36 600 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2025

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 oktober 2024

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 hebben kennisgenomen van de tweede voortgangrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden.2

De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, D66, SP, OPNL en PvdD hadden hierover een aantal vragen.

Naar aanleiding hiervan is op 17 april 2024 een brief gestuurd aan de toenmalige Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.

De Staatssecretaris Participatie en Integratie heeft op 16 oktober 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen

Den Haag, 17 april 2024

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben met belangstelling kennisgenomen van de tweede voortgangrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden.3 Naar aanleiding van die rapportage wensen de leden van de fracties van BBB, GroenLinks-PvdA, D66 en de SP een aantal vragen te stellen. De vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie worden gesteld mede namens de SP-fractie en OPNL en de vragen van de SP-fractie worden gesteld mede namens GroenLinks-PvdA en de PvdD.

Vragen van de leden van de BBB-fractie:

De leden van de BBB-fractie lezen in de eerste alinea van de voortgangsrapportage: «In de landelijke Aanpak geldzorgen, armoede en schulden richten we ons op een divers palet aan maatregelen om een substantiële bijdrage te leveren aan het verminderen van het aantal mensen en in het bijzonder kinderen dat leeft in armoede en/of te maken heeft met problematische schulden.»

De ambitie is het aantal kinderen dat opgroeit in armoede te halveren en in 2030 een halvering van het aantal mensen dat leeft in armoede en een halvering van het aantal huishouders met problematische schulden ten opzichte van 2015.

Volgens een raming van het CPB leefden in 2015 6,3% van de mensen in armoede. In 2023 is dit gedaald naar 4,8%. Dus een daling van 1,5% in 8 jaar ofwel gemiddeld 0,1875% per jaar. Kabinetsdoelstelling is om het percentage ten opzichte van 2015 te halveren, van 6,3% in 2015 tot 3,15% in 2030. Daarvoor is dus in de jaren 2024 t/m 2030 een daling van in totaal 1,65%, ofwel in 7 jaar een daling van gemiddeld 0,2357% in 7 jaar.

  • 1. Bent u het met de leden van de BBB-factie eens dat over tijdsspanne van 15 jaar (2015–2030) een gemiddelde verlaging van mensen en kinderen in armoede met gemiddeld 0,21% per jaar niet ambitieus te noemen is?

  • 2. Ziet u mogelijkheden om een drastische wijziging van de aanpak van de armoede door te voeren? Zo ja, welke structurele wijzigingen moeten dan worden doorgevoerd? Zo nee, welke grote structurele problemen zijn er om een drastische wijziging in de aanpak van armoede door te voeren?

Het SCP heeft op 5 april 2024 het rapport «De leefwerelden van arm en rijk» uitgebracht.4 Een belangrijke conclusie in het rapport is dat rijke en arme mensen meer en meer in hun eigen bubbel leven. Van de groep armste mensen tussen 30 en 59 jaar ontmoet 46% alleen mensen die ook in armoede leven, zo blijkt uit CBS-data. In rijke gemeenten komen de «rijken» niet of nauwelijks in aanraking met mensen in de armoede. Onderzoeker Lotte Vermeij van het SCP ziet dit als een zorgwekkende ontwikkeling omdat eenzijdige leefwerelden gepaard gaan met ongelijke kansen en staan sociale samenhang en begrip tussen mensen in de weg. De grote steden worden meer onbereikbaar voor lage inkomens en mensen met middeninkomens verdwijnen steeds maar uit de stad: juist de mensen die een brug kunnen slaat tussen lagere en hogere inkomensgroepen.

  • 1. Welke mogelijkheden ziet u om de steeds grotere tegenstellingen tussen mensen in armoede, lagere inkomens en middeninkomens beduidend sneller te verkleinen?

  • 2. Ziet u dat de voorgenomen aanpak tot te weinig (snelle) resultaten leidt en kunt u reflecteren op een aanpak die doelmatiger en doeltreffender is?

De armoede aanpak is een gezamenlijke opgave van de ministeries van SZW, BZK, EZK, OCW, Financiën, JenV en VWS.

  • 1. Kunt u aangeven in hoeverre het voor elkaar krijgen van de opgave beter en efficiënter wordt als gevolg van de samenwerking tussen zeven ministeries?

  • 2. Ziet u mogelijkheden om de opgave beter voor elkaar te krijgen als één ministerie eindverantwoordelijk is en het aantal samenwerkende ministeries aanmerkelijk wordt verminderd?

Als voorbeeld. Amsterdam geeft met de brochure «Pak je kans» een groot aantal mogelijkheden voor extra’s voor Amsterdammers met weinig geld.5 Het gaan onder andere om gratis taallessen, hulp bij geldzorgen, de voordelen van een stadspasvergoeding voor de jeugd, jongerencultuurfonds, scholierenvergoeding voor kinderen tussen 2 en 4 jaar oud en kinderen op de basisschool, reiskostenvergoeding, gratis laptop of tablet, gratis bezoek dierenarts, witgoed bij nood, etc.

Duidelijk is dat talloze gemeenten, maatschappelijke organisaties, werkgevers, professionals, vrijwilligers en ervaringsdeskundigen armoede en schuldenproblemen op de agenda weten te krijgen. En toch schiet het niet op: een verbetering van 0,21% over een periode van 15 jaar. En dat terwijl de kosten van levensonderhoud aanzienlijk zijn toegenomen. In 2023 een hoge inflatie. Veel duurdere boodschappen in de supermarkt en oplopende energieprijzen, om maar enkele indicatoren te noemen.

Mensen in armoede konden in 2023, evenals in 2022 bij gemeenten een beroep doen op een energietoeslag van € 1.300 per jaar. Midden 2023 kwam er een einde aan de noodwet. Veel mensen die in 2022 € 1.300 hebben ontvangen, ontvingen in 2023 alleen een voorschot van € 500,–. In veel gemeenten is onduidelijk gecommuniceerd over de veranderde regelgeving ingaand 1 juli 2023 met als gevolg dat veel mensen niet wisten dat zij een nieuwe aanvraag in 2023 bij de gemeente moesten doen om het tweede deel van de energievergoeding (€ 800,–) te ontvangen.

  • 1. Bij het beoordelen door gemeenten of een burger in aanmerking komt voor de energietoeslag 2022 en 2023, is uitsluitend een inkomenscriterium gesteld en is niet gekeken naar het eventuele vermogen op de bankrekening(en) van de aanvrager. Zo kan het voorkomen dat iemand met meer dan € 100.000,– op de bankrekening in aanmerking komt voor de energietoeslag. Waarom is door de regering geen vermogenstoets ingevoerd?

  • 2. Hoe heeft de regering de financiering van de energietoeslag met de gemeenten geregeld?

  • 3. Welke controles voert de regering uit om vast te stellen dat de regering per gemeente niet meer financiële middelen ter beschikking stelt dan de gemeente daadwerkelijk aan energietoeslagen aan burgers hebben uitgekeerd?

  • 4. Het voornoemde voorbeeld van Amsterdam wordt ook door vele andere gemeenten in allerlei varianten aan burgers met weinig geld of inkomen aangeboden. Maar op deze wijze is elke gemeente wel min of meer het wiel zelf aan het uitvinden. Ziet u een rol voor de overheid om gemeenten te ondersteunen om te komen tot een zekere standaardisatie van het aanbod per gemeente? Ook tegen de achtergrond dat veel mensen die met armoede te maken hebben vaak de weg niet goed weten te vinden bij de gemeente?

  • 5. Heeft u een financieringsstructuur voorhanden om gemeenten na 2026 in staat te stellen de aanpak van de armoede te zo maximaal mogelijk te ondersteunen?

In de voortgangsrapportage is een indrukwekkend aantal maatregelen en specifieke deeloplossingen benoemd. De Commissie sociaal minimum Europees Nederland heeft op 28 september 2023 haar rapport «Een zeker bestaan II» aan u uitgebracht.6 Als het om bestaanszekerheid gaat, stelt de Commissie dat het stelsel van bestaanszekerheid eenvoudiger, voorspelbaarder, toegankelijker en betaalbaar moet zijn. Op 10 oktober 2023 heeft de regering de Kamer geïnformeerd dat aan een volgend kabinet is met de fundamentele punten uit het rapport van de Commissie aan de slag te gaan.7

  • 1. De armoedeproblemen worden niet echt opgelost. Door de gestegen prijzen nemen de zorgen hierover toe. Kunt u aangeven welke oplossingsvarianten mogelijk voorliggen – uit te werken door een volgende regering – die op een andere wijze dan tot nu toe, meer en meer direct effect kunnen hebben op het bestrijden van armoede van burgers en met name van kinderen?

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie:

De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, SP en OPNL zien gelegenheid tot het stellen van de volgende schriftelijke vragen als het gaat om de werkwijze van uitvoeringsorganisaties van het Rijk bij het treffen van betalingsregelingen.

De Algemene Rekenkamer onderzocht vorig jaar de betalingsregelingen van uitvoeringsorganisaties van het Rijk.8 De conclusie was dat de drie grootste schuldeisers van de rijksoverheid, de Belastingdienst, CJIB en het CAK, te weinig oog hebben voor burgers die door het afbetalen van schulden onvoldoende leefgeld overhouden.

U stelde in een reactie op het Rekenkameronderzoek dat overheidsorganisaties gaan samenwerken om de incasso te verbeteren en problematische schulden bij burgers te voorkomen of aan te pakken. U geeft in de visie op de schuldenketen aan dat u bij de «clustering rijksincasso» de uitvoeringsorganisaties CAK, UWV, DUO, RVO en CJIB samenwerken in incasso- en deurwaarderstrajecten. Ook geeft u aan dat het CAK, CJIB en DUO zijn aangesloten op de Betalingsregeling Rijk.9 Waarom is de Belastingdienst nog niet aangesloten bij deze samenwerking in incasso- en deurwaarderstrajecten en de betalingsregeling Rijk?

Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen u neemt zodat de drie uitvoeringsorganisaties, de Belastingdienst, het CJIB en het CAK, het bestaansminimum bewaken bij het treffen van afbetalingsregelingen? Welke aanvullende maatregelen neemt u ten aanzien van de drie uitvoeringsorganisaties om het bestaansminimum te waarborgen bij een samenloop van afbetalingsregelingen naast het faciliteren van inzicht via o.a. het Vorderingenoverzicht Rijk en uitwisseling van gegevens?

Kunt u op grond van voorgaande ook in de volgende voortgangsrapportages ingaan op de resultaten van de maatregelen om te voorkomen dat de uitvoeringsorganisaties van het Rijk zoals de Belastingdienst, het CJIB en het CAK bij betalingsregelingen onvoldoende het bestaansminimum van mensen bewaken? Onder andere als het gaat om de resultaten ten aanzien van specifieke afspraken en maatregelen om het bestaansminimum te garanderen bij samenloop van betalingsregelingen?

Vragen van de leden van de D66-fractie:

De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de Tweede voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Hoewel het aantal mensen dat leeft in armoede in Nederland omlaag gaat, neemt het aantal mensen met problematische schulden toe. De leden van de D66-fractie zien dit als een groot maatschappelijk probleem, want geldproblemen van vandaag ondermijnen de (mentale) gezondheid en keuzevrijheid van morgen. Deze leden vinden het belangrijk dat de schuldenproblematiek harder wordt aangepakt en heeft een aantal vragen:

  • 1. De leden van de D66-fractie vinden het goed dat u inzet op vroegsignalering. Dit voorkomt dat beginnende betalingsproblemen leiden tot problematische schulden. De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in 202110 is een goede stap in deze richting. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen en mensen die werkzaam zijn in de schuldhulpverlening blijkt dat gemeentes nog verbeteringen kunnen doorvoeren als het gaat om vroegsignalering. Zo kijken gemeentes op dit moment alleen naar beginnende schulden, maar niet vooruit naar situaties waarin het risico op beginnende schulden bestaat. Hoe werkt u op dit moment samen met gemeentes om vroegsignalering te verbeteren? Er zijn volgens de leden van de fractie van D66 verschillende maatregelen die kunnen helpen bij het vroegsignaleren. Zo zouden gemeentes één centraal schuldenloket moeten hebben met een vast inloopspreekuur. Dit vergroot de laagdrempeligheid. Daarnaast zouden gemeentes vaker proactief contact moeten opnemen met inwoners op basis van een levensgebeurtenis die bij de gemeente bekend is, bijvoorbeeld het overlijden van een partner of een echtscheiding. Hoe staat u tegenover deze maatregelen?

  • 2. Naast één centraal schuldenloket is het volgens deze leden belangrijk dat verschillende instanties, bijvoorbeeld de gemeente en de voedselbank, de mogelijkheid krijgen om gegevens met elkaar uit te wisselen. Door het onderling uitwisselen van gegevens tussen instanties hoeven mensen met schulden niet zelf bij verschillende loketten aan te kloppen. Uitvoeringsorganisaties geven aan dat dit een gewenste aanpak is, omdat dit het schuldenproces voor mensen overzichtelijker en toegankelijker maakt. Hoe kijkt u aan tegen het onderling uitwisselen van informatie tussen instanties?

  • 3. Een pijnpunt in het voorkomen van schulden lijkt de onderlinge samenwerking tussen gemeentes te zijn. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijkrijk dat de (preventieve) aanpak van schulden in alle gemeentes in grote lijnen hetzelfde is, zodat inwoners tijdig worden geholpen volgens vergelijkbare richtlijnen. Op dit moment zien deze leden dat een gemeentelijke beschikking, bijvoorbeeld voor het krijgen van jeugdhulp, niet doorloopt in andere gemeentes. Op het moment van verhuizing kan dit leiden tot betalingsachterstanden door de langdurige procedure van een nieuwe aanvraag. Ook vullen verschillende gemeentes hun taak van schuldhulpverlening op een andere manier in. De leden vinden het belangrijk dat gemeentes onderling «best practices» uitwisselen. Wat doet u om de samenwerking tussen gemeentes op dit dossier te verbeteren?

  • 4. In de voortgangsrapportage geeft u aan dat het kabinet kijkt naar beleidsalternatieven rond de financiering- en beloningssystematiek bij schuldenbewind. Op dit moment lopen de gesprekken van het kabinet over dit onderwerp nog. De aan het woord zijnde leden constateren dat er op dit moment binnen de bewindvoering nauwelijks ruimte is voor persoonlijk contact met de hulpvrager. Hierdoor is er geen sprake van maatwerk en goede nazorg. Hoe verlopen de gesprekken tussen het kabinet en betrokken partijen om deze problematiek aan te pakken? En welke beleidsalternatieven heeft u op het oog om de kwaliteit van bewindvoering te verbeteren?

  • 5. Op dit moment geldt er een zorgplicht voor gemeentes voor iedereen die minder dan 130% van het minimumloon verdient. Ervaringsdeskundigen geven in gesprekken aan dat in de praktijk ook veel mensen die boven deze grens vallen in de schulden terecht komen. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat problematische schulden onder alle lagen van de bevolking actief voorkomen moet worden. Waarom is gekozen voor de grens van 130% en wat zijn de mogelijkheden om de zorgplicht voor gemeentes uit te breiden?

  • 6. Veel mensen in het schuldhulpverleningstraject krijgen bij problematische schulden het advies om hun koopwoning te verkopen, blijkt uit gesprekken die de leden hebben gevoerd met ervaringsdeskundigen. De gedachte hierachter is dat schulden met de overwaarde van een huis afgelost kunnen worden. Gezien de huidige krapte op de woningmarkt vinden de aan het woord zijnde leden deze aanpak problematisch. Huishoudens zijn dan namelijk aangewezen op de huursector. Zij komen mogelijk niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, of moeten lang wachten, en moeten noodgedwongen huren in de vrije sector, met hoge woonlasten tot gevolg. Of zij kunnen überhaupt geen huurwoning vinden, gezien de huidige krapte op de woningmarkt. Bovendien is voor sommige eigenaren de koopwoning niet alleen een plek om te wonen, maar ook een voorziening voor de oude dag (zzp’ers). Hoe kijkt u naar het advies om een koopwoning te verkopen in het licht van deze problematiek?

  • 7. In Nederland valt de deurwaarder vaak niet onder de schuldeisers in het schuldhulpverleningstraject. Deze klopt vaak weer aan nadat iemand het schuldentraject doorlopen heeft en dacht van de schulden af te zijn. In sommige Scandinavische landen, waaronder Finland, zijn gerechtsdeurwaarders overheidsambtenaren en kunnen instellingen of bedrijven niet zelf een deurwaarder in de hand nemen.11 De leden van de D66-fractie steunen deze aanpak. Het geeft de slachtoffers van schulden meer zekerheid en brengt verdere structuur aan in het schuldhulpverleningstraject. Wat vindt u van het instellen van ambtelijke gerechtsdeurwaarder in Nederland?

  • 8. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen lijkt dat informele schulden, bijvoorbeeld tussen familieleden, in de afgelopen jaren sterk zijn toegenomen. De voortgangsrapportage maakt geen onderscheid tussen verschillende soorten schulden. Dit terwijl informele schulden vaak om een andere aanpak vragen dan schulden bij commerciële instellingen. D66 vindt maatwerk in het aanpakken van schuldenproblematiek belangrijk. Hoeveel mensen met problematische schulden in Nederland hebben te maken met informele schulden? Wat doet de regering om informele schulden tegen te gaan? Hoe kan de overheid deze groep het beste bijstaan?

  • 9. De leden van de D66-fractie geloven dat de aanpak van problematische schulden vraagt om een nieuwe vijf-dimensionale aanpak: 1. Alle schuldeisers moeten samenwerken om schulden in kaart te brengen. 2. De gemeentes brengen een vaste groep mensen in kaart die risico lopen op problematische schulden. 3. De gemeente is bereikbaar. Dat houdt in dat de gemeentes zelf contact opnemen met mensen die te maken krijgen met problematische schulden en dat er één vast loket is waar mensen zichzelf kunnen melden. 4. De gemeente draagt zorgplicht voor iedereen die te maken krijgt met schulden. 5. Het uitwisselen van informatie tussen gemeentes wordt vereenvoudigd, om zo de aanpak van schulden te integraal te versterken. Deze leden zijn van mening dat deze aanpak op korte termijn ingevoerd kan worden om effectief bij te dragen aan het aanpakken van de schuldenproblematiek. Uit de cijfers van de voortgangsrapportage blijkt namelijk dat er meer ingezet moet worden om problematische schulden tegen te gaan. Alleen dan wordt het doel om het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 te halveren behaald. Hoe kijkt u naar deze vijf-dimensionale aanpak en bent u bereid om (delen van) deze aanpak in te voeren? Uiteraard vraagt een geïntensiveerde aanpak ook om extra capaciteit van gemeentes. Op dit moment hebben veel gemeentes al te maken met capaciteitsproblemen. Hoe kijkt u aan tegen deze problematiek en wat doet u om deze problemen te verhelpen? Hoe kijkt u aan tegen het verstrekken van extra middelen voor gemeentes om de vijf-dimensionale aanpak door te voeren?

  • 10. De aan het woord zijnde leden nemen waar dat er weinig aandacht is voor ondernemers die schulden krijgen. Deze groep kan vanwege een opeenstapeling van gebeurtenissen van een stabiel middeninkomen in de schulden terechtkomen. Dit heeft grote persoonlijke en mentale consequenties. Vanwege de terugval in inkomen komt schaamte onder ondernemers vaker voor. Wat doet u om de aandacht en hulp voor deze groep te vergroten?

Vragen van de leden van de SP-fractie:

De leden van de SP-fractie danken, mede namens de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en de PvdD, u voor de toegezonden tweede voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Deze leden hebben een aantal vragen over de samenhang met ander beleid en de effectiviteit van beleid.

  • 1. Veel van de schuldenproblemen komen voort uit (via rijksregels toegestane) gokbedrijven (vooral online) en klein consumptieve leningen. In welke mate speelt preventie van (ernstige) schuldenproblematiek en de daaruit voor de overheid voortvloeiende kosten een rol in het wettelijk toestaan van dergelijke zaken?

  • 2. Een deel van de problematische schulden komt door boetes of terugvorderingen van de overheid zelf en het stapelen van boete op boete. Hoe is de voortgang van het voorkomen dat problematische schulden door overheden worden veroorzaakt?

  • 3. Welke concrete resultaten zijn geboekt door de investering in preventie van armoede en schulden via een subsidieregeling financiële educatie en de inzet op vroeg signalering?

Een aantal maatregelen om armoede tegen te gaan zijn van tijdelijke aard, het wegvallen van deze regelingen kan voor een forse toename van armoede leiden.

  • 4. Welke maatregelen worden voorzien om dit te voorkomen waar het gaat over energietoeslagen, het niet verhogen van huren of het zelfs verlagen van huren?

  • 5. Hoe verhouden de maatregelen op het voorkomen van armoede en schuldenproblematiek zich tot de adviezen van de Commissie sociaal minimum?

  • 6. Hoe verhoudt het beleid rondom (kinder)armoede zich tot de internationale rechten van het kind? Op welke wijze voert u de afspraken uit het internationale Verdrag voor de rechten van het kind uit in uw beleid rond armoede en schulden?

  • 7. In hoeverre is het uiteindelijke doel waar het beleid naartoe werkt het volledig terugdringen van (kinder)armoede?

  • 8. In de voortgangsrapportage wordt enerzijds gesproken over het terugdringen van het aantal mensen in armoede met de helft. Anderzijds wordt het verminderen uitgedrukt in het halveren van het percentage. Met bevolkingsgroei kan het halveren in absolute aantallen iets anders betekenen dan het halveren van het percentage. Kunt u bevestigen dat het gaat om het halveren van het absolute aantal kinderen in armoede?

    Een deel van de mensen die in armoede leven hebben een baan rond het minimumloon of een AOW zonder noemenswaardig pensioen.

  • 9. Welk verwacht effect op het aantal mensen in armoede heeft de Wet verhoging minimumloon?12

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M.L. Vos

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS PARTICIPATIE EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2024

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, D66, OPNL, PvdD en de SP over de tweede voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden.

De Staatssecretaris Participatie en Integratie, J.N.J. Nobel

Antwoorden op vragen BBB, GroenLinks-PvdA, D66 en de SP over de tweede voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden13

Vragen van de fractie van de BBB

Vraag 1

Bent u het met de leden van de BBB-factie eens dat over tijdsspanne van 15 jaar (2015–2030) een gemiddelde verlaging van mensen en kinderen in armoede met gemiddeld 0,21% per jaar niet ambitieus te noemen is?

Antwoord 1

In de bovenstaande berekening wordt gerekend met procentpunten in plaats van procenten. Een daling van het aandeel personen in armoede van 6,3% naar 3,15% in 15 jaar tijd betekent een gemiddelde afname van ongeveer 4,5% per jaar.14 In procentpunten is dat gemiddeld 0,21 procentpunt per jaar maar dat is iets anders dan dat armoede met 0,21% per jaar moet afnemen.

Voor kinderarmoede geldt een ambitieuzere doelstelling, namelijk een halvering (van 9,1% naar 4,6%) in 10 jaar. Dat betekent een gemiddelde afname van ongeveer 6,7% per jaar.15

Vraag 2

Ziet u mogelijkheden om een drastische wijziging van de aanpak van de armoede door te voeren? Zo ja, welke structurele wijzigingen moeten dan worden doorgevoerd? Zo nee, welke grote structurele problemen zijn er om een drastische wijziging door te voeren?

Antwoord 2

In de afgelopen periode zijn belangrijke stappen gezet in de structurele aanpak van armoede. Het aantal mensen en kinderen in armoede is de afgelopen jaren gedaald. Dat laat onverlet dat we er nog niet zijn en dat er aanvullende stappen gezet kunnen en moeten worden om armoede aan te pakken. Het kabinet heeft daarom in het Hoofdlijnenakkoord ook de ambitie opgenomen om de (kinder)armoedecijfers niet te laten stijgen ten opzichte van 2024 en te werken aan een vereenvoudigd stelsel van inkomensondersteuning. In het Regeerprogramma heeft het kabinet maatregelen aangekondigd die zowel op korte als langere termijn zullen bijdragen aan het terugdringen van armoede, zoals de maatregelen rondom de huurtoeslag en het kindgebonden budget, het structureel maken van de schoolmaaltijden en middelen voor een energiefonds dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen.

Het kabinet zet in op flankerend beleid om armoede te voorkomen en de gevolgen van armoede te verzachten. Kinderen en jongeren die opgroeien in gezinnen met een laag inkomen, waar armoede soms van generatie op generatie is doorgegeven, ervaren een achterstand op vele domeinen (gezondheid, onderwijs, leefomgeving, veiligheid, onderwijs). We gaan daarom gezamenlijk met vijf ministeries en gemeenten aan de slag om de aanpak van kinderarmoede integraler, meer domeinoverstijgend en meer in samenhang aan te pakken. Hiermee geven we ook invulling aan de Europese kindergarantie.

Ook is het van belang om vervolgstappen te zetten in trajecten die al in gang zijn gezet, zoals Participatiewet in balans en Vereenvoudiging voor inkomensondersteuning van mensen, en daarbij het voorkomen van armoede nadrukkelijk in ogenschouw te nemen.

Vraag 3

Het SCP heeft op 5 april 2024 het rapport «De leefwerelden van arm en rijk» uitgebracht.16 Een belangrijke conclusie van het rapport is dat rijke en arme mensen meer en meer in hun eigen bubbel leven. Van de groep armste mensen tussen 30 en 59 jaar ontmoet 46% alleen mensen die ook in armoede leven, zo blijkt uit CBS-data. In rijke gemeenten komen de «rijken» niet of nauwelijks in aanraking met mensen in de armoede. Onderzoeker Lotte Vermeij van het SCP ziet dit als een zorgwekkende ontwikkeling omdat eenzijdige leefwerelden gepaard gaan met ongelijke kansen en staan sociale samenhang en begrip tussen mensen in de weg. De grote steden worden meer onbereikbaar voor lage inkomens en mensen met middeninkomens verdwijnen steeds maar uit de stad: juist de mensen die een brug kunnen slaat tussen lagere en hogere inkomensgroepen.

Welke mogelijkheden ziet u om de steeds grotere tegenstellingen tussen mensen in armoede, lagere inkomens en middeninkomens beduidend sneller te verkleinen?

Antwoord 3

Het verminderen van tegenstellingen is geen eenvoudige opgave. De perceptie van mensen hangt vaak samen met verschillende factoren zoals iemands inkomenspositie en netwerk.

Dit blijkt ook uit een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) «Eigentijdse Ongelijkheid».17 Dit rapport toont aan dat er verschillen zijn in het perspectief op de tevredenheid van het leven, cohesie en vertrouwen in de politiek en de overheid. In het SCP-rapport wordt gesproken over zeven verschillende sociale klassen, gerangschikt van veel naar weinig kapitaal. Het gaat hier niet alleen om economisch kapitaal maar ook sociaal, cultureel en persoonskapitaal. Uit het onderzoek van het SCP blijkt dat mensen met minder kapitaal op «tevredenheid met het leven» minder hoog scoren dan mensen met meer kapitaal. Daarnaast ervaren mensen met minder kapitaal minder cohesie en hebben zij ook vaak minder vertrouwen in de overheid.

Om deze tegenstellingen te verminderen, kan het helpen om het kapitaal van deze groepen aan te vullen. Hierbij is het van belang om niet alleen in te zetten op economisch kapitaal maar ook breder te kijken. Het vorige kabinet heeft hierin verschillende stappen gezet, zoals uitgebreid toegelicht in de kabinetsreactie op het SCP-rapport «Eigentijdse Ongelijkheid». Voorbeelden van programma’s en maatregelen vanuit SZW zijn het arbeidsmarktpakket, de Aanpak geldzorgen armoede en schulden en de werkagenda Voor een Inclusievere Arbeidsmarkt (VIA).

Vraag 4

Ziet u dat de voorgenomen aanpak tot te weinig (snelle) resultaten leidt en kunt u reflecteren op een aanpak die doelmatiger en doeltreffender is?

Antwoord 4

Het kabinet is van mening dat de gevolgde aanpak in de afgelopen jaren tot (snelle) resultaten heeft geleid. Deze resultaten zijn uitvoerig beschreven in de tweede en derde voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Zo is het aantal mensen en kinderen in armoede in de afgelopen jaren gedaald, ondanks de stijging van de energieprijzen.

Dat laat onverlet dat er nog winst te halen is en dat er nog vervolgstappen nodig en mogelijk zijn om de armoededoelstellingen te realiseren. Denk hierbij aan het voortzetten van trajecten als Participatiewet in balans en aan het Programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen.

In het regeerprogramma is daarnaast een Nationaal Programma Armoede & Schulden aangekondigd waarin de maatregelen die dit kabinet heeft aangekondigd om armoede- en schuldenproblematiek aan te pakken verder zullen worden uitgewerkt.

De uitwerking van die maatregelen vindt in de komende maanden plaats. Het staat voorop dat een goede samenwerking nodig is van alle betrokken partijen, zoals ministeries, gemeenten, sociale partners, werkgevers, uitvoeringsorganisaties, het maatschappelijk middenveld en ervaringsdeskundigen.

Vraag 5

De armoedeaanpak is een gezamenlijke opgave van de Ministeries van SZW, BZK, EZK, OCW, Financiën, JenV en VWS.

Kunt u aangeven in hoeverre het voor elkaar krijgen van de opgave beter en efficiënter wordt als gevolg van de samenwerking tussen zeven ministeries?

Antwoord 5

Om te bewerkstelligen dat mensen in de knel zich gezien en gehoord voelen, betere hulp krijgen en kunnen rekenen op bestaanszekerheid, moeten de verschillende ministeries met elkaar samenwerken. Zoals de Commissie Sociaal Minimum ook heeft aangegeven gaat het bij bestaanszekerheid immers «niet alleen over voldoende inkomen, maar ook over een goede gezondheid, betaalbare en duurzame huisvesting, werk dat loont, een adequate opleiding, gezonde sociale relaties en een zinvol leven». Door geldzorgen kunnen immers allerlei problemen op andere gebieden ontstaan, zoals mentale en fysieke gezondheid, onderwijs, wonen, werken, opvoeding en veiligheid. Deze problemen moeten in samenhang worden aangepakt en dat vraagt coördinatie en samenwerking. Niet alleen tussen de genoemde ministeries, maar ook met o.a. gemeenten, uitvoeringsorganisaties, maatschappelijke partijen, ervaringsdeskundigen en vrijwilligers.

Door te werken aan een gezamenlijke opgave is de samenwerking tussen departementen en andere partijen verbeterd en wordt er meer integraal gewerkt dan voorheen. Departementen en betrokken organisaties kunnen elkaar beter vinden, zijn en blijven met elkaar in gesprek over waar zij elkaar kunnen vinden en versterken, en over de impact die gemaakt of voorgenomen beleid op hún beleidsterreinen heeft op mensen met geldzorgen.

Ook het Interdepartementale Beleidsonderzoek «Naar een beter werkende schuldenketen doet een aantal aanbevelingen over de manier waarop het beleid ten aanzien van de schuldenproblematiek wordt vormgegeven. Zo wordt geadviseerd om de ingezette beweging van een kabinetsbrede doelstelling en een coördinerend bewindspersoon voort te zetten en om regelmatig een breed bewindspersonenoverleg te organiseren over de aanpak van problematische schulden. Ook wordt het belang benadrukt van interbestuurlijke samenwerking en afstemming met gemeenten. In de uitwerking van het Nationaal Programma Armoede en Schulden zullen deze aanbevelingen worden betrokken.

Vraag 6

Ziet u mogelijkheden om de opgave beter voor elkaar te krijgen als één ministerie eindverantwoordelijk is en het aantal samenwerkende ministeries aanmerkelijk wordt verminderd?

Antwoord 6

De maatschappelijke opgave van het aanpakken van armoede en schulden is groot. Hiervoor is een integrale aanpak noodzakelijk. Het gaat niet alleen om het voorkomen en oplossen van schulden of armoede, maar raakt ook andere vraagstukken zoals wonen, zorg en veiligheid. Daarbij moet wel steeds in het oog worden gehouden, dat problemen in een bredere context bezien moeten worden, omdat zij zich niet altijd beperken tot mensen die in armoede leven of schulden hebben. Goede samenwerking tussen ministeries en meer integraliteit in beleid zijn daarbij van groot belang.

Vraag 7

Bij het beoordelen door gemeenten of een burger in aanmerking komt voor de energietoeslag 2022 en 2023, is uitsluitend een inkomenscriterium gesteld en is niet gekeken naar het eventuele vermogen op de bankrekening(en) van de aanvrager. Zo kan het voorkomen dat iemand met meer dan € 100.000 op de bankrekening in aanmerking komt voor de energietoeslag. Waarom is door de regering geen vermogenstoets ingevoerd?

Antwoord 7

Zoals toegelicht in de memorie van toelichting18 op het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023, heeft de regering geoordeeld dat een verstrekking van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand de beste oplossing was om huishoudens op of net boven het sociaal minimum extra te ondersteunen bij de sterk gestegen energierekening.

De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd. Dat betekent dat gemeenten veel beleidsvrijheid hadden bij de vormgeving en uitvoering van de energietoeslag. Deze beleidsvrijheid maakte het mogelijk dat het college van burgemeester en wethouders bij het bepalen van de doelgroep kon aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale gemeentelijke minimabeleid en kon de gemeente een zo groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en uitbetaling van de eenmalige energietoeslag. Op deze wijze kon op relatief korte termijn een uitvoerbare regeling tot stand komen, die de mensen die het nodig hadden zo snel en gemakkelijk mogelijk bereikte. Verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand is daarmee weliswaar minder gericht, maar ook aanzienlijk minder complex en arbeidsintensief dan via de individuele bijzondere bijstand. Uit CBS-gegevens (2021) blijkt overigens dat ruim twee derde van de lage inkomens geen of nauwelijks vermogen heeft.19

Vraag 8

Hoe heeft de regering de financiering van de energietoeslag met de gemeenten geregeld?

Antwoord 8

Zoals toegelicht in de Nota naar aanleiding van het Verslag20 zijn voor 2022 de middelen voor de energietoeslag verdeeld via de algemene uitkering aan gemeenten (verdeelmodel cluster minimabeleid). De systematiek van een algemene uitkering geeft gemeenten beleids- en bestedingsvrijheid en zorgde er bij de energietoeslag voor dat de gemeentelijke regeling maximaal kon worden afgestemd op het lokale minimabeleid. Gelet op de urgentie waarmee deze crisismaatregel in 2022 werd ingevoerd, had dit de voorkeur van zowel gemeenten zelf als de rijksoverheid. De keuze voor de algemene uitkering brengt ook met zich mee dat gemeenten zich niet hoeven te verantwoorden aan het Rijk over hun uitgaven. Per 1 januari 2023 is er een nieuw model om de middelen uit het gemeentefonds te verdelen. Dit nieuwe model kent geen cluster minimabeleid. Voor 2023 zijn de middelen voor de energietoeslag daarom verdeeld via een decentralisatie-uitkering op basis van de verdeelmaatstaf «aantal huishoudens met een inkomen tot 120% sociaal minimum». Hiermee behielden gemeenten dezelfde beleidsvrijheid als in 2022 en hoeven gemeenten zich niet over hun uitgaven te verantwoorden aan het Rijk.

Zoals toegelicht in de Nota naar aanleiding van het Verslag21 is het budget dat de regering, via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor de energietoeslag van respectievelijk 2022 en 2023 gebaseerd op een bedrag van € 1.300 per huishouden voor beide jaren. Daarnaast is rekening gehouden met uitvoeringskosten van gemeenten.

In september 2022 heeft de regering gemeenten de mogelijkheid geboden22 om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren aan huishoudens die in 2022 in aanmerking kwamen, omdat de nood voor inwoners eind 2022 hoog was. Dit werd verantwoord geacht als een van de maatregelen om de financiële gevolgen van de hoge energieprijzen te dempen. Via de decembercirculaire 2022 is de begroting voor het Gemeentefonds hierop aangepast (kasschuif). Dat betekent dat wanneer gemeenten aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel gevolgen had voor de hoogte van de energietoeslag in 2023.

De energietoeslag voor 2022 is dan € 1.800 per huishouden en voor 2023 € 800 per huishouden. Het bedrag van € 500 dat gemeenten daardoor in 2022 extra konden uitkeren betreft dus geen «voorschot» op de energietoeslag 2023, maar een ophoging van de energietoeslag 2022. Gemeenten hadden de vrijheid om hierin een andere afweging in te maken. Er zijn dus ook gemeenten die geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid en die over beide jaren een bedrag van € 1.300 per huishouden hebben aangehouden.

Vraag 9

Welke controles voert de regering uit om vast te stellen dat de regering per gemeente niet meer financiële middelen ter beschikking stelt dan de gemeente daadwerkelijk aan energietoeslagen aan burgers hebben uitgekeerd?

Antwoord 9

Zoals in het antwoord hierboven toegelicht, brengt de gekozen financieringssystematiek (voor 2022 een algemene uitkering en voor 2023 een decentralisatie-uitkering) met zich mee dat gemeenten zich niet hoeven te verantwoorden aan het Rijk over hun uitgaven. Controles als bedoeld door de leden van de BBB-fractie vinden dus niet plaats. Voor de energietoeslag is bewust niet gekozen voor een specifieke uitkering, waarbij dit laatste wel het geval zou zijn. Bij een specifieke uitkering is het geld geoormerkt en moet door gemeenten aan het Rijk worden verantwoord. Dit zou, in de context van een crisismaatregel die op zichzelf al extra druk op uitvoeringsapparaat met zich meebracht, een onwenselijke extra capaciteitsdruk geven. Daarnaast zou dit de mogelijkheid voor gemeenten om in de uitvoering aan te sluiten bij hun lokale minimabeleid sterk verminderen.

Vraag 10

Het voornoemde voorbeeld van Amsterdam wordt ook door vele andere gemeenten in allerlei varianten aan burgers met weinig geld of inkomen aangeboden. Maar op deze wijze is elke gemeente wel min of meer het wiel zelf aan het uitvinden. Ziet u een rol voor de overheid om gemeenten te ondersteunen om te komen tot een zekere standaardisatie van het aanbod per gemeente? Ook tegen de achtergrond dat veel mensen die met armoede te maken hebben vaak de weg niet goed weten te vinden bij de gemeente?

Antwoord 10

De Commissie sociaal minimum heeft geconstateerd dat er steeds meer taken bij gemeenten zijn komen te liggen. Dit heeft er, mede door de ontoereikendheid van het sociaal minimum, ervoor gezorgd dat mensen afhankelijker zijn geworden van de gemeentelijke minimaregelingen. De verschillen tussen gemeenten kunnen leiden tot rechtsongelijkheid. Het feit dat er verschillen zijn op zich is niet erg, dat geeft gemeenten de ruimte om aan te sluiten bij de lokale behoefte van de inwoner en de lokale omstandigheden. In de ene regio spelen woonkosten meer en in de andere regio vervoerskosten. Echter zijn er ook verschillen ontstaan die moeilijk uitlegbaar zijn volgens de Commissie sociaal minimum.

In het Regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet samen met gemeenten wil kijken hoe we het (kinder)armoedebeleid kunnen verbeteren, mede in navolging van de Europese Kindgarantie. Inzet daarbij is o.a. om mensen eerder te bereiken en om niet-gebruik van voorzieningen tegen te gaan.

Als kabinet hebben we het programma Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor Mensen (VIM) opdracht gegeven voor het opstellen van lange termijnscenario’s voor een vereenvoudigd stelsel van inkomensondersteuning. We zullen bij het opstellen van deze scenario’s de verhouding tussen centrale en decentrale inkomensondersteuning meenemen.

De door de Commissie geconstateerde verschillen tussen gemeenten, en de gevolgen daarvan voor inwoners, vormen een belangrijk punt van aandacht. De vraag hoe hiermee om te gaan, is een grote vraag waar zorgvuldig naar gekeken moet worden. Er is destijds bij de decentralisatie bewust voor gekozen om gemeenten in specifieke situaties maatwerk te laten leveren in aanvulling op het landelijk vastgestelde sociaal minimum en hen hierbij beleidsvrijheid te geven, aangezien zij dicht bij de burger staan. Tegelijkertijd kan ongelijkheid in gelijke gevallen ongewenst zijn. Dit vraagstuk wordt samen met gemeenten bezien in het geheel van de verantwoordelijkheidsverdeling tussen rijk en gemeenten.

Daarnaast is het van belang dat mensen die aanspraak willen maken op armoedevoorzieningen de weg weten te vinden binnen de gemeenten. Het rijk vervult hierbij een ondersteunende rol. Om te voorkomen dat mensen die in armoede leven geen gebruik maken van gemeentelijke ondersteuning vanwege onduidelijkheid over de procedure of twijfel over hun recht op de regeling, wordt er – naast de eerdergenoemde ontwikkelingen – gewerkt aan verbeteringen in de dienstverlening voor inwoners. Zo wordt onder meer de mogelijkheid verkend om één digitaal loket te ontwikkelen, waar de inwoner kan zien op welke lokale, regionale en nationale inkomensondersteunende regelingen men mogelijk recht heeft.

Naast digitale dienstverlening, is ook fysieke dienstverlening belangrijk om een diverse groep mensen te kunnen helpen. Sommige mensen zijn immers minder digitaal vaardig. Voor deze mensen zou er binnen elke gemeente een laagdrempelige plek moeten zijn waar zij terecht kunnen met vragen over financiën: een inlooppunt. Als onderdeel van het Programma Inrichten Overheidsbrede Loketten verkennen we samen met de Ministeries van BZK, JenV, Financiën, VWS en Buitenlandse zaken, de VNG en Divosa de mogelijkheid om te komen tot overheidsbrede loketten. Eén fysieke plek waar je als mens terecht kunt met al jouw vragen over regelingen of verplichtingen van en aan de overheid. Hierbij sluiten we aan bij het programma «inrichten overheidsbrede loketten» van het Ministerie van BZK.

Vraag 11

Heeft u een financieringsstructuur voorhanden om gemeenten na 2026 in staat te stellen de aanpak van de armoede te zo maximaal mogelijk te ondersteunen?

Antwoord 11

Vanuit de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden, die in juli 2022 aan de Tweede Kamer is gepresenteerd, heeft het kabinet € 40 miljoen aan jaarlijks structurele middelen voor betere dienstverlening door gemeenten op het gebied van armoede en schulden beschikbaar gesteld.23 Dit is aanvullend op de structurele middelen die in 2014 (€ 90 miljoen) en 2017 (€ 85 miljoen) voor de gemeentelijke dienstverlening op het terrein van armoede en schulden aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. De aanvullende toekenning vanaf 2024 vindt structureel plaats om gemeenten verder in staat te stellen om strategisch en doelgericht te handelen en hun activiteiten uit te voeren, zoals het verdubbelen van het gebruik van de schuldhulpverlening en het intensiveren van activiteiten om kinderarmoede te bestrijden. Gemeenten zijn hierover geïnformeerd via de Meicirculaire gemeentefonds 2024.

In de voortgangsrapportage is daarnaast een groot aantal maatregelen en specifieke deeloplossingen benoemd.

Vraag 12

De armoedeproblemen worden niet echt opgelost. Door de gestegen prijzen nemen de zorgen hierover toe. Kunt u aangeven welke oplossingsvarianten mogelijk voorliggen – uit te werken door een volgende regering – die op een andere wijze dan tot nu toe, meer en meer direct effect kunnen hebben op het bestrijden van armoede van burgers en met name van kinderen?

Antwoord 12

Het kabinet is van mening dat in de afgelopen jaren belangrijke resultaten zijn geboekt op het terrein van armoede en schulden. Zoals is aangegeven in de voortgangsrapportages van de Aanpak, is het aantal mensen en het aantal kinderen in armoede in de afgelopen jaren gedaald, ondanks de stijging van de energieprijzen.

Dat onverlet dat er vervolgstappen mogelijk en nodig zijn om de armoedeproblematiek te verminderen. Dan valt te denken aan het zetten van vervolgstappen bij trajecten als Participatiewet in Balans en Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen. Ook het advies van de Commissie Sociaal Minimum biedt opties om de armoedeproblematiek verder te verminderen. Het kabinet heeft in het Regeerprogramma aangegeven er samen met gemeenten voor te willen zorgen dat het beleid om (kinder)armoede aan te pakken verbetert, mede in navolging van de Europese kindergarantie.

Vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Deze vragen zijn mede gesteld namens de SP-fractie en OPNL.

Vraag 1

Waarom is de Belastingdienst nog niet aangesloten bij deze samenwerking in incasso- en deurwaarderstrajecten en de betalingsregeling Rijk?

Antwoord 1

De Belastingdienst en Dienst Toeslagen zullen niet aansluiten op het deurwaarderstraject van de clustering Rijksincasso. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het volume aan belastingvorderingen en de complexiteit van deze vorderingen. Voorts heeft de Belastingdienst eigen deurwaarders in dienst, belastingdeurwaarders, die ook worden ingezet voor de invordering van toeslagschulden. Gezien de specialistische aard van de werkzaamheden blijft dit ongewijzigd. Hierover is de Kamer op 6 oktober 2023 geïnformeerd bij de update van Rijksincassovisie.24 Vorderingen van de Belastingdienst zijn vaak aan verandering onderhevig door bijvoorbeeld een verrekening of door een vermindering van de vordering. Daarnaast is de doelgroep erg heterogeen (van particulieren tot zeer grote ondernemingen). Ook maakt de fiscale preferentie het juridisch en uitvoeringstechnisch bijzonder complex om deze vorderingen te bundelen met andere overheidsvorderingen.

De Belastingdienst en Dienst Toeslagen zijn met het CJIB en andere Rijkspartijen in gesprek over welke samenwerking binnen de Clustering Rijksincasso mogelijk is in het traject voorafgaand aan de inzet van een deurwaarder. Concreet wordt er gewerkt aan de voorbereidingen om aan te sluiten op het Vorderingenoverzicht Rijk. Ook verkennen zij deelname aan de Betalingsregeling Rijk.

Vraag 2

Kunt u aangeven welke specifieke maatregelen u neemt zodat de drie uitvoeringsorganisaties, de Belastingdienst, het CJIB en het CAK, het bestaansminimum bewaken bij het treffen van afbetalingsregelingen? Welke aanvullende maatregelen neemt u ten aanzien van de drie uitvoeringsorganisaties om het bestaansminimum te waarborgen bij een samenloop van afbetalingsregelingen naast het faciliteren van inzicht via o.a. het Vorderingenoverzicht Rijk en uitwisseling van gegevens?

Antwoord 2

Op dit moment hanteren overheidsorganisaties bij het aangaan van een betalingsregeling verschillende normen om het bestaansminimum vast te stellen, zoals de beslagvrije voet, het vrij te laten bedrag en andere wijzen van berekening van de betalingscapaciteit. Binnen het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso (CRI-partijen)25 is de Werkgroep Bestaansminimum een onderzoek gestart naar wat wenselijk (meest gunstig voor de burger) en haalbaar is met betrekking tot een eenduidige norm voor het vaststellen van het bestaansminimum.

Mensen kunnen door samenloop van verschillende betalingsregelingen feitelijk onder het bestaansminimum terecht komen. Schuldeisers – zowel publiek als privaat – kunnen nu onderling geen informatie uitwisselen over betalingsregelingen van betrokkene en dus ook niet in gezamenlijkheid rekening houden met het bestaansminimum van de betrokkene. Om hier inzicht in te krijgen zijn uitvoeringsorganisaties nu volledig afhankelijk van de informatie die de betrokkene daarover zelf wil en kan verstrekken. Onder leiding van het Ministerie van SZW is een verkenning gestart om te bezien op welke wijze de uitwisseling van deze gegevens tussen publieke uitvoeringsinstanties (waaronder de Belastingdienst, het CJIB en het CAK) en mogelijk later ook private schuldeisers kan worden gerealiseerd. Als sprake is van verschillende schuldeisers, biedt een betalingsregeling niet altijd een duurzame en haalbare oplossing. Het is daarom van belang om flankerende maatregelen te treffen en de mogelijkheden voor vroegsignalering en doorverwijzen bij dreigende schuldenproblematiek effectief vorm te geven.

Mensen met verschillende schuldeisers moeten tijdig doorverwezen worden naar instanties voor schuldhulpverlening om te voorkomen dat zij in een problematische situatie komen. Ook wordt met de betrokken uitvoeringsorganisaties bezien of en zo ja, op welke wijze een betaalpauze kan worden ingesteld voor overheidsschuldeisers, zodat mensen andere schulden eerst kunnen aflossen.

Vraag 3

Kunt u op grond van voorgaande ook in de volgende voortgangsrapportages ingaan op de resultaten van de maatregelen om te voorkomen dat de uitvoeringsorganisaties van het Rijk zoals de Belastingdienst, het CJIB en het CAK bij betalingsregelingen onvoldoende het bestaansminimum van mensen bewaken? Onder andere als het gaat om de resultaten ten aanzien van specifieke afspraken en maatregelen om het bestaansminimum te garanderen bij samenloop van betalingsregelingen?

Antwoord 3

Ja, ik zal uw Kamer informeren over de voortgang van de activiteiten die volgen uit de geactualiseerde Rijksincassovisie.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Vraag 1

De leden van de D66-fractie vinden het goed dat u inzet op vroegsignalering. Dit voorkomt dat beginnende betalingsproblemen leiden tot problematische schulden. De wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in 2021 is een goede stap in deze richting. Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen en mensen die werkzaam zijn in de schuldhulpverlening blijkt dat gemeentes nog verbeteringen kunnen doorvoeren als het gaat om vroegsignalering. Zo kijken gemeentes op dit moment alleen naar beginnende schulden, maar niet vooruit naar situaties waarin het risico op beginnende schulden bestaat. Hoe werkt u op dit moment samen met gemeentes om vroegsignalering te verbeteren? Er zijn volgens de leden van de fractie van D66 verschillende maatregelen die kunnen helpen bij het vroegsignaleren. Zo zouden gemeentes één centraal schuldenloket moeten hebben met een vast inloopspreekuur. Dit vergroot de laagdrempeligheid. Daarnaast zouden gemeentes vaker proactief contact moeten opnemen met inwoners op basis van een levensgebeurtenis die bij de gemeente bekend is, bijvoorbeeld het overlijden van een partner of een echtscheiding. Hoe staat u tegenover deze maatregelen?

Antwoord 1

Het Ministerie van SZW werkt intensief samen met gemeenten, maar ook vaste lasten partners, om vroegsignalering continu te verbeteren. In een reactie op het rapport van de Nationale ombudsman26 die mijn voorganger 29 mei jl. in afschrift aan de Tweede Kamer heeft gestuurd, wordt nader ingegaan op lopende initiatieven en de verbetermaatregelen die wij samen met de betrokkenen willen doorvoeren om de uitvoering van vroegsignalering te verbeteren.

Specifiek per genoemde maatregel reflecteer ik graag kort.

U noemt een centraal schuldenloket met een vast inloopspreekuur om de laagdrempeligheid te verlagen. In de 3de voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden, die op 27 juni aan uw Kamer is verstuurd, is ingegaan op de inzet op het vroegtijdig bereiken van mensen met beginnende of dreigende geldzorgen en de inzet op laagdrempelige financiële dienstverlening.

Verder zijn sinds 2023 ongeveer 160 inlooppunten gestart, waar vrijwilligers mensen met geldzorgen helpen met beter rondkomen, aanvragen waar zij recht op hebben etc. Dit project «samen erop vooruit» is een samenwerking van de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp (AVS), Schuldhulpmaatje en NSR/Geldfit en heeft subsidie van SZW ontvangen.

Ook zijn er ruim elfduizend vrijwilligers die mensen aan de keukentafel helpen met geldzaken; om dit te faciliteren heeft SZW subsidie verstrekt aan de AVS. Om lokale hulp bij geldzorgen via vrijwilligers en gemeenten beter vindbaar te maken, heeft Geldfit een website met postcodecheck, een bellijn, chat, app en mailmogelijkheid. SZW doet publiekscampagnes met Geldfit, om deze hulp beter vindbaar te maken.

Verder geven de leden van de fractie van D66 aan dat gemeentes proactief contact moeten opnemen met inwoners op basis van een levensgebeurtenis die bij de gemeente bekend is, bijvoorbeeld het overlijden van een partner of een echtscheiding.

Binnen het programma Aanpak Levensgebeurtenissen van het Ministerie van Algemene Zaken is er standaard aandacht voor geldzorgen en schulden als mogelijk gevolg van een levensgebeurtenis.

Naast verbetering van de (proactieve) dienstverlening verbeteren we ook de informatievoorziening. Zo worden de inzichten uit onderzoeken doorgevoerd in de Persoonlijke Overzichten (rijksoverheid.nl). Een voorbeeld hiervan is het overzicht voor de levensgebeurtenis «Ik ben nabestaande geworden».

De gecombineerde werkwijze op informatie en dienstverlening heeft bijvoorbeeld bij de levensgebeurtenis «Ik word werkloos» geleid tot de ontwikkeling van offline informatiemateriaal voor mensen die minder digitaal vaardig zijn. De informatie wordt actief beschikbaar gesteld aan loketten zoals de balie bij gemeenten of bij het UWV. De informatie bevat verwijzingen naar plekken waar mensen (fysiek) ondersteuning kunnen vinden.

Vraag 2

Naast één centraal schuldenloket is het volgens deze leden belangrijk dat verschillende instanties, bijvoorbeeld de gemeente en de voedselbank, de mogelijkheid krijgen om gegevens met elkaar uit te wisselen. Door het onderling uitwisselen van gegevens tussen instanties hoeven mensen met schulden niet zelf bij verschillende loketten aan te kloppen. Uitvoeringsorganisaties geven aan dat dit een gewenste aanpak is, omdat dit het schuldenproces voor mensen overzichtelijker en toegankelijker maakt. Hoe kijkt u aan tegen het onderling uitwisselen van informatie tussen instanties?

Antwoord 2

Het doel van de basisdienstverlening is dat meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening ontvangen. Het is belangrijk dat lokale hulpverleners inwoners met schulden kunnen doorverwijzen naar de juiste ondersteuning. Op die manier ontvangen mensen met schulden eerder ondersteuning en wordt escalatie van de schuldenproblematiek voorkomen. Uitwisseling van persoonsgegevens kan daarbij helpen. Wet- en regelgeving biedt hiervoor nu al mogelijkheden die niet altijd worden benut. Gemeenten ontvangen eind 2024, via de VNG en de NVVK, informatie over hoe zij op een juiste manier gegevens kunnen uitwisselen tussen lokale samenwerkingspartijen. Deze informatie wordt opgenomen in het actieplan van de basisdienstverlening.

Vraag 3

Een pijnpunt in het voorkomen van schulden lijkt de onderlinge samenwerking tussen gemeentes te zijn. De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de (preventieve) aanpak van schulden in alle gemeentes in grote lijnen hetzelfde is, zodat inwoners tijdig worden geholpen volgens vergelijkbare richtlijnen. Op dit moment zien deze leden dat een gemeentelijke beschikking, bijvoorbeeld voor het krijgen van jeugdhulp, niet doorloopt in andere gemeentes. Op het moment van verhuizing kan dit leiden tot betalingsachterstandendoor de langdurige procedure van een nieuwe aanvraag. Ook vullen verschillende gemeentes hun taak van schuldhulpverlening op een andere manier in. De leden vinden het belangrijk dat gemeentes onderling «best practices» uitwisselen. Wat doet u om de samenwerking tussen gemeentes op dit dossier te verbeteren?

Antwoord 3

Op 16 november 2023 is uw Kamer geïnformeerd over het verbeterplan voor schuldhulpverlening bestaande uit de basisdienstverlening.27 De basisdienstverlening heeft als doel dat meer mensen met schulden eerder en nog betere schuldhulpverlening ontvangen en dat gemeenten in dat kader de dienstverlening gelijktrekken. Op 15 juli jl. is het actieplan van de basisdienstverlening gepubliceerd. Het plan beschrijft hoe gemeenten aan de slag kunnen gaan met de implementatie van de basisdienstverlening. Bij de uitwerking hiervan is gekeken naar best practices op het gebied van schuldhulpverlening. Ook tijdens regiobijeenkomsten, congressen en (be)spreekuren van de VNG en NVVK wordt er veel aandacht besteed aan de implementatie van de basisdienstverlening.

Vraag 4

In de voortgangsrapportage geeft u aan dat het kabinet kijkt naar beleidsalternatieven rond de financiering- en beloningssystematiek bij schuldenbewind. Op dit moment lopen de gesprekken van het kabinet over dit onderwerp nog. De aan het woord zijnde leden constateren dat er op dit moment binnen de bewindvoering nauwelijks ruimte is voor persoonlijk contact met de hulpvrager. Hierdoor is er geen sprake van maatwerk en goede nazorg. Hoe verlopen de gesprekken tussen het kabinet en betrokken partijen om deze problematiek aan te pakken? En welke beleidsalternatieven heeft u op het oog om de kwaliteit van bewindvoering te verbeteren?

Antwoord 4

Het schuldenbewind valt onder de waaier van het curatele-, bewind en mentorschap (CBM). In het commissiedebat armoede en schulden van 1 februari 2024 is door de (voormalig) Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat er naar een complete wijziging van het stelsel gekeken dient te worden en kondigde hierbij aan een brief naar de Kamer te sturen met diverse scenario’s voor een stelselwijziging. Naar verwachting wordt de Kamer hierover in het vierde kwartaal van 2024 per brief geïnformeerd. Tegelijkertijd loopt de aanbesteding van het onderzoek over de kwaliteit, beloningsstructuur en het toezicht rondom de CBM beroepen en zal er nog een kabinetsreactie komen op de initiatiefnota bewind van voormalig lid Kat (D66).

In de kabinetsreactie onderzoek bekostiging en beloning beschermingsbewind bij schulden28 is aangegeven dat het kabinet de volgende acties op pakt:

  • 1. We gaan na wat de gevolgen zijn van het laten vervallen van de grondslag problematische schulden en/of verkwisting, en daarmee het schuldenbewind. Ook bezien we de optie van het verkorten van het schuldenbewind al dan niet in combinatie met een looptijdonafhankelijke vergoeding.

  • 2. Samen met de brancheorganisaties van bewindvoerders en de VNG zoeken we naar budgetneutrale oplossingen, zoals een hogere vergoeding het eerste jaar en het samen met gemeenten kijken naar de taken die als onderdeel van de schuldhulpverlening door gemeenten uitgevoerd kunnen worden.

  • 3. We bekijken of het haalbaar is om gemeenten te compenseren door het Rijk voor eventuele beleidsmatige wijzigingen in de beloning voor bewindvoerders.

Vraag 5

Op dit moment geldt er een zorgplicht voor gemeentes voor iedereen die minder dan 130% van het minimumloon verdient. Ervaringsdeskundigen geven in gesprekken aan dat in de praktijk ook veel mensen die boven deze grens vallen in de schulden terecht komen. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat problematische schulden onder alle lagen van de bevolking actief voorkomen moet worden. Waarom is gekozen voor de grens van 130% en wat zijn de mogelijkheden om de zorgplicht voor gemeentes uit te breiden?

Antwoord 5

In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is geen inkomensgrens opgenomen voor de toegang tot schuldhulpverlening. In principe kan iedere inwoner met (problematische) schulden dus een beroep doen op de gemeentelijke schuldhulpverlening.

De Wgs noemt twee overwegingen om schuldhulpverlening te weigeren, namelijk in geval een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening (recidive) en in geval een persoon fraude heeft gepleegd. Het is aan de gemeente om daar in een individuele situatie een afweging in te maken.

Vraag 6

Veel mensen in het schuldhulpverleningstraject krijgen bij problematische schulden het advies om hun koopwoning te verkopen, blijkt uit gesprekken die de leden hebben gevoerd met ervaringsdeskundigen. De gedachte hierachter is dat schulden met de overwaarde van een huis afgelost kunnen worden. Gezien de huidige krapte op de woningmarkt vinden de aan het woord zijnde leden deze aanpak problematisch. Huishoudens zijn dan namelijk aangewezen op de huursector. Zij komen mogelijk niet in aanmerking voor een sociale huurwoning, of moeten lang wachten, en moeten noodgedwongen huren in de vrije sector, met hoge woonlasten tot gevolg. Of zij kunnen überhaupt geen huurwoning vinden, gezien de huidige krapte op de woningmarkt. Bovendien is voor sommige eigenaren de koopwoning niet alleen een plek om te wonen, maar ook een voorziening voor de oude dag (zzp’ers). Hoe kijkt u naar het advies om een koopwoning te verkopen in het licht van deze problematiek?

Antwoord 6

Om te beginnen is er bij het aangaan van een hypotheek aandacht voor verantwoorde kredietverlening. Het is van belang dat huishoudens in staat worden gesteld een hypotheek af te sluiten voor een woning die past bij hun woonwensen en persoonlijke situatie. Tegelijkertijd mag deze aankoop niet leiden tot onverantwoorde financiële risico’s voor huishoudens. Daarom gelden er leennormen voor hypotheken waarover het Nibud het kabinet jaarlijks adviseert. Op deze manier wordt aan de voorkant ingezet om problemen te voorkomen.

Op het moment dat er wel betalingsproblemen ontstaan, vind ik dat woningbehoud bij woningbezitters altijd als belangrijke overweging meegenomen moet worden. Het gevoel leeft bij woningbezitters dat zij bij aanmelding schuldhulpverlening hun woning kwijtraken. En soms lijkt binnen gemeenten ook daadwerkelijk gestuurd te worden op woningverkoop in plaats van woningbehoud, om een schuldregeling tot stand te kúnnen brengen. Schuldeisers zullen immers – net als in een wettelijke schuldsanering (Wsnp) – verwachten dat al het vermogen ingebracht wordt.

In de Wsnp weegt een rechter de belangen van schuldeiser en schuldenaar tegen elkaar af, waarna de rechter besluit hoe een mogelijke overwaarde ingezet kan worden of dat de woning verkocht moet worden. Er zijn omstandigheden denkbaar dat een verkoop van de woning niet in het belang van de boedel is, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een forse stijging van de woonlasten na de verkoop van de woning.

Ik deel met u dat in veel gevallen woningverkoop, zeker gezien de krapte op de woningmarkt, niet altijd de beste oplossing is voor de inwoner. Samen met het Ministerie van VRO en verschillende stakeholders in het veld zet ik mij daarom ook in om woningbezitters met schulden beter te bereiken en tegelijkertijd het specifieke hulpaanbod voor woningbezitters met schulden te verbeteren.

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) 29 biedt woningbezitters met een NHG-hypotheek een vangnet in kwetsbare situaties en ondersteunt waar mogelijk bij woningbehoud. Deze woningbehoud tools bestaan onder andere uit een job- of budgetcoach, betaalpauzes, kwijtschelding van schulden en herstructureren (ook voor andere schulden).

Om woningbezitters met (dreigende) problematische schulden beter te bereiken is sinds 2021 een experiment gestart waarin de banken Aegon, Rabobank en Obvion (onderdeel Rabobank Groep) betalingsachterstanden delen met de gemeenten Amsterdam, Arnhem, Breda, Hollands Kroon, Nijmegen en Tilburg.

Het experiment lijkt tot nu toe succesvol, negentig procent van het aantal gemelde inwoners in 2022 is (in het halfjaar daarvoor) niet in beeld geweest bij de gemeente. Dit experiment is per april jl. met een geldverstrekker en drietal grote gemeenten uitgebreid.

In Schakel!30 zoeken de leden van de NVVK, een tiental grote geldverstrekkers en Nationale Hypotheek Garantie (NHG) de samenwerking op het moment dat een gezamenlijke klant financiële problemen heeft, ook als er nog géén betalingsachterstanden zijn op de hypotheek. Door te kijken naar het actuele inkomen, de overwaarde en de huidige hypotheekconstructie wordt gezamenlijk gezocht naar mogelijkheden om vaste lasten te verlagen en schulden aan te pakken, al dan niet door middel van schuldenconsolidatie.

Voor schuldhulpverleners heeft de NVVK de notitie Eigen woning en Schulden ontwikkeld over hoe om te gaan met schulden en woningbezit, met bijzondere aandacht voor behoud van de woning bij financiële problemen. Daarnaast is een Hypotheken-helpdesk beschikbaar gesteld voor leden met gecertificeerde hypotheekadviseurs.

In de basisdienstverlening schuldhulpverlening is onder andere opgenomen dat het hulpaanbod vanuit gemeenten toegespitst dient te zijn op specifieke groepen met problematische schulden, waaronder ook woningbezitters. In de actualisatie van het actieplan, die aan het eind van het jaar is voorzien, worden deze aspecten meegenomen en wordt bezien of aanvullende acties wenselijk zijn. In de derde voortgangsrapportage Aanpak geldzorgen, armoede en schulden bent u hierover geïnformeerd.

Vraag 7

In Nederland valt de deurwaarder vaak niet onder de schuldeisers in het schuldhulpverleningstraject. Deze klopt vaak weer aan nadat iemand het schuldentraject doorlopen heeft en dacht van de schulden af te zijn. In sommige Scandinavische landen, waaronder Finland, zijn gerechtsdeurwaarders overheidsambtenaren en kunnen instellingen of bedrijven niet zelf een deurwaarder in de hand nemen. De leden van de D66-fractie steunen deze aanpak. Het geeft de slachtoffers van schulden meer zekerheid en brengt verdere structuur aan in het schuldhulpverleningstraject. Wat vindt u van het instellen van ambtelijke gerechtsdeurwaarder in Nederland?

Antwoord 7

Allereerst ga ik in op uw vooronderstelling dat gerechtsdeurwaarders vaak niet meegaan in het schuldhulpverleningstraject. Gerechtsdeurwaarders incasseren een vordering altijd namens een schuldeiser. De correspondentie in het schuldhulpverleningstraject kan dan bijvoorbeeld ook via de gerechtsdeurwaarder lopen. Dit laat onverlet dat het niet de bedoeling is dat een gerechtsdeurwaarder namens de schuldeiser opnieuw aanklopt bij iemand die het schuldhulpverleningstraject heeft doorlopen. Een schuldeiser dient de gerechtsdeurwaarder over de geslaagde schuldhulpverleningstrajecten van mensen te informeren, wanneer een schuldeiser akkoord is gegaan met finale kwijting in een schuldhulpverleningstraject. De gerechtsdeurwaarder kan de vordering die is meegenomen in het schuldhulpverleningstraject niet na afloop van het traject alsnog invorderen. Wel kan het zijn dat niet alle schuldeisers in beeld waren bij de totstandkoming van de schuldregeling. De finale kwijting van de restschuld geldt alleen voor de schulden van bekende schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod. Hierdoor kan het zijn dat een nieuwe schuldeiser zich na afloop van een schuldhulpverleningstraject nog meldt en een schuld toch nog ingevorderd wordt, al dan niet door een gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder is in Nederland reeds een openbaar ambtenaar in de uitoefening van zijn wettelijke taken.31 Hij wordt als zodanig bij koninklijk besluit benoemd en door de betreffende rechtbank beëdigd. Niet alleen bij het uitvoeren van zijn ambtelijke taken maar ook bij zijn toegestane nevenwerkzaamheden dienen de belangen van zowel schuldeisers bij inning van een vordering als de bescherming van schuldenaren tegen ontstaan van problematische schulden in balans te zijn. Voor mij staat hierbij de professionaliteit en de kwaliteit van de deurwaarderij voorop.

Vraag 8

Uit gesprekken met ervaringsdeskundigen lijkt dat informele schulden, bijvoorbeeld tussenfamilieleden, in de afgelopen jaren sterk zijn toegenomen. De voortgangsrapportage maakt geen onderscheid tussen verschillende soorten schulden. Dit terwijl informele schulden vaak om een andere aanpak vragen dan schulden bij commerciële instellingen. D66 vindt maatwerk in het aanpakken van schuldenproblematiek belangrijk. Hoeveel mensen met problematische schulden in Nederland hebben te maken met informele schulden? Wat doet de regering om informele schulden tegen te gaan? Hoe kan de overheid deze groep het beste bijstaan?

Antwoord 8

Informele schulden worden niet geregistreerd. Dit maakt dat er geen zicht is op het aantal huishoudens dat kampt met informele schulden. Informele schulden vormen een probleem onder een diverse groep: vluchtelingen, statushouders, jongeren, alleenstaanden, mensen met psychische of verslavingsproblemen en uitkeringsgerechtigden. In de basisdienstverlening is onder andere opgenomen dat het hulpaanbod vanuit gemeenten toegespitst dient te zijn op specifieke groepen met problematische schulden, zoals inwoners met een andere culturele achtergrond. Naar aanleiding van het onderzoek 32 van het Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) in samenwerking met het Verwey-Jonker Instituut en het Nationaal Zakat Fonds (NZF), is een vervolgonderzoek gestart naar de wijze waarop professionals informele schulden kunnen signaleren en oplossen. De verwachting is dat de resultaten begin 2025 bekend zullen zijn. Deze worden vervolgens opgenomen in het actieplan van de basisdienstverlening. Daarnaast lopen er gesprekken met religieuze instellingen over hun rol bij het signaleren en bereiken van inwoners met armoede- en schuldenproblematiek en de aansluiting tussen formele en informele ondersteuning.

Vraag 9

De leden van de D66-fractie geloven dat de aanpak van problematische schulden vraagt om een nieuwe vijf-dimensionale aanpak:

  • 1. Alle schuldeisers moeten samenwerken om schulden in kaart te brengen.

  • 2. De gemeentes brengen een vaste groep mensen in kaart die risico lopen op problematische schulden.

  • 3. De gemeente is bereikbaar. Dat houdt in dat de gemeentes zelf contact opnemen met mensen die te maken krijgen met problematische schulden en dat er één vast loket is waar mensen zichzelf kunnen melden.

  • 4. De gemeente draagt zorgplicht voor iedereen die te maken krijgt met schulden.

  • 5. Het uitwisselen van informatie tussen gemeentes wordt vereenvoudigd, om zo de aanpak van schulden te integraal te versterken.

Deze leden zijn van mening dat deze aanpak op korte termijn ingevoerd kan worden om effectief bij te dragen aan het aanpakken van de schuldenproblematiek. Uit de cijfers van de voortgangsrapportage blijkt namelijk dat er meer ingezet moet worden om problematische schulden tegen te gaan. Alleen dan wordt het doel om het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 te halveren behaald. Hoe kijkt u naar deze vijf-dimensionale aanpak en bent u bereid om (delen van) deze aanpak in te voeren? Uiteraard vraagt een geïntensiveerde aanpak ook om extra capaciteit van gemeentes. Op dit moment hebben veel gemeentes al te maken met capaciteitsproblemen. Hoe kijkt u aan tegen deze problematiek en wat doet u om deze problemen te verhelpen? Hoe kijkt u aan tegen het verstrekken van extra middelen voor gemeentes om de vijf-dimensionale aanpak door te voeren?

Antwoord 9

Ik herken de noodzaak om alles op alles te zetten om te komen tot effectieve en laagdrempelige hulp aan mensen met problematische schulden en waardeer daarom de concrete suggesties die worden gedaan. Via vroegsignalering van betalingsachterstanden (huur, zorgpremie, drinkwater, energie) worden mensen met dreigende (problematische) schulden al in een vroeg stadium onder de aandacht gebracht bij de betreffende gemeente. Van gemeenten wordt verwacht dat zij op basis van deze signalen altijd al contact opnemen.

Uit gesprekken met de VNG en NVVK over de capaciteit voor schuldhulpverlening blijkt op dit moment dat het overgrote deel van de gemeente aangeeft voldoende capaciteit te hebben om hun taken voor vroegsignalering uit te voeren. Goed voortbouwen op vroegsignalering vraagt om een gezamenlijk verbeterplan van gemeenten, vaste lasten partners en het Rijk om vroegsignalering nog effectiever te laten zijn en te verkennen of de onderlinge verschillen kunnen worden verkleind.

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) biedt nu al ruime mogelijkheden voor gegevensuitwisseling ten behoeve van de schuldhulpverlening. In de actualisatieronde van het actieplan basisdienstverlening krijgen gemeenten inzicht in deze mogelijkheden. Daarnaast borgt de Wgs al dat gemeenten de verantwoordelijkheid dragen voor integrale schuldhulpverlening aan mensen met problematische schulden.

Aanvullend is in het regeerprogramma opgenomen dat om problematische schulden fundamenteel aan te pakken het kabinet zal komen met een integraal pakket aan maatregelen. Het basispakket van het IBO problematische schulden wordt als uitgangspunt genomen. Een van de maatregelen behelst het investeren in vroegsignalering en te kijken naar de rol die gerechtsdeurwaarders daarin kunnen vervullen.

Er is zoals gezegd in 2024 aan gemeenten structureel € 40 miljoen beschikbaar gesteld voor de gemeentelijke dienstverlening op het terrein van armoede en schulden. Aanvullend hierop hebben gemeenten voor bijzondere bijstand en vroegsignalering in 2022 € 35 miljoen euro en in 2023 € 50 miljoen euro aan extra middelen ontvangen. Ook in 2024 ontvangen gemeenten € 50 miljoen euro extra hiervoor. Vanaf 2025 reserveert het kabinet structureel € 20 miljoen uit de envelop Groepen in de knel om verdere invulling te geven aan het verbeterplan vroegsignalering.

Vraag 10

De aan het woord zijnde leden nemen waar dat er weinig aandacht is voor ondernemers die schulden krijgen. Deze groep kan vanwege een opeenstapeling van gebeurtenissen van een stabiel middeninkomen in de schulden terechtkomen. Dit heeft grote persoonlijke en mentale consequenties. Vanwege de terugval in inkomen komt schaamte onder ondernemers vaker voor. Wat doet u om de aandacht en hulp voor deze groep te vergroten?

Antwoord 10

In 2022 is de heer Tideman als aanjager ondernemers met problematische schulden aangesteld. Zijn taak was om de regievoering over de aanpak van problematische schulden van ondernemers te versterken en oplossingen voor problematische schuldensituaties van door de coronacrisis getroffen ondernemers aan te jagen. Op 19 december 2023 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van zijn rapport en de daarin opgenomen aanbevelingen.33 De heer Tideman ziet het als een publieke taak om ondernemers te stimuleren om snel stappen te ondernemen wanneer zij financiële moeilijkheden beginnen te ondervinden.

Om ondernemers met geldzorgen bewust te maken dat hulp beschikbaar is, heeft er van eind mei tot en met eind juni 2024 een SZW-deelcampagne van «Je staat er niet alleen voor» plaatsgevonden gericht op zzp’ers, kleine ondernemers (maximaal 10 personen personeel) met de oproep om bij geldzorgen tijdig hulp te zoeken en met doorverwijzing naar Geldfit.nl.

In de basisdienstverlening schuldhulpverlening is expliciet aandacht voor ondernemers met schulden. Ook worden gemeenten via het programma Verbinden Schuldendomein 2.0 bijgestaan om ondernemers met financiële zorgen te ondersteunen. Hiervoor werkt de VNG samen met onder andere VNO-NCW en KvK.

Vragen van de fractie van de SP

Deze vragen zijn mede gesteld namens GroenLinks-PvdA en de PvdD.

Vraag 1

Veel van de schuldenproblemen komen voort uit (via rijksregels toegestane) gokbedrijven (vooral online) en kleine consumptieve leningen. In welke mate speelt preventie van (ernstige) schuldenproblematiek en de daaruit voor de overheid voortvloeiende kosten een rol in het wettelijk toestaan van dergelijke zaken?

Antwoord 1

Wat betreft de klein consumptieve leningen zetten we als wetgever in op verantwoorde kredietverstrekking, zodat mensen alleen leningen kunnen aangaan als dat past in hun financiële situatie. Daarmee willen we overkreditering voorkomen zodat er geen betalingsproblemen ontstaan. Daarnaast zijn er nog andere manieren om burgers te beschermen, zoals de maximale kredietvergoeding.

Het is niet bekend in hoeverre en hoe vaak gokken leidt tot schulden of schulden leiden tot gokken, omdat een cijfermatige onderbouwing ontbreekt. De doelen van het kansspelbeleid zijn consumentenbescherming, verslavingspreventie en het voorkomen van kansspelgerelateerde fraude en criminaliteit.

Als het gaat om consumentenbescherming zet de Staatssecretaris Rechtsbescherming met name in op de bescherming van kwetsbare mensen. Daartoe worden onder andere mensen met schuldenproblematiek of mensen die niet meer dan het sociaal minimum te besteden hebben gerekend.

In de wet- en regelgeving voor kansspelen zijn strenge maatregelen opgenomen om te voorkomen dat mensen problematisch speelgedrag ontwikkelen of in de financiële problemen komen door gokken. Er worden voorts nog nadere maatregelen getroffen, zoals regels omtrent het speelgedrag van spelers en speellimieten om de bescherming van kwetsbare mensen verder te verbeteren.

Daarnaast wordt in het kader van preventie gewerkt aan gerichte bewustwordingsactiviteiten. Zo is in samenwerking met de Nederlandse Schuldhulproute een pilot gestart rondom het ontwikkelen van een gids op Geldfit.nl. Hiermee worden mensen met schuldenproblematiek of financiële problemen, die ook deelnemen aan kansspelen, beter geïnformeerd over de risico’s van kansspelen en de beschikbare hulp bij risicovol of problematisch speelgedrag. De pilot loopt nu en wordt in de zomer van 2024 naar verwachting doorontwikkeld en vervolgens gepubliceerd.

De Wet kansspelen op afstand, waarmee online kansspelen zijn gereguleerd, wordt op dit moment geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie, die naar verwachting in oktober 2024 wordt opgeleverd, en aanvullende onderzoeken op het gebied van kansspelen zal worden bezien onder welke voorwaarden (vormen van) kansspelen kunnen worden toegestaan.

Vraag 2

Een deel van de problematische schulden komt door boetes of terugvorderingen van de overheid zelf en het stapelen van boete op boete. Hoe is de voortgang van het voorkomen dat problematische schulden door overheden worden veroorzaakt?

Antwoord 2

Zoals in de Rijksincassovisie is beschreven, werken de grootste schuldeisers van het Rijk samen in het samenwerkingsverband clustering Rijksincasso (CRI) om een bijdrage te leveren aan het ontzorgen en ondersteunen van mensen met betalingsproblemen. Zo zorgen CRI-partijen ervoor dat mensen tijdig aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen door extra in te zetten op het voorkomen en oplopen van schulden, bijvoorbeeld via betalingsregelingen om zo dwanginvordering (en de daarbij bijkomende verhogingen voor de schuldenaar) tegen te gaan.

Als er toch vorderingen aan het Rijk ontstaan en mensen deze niet (kunnen) betalen, loopt de schuldpositie al snel op. Dit wordt mede veroorzaakt door het in rekening brengen van kosten, boetes en rente.

Het Ministerie van SZW onderzoekt samen met de betrokken departementen en CRI-partijen de doelmatigheid van de ophogingen die tijdens het invorderingstraject kunnen ontstaan. Uw Kamer zal voor de zomer van 2025 nader worden geïnformeerd over de uitkomsten en opvolging van het onderzoek.

Ook binnen het regeerprogramma is er aandacht om de invordering van publieke partijen te verbeteren34, o.a. door een betere onderlinge afstemming en door ervoor te zorgen dat het CJIB eerst een gratis betalingsherinnering kan sturen.

Vraag 3

Welke concrete resultaten zijn geboekt door de investering in preventie van armoede en schulden via een subsidieregeling financiële educatie en de inzet op vroeg signalering?

Antwoord 3

In de derde voortgangsrapportage van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden is uw Kamer geïnformeerd over het eerste tijdvak van de subsidieregeling Financiële educatie voor het onderwijs. Dit eerste tijdvak was gericht op het mbo. Het tweede tijdvak, gericht op het voortgezet onderwijs, was geopend tussen 15 april en 10 mei jl. Momenteel worden de ingediende aanvragen beoordeeld.

Om meer zicht te krijgen op de werking en de impact van de regeling ben ik voornemens om dit jaar een langjarig evaluatieonderzoek te starten.

Vraag 4

Een aantal maatregelen om armoede tegen te gaan zijn van tijdelijke aard, het wegvallen van deze regelingen kan voor een forse toename van armoede leiden.

Welke maatregelen worden voorzien om dit te voorkomen waar het gaat over energietoeslagen, het niet verhogen van huren of het zelfs verlagen van huren?

Antwoord 4

Het kabinet zet zich in om (kinder)armoede niet verder te laten toenemen ten opzichte van het referentiejaar 2024. Hiertoe heeft het kabinet met Prinsjesdag haar plannen gepresenteerd met daarin onder meer de verhoging van het kindgebonden budget, de vereenvoudiging en verhoging van de huurtoeslag, lastenverlichting door invoering van een extra belastingschijf en de bevriezing van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand. Ook heeft het kabinet de financiering van de gratis schoolmaaltijden structureel gemaakt en heeft het kabinet een reservering op genomen voor een energiefonds. Daarbij onderschrijft het kabinet het belang van een rechtvaardige en betaalbare energietransitie, zodat deze niet ten koste gaat van huishoudens met een kleine beurs. Daarom is uit de envelop mensen in de knel in 2025 en in 2026 60 miljoen euro gereserveerd voor hulp aan huishoudens die de energierekening niet kunnen betalen.

Vraag 5

Hoe verhouden de maatregelen op het voorkomen van armoede en schuldenproblematiek zich tot de adviezen van de Commissie sociaal minimum?

Antwoord 5

Belangrijke onderdelen van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden van het vorige kabinet sluiten volledig aan bij de adviezen van de Commissie sociaal minimum. Zo heeft het vorige kabinet, mede met het oog op de aanbevelingen uit het eerste rapport van de Commissie structurele maatregelen genomen die gericht zijn op grote gezinnen, gezinnen met oudere kinderen en de reductie van armoede en kinderarmoede. Ook dit kabinet heeft opnieuw een koopkrachtpakket gepresenteerd.

Ook zet het kabinet, in lijn met de adviezen van de Commissie, in op het tegengaan van niet-gebruik van voorzieningen. En trajecten als Participatiewet in balans en Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor Mensen sluiten goed aan bij de adviezen van de Commissie.

Vraag 6

Hoe verhoudt het beleid rondom (kinder)armoede zich tot de internationale rechten van het kind? Op welke wijze voert u de afspraken uit het internationale Verdrag voor de rechten van het kind uit in uw beleid rond armoede en schulden?

Antwoord 6

De rechten van kinderen zijn internationaal gewaarborgd in het VN-Kinderrechtenverdrag (IVRK). Nederland heeft dat verdrag geratificeerd. Nederland acht het van groot belang om de rechten van jongeren te beschermen en te bevorderen en om jongeren te betrekken bij besluitvorming. Dit is onderdeel van het regulier beleid.

Vraag 7

In hoeverre is het uiteindelijke doel waar het beleid naartoe werkt het volledig terugdringen van (kinder)armoede?

Antwoord 7

Elk kind dat opgroeit in armoede is er een te veel. Bij de doelstelling om het aantal kinderen in armoede te halveren is aangesloten op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. En daarna is deze doelstelling nog aangescherpt door ernaar te steven om deze doelstelling al in 2025 in plaats van per 2030 te realiseren. In de afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet in de aanpak van kinderarmoede. Zo is het aantal kinderen in armoede gedaald. Tegelijkertijd zijn economische ontwikkelingen onvoorspelbaar. Het kabinet heeft zich voorgenomen om de (kinder)armoedecijfers niet te laten uitkomen boven het refertejaar 2024. Ook blijft het kabinet inzetten op maatregelen die de sociale participatie van kinderen stimuleren (o.a. via subsidies aan de SAM& partijen en het Jeugdeducatiefonds). Dat laat onverlet dat ook in en na 2025 maatregelen nodig zullen zijn om kinderarmoede verder aan te pakken. In het regeerprogramma is aangegeven dat het kabinet er samen met gemeenten voor wil zorgen dat het beleid om (kinder)armoede aan te pakken verbetert, mede in navolging van de Europese kindergarantie.

Vraag 8

In de voortgangsrapportage wordt enerzijds gesproken over het terugdringen van het aantal mensen in armoede met de helft. Anderzijds wordt het verminderen uitgedrukt in het halveren van het percentage. Met bevolkingsgroei kan het halveren in absolute aantallen iets anders betekenen dan het halveren van het percentage. Kunt u bevestigen dat het gaat om het halveren van het absolute aantal kinderen in armoede?

Antwoord 8

Om in de doelstelling rekening te houden met demografische ontwikkeling (een stijging of daling van het aantal kinderen) wordt vanaf het begin van de Aanpak geldzorgen, armoede en schulden uitgegaan van percentages, zoals ook beschreven staat in het coalitieakkoord.35 Daarom wordt er toegewerkt naar een procentuele halvering van het aandeel kinderen in armoede van 9,1% in 2015 naar 4,6% in 2025. Ter illustratie van de problematiek in absolute getallen is het aantal kinderen in armoede gedaald van 220.000 in 2022 naar 170.000 in 2024.

Vraag 9

Welk verwacht effect op het aantal mensen in armoede heeft de Wet verhoging minimumloon?

Antwoord 9

De Eerste Kamer heeft de wet om het minimumloon per 1 juli 2024 te verhogen niet aangenomen. Het wetsvoorstel heeft daardoor geen effect op het aantal mensen in armoede. Als de wet was doorgegaan was het verwachte effect een daling van ongeveer 0,1 procentpunt van het aantal mensen in armoede geweest.


X Noot
1

Samenstelling:

Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Van Wijk (BBB), Vos (GroenLinks-PvdA (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD), Geerdink (VVD), Van Ballekom (VVD), Bakker-Klein (CDA), Bovens (CDA), Moonen (D66) (ondervoorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Koffeman (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/2024, 36 410 XV, J.

X Noot
3

Kamerstukken I 2023/2024, 36 410 XV, J.

X Noot
4

Lotte Vermeij en Lex Thijssen, «De leefwerelden van arm en rijk», Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag april 2024.

X Noot
6

Kamerstukken I 2023/2024, 36 410 XV, A, bijlage.

X Noot
7

Kamerstukken I 2023/2024, 36 410 XV, B.

X Noot
8

Algemene Rekenkamer, «Betalingsregelingen bij uitvoeringsorganisaties van het Rijk», Den Haag, maart 2023.

X Noot
9

Kamerstukken I 2023/2024, 36 410 XV, J, bijlage, p.3.

X Noot
10

Kamerstukdossier 35 316.

X Noot
11

European Justice, «Hoe kan ik de naleving van een uitspraak afdwingen?», 8 december 2023.

X Noot
12

Kamerstukdossier 36 488

X Noot
13

Kamerstukken I 2023–2024, 36 410 XV, J.

X Noot
14

Berekening: 0,51/15=0,9548. 1 – 0,9548=0,0452. 0,0452 x 100=4,52%

X Noot
15

Berekening: 0,51/10=0,9330. 1 – 0,9330=0,0669. 0,0669 x 100=6,69%

X Noot
16

Lotte Vermeij en Lex Thijssen, «De leefwerelden van arm en rijk», Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag april 2024.

X Noot
17

SCP, Onderzoeksrapport Eigentijdse ongelijkheid, 7 maart 2023.

X Noot
18

7 Kamerstukken II, 2022–2023, 36 389, nr. 3

X Noot
19

2022.9CBS, Armoede en sociale uitsluiting 2021.

X Noot
20

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 389, nr. 7

X Noot
21

Kamerstukken II, 2022–2023, 36 389, nr. 7

X Noot
22

Kamerstukken II 2022–2023, 29 023, nr. 354

X Noot
24

Kamerstukken II, 2023–2024, 24 515, nr. 724, p. 3.

X Noot
25

Het betreft: de Belastingdienst, het CAK, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), Rijksdienst voor Ondernemende Nederland (RVO), de Sociale Verzekeringsbank (SVB), Dienst Toeslagen en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).

X Noot
26

Kamerstukken II, 2023–2024, 24 515, nr. 762

X Noot
27

Kamerstukken II, 2023–2024, 24 515, nr. 730

X Noot
28

Kamerstukken II, 2023–2024, 24 515, nr. 755

X Noot
29

Momenteel heeft NHG 1,3 miljoen actieve leningen en ongeveer 60–70% van de nieuwe hypotheken vallen onder NHG. Zij bereiken in potentie daarmee veel woningbezitters met (dreigende) problematische schulden.

X Noot
31

Op grond van de Gerechtsdeurwaarderswet.

X Noot
33

Kamerstukken II 2023–2024, 35 420, nr. 531

X Noot
35

Coalitieakkoord. Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst. Pagina 28.

Naar boven