Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D19801 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2019-2020 | 2020D19801 |
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren (Kamerstukken 28 286 en 25 295, nr. 1088)
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, De Leau-Kolkman
Inhoudsopgave |
blz. |
|
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie |
2 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie |
0 |
|
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie |
0 |
|
II |
Antwoord / Reactie van de Minister |
0 |
III |
Volledige agenda |
0 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven rond de mogelijke relatie van COVID-19 met dieren en de gevolgen van de COVID-19 crisis op de land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Deze leden hebben zorgen over de ontwikkelingen rond het SARS-CoV-2-virus en (huis)dieren. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen. Voorafgaand aan de inbreng constateren zij dat er sinds de brief van 19 mei, 23.36 uur (2020D19388), weer een nieuwe, zorgelijke ontwikkeling is. Zij hebben inmiddels een verzoek gedaan tot het houden van een technische briefing. Vooruitlopend op deze briefing hebben zij ook op dit punt al enkele vragen.
Brief COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
De leden van de VVD-fractie willen hun waardering uitspreken voor de flexibiliteit en de grote bereidheid van de verschillende partijen in het veterinaire veld om samen de impact van COVID-19 op de Nederlandse samenleving zo klein mogelijk te maken.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat er geen aanwijzingen zijn dat dieren een rol spelen in de verspreiding van COVID-19. Deze leden begrijpen dat er nog onvoldoende kennis is over het virus en de wijze waarop verspreiding plaatsvindt. Kan de Minister aangeven op basis van welke wetenschappelijke onderbouwde informatie deze stelling is ingenomen? Zij vragen dit gezien de gerapporteerde bevindingen in dezen en de ontwikkelingen van de laatste weken. Zij vragen de Minister om een uitgebreide toelichting.
De leden van de VVD-fractie lezen over een aantal besmette dieren wereldwijd en enkele meldingen van zieke huisdieren uit gezinnen waar vermoedelijk het SARS-CoV-2 virus circuleert in Nederland. Deze leden vragen of de zieke huisdieren waarover gesproken wordt in de bijlage bij de brief (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) getest zijn. Indien deze niet getest zijn, waarom zijn ze dat niet? Deelt de Minister de mening dat het bij de onzekerheid die er rondom dit virus heerst van belang is om zo veel mogelijk onderzoek te doen en dat testen daarvoor een belangrijk onderdeel is? Zo nee, waarom niet, temeer omdat het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) aangeeft dat er te weinig publicaties zijn en er beperkt onderzoek is gedaan?
De leden van de VVD-fractie vragen welke onderzoeken er momenteel lopen naar de mogelijke relatie tussen COVID-19 met dieren en de mogelijke relatie tussen luchtkwaliteit, veehouderij en COVID-19 en wanneer de uitkomsten van deze onderzoeken worden verwacht. Naar welke dieren heeft het DB-Z inmiddels onderzoek gedaan, inclusief de diersoorten zoals in de bijlage beschreven? Waarom is er specifiek voor deze dieren gekozen? Welke conclusies zijn er getrokken? Bij welke diersoorten is de kans op overdragen van het virus verwaarloosbaar en bij welke diersoorten is deze wel aanwezig?
De leden van de VVD-fractie vragen een overzicht van het aantal meldingen door (huis)dierartsen of andere erfbetreders van verdenkingen van COVID-19. De leden vragen naar het aantal vragen om advies en daadwerkelijke aantal besmettingen (positief getest of aanwezigheid antistoffen). Zij ontvangen graag een uitsplitsing per diersoort.
Brief over de infectie van nertsen met SARS-CoV-2
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken van de vaststelling van een besmetting met het SARS-CoV-2 virus op een tweetal nertsenbedrijven. Deze leden leven mee met de nertsenhouders, hun gezinnen en de medewerkers. Zij achten het verstandig dat de regering heeft besloten over te gaan tot een meldplicht voor nertsenhouders, dierenartsen en voor personen in onderzoeksinstellingen voor verschijnselen van besmetting met SARS-CoV-2 op nertsenbedrijven. Wat is het aantal meldingen als gevolg van deze meldplicht?
Brief update corona bij dieren
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 15 mei dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dierenartsen heeft gevraagd verdenkingen van het SARS-CoV-2-virus bij dieren (waaronder ook huisdieren) door te geven aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De leden lezen dat de NVWA de meldingen zal beoordelen. Zij hebben hierover de volgende vragen. Hoeveel meldingen van verdenkingen van COVID-19 hebben er sinds 27 februari (eerste geteste menselijke besmetting in Nederland) plaatsgevonden en bij welke dieren? Welke beoordelingen door de NVWA hebben hierbij plaatsgevonden en wat was de uitkomst? Hoe vaak heeft er vervolgonderzoek plaatsgevonden en bij welke dieren?
De leden van de VVD-fractie lezen over commerciële aanbieders van COVID-19 testen bij dieren. Voldoen deze testen aan de eisen die hieraan gesteld worden, zodat een uitkomst ook betrouwbaar is? Hoeveel testuitslagen van deze commerciële aanbiedingen heeft de NVWA ontvangen? Bij welke dieren zijn deze tests afgenomen en wat was de uitslag?
De leden van de VVD-fractie lezen over de verschillende besmettingen van nertsen, katten en een hond in Nederland. Deze leden vragen op welke manier nertsen en andere marterachtigen COVID-19 kunnen overdragen en op welke manier dit verschilt van de manier waarop het SARS-CoV-2-virus van mens op mens wordt overgedragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister onderscheid maakt tussen een meldplicht en het verzoek om mogelijke besmettingen door te geven. De meldplicht geldt voor nertsen en het verzoek geldt voor overige diersoorten. Deze leden zijn hierover bezorgd. Een verzoek om mogelijke besmettingen door te geven is vrijblijvend en geeft ruimte om bewust of onbewust mogelijke besmettingen niet door te geven. Kan de Minister aangeven waarom zij het verantwoord vindt om alleen bij nertsenhouders over te gaan tot een meldplicht? Zoals ook aangegeven in de brief «Infectie van nertsen met SARS-CoV-2» (2020D16080) maakt de meldplicht bij nertsen het mogelijk om meer onderzoek te doen en meer epidemiologische kennis te vergaren over de relatie tussen dieren en COVID-19 en de verspreiding daarvan. De Minister schreef in de brieven van 22 april (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) en 26 april (2020D16080) dat een algehele meldplicht niet nodig is en dat andere dieren in de veehouderij niet gevoelig lijken voor SARS-CoV-2. Deze leden wijzen de Minister op de aanwezigheid van het SARS-CoV-2-virus bij dieren buiten de veehouderij en benadrukken dat het inzichtelijk maken van de verspreiding van het virus, zowel onder mensen als onder dieren, cruciaal is voor de bestrijding daarvan. Is de Minister het met deze leden eens dat (tijdig) testen een belangrijke voorwaarde is om de kennis en informatie over COVID-19 bij (huis)dieren te vergroten? Zo nee, kan de Minister hierop een uitgebreide toelichting geven?
De leden van de VVD-fractie zien de meldplicht voor nertsenhouders als een belangrijke en goede eerste stap. Deze leden verzoeken de regering echter ook een meldplicht in te voeren voor alle (huis)dierartsen en laboratoria. Is zij bereid het wettelijk kader hiervoor voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
Brief stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 19 mei 2020 over de stand van zaken van het onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Over deze brief hebben deze leden op dit moment enkele prangende vragen. Zij lezen in de brief dat het belangrijk is om de rol van katten bij potentiele virusoverdracht tussen bedrijven verder te onderzoeken. Hiermee lijkt het onderzoek beperkt te worden tot bedrijven waar katten verblijven (de zogenaamde boerderijkatten). Waarom worden de katten in andere situaties niet betrokken bij dit onderzoek? Waarom worden andere huisdieren (zoals bijvoorbeeld honden of cavia’s) niet betrokken bij dit onderzoek? Deze leden vragen of er (internationaal) onderzoek bekend is of katten en of andere huisdieren subklinisch COVID-19 kunnen doormaken. Zo ja, kan de Minister dit toelichten? Zo nee, wordt dit verder onderzocht? Deze leden vragen ook hoeveel locaties (nertsenhouderijen) verplicht worden gescreend op COVID-19. Wordt voor deze screening extra capaciteit ingezet zodat de doorlooptijd beperkt blijft? Wat is de verwachte doorlooptijd van deze screening?
Brief over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de VVD-fractie juichen de tijdelijke verruiming van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten toe. Deze leden vragen hoeveel ondernemers tot op heden gebruik hebben gemaakt van de (kortlopende kredieten in de) regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten en voor welk bedrag ondernemers hebben geleend. Welke afspraken zijn er gemaakt voor het terugbetalen van de kredieten? Wanneer moet daarmee worden begonnen en is er voor ondernemers nog de mogelijkheid om, afhankelijk van de situatie, enige uitstel te krijgen? Deze leden ontvangen signalen dat de looptijd van kortlopende kredieten (BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten voor een aantal bedrijven te kort is. Herkent de Minister deze signalen? Zo ja, is zij bereid om met de Minister van Economische Zaken en Klimaat in overleg te treden om te kijken of de looptijd van kortlopende kredieten (BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten verlengd kan worden? Zo nee, is zij bereid de komende maand signalen en ervaringen uit de praktijk met de Kamer te delen?
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Minister het initiatief heeft genomen om onze boeren tegemoet te komen met een voorschotbetaling uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Deze leden betreuren de houding van de Europese Commissie in dezen. Kan de Minister aangeven waarom de Europese Commissie vasthoudt aan de datum van 16 oktober 2020 voor het uitbetalen van de directe betalingen? Kan de Minister aangeven wanneer de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over kan gaan tot de voorschotbetaling? Deze leden hebben bij het schriftelijk overleg over de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 ook een aantal vragen gesteld over de voorschotbetaling. Wanneer kan de Kamer de antwoorden tegemoet zien?
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het pakket aan maatregelen op EU-niveau nog niet compleet is. Deze leden herkennen de constatering dat de bestaande nationale noodmaatregelen zoals bijvoorbeeld de Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) niet altijd voldoende toereikend zijn. Zij zijn positief over de bestaande tegemoetkomingen in de sierteelt, voedingstuinbouw en fritesaardappelen. Zij willen benadrukken dat er meer sectoren binnen de agrofoodsector zwaar zijn geraakt en dat ook voor hen de NOW of andere genomen maatregelen rond COVID-19 niet voldoende toereikend zijn. Zij zien op dit moment vooral in dierlijke sectoren grote problemen en nog geen tot weinig oplossingsgerichte maatregelen. Zij maken zich grote zorgen om de verschillende sectoren zoals de (melk)veehouderij, de kalversector, de eendensector, de pluimveesector, de paardensector, de nertsenhouderijen. Zij verzoeken de Minister om ook voor de dierlijke sectoren toe te zien op (financiële) maatregelen en maatwerk in zowel nationaal als Europees verband. Welke stappen heeft de regering in Europees en nationaal verband gezet om te komen tot een (financiële) oplossing en maatwerk voor de verschillende sectoren en welke stappen is de regering voornemens nog te gaan zetten om ook andere zwaar geraakte sectoren in de agrofoodsector te helpen de COVID-19-crisis te overleven? Deze leden wachten de beantwoording van deze en eerder gestelde vragen tijdens het schriftelijk overleg over de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 over dit onderwerp, af. Zij willen benadrukken dat hun zorgen over agrarische ondernemers in de deze sectoren groot zijn.
De leden van de VVD-fractie lezen over toezicht door de NVWA en vragen op welk vlak de NVWA niet dezelfde (mate van) controle kan uitvoeren in vergelijking met de periode voor COVID-19. In welke sectoren en binnen welke divisies heeft het toezicht stilgelegen? Wat zijn de gevolgen geweest voor de sectoren en op welke manier is de Minister met de sectoren in gesprek (gegaan) om te komen tot mogelijke oplossingen?
Met betrekking tot de gevolgen van de coronacrisis op de visserij- en aquacultuur-sector ondersteunen de leden van de VVD-fractie de maatregelen die de Minister genomen heeft om vissers die noodgedwongen aan de wal moeten blijven, tegemoet te komen. Hoeveel vissers hebben tot dusver een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming? Klopt het dat als gevolg van Europese bepalingen bij de aanvraag van tegemoetkomingen de eis is gesteld dat deze aanvraag in de laatste week van de vijf stilligweken ingediend moet worden? Zo ja, is de Minister bekend met situaties waarin vissers als gevolg van deze eis een week vergoeding zijn misgelopen? Welke verwachtingen zijn er ten aanzien van de termijn van toekenning en uitbetaling van de tegemoetkoming?
Met betrekking tot de steunmaatregelen voor de tuinbouwsector vragen de leden van de VVD-fractie naar de eerste ervaringen van ondernemers met de indiening en toekenning van aanvragen. Hoe ervaren indieners tot dusver het proces van het onderbouwen van de gemelde omzetderving? Zijn er tot dusver bepaalde vragen of problemen waar ondernemers in dit proces met regelmaat tegen aanlopen? Zo ja, welke zijn dit? Bestaat hierbij een verschil tussen ondernemers met een relatief grotere en kleinere omzet? Zo ja, welke specifieke problemen ervaren ondernemers met een relatief grote omzet (en daarmee een relatief groot omzetverlies)? In hoeverre bestaat er onduidelijkheid over de precieze definities en voorwaarden gehanteerd in de regeling? Op welke wijze worden deze onduidelijkheden weggenomen? Hoeveel aanvragen voor een tegemoetkoming zijn tot dusver ingediend en is aan te geven wat de gemiddelde gemelde omzetderving per bedrijf is? Kan de Minister aangeven hoeveel van het voor de regeling geraamde bedrag op basis van de tot dusver ingediende aanvragen uitgekeerd zal worden? Wordt er gesproken met de sector over vervolgstappen of eventuele aanpassingen aan de regeling?
Daarnaast geldt voor zowel de tuinbouw als de visserij dat een belangrijke voorwaarde voor herstel van de omzet in de betrokken sectoren is dat het internationale goederenverkeer en de internationale handelsstromen zo snel mogelijk weer op gang komen. In dit verband is het zorgelijk dat een recente enquête van NLinBusiness aantoont dat ruim 60% van de internationaal opererende ondernemers groeiende handelsbarrières ervaart. De leden van de VVD-fractie vragen om deze reden op welke wijze wordt gewerkt aan een inventarisatie van deze ervaren barrières onder met name ondernemers in de tuinbouw en op welke wijze wordt gehandeld om deze barrières weg te nemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden het goed dat de regering noodlijdende sectoren steunt in deze tijden van crisis, zodat zij niet door de coronacrisis het loodje leggen. Deze leden hebben de volgende vragen. Nu vooral de export stilvalt zal Nederland van de landen in de Europese Unie (EU) relatief het hardst worden geraakt. Hoeveel geld gaat er meer naar de agrarische sector vanuit de EU vanwege de coronacrisis? Kan de Minister toelichten of Nederland een «fair share» krijgt? Kan de Kamer worden geïnformeerd over de extra EU-landbouwsteun per land als gevolg van de coronacrisis? Is er zicht op hervatting van de export van bloemen en planten? Is de Minister in overleg met haar EU-collega's om de export snel weer op peil te brengen? Hoe staat het met de veiligheid in de vleesverwerkende sector nu er in Duitsland groot besmettingsgevaar is gebleken?
De leden van de PVV-fractie hebben een noodoproep gekregen dat de situatie in de nertsenhouderij kritiek is en dat deze sector vooralsnog niet kan rekenen op enige steun.
Is de Minister zich van de situatie bewust dat vanwege de coronacrisis de verkoop van pelzen vrijwel volledig is stilgevallen en dat een voerleverancier heeft aangekondigd te stoppen met het leveren van voer? Wat gaat de Minister ondernemen om deze zwaar getroffen sector te steunen? Is de Minister bereid om de ambitie van het uitfaseren van de nertsenhouderij in Nederland te bespoedigen nu blijkt dat nertsen het coronavirus kunnen overdragen? Welke problemen ziet de Minister bij een eventueel snellere afbouw van de overgebleven nertsenhouders? Is de Minister van mening dat de nertsenhouders de afgelopen jaren goed begeleid zijn bij het staken van de ondernemingen en/of in een eventuele doorstart in een andere sector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven en hebben hierover nog vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat het aannemelijk is dat één medewerker van een besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet met COVID-19. Zij vragen de Minister of er ook informatie beschikbaar is over op welke wijze deze medewerker door de nertsen is besmet. Is het aannemelijk dat dit door fysiek contact met de nertsen is gebeurd of juist door het inademen van druppeltjes in de lucht?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de screening van nertsenbedrijven wordt uitgebreid naar alle nertsenbedrijven in Nederland en wordt verplicht. Deze leden vragen de Minister op welke termijn deze screening bij alle nertsenbedrijven in Nederland kan worden uitgevoerd. Om hoeveel bedrijven gaat het in totaal en hoeveel bedrijven kunnen er per dag worden gescreend? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze screening zo veel mogelijk te versnellen en wat is daarvoor nodig?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de kans dat een kat met COVID-19 een mens kan besmetten nog steeds als heel klein beoordeelt en dat adviezen over de omgang met dieren ongewijzigd blijven. Deze leden zijn van mening dat het van belang is om te zorgen voor goede publieksvoorlichting op dit punt en dat adviezen over de omgang met dieren goed onder de aandacht van inwoners moeten worden gebracht. Zij vragen de Minister in hoeverre deze adviezen op dit moment actief gecommuniceerd worden en welke mogelijkheden zij ziet om de publieksvoorlichting over COVID-19 en de omgang met dieren te intensiveren.
COVID-19 en dieren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over COVID-19 en mogelijke relatie met dieren en hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden vragen de Minister in hoeverre het met zekerheid te stellen is dat de overdracht van corona bij huisdieren van baas naar hond of kat is gegaan en niet andersom. Wat kunnen we op dit vlak leren van buitenlandse ervaringen en in hoeverre is er op dit vlak sprake van internationale samenwerking?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook om duidelijk te maken hoe de algemene voorlichting plaatsvindt over besmetting van dieren en daarbij tevens in te gaan op hoe diereigenaren met corona op de hoogte zijn gesteld van het besmettingsrisico. Zijn mensen die in contact komen met coronapatiënten gewezen op besmettingsrisico van mogelijk aanwezige huisdieren, zoals katten, honden en fretten? Hoe worden dierenartsen geïnformeerd over de besmettingsrisico's bij huisdieren? Zijn dierenartsen verplicht om bij coronaverschijnselen of positieve testen van huisdieren dit aan de overheid te melden? Zo ja, op basis van welke regelgeving is dit het geval. Zo nee, waarom niet?
De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke informatie beschikbaar is over besmettingen bij muizen en ratten. Daarnaast vragen deze leden of mopshonden gezien hun korte snuit en mogelijk achterliggende ademhalingsproblemen gevoeliger zijn voor corona. Zij vragen de Minister ook in te gaan op de rol die (kamer)vliegen al dan niet zouden kunnen spelen bij het verspreiden van het coronavirus. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn kamervliegen dragers van bijvoorbeeld diarreeziektes en huid- en ooginfecties. Hoewel kamervliegen geen bijtende insecten zijn, kunnen zij wel indirecte overbrengers van deze ziektes zijn. In hoeverre is in het kader van COVID-19 onderzoek gedaan naar het indirect overbrengen van deze ziekte door vliegen en wat zijn daar de uitkomsten van?
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren en hebben hierover nog enkele vragen. De Minister merkt terecht op dat hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt. Deze leden vragen de Minister om aan te geven in welke sectoren de financiële situatie het meeste nijpend is en in welke mate de in de brief genoemde maatregelen de situatie in deze sectoren zal verbeteren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister ook langetermijneffecten van de coronacrisis verwacht, hetgeen een grote impact kan hebben op de land- en tuinbouw. Deze leden vragen de Minister toe te lichten om welke langetermijneffecten het hier gaat, welke omvang de te verwachten impact daarvan op de land- en tuinbouw zou kunnen hebben en waar de Minister aan denkt qua maatregelen om de negatieve langetermijnimpact zo klein mogelijk te houden.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regeling voor de sierteelt en onderdelen van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen via een spoedprocedure voor goedkeuring aan de Europese Commissie is voorgelegd. Zijn alle goedkeuringen door de Europese Commissie voor deze regeling binnen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat boeren die geen gebruik kunnen maken van de maximale de-minimis ruimte een beroep kunnen doen op de tijdelijk verruimde Borgstelling Landbouw (BL-C). Kan de Minister aangeven in welke gevallen boeren geen gebruik zouden kunnen maken van de maximale de-minimisruimte? Om hoeveel gevallen zal dit naar verwachting gaan?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat de kalversector zelf verantwoordelijk is voor het voorkomen van dierenwelzijnsproblemen en dat de NVWA handhaaft indien nodig. Deze leden vragen of de Minister signalen heeft ontvangen van dierenwelzijnsproblemen in deze sector en of er tot op heden gevallen zijn geweest waarbij de NVWA tot handhaving heeft moeten overgaan. In de Kamerbrief van 7 mei 2020 geeft de Minister aan: «Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.». Deze leden verwonderen zich erover dat de Minister ondanks de crisissituatie juist nu extra eisen stelt aan particulier opslag van kalfsvlees, terwijl er nog geen nieuwe Europese wetgeving voorligt en steunmaatregelen vanuit de EU een EU-bevoegdheid betreft. Zij ontvangen graag een reactie van de Minister of zij nu voornemens is om Nederlandse koppen op EU regelgeving is te plaatsen. Heeft de Minister ook zicht op de situatie van de zogenoemde «vrije kalvermesters» die niet in een integratieverband zijn aangesloten?
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat Nederland, de Europese Commissie en andere lidstaten de ontwikkelingen in de verschillende landbouwsectoren nauwgezet monitoren. Kan de Minister aangeven wat de monitoring aan informatie al heeft opgeleverd? Op welke wijze wordt voorkomen dat problemen in land-, tuinbouw- en visserijsectoren ontstaan of verergeren?
De eendenhouderij in Nederland is een relatief kleine gespecialiseerde sector die zwaar getroffen is vanwege de genomen overheidsmaatregelen die stillegging van de horeca tot gevolg had. Medio maart heeft deze sector besloten de productie op een ordentelijke manier af te bouwen. Op welke wijze denkt de Minister een toekomst voor deze sector in Nederland te kunnen garanderen?
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de situatie met betrekking tot de nertsenhouderij door de coronacrisis penibel is geworden. De internationale markt is ingestort doordat kopers onder andere niet kunnen reizen en daarmee is de verkoop tot stilstand gekomen. Deze leden hebben vernomen dat de overheden van Denemarken en Finland hulpprogramma’s in het leven hebben geroepen voor de nertsenhouders. Is de Minister dit bekend? Waaruit bestaan deze hulpprogramma’s? Wat is de Minister voornemens voor de nertsenhouders in Nederland te ondernemen?
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat verzekeraars bij afloop van bijvoorbeeld een brandverzekering geen nieuwe dekking aangaan omdat een bedrijfsbezoek (inspectie) vanwege corona niet plaatsvindt. Is de Minister hiervan op de hoogte? Zo ja, welke actie kan de Minister hierop ondernemen?
De leden van de CDA-fractie horen graag van de Minister hoe de NVWA de exportcertificering vorm blijft geven de komende maanden.
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de Verenigde Naties waarschuwt dat door de coronacrisis het aantal mensen in acute hongersnood nagenoeg zal verdubbelen van 135 naar 260 miljoen aan het eind van dit jaar. Deze leden vragen of de Minister in beeld heeft waar een dergelijk «dubbele pandemie» (na corona een van honger) in de wereld ontstaan is of dreigt te ontstaan. Heeft de Minister ook in beeld welke landen protectionistische maatregelen met betrekking tot voedsel hebben ingesteld? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze dreigende dubbele crisis te voorkomen? Heeft de Minister in beeld hoe overschotten van voedsel die hier ontstaan kunnen worden ingezet daar op de wereld waar hongersnoden zijn? Hoe kan de kennis van onze agrarische sector worden ingezet in de crisis van landen met voedseltekorten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg over de mogelijke relatie van COVID-19 met dieren en de gevolgen van de COVID-19-crisis op de land-, tuinbouw- en visserijsectoren op 20 mei 2020. Deze leden hebben nog vragen over de desbetreffende stukken.
De leden van de D66-fractie hebben de brief van de Minister inzake de mogelijke relatie tussen corona en dieren ((Kamerstuk 28 286, nr. 1088) gelezen en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden lezen in de brief dat de Minister erkent dat veel verschillende factoren invloed hebben op de problematiek rondom zoönosen. Zo noemt de Minister de manier waarop we met wilde dieren omgaan, het verlies van biodiversiteit wereldwijd en dieren in de veehouderij als factoren die een rol spelen bij het verspreiden van virussen. Deze leden zijn positief dat de Minister deze factoren als invloedrijk erkent. Zij constateren dat de illegale internationale handel in planten en dieren immers wordt gezien als groot risico voor de wereldvolksgezondheid. Zo zijn er de laatste twee decennia meerdere virusuitbraken geweest die te herleiden zijn tot de handel en consumptie van wilde dieren. Voorbeelden hiervan zijn SARS, MERS, ebola en het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2. Deze leden zijn van mening dat het van groot belang is dat de internationale illegale handel in planten en dieren wordt gestopt om het verdere verlies van biodiversiteit te voorkomen en om mogelijke verspreiding van ziektes in de toekomst te voorkomen. Daarbij is Nederland een belangrijk knooppunt waar illegale handel Europa binnenkomt. Is de Minister het met deze leden eens dat er zo snel mogelijk stappen moeten worden gezet om de illegale internationale handel in planten en dieren te stoppen om nieuwe virusuitbraken te voorkomen, zowel op nationaal als Europees niveau? Zo ja, welke stappen gaat zij zetten om dit doel te bereiken?
De leden van de D66-fractie lezen dat China een verbod heeft ingesteld op de consumptie van wilde dieren na de uitbraak van het coronavirus. Deze leden zijn van mening dat dit verbod een stap in de goede richting is, maar hebben nog wel zorgen over de situatie in het land. Zo blijft Traditional Chinese Medicine (TCM) buiten schot, waardoor zogenaamde loopholes in de illegale handel in wilde dieren blijven bestaan, en dus ook een verhoogde kans op verspreiding van zoönosen. Zij zijn niet tegen het gebruik van TCM maar wel wanneer hiervoor wilde dieren worden gebruikt die de volksgezondheid en biodiversiteit in gevaar brengen. Slechts zo’n 3% van TCM is van dierlijke oorsprong. Echter, deze 3% heeft wel grote gevolgen. Zo worden er vaak bedreigde en wilde diersoorten gedood om deze te verwerken in medicijnen. De handel in deze bedreigde diersoorten is soms legaal maar ook vaak illegaal. Zo is een van de meest verhandelde dieren ter wereld de pangolin, het dier waar waarschijnlijk ook de oorsprong ligt van het coronavirus. De Chinese overheid stelt dat zij strikte voorwaardes hanteert voor het gebruik van wilde dieren zoals pangolins in TCM. Alleen farmaceutische bedrijven die erkend worden door de regering mogen dit soort medicijnen verkopen om de boel zo te reguleren. Onderzoek maakt echter inzichtelijk dat de grote vraag naar pangolinschubben het aanbod vele malen overtreft, met als gevolg; illegale handel in dit dier. Daarbij schrijft de Chinese regering soms openlijk medicijnen voor die helend zouden werken tegen het coronavirus, zoals injecties die berengal bevatten. Hoewel de meeste beren op zogenaamde «farms» gefokt worden, stellen natuurbeschermers dat hiermee ook een illegale handel gevoed wordt. Is de Minister bereid om zich in Europees verband in te zetten voor een verbod op het gebruik van wilde dieren bij TCM, zodat de kans op zoönose wordt ingeperkt en het verlies van biodiversiteit wordt voorkomen? Wat wordt de inzet van de Minister op Europees niveau om ervoor te zorgen dat China haar markten met wilde dieren nu voorgoed sluit, zodat zij niet opnieuw opengaan zoals na SARS het geval was?
De leden van de D66-fractie zien de risico’s van habitatverlies door ontbossing, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit als groot risico voor de volksgezondheid. Zo zijn gebieden waar tropische bossen worden gekapt plekken waar infectieziekten kunnen overspringen omdat mens en dier steeds dichter op elkaar leven. Kan de Minister toelichten of zij de risico’s van ontbossing, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit ook ziet in relatie tot het verspreiden van virussen? Zo ja, welke acties gaat zij ondernemen om deze risico’s te voorkomen?
De leden van de D66-fractie achten naast habitatverlies en de internationale illegale handel in wilde dieren en planten ook de intensieve veehouderij een belangrijke factor in het verspreiden van ziektes. Zo zijn deze leden van mening dat de Q-koortsepidemie die ontstond in 2007 helaas een illustratie van dit risico was. De Q-koortsepidemie groeide immers uit tot de grootste Q-koortsepidemie wereldwijd en naar schatting waren er 50.000 besmettingen in Nederland. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat mensen die vandaag de dag vlakbij geitenhouderijen wonen nog steeds een verhoogde kans hebben op longontsteking. Het RIVM gaat onderzoek doen naar het verband tussen het coronavirus en de veehouderij. Is de Minister bereid voor alle type veehouderijen te onderzoeken welke gezondheidsrisico’s zij meebrengen voor omwonenden, niet alleen betreffende het coronavirus, maar ook in het algemeen? Op dit moment zijn er in Nederland steeds meer pluimveehouderijen met buiten-uitloop. Deze leden zien dit als een zeer positieve ontwikkeling voor het welzijn van het dier en staan hier positief tegenover. Wel vragen zij zich af hoe pluimvee wordt behoed voor eventuele influenzavirussen die afkomstig zijn van trekvogels. Op dit moment is de vogelinfluenza nog niet zo gevaarlijk voor de mens maar dit kan in de toekomst veranderen. Deskundigen zijn namelijk bezorgd dat het virus in de toekomst erfelijke informatie uitwisselt met een menselijk virus. Er ontstaat dan een nieuwe variant die wel dodelijk is voor de mens. Hoe anticipeert de Minister op dit soort situaties?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat op een aantal nertsenbedrijven dieren en medewerkers met het coronavirus besmet zijn geraakt. Deze leden hebben de Kamerbrief van 19 mei gelezen, met daarin een actuele stand van zaken. De Minister geeft aan dat uit onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat één medewerker van een besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet, terwijl tot nu toe werd aangenomen dat mensen dieren besmetten en niet andersom. Wat betekent dit voor de getroffen boerderijen? Worden er nertsen geruimd? Zo nee, waarom niet en welke argumenten heeft de Minister om deze dieren niet te ruimen? Zo ja, hoe gaat de Minister dierenwelzijn waarborgen bij het ruimen? Hoe voorkomt de Minister dat er infectiehaarden ontstaan? Welke controle vindt plaats om te onderzoeken of de medewerkers op nertsenbedrijven de voorzorgsmaatregelen goed in acht nemen? Waarom sluit het kabinet alleen bedrijven voor bezoekers waar besmettingen al zijn geconstateerd, gelet op het risico dat het virus ook subklinisch kan voorkomen (ziek zonder symptomen)? Wat betekent dit voor onze huisdieren, gezien ook fretten en konijnen vatbaar zouden zijn voor het coronavirus? D66 heeft in 2018 een motie ingediend over het chippen van katten (Kamerstuk 28 286, nr. 958). Gaat deze aangenomen motie nu versneld worden uitgevoerd? Gaat de Minister een landelijke chipplicht van katten invoeren? Het RIVM oordeelt dat het risico op blootstelling van mensen aan het virus buiten de stal nog steeds verwaarloosbaar is en door deze nieuwe onderzoeksresultaten niet is veranderd. Op basis van welke gegevens komt het RIVM tot deze conclusie? Daarnaast wordt de nertsenhouderij per 2024 verboden. Wordt overwogen om dit verbod naar voren te halen?
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor de boeren op de Waddeneilanden. Deze ondernemers zijn gericht op multifunctionele landbouw, waarbij ze volledig afhankelijk zijn van de inkomsten uit het toerisme. Deze leden hebben signalen ontvangen dat deze boeren het water aan de lippen staat en vragen de Minister wat zij gaat doen om deze boeren te helpen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van de Kamerbrieven over COVID-19 en de relatie met dieren en de landbouw. Deze leden hebben daarom nog een aantal vragen over dier-op-menstransmissies, de situatie bij nertsenhouders, de invloed van slachterijen op de verspreiding van zoönosen, de rol van ontbossing en aantasting van natuurgebieden in de verspreiding van zoönosen, en de invloed van luchtkwaliteit op de verspreiding van COVID-19. Deze vragen worden hieronder nader toegelicht.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister recentelijk heeft laten weten dat het aannemelijk is dat een nerts een mens met COVID-19 heeft besmet1. Desondanks wordt de rol van dieren bij de pandemie nog steeds als klein beschouwd en kiest de Minister ervoor om de nertsenhouderijen niet te ruimen, omdat zij eerst wil onderzoeken hoe de dier-op-menstransmissies verlopen. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk en vragen zich ten zeerste af waarom de Minister het voorzorgprincipe niet hanteert. Hoe kan het dat de Minister «besmette» bedrijven niet ruimt en geen preventieve maatregelen voor overige nertsenbedrijven opstelt? Heeft de Minister onderzocht of de Wet publieke gezondheid haar de mogelijkheid biedt om in te grijpen en over te gaan tot ontruiming? Waarom stelt de Minister het economische belang voor deze houderijen boven het algemeen belang van de volksgezondheid? Is de Minister bekend met het feit dat er met regelmaat nertsen ontsnappen en dat zij ook andere dieren kunnen besmetten?2 Deze leden raden de Minister daarom ten zeerste af om dit risico te nemen en vragen haar om zo snel mogelijk over te gaan tot het sluiten van de besmette nertsenhouderijen.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af hoe er gesteld kan worden dat de rol van dieren bij de COVID-19 pandemie klein is terwijl er nog weinig over dier-op-menstransmissies bekend is en het aannemelijk wordt geacht dat een nerts een mens heeft besmet. Hoe kan dit gesteld worden zonder dat de Minister over deze informatie beschikt? Kunnen dier-op-menstransmissies in een later stadium niet mogelijk alsnog een belangrijke besmettingsbron vormen als het virus bij mensen onder controle is, als het virus zich dusdanig ontwikkelt dat het dier-op-menstransmissies faciliteert of als het virus bijvoorbeeld op een andere diersoort overspringt die het gemakkelijker op mensen overbrengt? Is hier al voldoende kennis over om überhaupt iets over de rol van dieren te concluderen? Vindt de Minister het niet voorbarig om de rol van dieren als klein te bestempelen indien de bovengenoemde scenario’s niet uitgesloten kunnen worden? Heeft de Minister de rol van boerderijkatten in het mogelijk besmetten van mensen en andere dieren goed in beeld? In hoeverre vormen deze boerderijkatten een risico voor de volksgezondheid en de verspreiding van COVID-19? Kan de Minister haar antwoord toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister met betrekking tot het mogelijk ontstaan van zoönosen in de veehouderij in haar eerdere brieven voornamelijk ingaat op het huidige beleid waarin veterinaire en humanitaire zorg beter met elkaar samenwerken om virusuitbraken sneller te voorkomen, te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. Dit beleid zou een virusuitbraak op grote schaal in de toekomst moeten voorkomen. Ook al vinden deze leden dit een goed streven, met dit antwoord biedt de Minister volgens hen een bepaalde mate van schijnveiligheid zonder het probleem bij de bron aan te pakken. COVID-19 heeft namelijk juist laten zien hoe kwetsbaar onze wereldbevolking is bij dergelijke virusuitbraken en wat voor uitdaging het is om deze virussen in te dammen. Het indammen van virussen veroorzaakt door zoönosen kan daarom niet worden gegarandeerd door in te zetten op verspreidingspreventie zonder hiernaast ook de veehouderij in te perken of anders in te richten om het ontwikkelingsrisico van dergelijke zoönosen te reduceren. Deze leden missen dergelijke maatregelen die het risico bij de bron aanpakken en vragen zich daarom af hoe de Minister van plan is het ontwikkelingsrisico van zoönosen in de veehouderij aan banden te leggen en of zij bereid is de intensieve veehouderij in te perken of anders in te richten om dit risico te verkleinen. Hoe is de Minister van plan dit te bewerkstelligen? Wat kan de NVWA hierin betekenen? Wat heeft de Minister geleerd van andere uitbraken zoals die van de Q-koorts? Kan de Minister haar antwoorden nader toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat de rol van ontbossing en biodiversiteitsverlies in het ontwikkelen van zoönosen buiten beschouwing wordt gelaten, ondanks het feit dat wetenschappers het erover eens zijn dat deze processen bijdragen aan de ontwikkeling van zoönosen en dat we hierdoor steeds meer epidemieën moeten verwachten3. Is de Minister bekend met deze informatie en beaamt zij dat deze processen een rol spelen bij het ontstaan en overspringen van zoönosen? Wat voor maatregelen gaat de Minister treffen om het tegengaan van ontbossing en aantasting van natuurgebieden mee te nemen in het preventiebeleid omtrent de ontwikkeling van zoönosen? Kan de Minister haar antwoord toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vernomen dat slachthuizen in Duitsland grote coronabesmettingshaarden vormen4. De coronabesmettingen worden hierbij voornamelijk in verband gebracht met de huisvesting van Oost-Europese werknemers die met velen in een huis wonen en in kleine busjes naar hun werk worden vervoerd. In hoeverre verschilt de situatie in Duitsland met die in Nederland? Hoe is het met de huisvesting van Oost-Europese werknemers in de Nederlandse landbouwsector gesteld? Vormt de huisvesting van deze groep werknemers ook een besmettingsrisico in Nederland en heeft de Minister dit risico goed in beeld?
De leden van GroenLinks-fractie vragen zich daarnaast af of de rol van slachthuizen als coronabesmettingshaarden alleen te verklaren is door de werkomstandigheden of dat hierbij ook de luchtkwaliteit een rol speelt. Verschillende onderzoeken van onder anderen Harvard University en de World Bank tonen aan dat er een verband lijkt te zijn tussen de regionale luchtkwaliteit, de ernst van het verloop en de besmettingsgraad van COVID-195, 6. Hiervoor is onder andere Nederland bestudeerd. Ook lijkt er een overlap te zijn tussen de gebieden die relatief het hardst worden geraakt door het coronavirus en gebieden die relatief hard door de Q-koorts en de varkenspest getroffen zijn. De Minister laat weten dat zij het RIVM de opdracht gegeven heeft om het verband tussen COVID-19 en de luchtkwaliteit nader te onderzoeken. Deze leden zijn content met dit verzoek. Zij vragen zich echter af welke maatregelen de Minister bereid is te treffen indien dit onderzoek aantoont dat er een verband tussen COVID-19 en de luchtkwaliteit is. Is de Minister bereid de luchtvervuiling versneld te reduceren om de verspreiding van COVID-19 en andere virussen in de toekomst te beperken? Zo ja, hoe wil de Minister dit in de praktijk realiseren?
Ten slotte constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat er een aanvullende tegemoetkoming van 650 miljoen euro beschikbaar is voor sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen. Deze leden vinden het een gemiste kans dat de steun voor zowel deze sectoren als de bio en zuivelindustrie niet gekoppeld wordt aan duurzaamheidsdoelen en verzoeken de Minister om bij toekomstige steunpakketten wel duurzaamheidseisen te stellen. De Minister zou hier op verschillende manieren invulling aan kunnen geven, waarbij financiële compensatie gecombineerd zou kunnen worden met sanering van sectoren. Sanering ligt voor de hand omdat er waarschijnlijk meerdere maanden en mogelijk zelfs jaren uitval van vraag zal zijn op de internationale markt. Het is derhalve te overwegen om alle sectoren waaraan steun wordt verleend te laten krimpen. Zo kan steun aan een sector ook bijdragen aan herstel van evenwicht van vraag en aanbod op de verschillende markten. Daarnaast zou de Minister ook andere financiële middelen aan de verduurzaming van de sectoren kunnen koppelen. Zo kan de Minister subsidies voor verduurzamingsmaatregelen aanbieden die aantrekkelijker zijn dan de compensatie van omzetverlies, kan de compensatie voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden aan de duurzaamheid van de huidige bedrijfsvoering of kan de compensatie voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden aan afspraken over een duurzamere bedrijfsvoering in de toekomst. Hierbij kunnen bijvoorbeeld eisen vastgesteld worden die nodig zijn voor het behalen van PlanetProof certificering7. Deze vorm zou bij uitstek moeten worden overwogen voor steun aan de sierteeltsector, waarbij het aantrekkelijk kan zijn om de financiële compensatie aan te bieden in de vorm van een lening die deels kan worden kwijtgescholden als de gemaakte afspraken worden nagekomen. Deze leden verzoeken de Minister om de mogelijkheid tot het stellen van duurzaamheidseisen bij het opstellen van steunpakketten nader te onderzoeken. Is de Minister bereid dit te overwegen? Zo ja, wat voor middelen en duurzaamheidsvoorwaarden is de Minister bereid aan de steunpakketten in de land- en tuinbouwsector te koppelen? Kan de Minister haar antwoord toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda voor het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Hierbij hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
Het baart de leden van de SP-fractie zorgen dat COVID-19 is aangetroffen bij dieren. Deze leden vragen zich af in hoeverre dieren een rol kunnen spelen bij de overdracht van het virus en zijn verheugd om te constateren dat de Deskundigengroep Dierziekten en het Deskundigenberaad Zoönosen spoedig zijn geraadpleegd om hier meer helderheid over te verkrijgen.
Zoönosen en de veehouderij
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de aard, intensiteit en omvang van de veehouderijsector in ons land. Niet voor niets pleiten deze leden reeds geruime tijd voor het inperken van de bio-industrie, met name in de meest veedichte gebieden. Naar hun mening zou de huidige crisis een uitgelezen moment zijn om op zijn minst de luchtvervuiling die de veehouderij met zich meebrengt met voorrang aan te pakken, ongeacht de rol die dieren in de veehouderij mogelijk vervullen bij het verspreiden van virussen. Zij wijzen daarbij op de waarschuwingen die diverse deskundigen hebben geuit omtrent toekomstige virussen die op den duur nieuwe pandemieën met zich mee kunnen brengen. Daarnaast zijn zij bezorgd over de effecten van de intensieve veehouderij op de kwaliteit van leven voor zowel mens, dier als natuur.
De leden van de SP-fractie achten het van belang dat mensen die werkzaam zijn in de veterinaire zorg op veilige wijze hun werk kunnen blijven uitoefenen gedurende de COVID-19-crisis. Deze leden benadrukken daarbij graag dat zij deze beroepsgroep als vitaal aangemerkt willen zien zodra de lockdownmaatregelen van dien aard zijn dat werkzaamheden in de veterinaire zorg in het geding zouden komen. Zij erkennen dat hier momenteel nog geen noodzaak toe is. Daarnaast vernemen zij gaarne of er bij de NVWA thans belemmeringen worden ervaren bij de controle en handhaving op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid, zeker gezien de krapte aan beschikbare dierenartsen en inspecteurs binnen deze organisatie.
Veterinaire inzet t.b.v. humane gezondheidszorg
Het verdient wat de leden van de SP-fractie betreft een groot compliment dat de veterinaire zorg meedenkt en meewerkt bij de ondersteuning van de humane gezondheidszorg in de vorm van het ter beschikking stellen van geneesmiddelen, expertise en medische apparatuur. Deze leden vernemen graag van de Minister of er signalen vanuit het veterinaire werkveld bekend zijn die wijzen op (dreigende) tekorten aan diergeneesmiddelen nu aanvoerlijnen mogelijk problematischer zijn vanwege lockdownmaatregelen en het wegvallen van importmogelijkheden.
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2
De leden van de SP-fractie vragen of bekend is waarom de werknemers van de nertsenhouderij in de gemeenten Gemert-Bakel en Beek en Donk niet zijn getest op COVID-19. Verder zijn deze leden benieuwd in hoeverre het risico van besmetting van dieren op de humane gezondheid nog steeds kan worden aangemerkt als verwaarloosbaar. Ook zouden zij graag vernemen welk deel van de nertsenpopulatie met het virus is besmet en hoe groot de verhoogde sterfte onder de dieren is geweest die aan deze ontdekking ten grondslag heeft gelegen. Zij ontvangen hier graag een reactie op van de Minister. Zij onderschrijven het belang van de blokkade die op de betreffende bedrijven heeft plaatsgevonden en spreken de verwachting uit dat dergelijke veiligheidsmaatregelen ook bij andere besmettingen in de veehouderij gangbaar blijven.
Voorts wensen de leden van de SP-fractie te benadrukken dat nertsenhouderijen waar besmettingen zijn geconstateerd wat hen betreft versneld zouden moeten worden afgebouwd qua bedrijfsactiviteiten, teneinde verdere verspreiding van het virus zo veel mogelijk te voorkomen. Zij zouden graag vernemen in hoeverre hier mogelijkheden toe zijn.
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat de huidige crisis pijnlijke gevolgen met zich meebrengt voor veel bedrijven in de land- en tuinbouwsectoren. Zowel logistieke problemen als het wegvallen van vraag op de markt vormen voor producenten een grote belemmering en deze leden achten de aangekondigde pakketten met steunmaatregelen noodzakelijk.
Het is zeer onwenselijk dat kwalitatief hoogstaande voedselproducten moeten worden weggegooid of vernietigd terwijl grote groepen mensen kampen met onverwacht verlies van werk en inkomen als gevolg van de huidige crisis. De leden van de SP-fractie horen graag wat de Minister heeft ondernomen om producenten te helpen bij het afzetten van plotselinge overschotten. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat donaties aan voedselbanken en supermarkten te allen tijde de voorkeur genieten boven vernietiging van voedselvoorraden. Daarbij herinneren zij de Minister graag aan haar ambitie om ervoor te zorgen dat een groter aandeel van de omzet uit de voedselketen terecht komt bij de producenten.
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of een overzicht kan worden geschetst van het aantal aanspraken dat bedrijven tot op heden hebben gemaakt op de diverse ingestelde krediet- en steunregelingen. Voorts zijn deze leden benieuwd waarom bij voorschotbetalingen wordt vastgehouden aan een forfait per subsidiabele hectare. Wat hen betreft behoort de systematiek voor verdeling van fondsen per strekkende meter tot het verleden en doet deze geen recht aan bijdrages die bedrijven leveren op het gebied van milieu, landschapsbeheer en dierenwelzijn. Zij zijn dan ook benieuwd in hoeverre bedrijven bij verdeling van publiek gefinancierde steunfondsen worden beoordeeld op de bijdrage die zij leveren op deze terreinen. Wellicht kan de Minister daarover uitweiden.
In haar brief schrijft de Minister daarnaast dat eventuele steunmaatregelen voor de kalversector gepaard dienen te gaan met verbeteringen van dierenwelzijn. De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak tot verbetering op dit vlak van harte en zij vernemen graag van de Minister welke eisen derhalve gesteld zullen worden aan partijen uit deze sector, naast het reduceren van transporttijden. Tevens achten deze leden de tijd rijp voor een gereguleerde stop op de import van kalveren, zoals zij eerder in diverse debatten hebben bepleit. Zij wijzen daarnaast op de oproep vanuit de vleessector om de import van buiten de Europese Unie te beperken om overaanbod en voedselverspilling te voorkomen. Gezien de uitzonderlijke situatie achten zij noodmaatregelen hiertoe proportioneel.
Situatie in de dierlijke sectoren
De leden van de SP-fractie achten het verstandig en wenselijk dat bedrijven in de diverse dierlijke sectoren maatregelen treffen om hun productiecapaciteit te beperken. Deze leden vernemen graag in hoeveel gevallen de NVWA in de sector controles heeft uitgevoerd op overbevolking van dieren in stallen nu de afzet van veel bedrijven krimpt of stagneert en producenten zich geconfronteerd zien met grotere achterblijvende veestapels dan gebruikelijk is. Voorts zijn zij van mening dat productiebeperkende maatregelen op hun plaats zijn zolang bedrijven grote delen van hun afzetmarkt zien wegvallen en niet volledig uitgesloten kan worden dat besmettingen door dieren worden doorgegeven.
Dierenwelzijn
De leden van de SP-fractie zijn verontrust over het nieuws dat in de Nederlandse en Duitse vleessector meerdere malen grootschalige uitbraken van corona zijn geconstateerd. Deze leden vrezen voor de gezondheid van de medewerkers in deze sector. Daarnaast vragen zij zich af of slachterijen gegeven de huidige condities in staat zijn om het welzijn van de dieren voldoende te borgen. Zij roepen de Minister dan ook op om haast te maken met haar voornemen om het slachttempo omlaag te brengen en achten het van groot belang dat de NVWA onverkort toezicht blijft uitoefenen op de slachthuizen en diertransporten. Voorts zijn zij benieuwd of er gevallen bekend zijn waarin de NVWA-medewerkers controles met betrekking tot de certificering ter plaatse niet hebben kunnen uitvoeren conform de RIVM-richtlijnen. Zo ja, hoe vaak dit is voortgekomen?
Stand van zaken corona en dieren
De leden van de SP-fractie zijn het van harte eens met het besluit om RIVM onderzoek te laten doen naar de relatie tussen luchtkwaliteit en de kwetsbaarheid van mensen voor COVID-19. Deze leden wijzen de Minister op de hoge urgentie van dit onderzoek voor de regio’s die het hardst zijn getroffen door de coronacrisis. Er dient zo spoedig mogelijk duidelijkheid te komen over een eventueel verband tussen bevattelijkheid van mensen voor COVID-19 en de aanwezigheid van grootschalige intensieve veehouderij. Zij vernemen graag van de Minister hoe lang dit onderzoek bij benadering gaat duren. Daarnaast verwachten zij dat in afwachting van de resultaten van het onderzoek reeds wordt gestart met het aanzienlijk verbeteren van de luchtkwaliteit in Oost-Brabant en Noord-Limburg. Het inkrimpen van de veestapel in deze gebieden heeft daarbij wat hen betreft voorrang. Zij benadrukken dat de gevolgen van de intensieve veehouderij voor deze regio reeds geruime tijd bekend zijn als het gaat om de natuurkwaliteit en de bevattelijkheid van mensen voor fijnstof en zoönosen.
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de SP-fractie zijn bevreesd voor de gevolgen die het professioneel houden van nertsen kan hebben voor de volksgezondheid nu bekend is geworden dat het aannemelijk is dat COVID-19 verspreidt van dier op mens. De Minister schrijft in haar brief van 19 mei 2020 niet verrast te zijn door dit nieuws. Bij deze leden is op basis van haar eerdere brieven over besmettingen op nertsenhouderijen echter een andere indruk ontstaan. Hoewel zij de aangekondigde aanvullende maatregelen steunen, zijn de aangekondigde beperkingen voor hen niet voldoende. Alleen directe sluitingen van de besmette bedrijven biedt volgens hen voldoende zekerheid om verdere verspreiding van het virus onder mens en dier tegen te gaan. Zij wijzen hierbij graag op de wettelijk vastgelegde beëindiging van de bedrijfsactiviteiten van de nertsenhouderij per 2024 en vragen hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat de betreffende bedrijven in aanloop naar deze peildatum vervroegd gesloten kunnen worden. Tevens verwachten zij dat bedrijven waar besmettingen worden geconstateerd altijd per direct geblokkeerd worden en dat daarbij ook het afvoeren van mest wordt verboden. Kan de Minister bevestigen of hiervan standaard sprake is?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie lezen in brief van de Minister van 22 april jongstleden dat onderzoek wordt verricht naar het risico van overdracht van het coronavirus naar varkens. Zijn inmiddels (tussen)resultaten van dit onderzoek bekend? Zo nee, wanneer worden deze verwacht? Meer in het algemeen constateren deze leden dat over de jaren heen met regelmaat mensen in veedichte gebieden worden blootgesteld aan zoönosen en uitstoot van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, waarbij gedacht kan worden aan de overdracht van vogelgriep, die een besmette dierenarts fataal is geworden, de uitbraak van Q-koorts die geleid heeft tot dodelijke slachtoffers en veel chronisch zieken, de MRSA-overdracht en luchtwegklachten en ziektes veroorzaakt door fijnstof. Hoewel dit telkens een incidenteel karakter lijkt te hebben, is er naar het oordeel van deze leden sprake van een repeterend patroon en een voortdurend risico voor de volksgezondheid. Is er naar het oordeel van de Minister reden om een breed onderzoek te laten verrichten naar de langjarige invloed van veehouderij in veedichte gebieden op de volksgezondheid en de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan zoönosen, de uitbraken van dierziekten en overdracht van ziektekiemen tussen dier en mens? Zo nee, waarom niet? Kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid hierom worden verzocht? Zo nee, waarom niet?
In de brief van de Minister van 19 mei jongstleden lezen de leden van de PvdA-fractie over een aantal maatregelen die aanvullend worden getroffen naar aanleiding van het gegeven dat zich bij ten minste één persoon COVID-19 heeft ontwikkeld door overdracht van het coronavirus door nertsen. Tot deze maatregelen behoren kennelijk niet het instellen van een fokverbod, het houden van nieuwe lichtingen nertsen en het ruimen van nertsen. Waarom niet? Hoewel het ruimen van nertsen een ingrijpende maatregel is, kan dit verdedigbaar zijn door toepassing van het voorzorgsprincipe en in het licht van het gegeven dat de dieren te kampen hebben met forse dierenwelzijnsproblemen en het lot treft om later toch te worden gedood om bedrijfseconomische redenen. In hoeverre hebben deze overwegingen een rol gespeeld in de afweging van de Minister over de te treffen maatregelen? Is er voor de Minister aanleiding om het wettelijk verbod tot het houden van nertsen vervroegd te effectueren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de meest recente brief van de Minister geen melding gemaakt wordt van het risico dat het virus in nertsen muteert tot een gevaarlijker variant. Is dat risico afwezig? Kan dat risico volledig worden uitgesloten? Zo nee, zijn de getroffen maatregelen dan wel voldoende, bezien vanuit het oogpunt van het beschermen van de bevolking?
Tot slot onderschrijven de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot de steunmaatregelen om ondernemingen in de agrarische sectoren bij te staan in het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis, de noodzaak om in de kern gezonde bedrijven te helpen door ze te behoeden voor omvallen. Deze leden vragen wel wat de rechtvaardiging is voor het verlenen van steun aan ondernemers die kampen met vrijwel onverkoopbare voorraden (friet)aardappelen. Dit in het licht van het gegeven dat ondernemers de mogelijkheid hebben om dit risico te vermijden door te kiezen voor contractteelt, waardoor afzet en prijzen zijn gegarandeerd of voor het afdekken van risico’s op de aardappeltermijnmarkt. Wat is de rechtvaardiging voor de Minister om risico’s over te nemen die ondernemers welbewust for better and worse hebben genomen, terwijl deze met gangbare middelen nagenoeg volledig waren af te dekken? Is hier sprake van het overnemen van risico’s die voortkomen uit speculatie? Ware het in deze situatie niet gepaster geweest om steun te verlenen in de vorm van overbruggingskredieten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over COVID-19 bij dieren en de gevolgen van de coronacrisis voor de Nederlandse agrarische sector. Deze leden waarderen de voortvarende aanpak van de Minister in monitoring en onderzoek van besmetting van COVID-19 bij dieren. Zij zijn geschrokken van de meest recente berichten over de waarschijnlijke besmettingen van dier naar mens. Zij begrijpen de zorgen die dit met zich meebrengt voor boeren en omwonenden. Zij steunen de Minister in de reeds genomen maatregelen. Zij hebben nog enkele vragen.
Kan de Minister verder toelichten hoe de besmetting waarschijnlijk heeft plaatsgevonden: was dat vanwege de aanraking met de besmette omgeving of door het directe contact met de dieren zelf? Heeft de grote hoeveelheid dieren in een besloten omgeving een rol gespeeld in de waarschijnlijkheid van een besmetting? Kan de Minister voorts uitleggen hoe nertsen mensen wel kunnen besmetten, maar katten niet? Worden er naast nertsenbedrijven ook andere sectoren getest op uitbraken, ook wanneer er geen ziektesymptomen bij de dieren aanwezig zijn? Wanneer verwacht de Minister de resultaten van het onderzoek naar COVID-19 bij katten? Is het aannemelijk dat de katten elkaar onderling hebben besmet? Zo ja, wat betekent dit in de praktijk voor besmette katten die niet binnengehouden kunnen worden, zoals boerderijkatten?
De leden van de ChristenUnie-fractie vrezen voor de businesscase van besmette bedrijven. Deze leden vragen zich af hoe verstandig het is om een voorziening te treffen voor inkomstenderving nu al duidelijk is dat deze sector over enkele jaren in ons land niet meer zal bestaan, waarvoor dit kabinet reeds middelen heeft vrijgemaakt. Ziet de Minister mogelijkheden om in overleg met de sector middelen slim in te zetten en te komen tot een warme sanering voor bedrijven die daar nu voor open staan?
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de keten en de Minister om uitbraken van besmettelijke zieken te voorkomen. Uit de berichten over COVID-19 en uit eerdere voorbeelden als de Q-koorts-uitbraak blijkt echter dat de risico’s ondanks de vele voorzorgsmaatregelen reëel zijn. Het houden van grote aantallen dieren op kleine oppervlakten en de directe nabijheid van mensen zijn belangrijke risicofactoren voor het verspreiden van infectieziekten. Welk langetermijnbeleid kan deze risicofactoren verminderen? In hoeverre kan kringlooplandbouw hierin een rol spelen?
In haar brief is de Minister niet verder ingegaan op de relatie tussen zoönosen en exotische dieren. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier nog enkele vragen over. Een groot gedeelte van de te treffen preventiemaatregelen zal in het buitenland moeten plaatsvinden, zoals de bescherming van het leefgebied van wilde dieren en het stoppen met handel in en de verkoop van wilde dieren op markten. Is de Minister bereid met haar collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te overleggen om deze ontwikkelingen in haar beleid zo veel mogelijk te steunen? Heeft de Minister inzicht in hoe groot de rol van Nederland is in de handel van exotische dieren? Is de Minister tevens bereid om te onderzoeken welke maatregelen ze kan treffen die de handel van exotische dieren in en door Nederland zo veel mogelijk beperken?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de grote zorgen van de Minister over de ongekende economische terugval door de coronacrisis, die ook de land- en tuinbouwsector en de visserij- en aquacultuursector hard raakt. Deze leden zijn blij met alle lokale initiatieven die boeren een goed verdienmodel bieden en voedselverspilling tegengaan. Zij zijn ook blij met de steun van de Minister daarvoor. Op welke wijze kan de Minister deze initiatieven verder ondersteunen?
Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog vragen over de steun voor de sector vanuit Europa. Deze leden delen de conclusie van de Minister dat de Europese steunmaatregelen vooralsnog ontoereikend zijn en zijn blij te lezen dat de Europese Commissie schriftelijk akkoord is gegaan met de vervroeging van een nationale vooruitbetaling van 80%. Zal dit naar het inzicht van de Minister wel afdoende zijn, in combinatie van de verdere aangekondigde steunmaatregelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen ook met instemming over de maatregelen van particuliere opslag en opkoop van producten door de Europese Commissie, aangezien deze ook voedselverspilling tegengaan. Deze leden vragen zich af of de interventieprijs hoog genoeg is om een bedrijf financieel overeind te houden, aangezien de Minister aangeeft dat deze lager ligt dan de huidige marktprijs waarin de huidige omstandigheden al in gereflecteerd zijn. Heeft de Minister daar inzicht in? Kan de Minister de mogelijkheden onderzoeken om deze maatregelen ook nationaal te steunen, mocht Europese steun onvoldoende blijken te zijn? Welke binnenlandse afzetmogelijkheden zijn er voor overschotten – deze leden denken hierbij bijvoorbeeld aan de voedselbank – en wat kan de Minister doen om deze (verder) te ondersteunen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming over het toestaan van crisiskartels door de Europese Unie vanwege de belangen van verschillende deelsectoren binnen de agrarische sector. Deze leden vragen zich af of de toegestane zes maanden voldoende zijn en voldoende aansluiten bij de realiteit van het boerenerf.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen over de nationale steunpakketten. Op welke termijn verwacht de Minister een definitief akkoord van de Europese Commissie voor het aanvullende steunpakket voor de sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen? Deze leden hebben veel waardering voor de vindingrijkheid in de agrarische sector om het gebrek aan arbeidskrachten op te lossen. Ze zijn opgelucht dat de beelden in de media niet altijd lijken te kloppen. Wat voor gevolgen gaat de anderhalvemetereconomie hebben voor het kunnen oogsten? Heeft de Minister daar inzicht in?
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met instemming vast dat een bepaalde supermarkt in Nederland gedurende twee weken producten uit de Nederlandse land- en tuinbouw gaat promoten. Deze leden zouden graag zien dat alle supermarkten hieraan meedoen, en dan niet voor twee weken maar voor altijd. Hoe lopen de gesprekken van de Minister met de supermarkten hierover? Gaat de Nederlandse handelsmissie in eigen land deze zomer door ondanks de coronamaatregelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie verwachten tot slot dat de heropbouw van de economie na de coronacrisis een hoop uitdagingen met zich meebrengt maar ook kansen biedt voor een toekomstbestendigere sector. Hoe kan de agrarische sector weerbaarder worden zodat we minder afhankelijk zijn van export van producten en kunnen we de focus verschuiven naar export van kennis? Kan de Minister hierop reflecteren? Deelt de Minister de visie van deze leden dat het coronavirus kwetsbaarheden in het landbouwsysteem blootlegt, zoals de export van miljoenen kuikens per vliegtuig? Hoe kan de Nederlandse land- en tuinbouw zich door de crisis heen ontwikkelen richting de kringlooplandbouwvisie? Welke stappen onderneemt de Minister om de Nederlandse land- en tuinbouw samen met de boeren en tuinders toekomstbestendiger te maken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met de nodige verbazing kennisgenomen van de brieven van de Minister over de relatie tussen onze omgang met dieren en de coronacrisis waar we nu middenin zitten en over de gevolgen van deze crisis voor dieren in de veehouderij, en ook van de beantwoording van de schriftelijke vragen die deze leden over deze onderwerpen hebben gesteld. Het is veelzeggend dat de Minister in de gevraagde brief over de gevolgen van de coronamaatregelen voor dieren in de veehouderij begint met de opmerking «Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt.» Pas op pagina 6 komt de nijpende situatie voor de dieren aan bod.
Al in maart, na het afkondigen van de maatregelen, waarschuwde de leden van de Partij voor de Dieren-fractie voor de problemen die zouden ontstaan in de veehouderij als gevolg van de maatregelen tegen het coronavirus. Deze leden riepen op tot snel ingrijpen om ellende te voorkomen: stel fokbeperkingen in, verlaag de slachttempo’s om medewerkers te beschermen en grote risico’s voor de voedselveiligheid en dierenwelzijn te voorkomen en kondig een stop af op de langeafstandsdiertransporten. Sindsdien zagen zij dat er door de grenscontroles direct lange files ontstonden, waardoor vrachtwagens vol levende dieren nog veel langer onderweg waren. Een groep van maar liefst 36 Europese dierenbeschermingsorganisaties deed een oproep om onder deze omstandigheden de transporten naar landen buiten Europa stil te leggen en ook transporten binnen Europa stil te leggen wanneer zij meer dan acht uur zouden duren. Ook ontstonden er al snel «overschotten» aan dieren. Door het sluiten van horecagelegenheden en beperkte exportmogelijkheden kelderde de vraag naar een aantal dierlijke producten, zoals kalfsvlees, eendenvlees, plofkippenvlees en kooieieren. Er ontstond een «overschot» aan kalfjes die daardoor langer in de stallen bleven staan, terwijl in de melkveehouderij ondertussen nieuwe kalfjes geboren bleven worden om de melkproductie op gang te houden. Varkensslachterijen kregen meer varkens aangeboden dan ze door het slachthuis konden jagen. Pluimveeslachterijen raakten het kippenvlees niet meer kwijt en riepen pluimveehouders op minder dieren te fokken. Er was geen vraag meer naar eendenvlees, waarop de fok van eenden werd stilgelegd. Veel van het vlees van deze dieren is regelrecht de vriezer in gegaan.
Door uitval van slachthuismedewerkers, NVWA-toezichthouders en keuringsmedewerkers stond ook het slachtproces onder druk. Zelfs in Noord-Brabant, waar het coronavirus zich razendsnel verspreidde, bleven dagelijks tienduizenden varkens naar slachthuizen gestuurd worden, waar medewerkers schouder aan schouder moesten doorwerken om het hoge slachttempo te kunnen bijbenen. Inmiddels hebben we gezien dat in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven over de hele wereld al tienduizenden medewerkers zijn besmet en tientallen slachthuizen hun deuren daardoor hebben gesloten, met in de Verenigde Staten als gevolg dat er miljoenen levende dieren zijn vernietigd en hun karkassen werden begraven of verbrand.
En wat deed de Minister? De Minister steunde de oproep om de langeafstandsdiertransporten stil te leggen niet en ging hier dus ook niet op aandringen bij de Europese Commissie. Ze wees er hierbij op dat transporten langer dan 8 uur zijn toegestaan binnen Europa. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij zich herinnert dat het beperken van de duur van diertransporten binnen Europa tot maximaal acht uur één van de speerpunten is van haar beleid. Erkent de Minister dat ze hiermee haar eigen belofte heeft verbroken? Terwijl stallen vol dreigden te lopen met dieren en er naarstig werd gezocht naar extra vriezers om al het onverkochte vlees in op te slaan, weigerde de Minister in te grijpen. Ze verschool zich achter het feit dat er in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden zouden zijn om verplichte fokbeperkingen op te leggen, omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. Ze hield het bij het verkennen van de mogelijkheden met de sectoren om op vrijwillige en tijdelijke basis productiebeperkende maatregelen te treffen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben hierover enkele vragen. Heeft de Minister onderzocht op welke manier het wel wettelijk mogelijk zou zijn om verplichte fokbeperkingen in te stellen? Zo ja, wat waren hierbij haar bevindingen? Zo nee, waarom niet? Welke sectoren en hoeveel veehouders zijn overgegaan op vrijwillige productiebeperking? Hoeveel dieren zijn er hierdoor minder gefokt in de afgelopen maanden? Hoe houdt de Minister hier zicht op en wat is haar rol hierbij? Hoeveel kilo vlees, uitgesplitst per diersoort, exporteerde Nederland in 2019 en naar welke landen ging dit? Hoeveel kippenvlees, hoeveel eendenvlees, hoeveel kalfsvlees, hoeveel varkensvlees, hoeveel geitenbokjesvlees, hoeveel schapenvlees en hoeveel rundvlees ligt er op dit moment al in de vriezers? Hoeveel vlees ligt er verder nog opgeslagen in Europese vriezers? Om hoeveel dieren gaat het hierbij in totaal, uitgesplitst per diersoort? Hoeveel vlees zal hier naar verwachting de komende maanden nog bij komen? Hoeveel ruimte is er nog voor het invriezen van vlees? Hoe lang zou het, uitgesplitst naar vleessoort, duren voordat deze voorraad volledig is verkocht? Hoe lang kunnen deze voorraden, uitgesplitst per vleessoort, worden bewaard voordat ze moeten worden vernietigd? Erkent de Minister, die ook verantwoordelijk is voor het tegengaan van voedselverspilling, dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen plofkippen, (blank) vleeskalfjes en kooikippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor de export? Heeft de Minister gezien dat vrieshuizen voor kippenvlees onder andere vol zitten doordat de markt voor kippenvlees van gangbare vleeskuikens, oftewel plofkippen, is ingestort omdat de vraag vanuit de horeca en extra (!) consumptie via fastfoodketens en snackbars is weggevallen nu «mensen wel chips eten voor de tv, maar om 22.00 uur geen kippenvleugels in het vet gooien»?8 Beschouwt de Minister het snacken van kippenvleugels als noodzakelijk voedsel? Kan de Minister bevestigen dat de gemiddelde Nederlander sowieso te veel eiwitten consumeert en dat daarbinnen het aandeel dierlijke eiwitten te hoog is? Erkent de Minister dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen plofkippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor fastfood?
Over de coronabesmettingen in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven hebben de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal sets schriftelijke vragen gesteld. Deze leden verzoeken de Minister deze spoedig te beantwoorden. Op 7 mei nam de Kamer tevens de motie van de leden Van Esch en Ouwehand aan (Kamerstuk 25 295, nr. 345) die de regering verzocht af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven. De Kamer heeft nog altijd geen brief ontvangen van de Minister met uitleg op welke wijze ze deze motie uitvoert. Deze leden ontvangen deze graag per ommegaande.
Eendenhouderij
Een van de sectoren waarvan bekend is dat hij is overgegaan op productiebeperking, is de eendenhouderij. Eendenvlees wordt in Nederland nauwelijks gegeten en het vlees van de meer dan 8,5 miljoen eenden die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood wordt voornamelijk geëxporteerd voor de horeca elders. Hoewel de eendensector dus nagenoeg geen bijdrage levert aan de Nederlandse voedselvoorziening, levert hij wel enorme dierenwelzijnsproblemen op. De eenden worden binnen gehouden in stallen met stro, komen nooit buiten en kunnen niet zwemmen, niet op een natuurlijke manier voedsel zoeken, niet poetsen en niet vliegen. Terwijl eenden van nature een groot deel van de tijd in het water doorbrengen en er niet op zijn gebouwd om de hele dag op het droge door te brengen. De eenden in de vleeseendenhouderij zijn dat al helemaal niet, omdat ze net als de plofkip zijn doorgefokt om extra veel borstvlees te ontwikkelen en snel te groeien. In zeven weken tijd wordt een eendenkuikentje vetgemest tot een gewicht van meer dan drie kilo, met gewrichtsontstekingen en botafwijkingen als gevolg. Als ze vervolgens ruw worden gevangen en in kratten naar het slachthuis worden afgevoerd, worden ze daar bij volledig bewustzijn ondersteboven aan hun poten opgehangen aan haken. Dit is in strijd met de aangenomen motie van het lid Thieme uit 2013 (Kamerstuk 28 286, nr. 688). Vervolgens gaan de eenden met hun kop door een elektrisch waterbad, wat lang niet altijd leidt tot een volledige bedwelming. NVWA-inspecteurs constateren dan ook regelmatig dat eenden bij bewustzijn worden aangesneden bij eendenslachterij Tomassen, de enige eendenslachterij in Nederland9. Voorgangers van deze Minister beloofden al sinds 2009 dat deze methode zou worden uitgefaseerd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of hun indruk klopt dat zij deze ambitie volledig heeft losgelaten. Naast enorm dierenleed voor de eenden, levert de sector ook grote risico’s op voor de gezondheid van mens en dier, aangezien eenden vatbaarder zijn voor vogelgriep dan kippen. In de periode 2014–2018 zijn er in de eendenhouderij maar liefst zeven uitbraken geweest van de zeer besmettelijke vogelgriep. Volgens Wageningen University and Research is vogelgriep een voortdurende en onvoorspelbare bedreiging. Virologen van het Erasmus MC hebben aangetoond dat vogelgriep zich kan ontwikkelen tot een variant die makkelijk van mens op mens overdraagbaar is.
Nu de sector heeft besloten om voorlopig geen nieuwe dieren meer te houden en de laatste eenden op 8 mei zijn geslacht, staan we wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft voor een keuze: gaan we deze sector weer opnieuw optuigen of grijpen we dit moment aan om een volgende stap te zetten in de richting van een diervriendelijke, natuurinclusieve kringlooplandbouw die binnen de milieu- en klimaatgrenzen past? Wat deze leden betreft wordt dit moment dan ook benut om over te gaan tot beëindiging van de eendenhouderij.
Is de Minister nog steeds met de sector in gesprek over financiële steun? Is de Minister ervan op de hoogte dat het bedrijf Tomassen Duck-To, dat alle schakels in de eendensector in handen heeft, beursgenoteerd is in Thailand? Klopt het dat het bedrijf een omzet heeft van 20 miljoen euro per jaar en dat het hele concern waar Tomassen Duck-To onderdeel van is, een omzet heeft van een kwart miljard euro per jaar? Deelt de Minister de mening dat de eendensector in ieder geval geen steun zou moeten krijgen als de aandeelhouders niet eerst zelf meebetalen? Indien de Minister overgaat tot het bieden van financiële steun, kan deze wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft worden gebruikt voor een warme sanering. Deze leden roepen de Minister nogmaals op om dit scenario serieus te onderzoeken.
Uitbraak bij nertsenfokkerijen
Nederland heeft de dubieuze eer om als eerste land ter wereld een uitbraak van het coronavirus te hebben in de veehouderij. Inmiddels zijn al op vijf bedrijven nertsen aangetroffen die zijn besmet met het coronavirus, en daar soms al aan overleden zijn. Gisteravond laat kwam hier het nieuws bij dat het virus van nertsen op mensen overdraagbaar blijkt te zijn. Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft is dit een zeer dringende reden om over te gaan tot versnelde beëindiging van deze sector. Deze leden gaan hierover graag zeer spoedig in debat met de Minister. Vooruitlopend daarop hebben zij alvast een aantal vragen. Erkent de Minister dat de adviezen die zij heeft gekregen, waarin werd geconcludeerd dat de impact van besmettingen bij dieren op de humane gezondheid verwaarloosbaar werd geacht, er drie weken later compleet naast bleken te zitten? Gaat de Minister, nu SARS-CoV-2 wordt aangewezen als besmettelijke dierziekte volgens artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, per direct over tot het instellen van een fokverbod, gevolgd door definitieve vervroegde beëindiging van de sector vanuit het voorzorgsbeginsel?
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie hebben op 28 april schriftelijke vragen gesteld over de eerste besmettingen bij nertsenfokkerijen en hebben de Minister verzocht deze vragen voorafgaand aan de eerstvolgende persconferentie te beantwoorden. De antwoorden zijn echter nog steeds niet binnengekomen. Deze leden verzoeken de Minister deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Ook hebben zij nog enkele aanvullende vragen. Is het virus rechtstreeks van nertsen op de medewerker overgesprongen? Wat hebben deze sprongen tussen diersoorten voor mogelijke gevolgen? Is er al meer bekend over de besmettelijkheid van het virus dat is gevonden stofdeeltjes in de stallen? Zijn de drie katten die het coronavirus hebben opgelopen bij een van de nertsenbedrijven besmet via de stofdeeltjes waarin het virus is aangetroffen of rechtstreeks via de besmette nertsen?
Konijnenhouderij
In de brief over de eerste twee nertsenfokkerijen waar het coronavirus werd aangetroffen, schreef de Minister dat ook de konijnenhouderijen in de omgeving zullen worden onderzocht. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister om hoeveel bedrijven dit gaat. Wat is er tot nu toe bekend over de vatbaarheid van konijnen voor het coronavirus? Op welke manier wordt hier nu onderzoek naar gedaan en wat zijn tot nu toe de bevindingen?
Steun aan kalversector
De Minister schreef in haar brief van 7 mei dat ze van mening is dat ook voor kalfsvlees op Europees niveau maatregelen nodig zijn. Voor wat voor steunmaatregelen voor de kalverhouderij pleit de Minister in Brussel, vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie haar. Daarbij schrijft de Minister «Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.» Waar doelt de Minister hier op? Wat zou er concreet moeten worden verbeterd? Welke eisen stelt ze hierbij? Gaat de Minister dan ook steunmaatregelen afwijzen als deze verbeteringen hierbij niet als eis worden gesteld door de Europese Commissie? Kan de Minister bevestigen dat er al miljoenen euro’s steun gaan naar de kalversector? Kan de Minister bevestigen dat voor de jaren 2015 tot en met 2020 in totaal 50 miljoen euro van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen zijn aangewend om het besluit om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de facto (grotendeels) teniet te doen? Erkent de Minister dat het een heel vreemd en onwenselijk signaal is naar alle ondernemers die op dit moment met veel moeite deze crisis proberen door te komen als het kabinet zich inzet voor steun voor een sector waar één bedrijf alle onderdelen van de keten in handen heeft, met een eigen vermogen van 1 miljard, geleid door een familie die op nummer 7 staat in de Quote 500? Wat heeft de Minister tot nu toe gedaan om de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk, nr. 25 295, nr. 346) uit te voeren, die de regering opriep om de import van kalfjes tot een minimum te beperken? Is de Minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de melkveehouderij, om daarmee zowel de overschotten aan zuivelproducten als aan kalfsvlees niet nog verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de varkenshouderij om het overschot aan varkensvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de pluimveehouderij om het overschot aan kippenvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?
Europese importstop vlees uit derde landen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de regering er nadrukkelijk op wijzen dat door een opeenstapeling van handelsverdragen, in dit specifieke geval met name de verdragen met Oekraïne en de op handen zijnde deals met Thailand en de Mercosur-landen, boeren over de hele wereld meer en meer tegen elkaar uitgespeeld worden en gedwongen worden tot een keiharde strijd op de wereldmarkt. Dit leidt tot een concurrentie op kostprijs, met als gevolg schaalvergroting en intensivering, met desastreuze gevolgen voor de dieren, het klimaat en de natuur in zowel Europa als elders. Ook voor het welzijn en inkomen van Nederlandse boeren en boeren elders pakt deze concurrentiestrijd erg slecht uit.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat van kringlooplandbouw geen sprake kan zijn zolang de Europese markt wagenwijd wordt opengezet voor spotgoedkope landbouwproducten van buiten de EU, terwijl er voor de eigen Nederlandse landbouwsector wordt ingezet op een agressieve exportstrategie. Deze leden vragen de regering hoe eerlijk het is om van de Nederlandse boeren een inspanning te vragen om het stikstofprobleem helpen op te lossen, terwijl die boeren tegelijkertijd steeds meer worden blootgesteld aan oneerlijke concurrentie van boeren van buiten Europa.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het niet uit te leggen dat de import van kippenvlees uit landen als Brazilië, Oekraïne en Thailand gewoon doorgaat, terwijl er in Nederland en andere Europese landen duidelijke aanwijzingen zijn dat door het wegvallen van de vraag naar kippenvlees de stallen met vleeskuikens overbevolkt raken. Daarover hebben deze leden de volgende vragen. Is de regering bereid om zich in Europa hard te maken voor een volledige invoerbeperking van kippenvlees van buiten de EU? Is de regering bereid om alle mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Wat wil de regering zeggen tegen boerenbelangenorganisaties die pleiten voor het aan banden leggen van de import van kippenvlees van buiten Europa? Is de regering bereid om bij de regeringen van Brazilië, Oekraïne en Thailand op bilaterale of multilaterale basis te pleiten voor fokbeperkingen van in ieder geval kippen in die landen, mede om te voorkomen dat ook in die landen de stallen overvol raken?
Zoönosen
De coronapandemie waar we nu middenin zitten, is het zoveelste voorbeeld van een zoönose: een dierziekte die op mensen overdraagbaar is. Zo’n 75% van de infectieziekten van de afgelopen tien jaar zijn zoönosen; denk aan SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, HIV, ebola, zika en nu het coronavirus COVID-19. Wetenschappers en de Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwen al jaren dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie. Een alomvattend aanvalsplan is nodig om virusuitbraken als die van COVID-19 te voorkomen. De nietsontziende exploitatie van dieren en natuur door de mens heeft het risico op pandemieën aanzienlijk vergroot. De veehouderij moet op de schop, de ontbossing moet een halt toegeroepen worden en de handel in dieren moet worden aangepakt. In haar brief van 22 april beschrijft de Minister echter vooral de rol van dieren in de verspreiding van corona en gaat ze in op de vraag of dieren die door mensen zijn besmet, op hun beurt weer andere mensen kunnen besmetten. Over het ontstaan van zoönosen, het aanpakken van de oorzaken en dus het voorkomen van een volgende wereldwijde pandemie, rept de Minister met geen woord. Dat verbaast de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zeer, want signaleren en bestrijden is één ding maar het gaat vooral om voorkomen. En de Landbouwminister van het meest veedichte land ter wereld, met een veehouderij die door de Minister zelf «omvangrijk en intensief» wordt genoemd, heeft hier nogal een grote verantwoordelijkheid in, vinden deze leden. De nuchtere stelling dat dieren een rol spelen bij de problematiek van zoönosen, boezemt hen niet veel vertrouwen in.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben dan ook een aantal vragen over de door de Minister geschetste «zoönosestructuur». Hoeveel mensen bij het Ministerie van LNV houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop op dit dossier? Hoeveel mensen bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Soport (VWS) houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop op dit dossier? Hoe vaak vinden de genoemde signaleringsoverleggen plaats binnen de zoönosenstructuur? Wie nemen er deel aan deze overleggen? Hoe vaak is de Minister zelf op jaarbasis bezig met dit onderwerp? Waarom laat de beantwoording van de schriftelijke vragen die de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op 24 april hebben gesteld over zoönosen zo lang op zich wachten? Heeft de Minister niet eerder kennisgenomen van de in de vragen genoemde onderzoeksrapporten en bevindingen van deskundigen? Kan de Minister bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen wordt vergroot door de grootschalige en intensieve veehouderij, door ontbossing, door de toename van contact tussen mensen en wilde dieren, door de illegale handel in wilde dieren, het gebruik van antibiotica in de veehouderij en klimaatverandering? Kan de Minister bevestigen dat tussen 2009 en 2015, met een gemiddelde van één per jaar, wereldwijd zes grote uitbraken zijn geweest van zoönosen, te weten: Q-koorts, het Schmallenbergvirus, MERS, vogelgriep, ebola en zika?10
De nachtmerrie is dat er nog zo’n virus ontstaat, en de vogelgriep wordt al sinds lang aangewezen als het rampscenario met een dodelijkheid van 60% volgens de WHO. Voordat het ook kan overspringen van mens naar mens, is een mutatie van het virus nodig. De WHO stelt dat als dat gebeurt, dit «zeer serieuze consequenties heeft voor de volksgezondheid»11.
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben in 2011 al aangetoond dat vogelgriep via mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die via de lucht van mens op mens overdraagbaar is. 12 Deze mutaties zouden ook op natuurlijke wijze kunnen ontstaan. Kan de Minister bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 bij zeventien Nederlandse pluimveebedrijven uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep zijn geweest, waarvan er zeven uitbraken waren bij vier eendenbedrijven?13 Kan de Minister bevestigen dat dit in totaal dus ten minste twintig uitbraken waren bij vier eendenbedrijven en dertien kippenbedrijven? Zo nee, hoeveel waren dit er dan? Kan de Minister bevestigen dat bij minstens één van deze kippenbedrijven twee keer een uitbraak van vogelgriep is geweest? Kan de Minister bevestigen dat minstens zeven van deze uitbraken van vogelgriep plaatsvonden op zes gesloten kippenbedrijven of bedrijven waar de kippen helemaal niet buiten kwamen? Kan de Minister bevestigen dat slechts vier van deze kippenbedrijven vrije uitloop hadden? Kan de Minister bevestigen dat dit betekent dat van de zeventien bedrijven met uitbraken van vogelgriep, er tien waren waar de dieren niet buiten kwamen? Zo nee, hoe zit dit dan? Kan de Minister bevestigen dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie die aan 95 mensen het leven kostte en daarnaast nog 500 mensen chronisch ziek heeft gemaakt, het aantal geiten nog veel verder is toegenomen, van 352.828 in 2010 naar 614.645 geiten in 2019? Kan de Minister bevestigen dat, ondanks de provinciale geitenstops, het aantal geiten in 2019 wederom is toegenomen, ook in Gelderland en Noord-Brabant?14 Waarom is de Minister nog altijd niet overgegaan tot het invoeren van een rechtenstelsel voor de geitenhouderij, zodat deze explosieve groei was voorkomen? Erkent de Minister dat omwonenden hierdoor nog altijd extra worden blootgesteld aan gezondheidsrisico’s, zoals een verhoogde kans op longontstekingen, waardoor deze groep extra kwetsbaar is bij besmetting met het coronavirus?
Voorwaarden aan steun voor de sierteelt en fritesaardappelsector
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de COVID-19-crisis verschillende problemen van het geglobaliseerde voedselsysteem heeft blootgelegd. De Nederlandse landbouwsector, in het verleden vaak geprezen om zijn exportrecords, blijkt nu zeer kwetsbaar te zijn. Er zijn producenten die vrijwel uitsluitend voor de horeca produceren (fritesaardappelen, maar ook kooieieren) en er zijn hele sectoren die nagenoeg compleet afhankelijk zijn van de export (onder andere de sierteelt en eendenfokkerijen). Wanneer de export moeizaam gaat of geheel wegvalt door internationale ontwikkelingen, zoals nu de COVID-19-crisis, komen deze sectoren stil te liggen. Ook wordt in de huidige situatie (nogmaals) duidelijk dat deze sectoren bepaald niet cruciaal zijn voor de voedselzekerheid in Nederland.
De sierteeltsector, onderdelen van de voedingstuinbouw die exclusief voor de horeca telen en de fritesaardappelensector hebben hun problemen door vraaguitval tijdig en succesvol kenbaar gemaakt bij de Minister en zij ontvangen een steunpakket van het kabinet om de verliezen te compenseren. Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie is het onbegrijpelijk dat er aan die steunpakketten geen voorwaarden verbonden zijn voor verduurzaming, in het belang van de volksgezondheid, de biodiversiteit en de waterkwaliteit. Daarnaast zijn deze leden onaangenaam getroffen door het feit dat de regeling reeds is opengesteld, nog voordat de Tweede Kamer deze heeft kunnen behandelen. Erkent de Minister dat zij de Kamer hiermee heeft gepasseerd? Op welke manier gaat zij de inbreng van de Tweede Kamer alsnog integreren in de reeds opengestelde regelingen voor financiële steun?
De teelt van consumptieaardappelen en de sierteelt (voornamelijk lelies en tulpen) zijn precies de sectoren waarin het meeste landbouwgif wordt gebruikt15. In 2016 werd 40% van alle landbouwgif in Nederland gebruikt voor de teelt van aardappelen. Op de tweede plek staan de bloembollen. Al jarenlang worden telers, hun gezinnen en omwonenden van percelen blootgesteld aan landbouwgif wanneer er wordt gespoten16, terwijl consumenten de resten van het gif op hun bord vinden (op 9% van de Nederlandse aardappelen zijn hormoonverstorende stoffen gevonden, terwijl die al sinds 2009 verboden zijn)17. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de Minister eraan dat insectenpopulaties op het Nederlandse platteland in hoog tempo afnemen18, onder meer door het grote gebruik van landbouwgif. Daarnaast is de ecologische kwaliteit van ons oppervlaktewater slechts op 1% goed en ook hier speelt de vervuiling door landbouwgif een grote rol.19
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de Minister de problemen rondom het gebruik van landbouwgif wel lijkt te erkennen, maar dat zij er nog niet in geslaagd is deze op te lossen. In haar Toekomstvisie gewasbescherming 2030 schrijft de Minister dat de gehele landbouwsector in 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo veel mogelijk moet voorkomen.20 Daarvoor wil zij inzetten op weerbare plant- en teeltsystemen, het verbinden van landbouw en natuur, en het nagenoeg uitsluiten van emissies naar het milieu en residuen op producten. De tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst door het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt echter duidelijk dat reductiedoelen er op papier mooi uit kunnen zien, maar dat deze zonder verplichtende maatregelen voor telers (tot nu toe) niet gehaald worden. Deze leden vragen zich daarbij af of de vertraging die het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 heeft (deze stond gepland voor voorjaar 2019) erop duidt dat het maken van afspraken met de sector waarmee de doelen daadwerkelijk gehaald zullen worden, stroef verloopt. Zij ontvangen hier graag een reactie op van de Minister.
Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat bijna 90% van de bloemen, planten en fritesaardappelen voor het buitenland wordt geproduceerd, terwijl de schadelijke gevolgen voor de natuur en omwonenden van het gifgebruik in Nederland achterblijven21, 22. Door de vraaguitval uit het buitenland door de COVID-19-crisis hebben deze sectoren te maken met een gigantische overproductie. Deze leden wijzen de Minister op de pessimistische economische vooruitzichten voor de komende jaren, als gevolg van de COVID-19-crisis. Dit wijst erop dat de internationale handel niet spoedig aan zal trekken en er dus een langdurige disbalans zal zijn tussen vraag en aanbod. Deze leden zouden het als een gemiste kans beschouwen als deze crisis niet zou worden aangegrepen om dit deel van de tuinbouwsector ingrijpend te veranderen. In de transitie naar natuurinclusieve kringlooplandbouw is het belangrijk dat het landbouwareaal zo efficiënt mogelijk ingezet wordt om de lokale bevolking, op duurzame wijze, te voeden. Een omschakeling van een areaal bollenteelt (dat de afgelopen jaren sterk is toegenomen) naar duurzame voedingstuinbouw past in deze ontwikkeling. Voedingstuinbouw draagt bij aan de voedselzekerheid en heeft daarmee meer maatschappelijke waarde dan de op export georiënteerde sierteelt.
Deze ontwikkelingen beschouwend, stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat een steunpakket voor de aardappel- en sierteelt vanwege de coronacrisis voorwaarden moet bevatten voor het toekomstbestendig maken van de sectoren, onder andere door het in balans brengen van de lokale vraag en aanbod en het drastisch terugdringen van gifgebruik. Juist het geven van financiële steun biedt een uitgelezen kans om ook andere maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Deze leden ontvangen hier graag een reactie op van de Minister.
Wat betreft de sierteeltsector stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat de gangbare overproductie niet in stand gehouden moet worden met gemeenschapsgeld. De financiële steun die de sector ontvangt moet ingezet worden door telers om hun activiteit af te bouwen en om te schakelen op duurzame voedingstuinbouw. Voor siertelers die voor de lokale markt willen blijven produceren, stellen deze leden de voorwaarde dat zij alleen steun kunnen ontvangen wanneer zij hun gifgebruik drastisch verminderen. Zo moeten zij verplicht de principes van geïntegreerde gewasbescherming toepassen en mogen zij tot 250 meter van woningen, speelplekken en scholen niet spuiten. De milieukwaliteitsdoelen en drinkwaternormen mogen niet meer overschreden worden: de kwaliteit van het oppervlaktewater rond percelen zal daartoe veel strenger gecontroleerd moeten worden. Deze leden vragen waarom de Minister geen voorwaarden heeft verbonden aan de financiële steun voor de sierteeltsector.
Wat betreft de fritesaardappelen pleiten de leden van de Partij voor de Dieren-fractie voor de voorwaarde aan het steunpakket dat telers niet vaker dan eens in de vijf jaar aardappels op een perceel telen. Door deze ruimere vruchtrotatie krijgen bodem, milieu en biodiversiteit meer tijd om te herstellen van deze (relatief intensieve) teelt. De afname van de productie van fritesaardappelen die hierdoor zal ontstaan, zal de lokale vraag en aanbod meer in balans brengen. Daarnaast stellen deze leden dezelfde voorwaarde met betrekking tot een drastische reductie van het gifgebruik zoals hierboven uiteengezet voor de sierteelt. Zij vragen waarom de Minister geen verduurzamingsvoorwaarden heeft verbonden aan de financiële steun voor de fritesaardappelsector en of zij voornemens is dit alsnog te doen.
Visserij
Wat betreft de visserijsector vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie het onaanvaardbaar dat overbevissing en natuurvernietiging in Nederlandse en Europese wateren in stand worden gehouden en zelfs worden gefaciliteerd met belastinggeld. Ook vissenleed in de aquacultuursector en bijvangst en doding van vissen zou niet in stand gehouden mogen worden met belastinggeld. Deze leden pleiten ervoor dat elke vorm van financiële steun, zowel bestaande subsidies als de steun die gegeven wordt om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, nooit zonder voorwaarden gegeven wordt en alleen gekoppeld is aan substantiële verbeteringen op het gebied van natuurbescherming, verkleining van de vloot en het tegengaan van overbevissing.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien mogelijkheden om in deze moeilijke periode de vloot versneld te verkleinen, zodat deze binnen de grenzen van de draagkracht van het mariene ecosysteem blijft. Zo mag de steun niet gaan naar het vergroten van de capaciteit van de vloot of naar grote pelagische bedrijven, noch naar kotters met sleepnetten. Is de Minister bereid financiële steun te koppelen aan verkleining van de vloot en de capaciteit? Is de Minister bereid in ieder geval grote pelagische bedrijven uit te zonderen van de steunmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om een stillegregeling te koppelen aan warm saneren voor vissers die daar juist nu behoefte aan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn is de Minister van plan dit te doen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat tijdelijk ecologisch herstel kan plaatsvinden gedurende de coronacrisis en het stilliggen van de schepen. Tijdens deze periode kan daarom goed en gedegen onderzoek verricht worden naar de effecten van de visserij op de ecologie. Is de Minister bereid om een onderzoek naar de impact van de visserij op de ecologie in te stellen?
De Partij voor de Dieren-fractie vragen ook waarom de regeling afhankelijk is van het motorvermogen van de schepen. Deze leden zijn van mening dat de Minister hiermee juist overbevissing stimuleert, omdat er meer geld gaat naar grote schepen, die meer vissen. Dit betekent dat Nederland juist die sectoren steunt die de meeste schade aanrichten aan de vissenstand en ecologie, zoals grote pelagische bedrijven en demersale kotters. Kan de Minister aangeven waarom de stillegregeling gekoppeld wordt aan het motorvermogen? Kan de Minister aangeven welke andere voorwaarden er gelden om in aanmerking te kunnen komen voor de stillegregeling?
Ten slotte maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de periode na de stillegregeling, wanneer de vraag waarschijnlijk weer aantrekt. Deze leden vragen zich af wat de impact zal zijn op de visbestanden en ecologie wanneer vissers hun jaarlijkse quota in een kortere tijd zullen opvissen. Uit voorzorg pleiten zij daarom voor het bijstellen van de quota naar rato voor de maanden die overblijven na de stillegregeling. Kan de Minister aangeven wat de mogelijke schadelijke ecologische gevolgen zijn van het opvissen van de jaarlijkse quota in een kortere tijd? Kan de Minister onderzoek instellen om deze impact te monitoren? Kan de Minister uit voorzorg de huidige quota naar rato bijstellen voor de maanden die overblijven? Zo niet, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor enkele veehouderijsectoren.
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van de gevolgen van de coronacrisis voor kalverhouders die niet verbonden zijn aan een integratie en niet op contract leveren en voor eendenhouders die inmiddels hun stallen leeghouden. Is de Minister voornemens te voorzien in gerichte ondersteuning?
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor landbouwbedrijven op de Waddeneilanden. Zij bedrijven veelal multifunctionele landbouw en zijn afhankelijk van het toerisme. Deze leden hebben begrepen dat zij forse omzetverliezen lijden, terwijl zij niet altijd aanspraak kunnen maken op algemene steunregelingen. Overweegt de Minister gerichte ondersteuning?
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren. Kamerstuk 28 286, nr. 1088 – Brief regering d.d. 22-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2. Kamerstuk 28 286, nr. 1089 – Brief regering d.d. 26-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Kamerstuk 35 420, nr. 30 – Brief regering d.d. 07-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Stand van zaken corona en dieren. Zaaknummer 2020Z08280 – Brief regering d.d. 08-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Update corona bij dieren. Zaaknummer 2020Z08824 – Brief regering d.d. 15-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Zaaknummer 2020Z09040 – Brief regering d.d. 19-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
NOS, 19 mei 2020, «Minister Schouten: besmetting coronavirus van nerts op mens aannemelijk», https://nos.nl/video/2334465-minister-schouten-besmetting-coronavirus-van-nerts-op-mens-aannemelijk.html.
Eindhovens Dagblad, 14 mei 2020, «Overheid neemt risico met besmette nertsenbedrijven», https://www.ed.nl/opinie/overheid-neemt-risico-met-besmette-nertsenbedrijven~a4578cf1/.
De Groene Amsterdammer, 8 april 2020, «Het is niet de schuld van de vleermuis», https://www.groene.nl/artikel/het-is-niet-de-schuld-van-de-vleermuis.
Website NOS, 18 mei 2020, «Duitse vleesindustrie brandhaard corona, tot ergernis van Merkel», https://nos.nl/l/2334259.
Website medRxiv, 27 april 2020, «Exposure to air pollution and COVID-19 mortality in the United States: a nationwide cross-sectional study», https://www.medrxiv.org/content/10.1101/2020.04.05.20054502v1.
Website The World Bank, 24 april 2020, «Incidence of COVID-19 and Connections with Air Pollution Exposure: Evidence from the Netherlands «, http://documents.worldbank.org/curated/en/462481587756439003/Incidence-of-COVID-19-and-Connections-with-Air-Pollution-Exposure-Evidence-from-the-Netherlands.
Website On the way to PlanetProof, «Voor nieuwe deelnemers van On the way to PlanetProof voor Plantaardige producten is er een stappenplan», https://www.planetproof.eu/518/certificeren/per-sector/plantaardige-producten/stappenplan.html.
Boerderij, 2 april 2020, «Wegvallen horeca zet vleeskuikenmarkt op slot» (https://www.boerderij.nl/Pluimveehouderij/Achtergrond/2020/4/Wegvallen-horeca-zet-vleeskuikenmarkt-op-slot-565318E/).
Animals Today, 26 februari 2020, «Boetes helpen niet tegen dierenleed bij eendenslachter Tomassen Duck-To» (https://www.animalstoday.nl/structureel-dierenleed-tomassen-duck-to/).
AD, 30 november 2018, Wereldwijde ziekte-uitbraak? «We maken het virussen veel te makkelijk» (https://www.ad.nl/wetenschap/wereldwijde-ziekte-uitbraak-we-maken-het-virussen-veel-te-makkelijk~afa98c26c/).
Website WHO, geraadpleegd 20 mei 2020, «FAQs: H5N1 influenza» (https://www.who.int/influenza/human_animal_interface/avian_influenza/h5n1_research/faqs/en/).
Erasmus Magazine, 25 november 2011, «Erasmus MC ontwikkelt dodelijk griepvirus» (https://www.erasmusmagazine.nl/2011/11/25/erasmus-mc-ontwikkelt-dodelijk-griepvirus/).
Het aantal dieren in die provincies is dit jaar vergeleken met 2018 in Gelderland met 6 en in Brabant met 2 procent toegenomen. In Gelderland groeide het aantal geiten met ongeveer 8,6 duizend. De groei was in Noord-Brabant met iets meer dan 3 duizend dieren minder groot. Meer dan de helft van het aantal geiten in Nederland is in deze twee provincies te vinden.
Trouw, 10 december 2019, «Groenten en fruit zijn vaak vervuild met hormoongif» (https://www.trouw.nl/duurzaamheid-natuur/groenten-en-fruit-zijn-vaak-vervuild-met-hormoongif~b14bcc2c/?utm_campaign=shared_earned&utm_medium=social&utm_source=twitter).
NRC, 31 oktober 2019, «Massale insectensterfte in landbouwgebieden» (https://www.nrc.nl/nieuws/2019/10/31/insectensterfte-door-landbouw-a3978794).
Royal FloraHolland, 15 maart 2020, «Persbericht: Nederlandse sierteelt dreigt om te vallen» (https://www.royalfloraholland.com/nederlandse-sierteelt-dreigt-om-te-vallen) en.
Agraaf, 16 april 2020, «Compensatie fritesaardappelen valt tegen» (https://www.agraaf.nl/artikel/245162-compensatie-fritesaardappelen-valt-tegen/).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2020D19801.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.