Vragen van het lid Van der Ham (D66) aan de minister van Justitie en de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het verhoor van een journalist in relatie tot eerdere uitlatingen van de minister (ingezonden 13 augustus 2010).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een journalist en publicist verhoord is vanwege bedreiging en haatzaaien omdat hij andermans «tweet» heeft gepubliceerd c.q. geciteerd?1 Kunt u de feitelijke gang van zaken beschrijven?

Vraag 2

Kunt u aangeven hoe de handelswijze van het Openbaar Ministerie en de politie in deze zaak zich verhoudt tot uw antwoord op mijn schriftelijke vragen inzake de zaak «Ravage» dat «bij dit soort uitingsdelicten het van groot belang is dat uitlatingen in hun tekstuele samenhang worden beoordeeld. Het College van procureurs-generaal heeft de betreffende hoofdofficier van justitie nogmaals gewezen op het grote belang uiterste zorgvuldigheid te betrachten in zaken waarbij het gaat om het beoordelen van uitingen, opdat mensen die op een artistieke, uitdagende, scherpe manier deelnemen aan het maatschappelijk debat daarin niet  ten onrechte worden gehinderd.»?2.

Vraag 3

Kunt u aangeven welk gevolg er in bredere zin dan alleen richting de «betreffende hoofdofficier van justitie» is gegeven aan de in uw eerdere antwoord verwoorde beleidslijn? 

Vraag 4

Is de beleidslijn die in de schriftelijke vragen is verwoord, wat betreft de context en de wijze van beoordelen, voldoende meegewogen in de zaak van de hiervoor genoemde journalist? Zo ja, op welke wijze? 


XNoot
1

Nu.nl, 11 augustus 2010 en Mediareport.nl, 11 augustus 2010.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nrs. 2862 en 3406

Naar boven