief regering d.d. 14 oktober 2019, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga.
Beantwoording vragen commissie over de voortgang bij het oplossen van knelpunten met betrekking tot de vergunningverlening voor gentherapie. Kamerstuk 27 428, nr. 365 – Brief regering d.d. 23 januari 2020, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga.
Vondst virus bij een tomatenteler. Kamerstuk 27 858, nr. 490 – Brief regering d.d. 21 oktober 2019, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Reactie op het verzoek van het lid Sienot, gedaan tijdens de Regeling
van werkzaamheden van 29 oktober 2019, over het bericht «Overheid hielp tuinders Europese CO2-prijs te ontwijken». Kamerstuk 32 627, nr. 32 – Brief regering d.d. 5 februari 2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Stand van zaken met betrekking tot de vondst van het Tomato Brown Rugose Fruit Virus (ToBRFV-virus) in de tomatenteelt. Kamerstuk 27 858, nr. 504 – Brief regering d.d. 7 februari 2020 – Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Uitspraak Vergrote Kamer van Beroep inzake octrooien op klassiek veredelde groente. Kamerstuk 27 428, nr. 370 – Brief regering d.d. 12 juni 2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
CO2-levering aan de glastuinbouw. Kamerstuk 32 813, nr. 561 – Brief regering d.d. 20 juli 2020, Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes.
Voortgang van de Nationale Tuinbouwagenda 2019–2030: Circulaire tuinbouw in de praktijk. Zaak 2020Z17954 – Brief regering d.d. 5 oktober 2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Innovatie, Precisielandbouw en Veredelingstechnieken. Zaak 2020Z17420 – Brief regering d.d. 28 september 2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten.
Stand van zaken veiligheid biotechnologiebeleid. Kamerstuk 27 428, nr. 372 – Brief regering d.d. 28 september 2020, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga.
Financieel Dagblad, «Waarom wordt het Leidse coronavaccin niet in ons land getest?», 1 april 2020, via: https://fd.nl/opinie/1339831/waarom-wordt-het-leidse-coronavaccin-niet-in-ons-land-getest.
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/04/09/snellere-procedure-vergunningen-gentherapie.
http://www.nav.nl/2020/09/nav-onderstreept-rol-voor-alle-partijen-bij-transitie-gewasbescherming/.
Labiotech.eu, Broad Institute Loses Appeal on European CRISPR Patent, 24 January 2020, https://www.labiotech.eu/crispr/crispr-patent-europe/.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D39345.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.