Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35572 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35572 nr. D |
Vastgesteld 26 november 2020 om 16.00 uur
Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennis genomen van het pakket Belastingplan 2021. Graag stellen zij de volgende vragen die deels betrekking hebben op dit Belastingplan 2021 en deels zien op toezeggingen uit het Belastingplan 2020.
De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennis genomen van het Belastingpakket 2021. Ter voorbereiding van het plenaire debat over dit pakket verzoeken zij de regering in te gaan op de volgende vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het fiscale pakket, waaronder het Belastingplan 2021 en hebben hierover een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetsvoorstellen bij het pakket Belastingplan en andere fiscale maatregelen. De leden hebben nog vragen over de wetsvoorstellen aan de regering.
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het belastingpakket 2021. Deze leden hebben een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de fractie van SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Belastingplan 2021 en hebben nog enkele vragen over de Baangerelateerde investeringskorting (BIK).
De fractieleden van de SGP hebben met belangstelling kennis genomen van de wetgeving rond het belastingplan en enkele andere wetten. In de schriftelijke inbreng willen de fractieleden zich beperken tot enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het de regering in 2020 wederom niet is gelukt om spreiding in de aanbieding van de fiscale wetsvoorstellen te realiseren, waardoor de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal over in totaal negen wetsvoorstellen in ongeveer een week tijd na de stemmingen over de wetsvoorstellen in de Tweede Kamer der Staten-Generaal schriftelijke inbreng moeten leveren. Kan per wetsvoorstel worden aangegeven waarom het ondanks toezeggingen niet eerder in het jaar 2020 mogelijk was om deze te behandelen?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met belangstelling kennis genomen van het fiscale pakket, waaronder het Belastingplan 2021. Evenals vorig jaar zijn zij van mening dat er sprake is van een overdaad aan voorstellen. Dat zou in de toekomst worden vermeden, aldus de vorige Staatssecretaris.2 Hoe komt het dat hiervan in 2020 amper iets terecht is gekomen?
Wat betreft het Belastingplan 2021 vragen de leden van de GroenLinks fractie waarom het kabinet niet gekozen heeft voor een separaat voorstel, zoals de Raad van State al voorstelde en waartoe de aanvaarde motie Hoekstra heeft opgeroepen.3
De leden van de PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het enorme belastingpakket 2021 met niet minder dan 9 (onderdelen van) wetsvoorstellen, tientallen uren debat in de Tweede Kamer, en meer dan 80 sheets waar uw ambtelijke staf ons in 2¼ uur fantastisch doorheen heeft geloodst. De leden van deze fractie hebben alles van A-Z kunnen lezen, en veel maatschappelijke reflectie kunnen ophalen. Kan het kabinet begrijpen dat dit de werkelijke reden is om meer tijd voor het belastingpakket te nemen, mede om spreiding in de tijd voor parlement en maatschappij te borgen? En hoe gaat het kabinet de motie Sent c.s. uitvoeren?4 Dat brengt hen op nog twee belangrijke vragen. Kan de regering ten eerste nog eens uiteen zetten welke van deze wetten een onverbrekelijke samenhang hebben, en dus integraal moeten worden behandeld? En welke wetten eigenlijk vrij zelfstandig zijn te lezen, beoordelen en uit te voeren, zodat ze ook afzonderlijk (hadden) kunnen worden gesproken in het parlement? De samenhang, waar deze leden op doelen kan zijn gelegen op het vlak van financiële samenhang (het ene wetsvoorstel biedt dekking voor het andere), of beleidsmatige samenhang, of wat betreft uitvoering. Deze leden zien deze samenhangen echter niet, dus veronderstellen zij dat het hier louter gaat om een politieke samenhang: het kabinet heeft in het pakket een dusdanig broze politieke balans gevonden, dat het bouwwerk instort als er aan één van de wetten zou worden gesleuteld. Deelt de regering deze analyse?
In het Belastingplan 2020 is toegezegd dat er een overzicht gemaakt zou worden de implementatie van ATAD2 in andere landen binnen de EU.5 Wanneer kunnen de leden van de VVD-fractie dit overzicht tegemoet zien?
In het kader van de behandeling van het Belastingplan 2020 is door de voormalig Staatssecretaris toegezegd dat er contact zou worden opgenomen met de juridische dienst van de Europese Commissie over overkill in ATAD2.6 Heeft dit overleg al plaatsgevonden en kan het verslag van deze ontmoeting worden gedeeld?
Graag verzoeken de VVD-fractieleden de regering om de vragen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: NOB) op 20 november 2020, zo die niet reeds gesteld zijn in de inbreng van de VVD, te beantwoorden.7
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om een reactie op het nadere NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2021 van 20 november 2020, inclusief de nog niet beantwoorde vragen van eerdere NOB-commentaren op dit pakket.8
De alsmaar stijgende kosten van de gezondheidszorg behoeven een beleid dat gericht is op preventie, een doelstelling die ook in het regeerakkoord is benoemd. De voorliggende belastingplannen bevatten geen wetsvoorstellen die gezond leven en gezond gedrag bevorderen. De leden van de D66-fractie vraagt derhalve aan de regering welke wetsvoorstellen of andere initiatieven op dit vlak in voorbereiding zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen of over elk van de onderdelen van het pakket Belastingplan 2021 een zorgvuldige en reeds afgeronde uitvoeringstoets heeft plaatsgevonden, zowel op generiek niveau bij de Belastingdienst, de afzonderlijke delen van de Belastingdienst en andere diensten van de rijksoverheid, zoals RVO? Maar is er ook een uitvoeringstoets gedaan bij anderen die de uitvoering zullen moeten doen, dan wel die moeten ondergaan?9 De leden van de PvdA-fractie herinneren de regering hierbij aan de toezeggingen bij de eerdere belastingdebatten, onder andere aan de leden van deze fractie, en laatstelijk nog herhaald in een brief van de Commissie Financiën van de Eerste Kamer waarin wordt gesteld dat de motie Sent nog altijd niet voldoende is uitgevoerd. De beide staatssecretarissen antwoorden daarop op 16 november 2020 dat ze goed op weg zijn, en spitsen dat toe op de verbeteringen in de Toeslagenwet. 10 De leden van de PvdA-fractie juichen dit toe, maar zien het toepassen van de doenvermogenstoets niet als uitsluitend voor de toeslagen, maar zeker ook voor andere belastingcategorieën en zeker ook voor ondernemers. Is de regering het daar mee eens, en welke stappen worden daartoe voorbereid?
Kan de regering de Eerste Kamer een overzicht van de hier bedoelde uitvoeringstoetsen per wetsontwerp sturen en daarbij aangeven welke appreciatie zij daarvan zelf geeft, en of de uitvoeringsorganisaties zelf ten volle bereid en in staat zijn de uitvoering ter hand te nemen? En indien zij dat niet zijn, welke zijn dan uitvoerings- belemmeringen: financiële, personele of principiële? Heeft de regering daarbij geleerd van de problemen bij de toeslagen, UWV, CBR en decentralisaties in het sociale domein? En kan de regering daarbij expliciet, per belastingwet, aangeven of deze ook voor de betrokken bedrijven en burgers wel uitvoerbaar zijn qua begrijpelijkheid, voorspelbaarheid en administratieve last? De hamvraag is daarbij voor deze leden steeds, of het invoeren van niet goed uitvoerbare wetten niet de bijl legt aan de geloofwaardigheid van de politiek, en in deze dossiers van de belastingmoraal? Graag een algemeen reactie van de regering op deze stelling.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de uitvoering van de baangerelateerde investeringskorting (hierna: BIK) deels bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) en deels bij de Belastingdienst wordt belegd. Waarom heeft de regering gekozen om deze regeling niet bij de Belastingdienst, in één hand, te beleggen? Hoe groot schat de regering het risico in dat de gegevensuitwisseling tussen RVO en de Belastingdienst tot knelpunten leidt, en welke mogelijke knelpunten betreft dit?
De uitvoeringstoets maakt melding van de handhavingsinstrumenten die RVO hanteert om de risico’s op misbruik en oneigenlijk gebruik te mitigeren.11 Welke handhavingsinstrumenten betreft het en zijn deze afdoende? De Belastingdienst controleert aan de hand van de gegevens van RVO of de verrekening in de aangiften loonheffing correct is geweest. Is sprake van een dubbele toets door twee uitvoeringsorganisaties bij de uitvoering van één regeling?
De boetemogelijkheid van artikel 29i van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: LB) sluit de toepassing van artikel 5:53 Algemene wet bestuursrecht (hierna: AwB) (het recht van belastingplichtigen op een boeterapport en de mogelijkheid van het geven van een zienswijze) uit. Ook maakt het genoemde artikel geen onderscheid tussen opzet of grove schuld. Een opzettelijke fout in de administratie of een gering gebrek in de aanlevering wordt daardoor net zo zwaar bestraft als opzettelijke fraude. Met welke bedoeling heeft de regering deze bepaling op deze wijze vormgegeven?
Ten aanzien van de keuze voor de BIK vragen de leden van de CDA-fractie zich af wat dit inhoudt voor de beoordeling van de effectiviteit van bestaande maatregelen, zoals de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de energie-investeringsaftrek en de milieu-investeringsaftrek. In hoeverre verdient het overweging om ook deze regelingen in de toekomst te koppelen aan de loonheffingen?
Het ontbreken van een desinvesteringsregeling in de BIK werkt oneigenlijk gebruik in de hand. Hoe gaat de regering dat oneigenlijke gebruik voorkomen dan wel aanpakken? Het argument dat een dergelijke regeling ertoe zou leiden dat de uitvoeringsinstanties gedurende een langere tijd dan is uitgetrokken voor deze regeling zouden worden belast met de uitvoering van een dergelijke desinvesteringsregeling, is begrijpelijk. Maar is dat dan niet te voorkomen door uit te gaan van een kortere desinvesteringstermijn dan vijf jaren, bijvoorbeeld twee jaren?
Als een bedrijf een BIK krijgt, is deze korting dan belast met vennootschapsbelasting (Vpb-onderneming) dan wel met inkomstenbelasting (IB-onderneming)? Indien het antwoord op deze vraag bevestigend is, in hoeverre is hiermee budgettair rekening gehouden?
In het voorgestelde artikel 29i van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt een boete geïntroduceerd van maximaal € 100.000. In hoeverre acht de regering dit proportioneel? Zie in dit verband ook de vragen in het nader NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2021 van 20 november 2020 («BIK en boetebepalingen»)12.
Het kabinet kiest met dit pakket voor de introductie van de BIK. De leden van de fractie van GroenLinks vragen waartoe de BIK is bedacht. Het komt deze leden voor dat het dwingende uitgangspunt van het kabinet was dat er sprake moest zijn van lastenverlichting voor bedrijven, omdat de BIK een alternatief is voor de verlaging van het tarief van de VPB. Dat heeft de zoektocht van het kabinet naar een doelmatige besteding van 2x2 miljard Euro bepaald en daarmee belemmerd. Zien deze leden dat juist? Waarom stond niet de vraag centraal welke maatregel in deze coronacrisis het meeste effect – bijvoorbeeld in aantallen banen – zou genereren? Kan de regering aangeven hoe zij de uitkomsten van het alternatief «afschaffen verhuurdersheffing» weegt? Verder vragen deze leden waarom er niet gekozen is voor een groener of duurzamer invulling van deze investeringsimpuls? Dit zou passen bij het streven om groener uit de corona-crisis te komen.
De nieuwe BIK heeft als doelstelling dat 65% van het budgettair beslag bij het Midden- en kleinbedrijf (mkb) terecht komt. De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de uitvoerbaarheid hiervan wordt ingericht en hoe geborgd wordt dat het mkb ook daadwerkelijk deze vooraf vastgestelde proportie toebedeeld krijgt.
De D66 leden vragen de Staatssecretaris wat de criteria voor de investeringen zijn voor het verkrijgen van de BIK, met name of het type investeringen ertoe doet. Zijn er investeringscriteria voor de BIK die investeringen in duurzaamheid, klimaat of milieu bevorderen? Wat zijn de mogelijkheden voor de regering om binnen de BIK investeringsregeling investeren in duurzaamheid, klimaat of milieu te stimuleren?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering een overzicht te geven van de verrichte uitvoeringstoetsen en met name de mening van de ambtelijke uitvoerders daarvan? Is het juist dat de regeling moet worden uitgevoerd door zowel RVO (die onder EZK valt) als verschillende afdelingen van de Belastingdienst, en hoe wordt voorkomen dat zij daar niet goed uitkomen, zoals bij de toeslagenwet zo dramatisch is gebleken? Is de juridische analyse voor wat betreft de internationale aspecten gereed, en trekt het kabinet daar al conclusies uit? Het gaat daarbij zowel over het verplaatsen van investeringsgoederen die hier zijn aangeschaft met de BIK-bijdrage, maar vervolgens over de grens bij een dochter worden ingezet, als over investeringen die via bijvoorbeeld een dochteronderneming in het buitenland neerslaan (boorplatforms). En is de BIK EU-proof wat betreft buitenlandse concerns die hier een beroep op doen (non-discriminatie)? Deelt het kabinet de indruk van deze leden dat fiscale adviseurs en accountants een cruciale rol zullen (moeten) spelen om ondernemers te ondersteunen om deze ingewikkelde regeling te kunnen uitvoeren, en welke hulp (financieel en anderszins) krijgen zij daarbij? En als een ondernemer bijvoorbeeld € 20.000 investeert, krijgt deze een korting op de loonheffing van € 600, weegt dat dan wel op tegen de kosten van de fiscale adviseurs? Dit zal zeker spelen als investeringen ingewikkeld zijn, precies moeten worden ingepast in de krappe tweejaar-periode van de BIK, geen fouten mogen worden gemaakt met bewijsvoering, er onduidelijke fiscale constructies zijn; is de bureaucratie dan niet prohibitief? Is het niet zuur als de voorbereiding en de kosten zijn gemaakt, maar de regeling inmiddels wordt gesloten vanwege overtekenend? En zo vragen deze leden, welke sancties staan er op misbruik van de BIK?
En als de regering de BIK al volgend jaar gaat dichtsnoeren vanwege te grote toeloop zullen veel ondernemers de aanvraagkosten voor niks maken. Hoe zal de regering deze teleurstelling voor ondernemers opvangen?
De regering heeft om louter politieke redenen voor de BIK gekozen; de ondernemers moesten per se lastenverlichting krijgen, het aantal banen lijkt bijzaak en kan zelfs dalen door arbeidsbesparende investeringen. Daarom vragen de leden van de PvdA-fractie, waarom het kabinet niet heeft gekozen voor een verlaging van de loonheffing, werkgeverspremies, waarvoor slechts aan de premie-knop hoeft te worden gedraaid. Welke bureaucratische nadelen zou dit kunnen hebben? En hier zijn dus nul uitvoeringslasten en is evident dat het banen(behoud) oplevert in alle sectoren van de economie. En heeft het kabinet, op dezelfde redenen van effectiviteit overwogen om in plaats van de BIK andere bestaande investeringsregelingen uit te breiden, zoals VAMIL, MIA, enzovoort?
De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen over de BIK. Uit de analyse van het CPB blijkt dat de BIK niet of nauwelijks banen schept.13 Toch hecht de regering aan de investeringskorting omdat deze de investeringen aanjaagt. Wat is volgens de regering het nut van het stimuleren van bedrijfsinvesteringen als dit geen banen oplevert? Mogen de leden van de SP-fractie hieruit afleiden dat voor wat betreft dit voorstel de regering inzet op baanloze groei? Kan de regering onderbouwen waarom dit volgens haar een effectieve manier is van belastinggeld uitgeven? In de Algemene Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer van 18 september jongstleden heeft de Minister-President in een interruptiedebat over de BIK de volgende uitspraak gedaan: «Als je op deze manier [verwijzend naar de BIK] erin slaagt om een deel van de investeringen wel door te laten gaan, heeft dat inderdaad een enorm effect op de werkgelegenheid».14 Staat de regering nog steeds achter deze uitspraak? Verwacht de regering, zo vragen de aan het woord zijnde leden, nog steeds er met de BIK in te (kunnen) slagen om op deze manier een deel van de investeringen wel door te laten gaan, dat wil zeggen op een manier die een enorm effect op de werkgelegenheid heeft? Zo nee, is hier dan sprake van voortschrijdend inzicht van de kant van de regering? Onderschrijft de regering de conclusie van de CPB-analyse dat de BIK slechts een heel gering positief effect zal hebben op de werkgelegenheid, zo vragen de leden van de SP-fractie? Heeft de analyse van het CPB nog tot een moment van heroverweging geleid bij de regering, dat wil zeggen, heeft de regering op enig moment nog overwogen het voorstel aan te passen of in te trekken, zo nee, waarom niet?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie zorgen over de uitvoerbaarheid van de BIK en hebben daar nog enkele vragen over. Kan de regering zo precies mogelijk toelichten hoe er voor gezorgd wordt dat het budget van twee keer twee miljard Euro niet overschreden wordt? Kan de regering garanderen dat de totale kosten niet boven de vier miljard Euro uitkomen? Voorts vragen voornoemde leden of het klopt dat de BIK uitsluitend bedoeld is voor het stimuleren van investeringen in Nederland? Zo ja, hoe zorgt de regering ervoor dat bedrijfsmiddelen die voor de BIK in aanmerking komen niet na verwerving naar een buitenlandse dochter of vestiging gaan? Is er in de uitvoering van de BIK voor gezorgd dat dit voorkomen wordt, dan wel dat hier systematisch op gecontroleerd wordt, en kan de regering in dit dat geval verzekeren dat deze controle effectief zal zijn? Indien er sprake is van controle achteraf, kan de regering aangeven hoe deze controle uitgevoerd zal worden en kan de regering verzekeren dat er voldoende uitvoerende capaciteit daarvoor beschikbaar is? Hoe zou de regering het handelen van bedrijven die aangekochte bedrijfsmiddelen, waarvoor een investeringskorting is aangevraagd, verplaatsen naar het buitenland karakteriseren? Is dat een vorm van misbruik? Zo ja, waarom, zo vragen de leden van de SP-fractie, zijn hierover geen bepalingen in het wetsvoorstel opgenomen, dat wil zeggen bepalingen om dergelijk misbruik te voorkomen of althans zo veel mogelijk tegen te gaan? Zullen vanuit de BIK toegekende kortingen op investeringen waarvan later blijkt dat die naar het buitenland zijn gegaan worden teruggevorderd, en zo ja, door wie en hoe? Kan de regering een inschatting maken van hoeveel geld er met de voorgenomen uitvoering van de BIK op deze manier – ondanks de eventuele controle – kan weglekken naar het buitenland?
De leden van de SGP-fractie hebben de volgende vragen wat betreft de BIK. Is het een reëel risico dat gelden gebruikt worden door buitenlandse ondernemingen, die via Nederland investeren? Denk aan een bedrijf in het buitenland dat een klein kantoor in Nederland heeft, waardoor men via de Nederlandse route gebruik kan maken van de BIK, waarbij de gelden ingezet worden in het buitenlandse bedrijf? Een andere vraag is meer operationeel: Kan de openstelling van het loket voor de BIK niet veel sneller worden gerealiseerd?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe het streven naar investeringen in private R&D-uitgaven (innovatieve investeringen) zich verhoudt met het verhogen van het tarief van de innovatiebox?
Voor banken en verzekeringsmaatschappijen is de minimumkapitaalmaatregel («thin cap») in 2020 bovenop de ATAD-1-wetgeving die in 2019 is ingevoerd gekomen. De aanpassing die thans in het wetsvoorstel Belastingplan 2021 wordt doorgevoerd vloeit voort uit een arrest van de Hoge Raad van 15 mei 2020. In de memorie van toelichting worden herverdelingseffecten verwacht.15 De leden van de VVD-fractie vragen de regering toe te lichten waaruit deze herverdelingseffecten bestaan? En welke mogelijke gevolgen hebben de voorgestelde maatregelen voor de internationale positie van banken?
De VVD-fractie constateert dat er diverse verliesverrekeningsregelingen naast elkaar en binnen de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting bestaan. De samenhang tussen de verschillende belastingen lijkt daarmee niet alleen onnodig complex te worden, maar kan ook tot onevenwichtigheden te leiden. De Raad van State constateert dat «van enige consistentie en bestendigheid van het beleid geen sprake is».16 De uitvoeringstoets bij deze bij nota van wijziging ingediende regeling ontbreekt.17 Welke effecten verwacht de regering in de uitvoering van de (naast elkaar functionerende) verliesverrekeningsregelingen?
Naar aanleiding van het voorstel om nieuwe verliesverrekeningsregels in de Vpb op te nemen, zijn door Post en Elsweier in WFR 2020/193 aan het eind van hun artikel een aantal concrete vragen gesteld.18 De leden van de CDA-fractie vragen de regering deze vragen te beantwoorden.
In algemene zin geeft de Belastingdienst in de uitvoeringstoets behorende bij deze regeling aan dat complexiteit van bijtellingsregelgeving van het privégebruik auto groot is waardoor de handhaafbaarheid en de controle op deze maatregelen complex is, en vergroot wordt met dit wetsvoorstel. De doelmatigheid van deze wetgeving vermindert hiermee en de uitvoeringsrisico’s nemen toe. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of hiermee het doel de middelen heiligt?
De leden van de CDA-fractie zijn niet overtuigd van de argumenten om IB-ondernemers, anders dan Vpb-ondernemers, het recht te ontzeggen om een fiscale coronareserve over het jaar 2019 te kunnen vormen. Wat zouden de budgettaire gevolgen zijn als ook IB-ondernemers een dergelijke reserve kunnen vormen? Dezelfde vraag, ten aanzien van het ontzeggen van de mogelijkheid aan IB-ondernemers, anders dan Vpb-ondernemers, om voor de eerste € 1.000.000 aan verliezen een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening toe te passen.
Het inspelen op het onderscheid tussen het mkb en het grootbedrijf zoals dat thans in verschillende onderdelen van dit Belastingpakket gebeurt, doet onvoldoende recht aan de feitelijke verschillen tussen beide categorieën belastingplichtigen. Is het niet tijd voor een stelselwijziging van de Vpb die erin voorziet dat de huidige gezamenlijke behandeling van mkb en grootbedrijf in één Wet op de vennootschapsbelasting wordt herzien? Is het in dit verband niet wenselijk om voor de toepassing van het belastingrecht één definitie van het mkb en één definitie van het grootbedrijf te hanteren? Is de regering bereid om hier nader onderzoek naar te doen?
De zelfstandigenaftrek wordt in 2021 en opvolgende jaren beperkt onder andere om de balans op de arbeidsmarkt tussen zelfstandigen zonder personeel en werknemers te verbeteren. Hierop aansluitend vragen de leden van de D66-fractie zich af of er ook fiscale maatregelen in voorbereiding zijn die de drempels voor het in dienst nemen van een werknemer verlagen. Met name het in dienst nemen van een eerste werknemer heeft voor een werkgever veel voeten in de aarde en is bovendien verhoudingsgewijs risicovol. Zijn er fiscale maatregelen in aantocht die dit vereenvoudigen?
De leden van de SGP-fractie hebben een specifieke vraag over de eenverdieners. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen werd in twijfel getrokken dat de belastingkloof tussen een- en tweeverdieners zou zijn opgelopen, nu tot bijna 7x zo groot (bij een huishoudinkomen van 40.000 euro, wat in een eenverdienersgezin door één persoon verdiend wordt, en wat in een tweeverdienersgezin door twee personen, in gelijke delen, verdiend wordt). Kan de regering alsnog bevestigen dat dit inderdaad het geval is?
Voor wat betreft de marginale druk blijkt dat in enkele jaren uitzonderlijke pieken zijn weggewerkt. Nog steeds heeft een deel van de lage en middeninkomens te maken met een hoge marginale druk, waarbij voor elke extra verdiende euro rond de 80% belasting moet worden betaald. Zeker bij eenverdieners is de marginale druk hoog, bij een inkomen van 31.000 euro loopt deze op tot 84%. Hoe zijn de ergste pieken weggewerkt? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om voor het gehele plaatje van inkomens tussen 22.000 en 32.000 euro per jaar de marginale druk te verlagen? Welke maatregelen kunnen genomen worden op de pieken verder weg te werken?
De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de memorie van antwoord graag uiterlijk vrijdag 27 november 2020.
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Frentrop
De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren
Samenstelling: Essers (CDA), Koffeman (PvdD), Backer (D66), Ester (CU), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Apeldoorn (SP), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), N.J.J. van Kesteren (CDA), Schalk (SGP), Van Rooijen (50PLUS), Adriaansens (VVD), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (FVD), (voorzitter), Geerdink (VVD), Gerbrandy (OSF), Karimi (GL), (ondervoorzitter), Van der Linden (FVD), Otten (Fractie-Otten), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Vendrik (GL), Van Wely (FVD) en Van der Voort (D66).
Toezegging T02949 Spreiding van belastingwetgeving, website: Eerste Kamer der Staten-Generaal – Toezegging Spreiding van belastingwetgeving (35 302) (T02949)
Motie-Hoekstra (CDA) c.s. over het niet meer koppelen van eigenstandige wetsvoorstellen, Kamerstukken I 2015/16, 34 300, O; Advies Raad van State bij de nota van wijziging op het Belastingplan 2021 – baangerelateerde investeringskorting (BIK), 30 september 2020. Website: https://www.raadvanstate.nl/adviezen/@122619/w06-20-0343-iii/
Motie-Sent (PvdA) c.s. over het niet meer koppelen van eigenstandige onderwerpen in wetsvoorstellen, Kamerstukken I 2020/21, 35 570, W.
Toezegging T02957 Implementatie ATAD 2 in andere EU-lidstaten ten behoeve van kennisdeling, website: https://www.eerstekamer.nl/toezegging/implementatie_atad_2_in_andere_eu
Toezegging T02956 Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking, website: https://www.eerstekamer.nl/toezegging/administratieve_lasten_atad2
Brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) aan de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 20 november 2020 inzake: Nader NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2021. Website: https://www.nob.net/nader-nob-commentaar-op-het-pakket-belastingplan-2021
Brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) aan de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 20 november 2020 inzake: Nader NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2021. Website: https://www.nob.net/nader-nob-commentaar-op-het-pakket-belastingplan-2021
WRR, Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, april 2017, website: https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen
Motie-Sent (PvdA) c.s. over een separate doenvermogentoets voor toekomstige pakketten Belastingplan Kamerstukken I 2018/19, 35.026, I; Toezegging T02586 De Kamer informeren over hoe de doenvermogentoets» wordt gebruikt bij het wijzigen van belastingwetgeving, website: https://www.eerstekamer.nl/toezegging/de_kamer_informeren_over_hoe_de; Kamerstukken I, 2020/21, 35 026/35 302, U.
Bijlage «Uitvoeringstoets BIK door RVO – 30 oktober 2020» bij: Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 24
Brief van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) aan de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van 20 november 2020 inzake: Nader NOB-commentaar Pakket Belastingplan 2021. Website: Nader NOB-commentaar op het Pakket Belastingplan 2021 | NOB.
Bijlage «Analyse verwachte effecten Baangerelateerde Investeringskorting en alternatieven» bij: Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 18.
Kamerstukken II 2020/21, 35 572, nr. 12; Advies Raad van State bij nota van wijziging op het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)- beperking verliesverrekening, 30 september 2020. Website: https://www.raadvanstate.nl/@122629/w06-20-0339-iii/
D.R. Post & F.J. Elsweier, «Enige vraagpunten rondom de voorgestelde verliesverrekeningsmaatregel in de vennootschapsbelasting», Wfr 2020/193.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35572-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.