CXLVI Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving

Z PARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIE EFFECTIVITEIT ANTIDISCRIMINATIEWETGEVING

Vastgesteld 3 april 2023

Bij brief van 28 september 2022 heeft de Kamervoorzitter een exemplaar van het rapport «Gelijk recht doen. Een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie tegen te gaan» aangeboden aan de regering. Het rapport is opgesteld door de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC) van de Eerste Kamer. In de aanbiedingsbrief is de regering verzocht te reageren op de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie inclusief de daarover gevoerde gedachtewisseling voor het eind van het jaar 2022.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 31 maart 2023 met een procesbrief gereageerd.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning1 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Algemene Zaken

Den Haag, 28 september 2022

Hierbij bied ik u een exemplaar van het rapport «Gelijk recht doen, Een parlementair onderzoek naar de mogelijkheden van de wetgever om discriminatie tegen te gaan» aan. Het rapport is opgesteld door de Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving (POC). Deze onderzoekscommissie is op 23 maart 2021 door de Eerste Kamer ingesteld als bedoeld in artikel 8 van de Regeling parlementair en extern onderzoek van de Eerste Kamer. De kernboodschap van het rapport is dat we mensen gelijkwaardig en rechtvaardig moeten behandelen. Het rapport bevat onder meer aanbevelingen voor het verbeteren van de kwaliteit van wetgeving en om een afwegingskader in te voeren dat regering en parlement moet helpen om discriminerende effecten in wetgeving te voorkomen.

Tot de relevante documenten van de parlementaire onderzoekscommissie behoren naast een hoofdrapport ook vier deelrapporten over de vier domeinen die zijn onderzocht (arbeidsmarkt, onderwijs, sociale zekerheid en politie), verslagen van de openbare gesprekken die de parlementaire onderzoekscommissie gehouden heeft en een reeks achtergrondstudies. Alle genoemde documenten kunnen worden geraadpleegd via de website van de Eerste Kamer.2

De onderzoekscommissie heeft op 14 juni jl. haar rapport aan mij aangeboden, waarna op 13 september plenair over het rapport is gedebatteerd. Ook het stenogram van dit debat is op de website van de Eerste Kamer te vinden. Op 27 september 2022 nam de Eerste Kamer de motie-Rosenmöller c.s. aan, waarin het oordeel is uitgesproken dat de bevindingen, analyse en aanbevelingen van de parlementaire onderzoekcommissie op hoofdlijnen worden onderschreven. Onder meer wordt in deze motie verzocht de regering te reageren op de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie inclusief de daarover gevoerde gedachtewisseling.3 Ik verzoek u deze reactie uiterlijk eind 2022 aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

Een afschrift van deze brief met een exemplaar van het rapport Gelijk recht doen zal tevens worden verzonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, J.A. Bruijn

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 maart 2023

Op 23 maart jl. hebben wij op uw verzoek gesproken over de voortgang van de kabinetsreactie op het rapport «Gelijk recht doen» van de parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving van uw Kamer. U hebt er bij die gelegenheid op aangedrongen dat uw Kamer spoedig een kabinetsreactie ontvangt.

De onderzoekscommissie heeft de mechanismen die leiden tot discriminatie in de praktijk inzichtelijk gemaakt. Vervolgens is zij ingegaan op de maatregelen die de kloof tussen wetgeving en praktijk kunnen verkleinen. Het staat voor mij buiten kijf dat discriminatie onacceptabel is en dat wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om discriminatie aan te pakken. De brede en overkoepelende aanpak van de onderzoekscommissie, alsook de zes door haar geïdentificeerde thema’s voor het afwegingskader voor het parlement bieden handvatten dit te doen. Immers, dit afwegingskader is ook voor de regering – als medewetgever – van groot belang. Grote meerwaarde van deze thema’s is hun overkoepelende bruikbaarheid. Zo zijn het door de onderzoekscommissie geformuleerde thema «vertrouwen» en «aandacht» essentieel voor het tot stand brengen van effectief beleid ten aanzien van de bestrijding van discriminatie. Een overheid die niet wordt vertrouwd of onvoldoende aandacht heeft voor de slachtoffers van discriminatie zal degenen die zij beoogt te beschermen niet altijd kunnen bereiken en bedienen. Ook de «normstelling en het taalgebruik» (het derde thema), alsook de via meer «eenvoud» (het vierde thema) aanbrengen van meer inzichtelijkheid, in beleid en wetgeving raken hieraan. Het zesde thema «Heldere en effectieve (klacht)procedures» is volop in beweging (zie hieronder).

De voorbereiding van de kabinetsreactie valt samen met een groot -en groeiend- aantal andere trajecten en ontwikkelingen, zoals:

  • het Nationaal Programma tegen discriminatie en racisme uit het najaar van 2022 dat onder coördinatie van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme tot stand kwam;4

  • de kabinetsreactie op het advies van de Dialooggroep slavernijverleden, die leidde tot excuses voor het slavernijverleden, waarin ook de intensivering van de aanpak van de doorwerking van dat verleden in hedendaagse vormen van discriminatie en racisme is opgenomen5;

  • de afgeronde onderzoeken met betrekking tot antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s), die uitnodigen tot herstructurering van deze voorzieningen;6

  • de instelling van de Staatscommissie tegen discriminatie en racisme;7

  • de verkenning van de mogelijkheid van invoering van de gelijkebehandelingswetgeving op Bonaire, Saba en Sint Eustatius en de uitwerking van de kabinetsreactie daarop;8 en

  • de – zeer recente – brief van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, het College voor de Rechten van de Mens en de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme over eenzijdig overheidshandelen in relatie tot de Algemene wet gelijke behandeling.

Het is mijn voornemen om in de breedte van deze acties en trajecten de juiste samenhang te creëren. Het is mijn stellige overtuiging dat juist die samenhang leidt tot een effectievere aanpak. Het overkoepelende karakter van het rapport van uw onderzoekscommissie biedt een kader waarbinnen deze – en andere – acties en trajecten in onderlinge samenhang kunnen worden bezien. Het is dan ook mijn voornemen het rapport van uw onderzoekscommissie te benutten als één van de bouwstenen in het creëren van de gewenste samenhang.

Keerzijde hiervan is dat het tot stand brengen van de kabinetsreactie op uw rapport langer duurt. Uw Kamer ontvangt uiterlijk 20 juni 2023 de kabinetsreactie op het rapport, dit past ook bij het reeds kenbaar gemaakte voornemen aan uw Kamer om dit uiterlijk het tweede kwartaal te doen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.G.J. Bruins Slot


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, CXLVI, Y.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2022/23, 30 950, nr. 316.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2022/23, 36 284, nr. 1.

X Noot
6

Zie voor het meest recente rapport Kamerstukken II, 2022/23, 30 950, nr. 335.

X Noot
8

Kamerstukken I, 2022/23, 36 200 IV, nr. J.

Naar boven