36 600 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025

Nr. 35 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 15 november 2024

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de nota van wijziging van 24 oktober 2024 inzake Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2025 (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 14) en over de brief van 24 oktober 2024 inzake Invulling van het OCW-aandeel in de rijksbrede subsidietaakstelling (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 15).

De vragen over de cultuur- en mediasector zijn al beantwoord op 8 november 2024 (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 19). De Minister en de Staatssecretaris hebben de resterende vragen beantwoord bij brief van 15 november 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Bromet

Adjunct-griffier van de commissie, Huls

Vragen en antwoorden

1

Kan inzichtelijk worden gemaakt welk bedrag in mindering wordt gebracht op de lumpsum van scholen in het voortgezet onderwijs door het totaal aan bezuinigingen op het voortgezet onderwijs?

Met de subsidietaakstelling wordt € 15,4 miljoen in 2025 en € 47,4 miljoen structureel bezuinigd op de lumpsum van scholen in het voortgezet onderwijs. Dit betreft met name een bezuiniging op het deel verzuim uit de regeling SHRM en de eenmalige extra prijsbijstelling die bij Najaarsnota 2022 is ontvangen als gevolg van de inflatie over 2022. Daarnaast is in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigd dat de functiemix vanaf 2026 wordt afgeschaft, waarmee € 75,0 miljoen structureel wordt bezuinigd op de lumpsum van scholen in het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs blijft structureel € 10,7 miljard beschikbaar voor de lumpsum aan scholen.

2

Hoe verenigt u het OCW1-aandeel in de rijksbrede subsidietaakstelling uit het Hoofdlijnenakkoord met de belofte van het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord om subsidies om te zetten naar solide, structurele bekostiging?

De Subsidietaakstelling is een budgettaire taakstelling. Dit betekent dat voor het invullen van deze taakstelling het omzetten van subsidies naar bekostiging niet mogelijk is. Subsidies dienen hiervoor afgeschaft of verlaagd te worden. Verder bekrachtigen we met deze invulling het uitgangspunt dat we zoveel mogelijk gebruikmaken van structurele middelen voor de bekostiging van onze sectoren.

In het Herstelplan wordt ingegaan hoe in het onderwijs subsidies worden omgezet naar structurele bekostiging. Uw Kamer wordt verder over het Herstelplan geïnformeerd in het voorjaar van 2025.

3

Hoe gaat u gevolg geven aan de belofte van het kabinet in het Hoofdlijnenakkoord om subsidies om te zetten naar solide, structurele bekostiging?

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2.

4

Welke subsidieregelingen gaat u omzetten naar solide, structurele bekostiging?

In het Herstelplan wordt ingegaan hoe in het onderwijs subsidies worden omgezet naar structurele bekostiging. Uw Kamer wordt verder over het Herstelplan geïnformeerd in het voorjaar van 2025.

5

Kan inzichtelijk worden gemaakt welk bedrag in mindering wordt gebracht op de lumpsum van scholen in het primair onderwijs door het totaal aan bezuinigingen op het primair onderwijs?

Met de subsidietaakstelling wordt € 7,7 miljoen in 2025 en € 21,2 miljoen structureel bezuinigd op de lumpsum van scholen in het primair onderwijs. Dit betreft een bezuiniging op de regeling hoogbegaafdheid en op de extra prijsbijstelling die is ontvangen als gevolg van de gestegen inflatie. In het primair onderwijs blijft structureel € 15,0 miljard beschikbaar voor de lumpsum aan scholen.

6

Kunt u aangeven hoeveel hoogbegaafde leerlingen gebruikmaken van een alternatief dekkend en passend onderwijsaanbod?

Het is niet bekend hoeveel (hoog)begaafde leerlingen gebruikmaken van een specifiek type aanbod, aangezien dit niet centraal wordt geregistreerd.

9

Kunt u aangeven welk effect de bezuinigingen op begeleiding van studenten, waaronder de Regeling Doorstroom Beroepskolom en het bindend studieadvies, hebben op de kans op studievertraging onder studenten?

Het korten van de financiële middelen voor het flankerend beleid bsa heeft geen effect op de begeleiding van studenten en de kans op studievertraging. Deze plannen waren nog niet uitgewerkt, gezien het onderwerp bsa controversieel was verklaard bij de val van het vorige kabinet, en daarmee nog niet besteed. Dit kabinet heeft besloten om het bsa niet aan te passen en kiest ervoor met deze middelen de subsidietaakstelling te realiseren. Er hoeven hiervoor geen plannen of acties teruggedraaid te worden.

De regeling Doorstroom Beroepskolom is gericht op het verbeteren van de programmatische aansluiting van een opleidingsroute. Een onderdeel hiervan is het opzetten van een doorlopende begeleidingslijn voor studenten die overstappen van het vo naar mbo of mbo naar hbo binnen de opleidingsroute. Dit is extra ten opzichte van de begeleiding die studenten nu al krijgen. Aanvragers hebben met de subsidie drie jaar de tijd om zo’n doorlopende begeleidingslijn te ontwikkelen en te starten. Er is niet bekend wat het effect van de bezuiniging is op de kans op studievertraging van studenten.

De regeling is gericht op het verbeteren van de overgangen vo-mbo, mbo-hbo. Als de overstap niet vloeiend verloopt of aantrekkelijk genoeg is, bestaat de kans dat studenten overstappen naar een andere opleiding of uitvallen en eerder kiezen voor het betreden van de arbeidsmarkt.

10

Kunt u aangeven hoeveel leraren momenteel gebruikmaken van de promotiebeurzen?

Er zijn 5 soorten promotiebeurzen voor leraren: De Promotiebeurs voor leraren, Dudoc-Alfa, Dudoc-Beta, PromoDoc en PostDoc-VO. In totaal maken momenteel circa 350 leraren gebruik van deze promotiebeurzen. De Promotiebeurs voor leraren wordt twee keer per jaar toegekend, terwijl de overige beurzen slechts eens in de paar jaar (variabel van 1 tot 5 jaar) worden toegekend. Daarnaast variëren de looptijden van de beurzen van 2 tot 5 jaar.

In onderstaande tabel is per beurs inzichtelijk gemaakt wat de doelgroep per beurs is, het aantal docenten dat recent de beurs toegekend heeft gekregen en het totaal aantal docenten dat gebruik maakt van de beurs:

Beurs

Doelgroep1

Aantal leraren die op dit moment een beurs ontvangen

De Promotiebeurs voor leraren

Docenten po, vo, so, mbo, hbo en eerstegraads vo-docenten

284 in totaal, waarvan ca. 50 per jaar toegekend.

Dudoc-Alfa

Eerstegraads vo-docenten

Ca. 40 in totaal, waarvan 9 toegekend in 2024

Dudoc-Beta

Eerstegraads vo-docenten

Ca. 10 in totaal, voorlopig laatste toekenningen in 2021–2023

PromoDoc

Promovendi met een onderwijsbevoegdheid

Ca. 10 in totaal, voorlopig laatste toekenningen in 2021–2023

PostDoc-VO

Gepromoveerde bèta-/techniek-docenten in het vo

Ca. 10 in totaal, voorlopig laatste toekenningen in 2021–2023

 

Totaal aantal leraren dat op dit moment een beurs ontvangt

Ca. 350 leraren in totaal

X Noot
1

De cijfers in de evaluatie uit 2018 over toegekende aanvragen laten zien dat toen gemiddeld 65% de toegekende beurzen hbo-leraren betreft, 30% van de beurzen wordt aan vo-leraren toegekend en slechts 5% is leraar in het po, so of mbo. Van de huidige aantallen is geen uitsplitsing naar sector beschikbaar.

11

Kunt u aangeven of de promotiebeurzen leraren bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van het beroep leraar?

Professionalisering van leraren draagt bij aan het aantrekkelijker maken van het beroep leraar. De promotiebeurzen zijn één van de instrumenten voor professionalisering, maar uit evaluaties is gebleken dat de promotiebeurzen zeer beperkt bijdragen aan het aantrekkelijker maken van het beroep leraar en dat slechts een zeer beperkt deel van de leraren in het po en vo geïnteresseerd is in promoveren. Professionalisering van leraren kan echter op verschillende andere manieren gestimuleerd worden. Door het promoveren, verdwijnen leraren daarnaast voor 0,4 tot 0,6 fte uit de klas en blijkt uit evaluaties dat het zoeken naar vervanging in de klas een lastige opgave is in de krappe arbeidsmarkt. Er is daarom gekozen voor een bredere aanpak van professionalisering met de NAPL (de Nationale Aanpak Professionalisering van Leraren) waarbij professionaliseren op verschillende manieren, voor verschillende leraren naar verschillende specialismen mogelijk wordt. Professionalisering van leraren zal hiermee meer divers worden ingevuld om het effect op de aantrekkelijkheid van het beroep te versterken. Het uitgangspunt van NAPL is om leraren te laten professionaliseren zonder ze uit de onderwijspraktijk weg te halen.

14

Waarom valt de financiering van een uitvoeringsorgaan onder de noemer subsidie?

In sommige gevallen wordt de financiering van een uitvoeringsorgaan, bijvoorbeeld een zelfstandig bestuursorgaan, gegeven als een bijdrage en ontvangen vanuit dat begrotingsinstrument een jaarlijkse instellingssubsidie waarmee zij hun taken uit kunnen voeren. In de OCW-begroting heet dit bekostiging. Het bestuursorgaan gebruikt deze bekostiging vervolgens om subsidies te geven. Een bezuiniging op deze bekostiging resulteert dan in een bezuiniging op subsidies, wat de bedoeling is van een subsidietaakstelling.

15

Hoe heeft de financiering van NWO3 als organisatie zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

NWO realiseerde de afgelopen jaren de volgende baten:

€ x 1.000

2019

2020

2021

2022

2023

Totale baten

1.117.937

992.341

1.055.601

1.242.007

1.621.191

Waarvan Rijksbijdrage OCW

1.012.939

952.268

996.444

1.151.497

1.504.4251

X Noot
1

Is inclusief de volledige baten voor de SUMMIT-grant in 2023 (eenmalig € 200 miljoen)

De overige baten naast de rijksbijdrage van OCW zijn voor het grootste deel baten van andere overheden.

16

Hoeveel fte bedraagt de subsidiekorting op NWO op een totaal van hoeveel?

In de begroting 2026 zal NWO duidelijk maken op welke manier zij invulling wil geven aan de subsidietaakstelling. Hierin zal ook het effect van de subsidietaakstelling op het personeelsbeleid van NWO worden meegenomen. Deze begroting wordt uiterlijk op 1 november 2025 aangeleverd bij het Ministerie van OCW. OCW gaat hierover met NWO in gesprek

17

Wat is het beleidsdoel van het programma sociale veiligheid van universiteiten, hogescholen en studie- en studentenverenigingen?

Het programma sociale veiligheid heeft als doel het bevorderen van een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers in het hbo en wo. Op 3 juni 2024 is een regiegroep ingesteld om uitvoering te geven aan het programma. Voor het landelijk programma is jaarlijks (2024–2027) € 4 miljoen beschikbaar uit de studievoorschotmiddelen. Hiermee wordt een subsidieregeling bekostigd voor het financieel ondersteunen van activiteiten waarbij universiteiten, hogescholen, studie- en studentenverenigingen alsmede medewerkers- en promovendiorganisaties gestimuleerd worden samen te werken en van elkaar te leren bij het vergroten van een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor hun studenten en medewerkers. Voorgenoemde partijen, maar ook de regiegroep zelf, kunnen aanvragen doen binnen de subsidieregeling voor dergelijke activiteiten.

18

Hoe wordt het geld voor het programma sociale veiligheid van universiteiten, hogescholen en studie- en studentenverenigingen besteed en hoe en wanneer wordt de effectiviteit en doelmatigheid van deze financiële inzet beoordeeld?

Voor het landelijk programma sociale veiligheid is jaarlijks (2024–2027) € 4 miljoen beschikbaar uit de studievoorschotmiddelen. Op 3 juni 2024 is een regiegroep ingesteld om uitvoering te geven aan het programma. De basis voor de regiegroep en subsidieregeling ligt besloten in het Convenant Sociale Veiligheid in Hoger Onderwijs en Wetenschap 2024–2027 dat samen met partners in het veld is gesloten. De subsidieregeling heeft tot doel om een sociaal veilige leer- en werkomgeving voor studenten en werknemers in het hoger onderwijs en de wetenschap te bevorderen door het faciliteren van initiatieven waarbij de sector samenwerkt en samen leert op activiteiten- en beleidsniveau, voor de periode 2025 tot en met 2027. Universiteiten, hogescholen, studie- en studentenverenigingen, medewerkers- en promovendiorganisaties alsmede de regiegroep, kunnen een subsidieaanvraag doen. In samenwerking met de regiegroep en het Ministerie van OCW is een beoordelingskader voor subsidieaanvragen binnen de subsidieregeling opgesteld. Bij het beoordelen van aanvragen wordt onder andere gekeken of het plan onderliggend aan de aanvraag bijdraagt aan het verbeteren van de sociale veiligheid en of de begroting bijbehorend aan de aanvraag realistisch en sluitend is. Het programma sociale veiligheid zal na de looptijd worden geëvalueerd.

19

Hoe heeft het takenpakket van NWO als organisatie zich ontwikkeld?

NWO heeft de wettelijke taak de kwaliteit en vernieuwing in wetenschappelijk onderzoek te bevorderen. Dat doet NWO in het bijzonder door het toewijzen van middelen. NWO bevordert tevens de overdracht van kennis van de resultaten van door haar geïnitieerd en gestimuleerd onderzoek ten behoeve van de maatschappij. Ook stimuleert NWO coördinatie in de Nederlandse wetenschap. In haar vierjarige instellingsplan (2023–2026) staat beschreven op welke manier NWO deze taken invult. In 2025 wordt NWO op dit takenpakket geëvalueerd.

20

Is het terugdraaien van de overboekingen in het kader van de loon- en prijsbijstelling via de lumpsum aan mbo-instellingen en de contactgemeenten voor de instellingen een budgettair neutrale ingreep of een reële korting op het budget?

Deze ingreep is budgettair neutraal en zorgt ervoor dat scholen en contactgemeenten toch de benodigde loon- en prijsbijstelling (lpo) over 2025 ontvangen alleen via een ander instrument. Het terugdraaien van de overboekingen van loon- en prijsbijstelling (lpo) is nodig omdat het Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk vertraging heeft opgelopen en naar verwachting 1 januari 2026 in werking treedt. De lpo wordt niet gedurende de looptijd van het Regionaal Programma voor scholen en contactgemeenten toegevoegd om administratieve lasten te beperken.

Door de vertraging van het wetsvoorstel moeten eerdere lpo-overboekingen worden teruggedraaid en wordt de lpo in 2025 verstrekt via de lumpsum aan mbo-instellingen en via de uitvoering van de Doorstroompuntfunctie (RMC’s) aan de contactgemeenten.

21

Hoeveel programma’s, activiteiten en campagnes zouden geen doorgang kunnen vinden zonder subsidie vanuit de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027?

Het betreft alle programma’s en activiteiten die worden uitgevoerd binnen de allianties, de archieven en de activiteiten in het kader van het Nationaal Actieprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Hoeveel activiteiten, programma’s en campagnes dit exact zijn, valt niet met zekerheid te zeggen.

22

Kunt u toelichten op welke «overige» beschikkingen op basis van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW5 en VWS6 er in 2026 bezuinigd wordt?

Voor een uitsplitsing wordt u verwezen naar het aangepaste subsidieoverzicht (tabel 4) verwerkt in de nota van wijziging die aan de Kamer is verstuurd (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 14.).

23

Kunt u toelichten of en zo ja, hoe succesvol het project LLO7 Collectief Laagopgeleiden en Laaggeletterden (dat stopt in 2026) de afgelopen jaren is geweest?

De tussentijdse monitoringsrapportage van de eerste twee pilotregio’s, Zuidoost Brabant en Twente, wordt in januari 2025 verwacht ten behoeve van de besluitvorming van het Nationaal Groeifonds. Deze rapportage geeft inzicht in de behaalde resultaten en geleerde lessen. De eerste reacties van de deelnemers uit de regio’s zijn positief. Het groeifonds heeft voor de eerste fase € 7,6 miljoen ter beschikking gesteld. Met deze middelen bieden de twee pilotregio’s maatwerktrajecten aan voor laagopgeleiden en laaggeletterden om voor hen leren en ontwikkelen beter binnen bereik te brengen. Indien het te nemen besluit door het Nationaal Groeifonds positief is naar aanleiding van de tussentijdse monitoringsrapportage, volgt een extra investering van € 42,9 miljoen voor de opschaling naar nog eens 18 regio’s.

24

Wat valt er onder «overige subsidies»?

Voor een uitsplitsing wordt u verwezen naar het aangepaste subsidieoverzicht (tabel 4) verwerkt in de nota van wijziging die aan de Kamer is verstuurd (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 14).

26

Hoeveel projecten kunnen er minder ondersteund worden als er bezuinigd wordt op toegankelijkheid, diversiteit en inclusie?

Er is niet bezuinigd op de post toegankelijkheid, diversiteit en inclusie en er is dus ook geen sprake van minder ondersteuning voor deze projecten. Op dit moment krijgen ongeveer 6 partijen een tijdelijke subsidie, bijvoorbeeld op het gebied van fysieke toegankelijkheid en gender gelijkheid. Daarnaast is er budget gereserveerd voor het kennispunt toegankelijkheid. Als er zou worden bezuinigd zou dit directe impact hebben op de kansen van bijvoorbeeld makers met een beperking en komt de realisatie van het kennispunt onder druk te staan.

28

Hoeveel banen in het onderwijs zullen verloren gaan door alle bezuinigingen in het primair onderwijs?

De maatregelen zijn zo gekozen dat de beschikbare middelen zoveel als mogelijk in de klas landen. Op deze manier hebben we leraren zoveel als mogelijk proberen te ontzien bij de invulling van deze subsidietaakstelling. Niet alle maatregelen van de subsidietaakstelling hebben effect op de middelen die scholen ontvangen, zo wordt ook gekort op het budget voor opdrachten. Met de invulling van de subsidietaakstelling zullen wel een aantal subsidieregelingen voor scholen niet worden voortgezet. Scholen kunnen de middelen uit deze subsidieregelingen niet inzetten om (tijdelijk) personeel aan te nemen om activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uit te voeren. Het is niet mogelijk een inschatting te maken om hoeveel personeel dit zou gaan.

29

Hoeveel banen in het onderwijs zullen verloren gaan door alle bezuinigingen in het voortgezet onderwijs?

De maatregelen zijn zo gekozen dat de beschikbare middelen zoveel als mogelijk in de klas landen. Op deze manier hebben we leraren zoveel als mogelijk proberen te ontzien bij de invulling van deze subsidietaakstelling. Niet alle maatregelen van de subsidietaakstelling hebben effect op de middelen die scholen ontvangen, zo wordt ook gekort op het budget voor opdrachten. Met de invulling van de subsidietaakstelling zal een aantal subsidieregelingen voor scholen niet worden voortgezet. Scholen kunnen de middelen uit deze subsidieregelingen niet inzetten om (tijdelijk) personeel aan te nemen om activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uit te voeren. Het is niet mogelijk een inschatting te maken om hoeveel personeel dit zou gaan.

31

Kunt u een opsomming geven van alle bestaande subsidieregelingen waarbij bewezen is dat de uitvoering ervan effectief is?

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek 2022 vormt het uitgangspunt bij de evaluatie van subsidies. Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In bijlage 4 van de begroting, het subsidieoverzicht, is per subsidie het jaartal van evaluatie opgenomen. De verslagen worden o.a. gepubliceerd op de website open.overheid.nl. De bevindingen van een subsidie-evaluatie worden meegenomen bij verlenging of wijziging van een regeling. Daarnaast kunnen de uitkomsten worden meegenomen bij het opstellen van (nieuw) beleid.

32

Hoeveel samenwerkingen tussen publiek-privaat zijn er voortgekomen uit het Regionaal Investeringsfonds?

In totaal hebben in de periode 2014 t/m mei 2024 227 publiek-private samenwerkingsverbanden aanspraak gemaakt op het Regionaal Investeringsfonds. In de periode 2014–2018 (RIF-1) zijn er 212 aanvragen ingediend en 120 aanvragen toegekend. In de periode 2019 2023 (RIF-2) zijn er 148 aanvragen ingediend en 103 aanvragen toegekend. In de eerste ronde van 2024 zijn er 5 aanvragen ingediend en 4 aanvragen toegekend. In de tweede ronde van 2024 zijn er ook 5 vragen ingediend en 4 aanvragen toegekend.

33

Hoeveel aanvragen zijn er gedaan om geld beschikbaar te stellen uit het Nationaal Investeringsfonds?

Wanneer wordt gedoeld op het voorstel «Opschaling van publiek-private samenwerkingen in het beroepsonderwijs» uit het Nationaal Groeifonds: in 2023 zijn er 21 aanvragen ingediend en 15 aanvragen goedgekeurd. Een aanvraag kan bestaan uit meerdere publiek-private samenwerkingen.

34

Hoe rijmt u het voornemen uit het regeerprogramma om switchen en studie-uitval te voorkomen met de bezuiniging op de Regeling Doorstroom Beroepskolom, een subsidie die was bedoeld om switchen en studie-uitval te voorkomen?

Dit jaar is het subsidieplafond verlaagd door de bezuiniging en zijn alsnog alle aanvragen toegekend die voldeden aan de subsidiecriteria. Eerder toegekende aanvragen worden met deze bezuiniging dus niet geraakt, dus onderwijsinstellingen die met de subsidie aan de slag zijn gegaan, kunnen dit blijven voortzetten. Daarnaast blijft er structureel € 25,2 miljoen beschikbaar voor het verbeteren van de doorstroom in de beroepskolom.

Ik neem daarnaast verschillende andere maatregelen om studenten beter te begeleiden om switch en uitval te voorkomen. Zo binnen het Ministerie van OCW bezig met het wetsvoorstel «van school naar duurzaam werk» waarmee mbo-instellingen extra loopbaanbegeleiding bieden in de laatste fase van de opleiding tot een jaar na diplomering aan studenten die dit nodig hebben. Ook wordt er vanuit de Werkagenda MBO tot 2027 jaarlijks 32 miljoen euro extra beschikbaar gesteld voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding in het mbo. Binnen het hbo (en wo) wordt er ook doorlopend aandacht besteed aan het voorkomen van uitval en switch. Zo hebben aankomende studenten recht op een studiekeuzecheck als zij zich vóór 1 mei aanmelden en ontvangen alle eindexamenkandidaten elk jaar een brief van het Ministerie van OCW met informatie omtrent hun studiekeuze en het studeren in het mbo, hbo en wo. Daarnaast worden verschillende activiteiten ondernomen als het gaat om de begeleiding van studenten en het vergroten van het thuisgevoel op de opleiding («sense of belonging») zelf. Dit gebeurt onder andere vanuit het kader Studentenwelzijn. In het commissiedebat DUO en Hoger Onderwijs van 23 oktober jl.8, is toegezegd dat de Kamer begin volgend jaar een beleidsbrief ontvangt waarin onder andere wordt ingegaan op maatregelen omtrent uitval en switch van studenten.

35

Hoeveel scholen maken gebruik van de Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen?

In het schooljaar 2023–2024 hebben 951 openbare basisscholen gebruik gemaakt van de Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. Deze scholen blijven, ook als de subsidie wordt stopgezet, bijdragen aan de vorming van leerlingen. Alle scholen hebben namelijk de wettelijke taak om onderwijs geven over het kennisgebied Geestelijke Stromingen en de Burgerschapsopdracht, wat ook bijdraagt aan de identiteitsvorming van leerlingen.

36

Hoeveel banen zullen er verdwijnen door het wegvallen van de Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen?

In totaal werken bij het Centrum voor Vormgevingsonderwijs (CvV) en de zendende instanties 383 mensen (161,5 fte).

37

Hoeveel scholen maken gebruik van de Regeling bewegingsonderwijs?

In totaal zijn 1.613 scholen in het primair onderwijs bereikt met de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs, verdeeld over twee jaren (1.207 in 2021 en 406 in 2022). Na 2022 zijn er geen nieuwe aanvraagrondes meer geweest.

38

Wat is het effect van het schrappen van de Regeling bewegingsonderwijs voor gymleraren en voor scholieren in het primair onderwijs?

Het feit dat deze middelen nu zijn opgenomen in de rijksbrede taakstelling heeft geen directe praktische gevolgen. Met deze bezuiniging wordt geen bestaande regeling weggestreept, maar ingeleverd op budgettaire ruimte vanaf 2026. Met de subsidie konden scholen procesbegeleiders aanstellen die hielpen met het vinden van oplossingen voor mogelijke knelpunten bij het realiseren van twee uur bewegingsonderwijs per week. In afwachting van een evaluatie van de regeling waren de middelen nog niet herbestemd. Dit maakt wel dat we in de toekomst geen extra geld hebben om eventueel scholen te ondersteunen bij het halen van de urennorm voor bewegingsonderwijs anders dan via de lumpsum.

39

Wat zal het effect zijn van de bezuiniging Subsidieregeling vrijroosteren leraren?

De subsidieregeling vrijroosteren leraren zal niet opnieuw worden opengesteld voor scholen. De vierde subsidieronde voor de schooljaren 2023/2024 en 2024/2025 is de laatste ronde geweest. Er zijn geen middelen meer beschikbaar om leraren vrij te roosteren voor coaching van leerkrachten of intensieve begeleiding van leerlingen.

40

Klopt het dat de extra loon- en prijsbijstelling die in 2022 in de Najaarsnota is toegevoegd een structurele inkomstenbron voor scholen is?

Bij de Najaarsnota van 2022 is een structurele extra prijsbijstelling uitgekeerd als gevolg van de gestegen inflatie. In 2023 zijn deze middelen benut voor een subsidieregeling voor scholen met hoge energielasten. Er was onder scholen weinig animo voor deze regeling. De energieprijzen liggen niet meer op het hoge niveau van 2022. Deze extra prijsbijstelling was nog niet uitgekeerd aan scholen, maar stond wel structureel op de OCW-begroting.

41

Wat is het financiële effect voor scholen in het primair- en voortgezet onderwijs door de extra loon- en prijsbijstelling Najaarsnota 2022 artikel 1 niet door te voeren?

De structurele extra prijsbijstelling voor het primair- en voortgezet onderwijs als gevolg van de gestegen inflatie in 2022 wordt ingezet voor de subsidietaakstelling. Deze extra prijsbijstelling was nog niet uitgekeerd aan scholen, maar stond wel structureel op de OCW-begroting. Dit houdt in dat scholen in het primair- en voortgezet onderwijs enkel worden gekort op de gelden die zij ter compensatie van de tijdelijke hoge inflatie hadden kunnen ontvangen. De prijzen liggen nu niet meer op het hoge niveau van 2022. De reguliere loon- en prijsbijstelling is in dat jaar wel uitgekeerd. De loonbijstelling wordt volledig uitgekeerd aan scholen in het primair- en voortgezet onderwijs, zodat er afspraken gemaakt kunnen blijven worden door sociale partners over de stijging van lerarensalarissen.

42

Wat houdt het afschaffen van de regeling voor het verzuim-deel van de Regeling strategisch personeelsbeleid in?

Het deel van de bekostigingsregeling SHRM/Verzuim dat betrekking had op het voorkomen van verzuim wordt niet verlengd. Scholen ontvangen vanaf 2027 geen aanvullende bekostiging meer voor het voorkomen van verzuim. Scholen hebben ook na het stoppen met de bekostigingsregeling de taak om leerlingen te ondersteunen opdat zij niet zullen uitvallen. Daarnaast hebben samenwerkingsverbanden passend onderwijs de taak om een dekkend aanbod te faciliteren in hun regio Zie ook het antwoord op vraag 43.

43

Betekent het bezuinigen op de Regeling strategisch personeelsbeleid dat leerlingen die thuiszitten niet meer worden ondersteund om weer naar school terug te keren?

Het beëindigen van deze regeling betekent niet dat er geen extra ondersteuningsmogelijkheden voor thuiszitters zijn. Het deel van de bekostigingsregeling SHRM/Verzuim dat betrekking had op het voorkomen van verzuim wordt niet verlengd. Scholen ontvangen vanaf 2027 geen aanvullende bekostiging meer voor het voorkomen van verzuim.

Momenteel voeren samenwerkingsverbanden de regeling Wél in Ontwikkeling uit, die gericht is op kinderen en jongeren die niet bij een onderwijsinstelling zijn ingeschreven. In de eerste helft van 2025 wordt daarnaast de regeling «ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren» gepubliceerd waarmee samenwerkingsverbanden hun ondersteuningsaanbod voor deze groep en voor leerlingen die dreigen uit te vallen kunnen uitbreiden.

Het is ook van belang dat scholen en samenwerkingsverbanden meer ruimte hebben om passend maatwerk te bieden én doelmatig verzuimbeleid voeren, ook in samenwerking met gemeenten en leerplichtambtenaren. Daarom wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om meer maatwerk mogelijk te maken en ontvangt de Kamer binnenkort het wetsvoorstel «terugdringen schoolverzuim». Zie ook de antwoorden op de vragen 62 en 81.

44

Welke projecten worden geschrapt bij de Regeling versterking medezeggenschap en welke blijven behouden?

Aangezien de middelen voor 2025 en 2026 onveranderd zijn gebleven worden er binnen de regeling geen projecten geschrapt. De reeds aangegane verplichtingen binnen deze regeling passen bij deze looptijd.

45

Hoeveel leraren maken gebruik van de promotiebeurs leraren, uitgesplitst naar beurzenprogramma?

In de tabel bij vraag 10 is het aantal leraren naar beursprogramma uitgesplitst.

46

Kunnen leraren die nu gebruik maken van een promotiebeurs hun promotie afmaken?

De bezuiniging betekent niets voor reeds toegekende beurzen en heeft ook de komende twee jaar nog geen directe gevolgen. Iedereen die de beurs toegekend heeft gekregen blijft beschikken over deze beurs en kan hiermee diens promotie afmaken. De eerstvolgende deadline voor het indienen van nieuwe voorstellen voor de Promotiebeurs voor leraren is op 21 januari 2025. De laatste ronde om in te dienen zal in najaar 2026 zijn.

47

Hoeveel scholen worden er extra geraakt door de bezuiniging op School en Omgeving in het primair- en voortgezet onderwijs?

De korting van € 155 miljoen uit het regeerakkoord betreft circa 33% van het totale budget. Naar verwachting zullen er hierdoor structureel circa 33% minder leerlingen deel kunnen nemen aan het programma dan met het oorspronkelijke budget. Naar verwachting zal het aantal scholen in het primair- en voortgezet onderwijs dat kan deelnemen aan het programma met ongeveer hetzelfde percentage dalen. De aanvullende korting van € 1,6 miljoen vanaf 2029 betreft circa 0,3% van het totale budget. Naar verwachting daalt het aantal leerlingen en scholen dat kan deelnemen aan het programma door deze bezuiniging eveneens met dit percentage. Hoeveel scholen er door de korting geraakt worden zal afhangen van het aantal nieuwe aanvragen evenals het aantal uren en leerlingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd in de aankomende regeling. Met de ervaringen uit deze subsidieregeling wordt de nieuwe subsidieregeling op dit moment vormgegeven. Het is daarom nu niet in te schatten, of en zo ja, hoeveel en welke scholen, er in de nieuwe subsidieregeling precies buiten de boot zullen vallen. Dit hangt ook af van het aantal nieuwe aanvragen.

48

Hoeveel bedrijven hebben gebruikgemaakt van de Regeling praktijkleren?

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft in beeld gebracht hoeveel bedrijven de afgelopen jaren gebruik hebben gemaakt van de subsidie. De onderstaande geeft het aantal unieke KVK-nummers weer die subsidie hebben ontvangen. In de tabel is te zien dat het aantal bedrijven redelijk constant is. Dit komt mede doordat de regeling sinds 2014 succesvol loopt en grote bekendheid geniet. Voor het schooljaar 2023/2024 zijn nog geen cijfers bekend, omdat de beoordelingsprocedure nog loopt.

Aantal bedrijven (KVK-nummers) die de subsidie praktijkleren hebben ontvangen

2020/2021

2021/2022

2022/2023

24.598

25.022

25.222

49

Hoeveel stage- en/of leerwerkplekken zijn er gecreëerd door de Regeling praktijkleren?

RVO stelt jaarlijks een monitoringsrapportage op over de Subsidieregeling praktijkleren. De onderstaande tabel komt uit de laatste rapportage van maart 2024 en geeft het aantal toegekende leerplekken per jaar weer. Hieruit valt af te leiden dat werkgevers in het schooljaar 2022/2023 voor 132.862 leerplekken subsidie hebben ontvangen. Voor het schooljaar 2023/2024 zijn nog geen cijfers bekend, omdat de beoordelingsprocedure nog loopt.

Hoeveel praktijk- of werkleerplaatsen door deze regeling zijn gecreëerd valt niet precies te zeggen. Tegelijkertijd blijkt uit de meest recente evaluatie dat de subsidieregeling praktijkleren een wisselende rol speelt in het creëren van praktijk- of werkleerplaatsen voor leerlingen en studenten.

Aantal toegekende leerplekken voor de subsidie praktijkleren

2020/2021

2021/2022

2022/2023

123.837

126.826

132.862

50

Wat is het gevolg van de vermindering van de extra loon- en prijsbijstelling Najaarsnota 2022 voor artikelen 1 en 3?

Zie het antwoord op vraag 41.

51

Kunt u de post Overige subsidies artikel 1 volledig uitsplitsen, inclusief mutaties

Voor een uitsplitsing verwijs ik u naar het aangepaste subsidieoverzicht (tabel 4) verwerkt in de nota van wijziging die aan de Kamer is verstuurd (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 14)

52

Kunt u de post Overige subsidies artikel 3 volledig uitsplitsen, inclusief mutaties?

Voor een uitsplitsing verwijs ik u naar het aangepaste subsidieoverzicht (tabel 5) verwerkt in de nota van wijziging die aan de Kamer is verstuurd (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 14)

53

Kunt u de post Opdrachten artikel 1 volledig uitsplitsen, inclusief mutaties?

Onder de post Opdrachten artikel 1 vallen diverse beleidsgerichte onderzoeken zoals evaluaties van beleid en subsidieregelingen en monitoringsonderzoeken. Ook de uitvoeringskosten van DUSI voor de subsidieregelingen worden hieruit betaald.

54

Kunt u de post Opdrachten artikel 3 volledig uitsplitsen, inclusief mutaties?

Zie het antwoord op vraag 53.

55

Wat valt er onder «restant werkagenda»?

Bij de afspraken rond het onderwijsakkoord, waarbij € 1,5 miljard is geïnvesteerd in het funderend onderwijs, zijn ook afspraken gemaakt over een werkagenda voor de aanpak van het lerarentekort. Er zijn daarbij tientallen miljoenen vrijgemaakt om alle afspraken uit die werkagenda te kunnen realiseren. Uiteindelijk resteert een klein deel van die middelen, nadat alle financiële afspraken zijn nagekomen. Deze middelen hadden geen concrete bestemming meer.

56

Welke initiatieven worden gefinancierd vanuit de Regeling versterking medezeggenschap?

De regeling versterking zeggenschap bestaat uit verschillende onderdelen. Hier zitten onder andere middelen in voor versterking van leerlingparticipatie, de subsidie versterking medezeggenschap, een pilot voor een ambtelijk secretaris, middelen om de rol en positie van de schoolleider te versterken (waaronder een onderzoek naar werkbelasting schoolleiders en lerend leiderschap), maar ook middelen voor de ontwikkeling en versterking van het bestuur en het intern toezicht (bijvoorbeeld in relatie tot het wetsvoorstel eisen stellen aan het bestuur en intern toezicht). In sommige gevallen gaat het om reeds aangegane verplichtingen, maar grotendeels gaat het ook om reserveringen die nog aangegaan moeten worden.

57

Welke initiatieven worden gefinancierd door de Regeling tussenklassen?

Er is momenteel geen regeling tussenklassen. Dit budget was gereserveerd voor het opzetten van pilots op scholen die een tussenjaar willen organiseren voor een specifieke groep leerlingen die gebaat zijn bij uitstel van het overgangsmoment naar het vo. Deze pilots waren pas voorzien vanaf 2027. Wegens grote belangstelling voor de subsidieregeling verbinding po-vo en de forse overvraging zijn de middelen voor de jaren 2024, 2025 en 2026 toegevoegd aan deze regeling. Deze subsidieregeling kent immers hetzelfde onderliggende doel als tussenklassen, namelijk het versoepelen van de overgang van leerlingen van po naar vo. Door de invulling van de subsidietaakstelling is er geen budget beschikbaar voor een regeling tussenklassen vanaf 2027.

58

Om hoeveel leerlingen gaat de Regeling tussenklassen?

Er is momenteel geen regeling tussenklassen waar leerlingen gebruik van maken, zie antwoord op vraag 57.

59

Hoeveel samenwerkingen worden gefinancierd vanuit het Regionaal Investeringsfonds?

Zoals toegelicht bij vraag 32 zijn er 227 samenwerkingen gefinancierd. Van deze samenwerkingen is de financiering voor 127 samenwerkingsverbanden momenteel afgerond. Er zijn nog 100 lopende samenwerkingen die financiering ontvangen uit het Regionaal Investeringsfonds.

60

Kunt u een uitputtende lijst geven van samenwerkingen in het kader van het Regionaal Investeringsfonds en welke samenwerkingen zullen moeten stoppen?

Zie onderstaande tabel voor een overzicht van alle lopende RIF-samenwerkingen. Geen enkele samenwerking hoeft te stoppen. Samenwerkingen waarvan de aanvraag reeds is gehonoreerd kunnen erop rekenen dat zij subsidie ontvangen conform beschikking. De verlaging van het budget in de periode 2025–2027 en vervolgens het stoppen van de RIF vanaf 2028 heeft alleen mogelijk effect op nieuwe aanvragen en aanvragen voor opschaling van bestaande samenwerkingen.

Lopende samenwerkingen die op dit moment gebruik maken van het RIF:

Aanvraag

Penvoerder

RIF19001

Nova College

RIF19003

ROC Rivor (ENTREE)

RIF19004

Scalda

RIF19005

ROC flevoland

RIF19007

Landstede

RIF19008

SVO Vakinstelling

RIF19009

Regio College

RIF19011

Clusius College

RIF19016

Gilde

RIF19020

ROC Amsterdam

RIF19025

ROC Amsterdam

RIF19027

ROC van Flevoland

RIF19029

Friesland College

RIF19030

CITAVERDE College

RIF19031

Vista College

RIF19036

Graafschap College

RIF19038

Hoornbeeck College

RIF20007

Mbo College Zuidoost ROC van Amsterdam

RIF20008

ROC Horizoncollege

RIF20009

Gilde Opleidingen

RIF20010

ROC van Twente

RIF20011

ROC van Twente

RIF20013

ROC Midden Nederland

RIF20015

Stichting Deltion College

RIF20017

ROC Mondriaan

RIF20018

St. ROC Zuid-Holland Zuid, Da Vinci College

RIF20019

ROC Midden Nederland

RIF20022

ROC Friesland College

RIF20023

Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs(Nova College)

RIF20029

Noorderpoort

RIF20030

ROC Midden Nederland

RIF20031

ROC Mondriaan

RIF20033

Clusius College

RIF20035

Stichting Beroepsonderwijs & Volwassenen educatie Oost Gelderland

RIF20036

ROC Nijmegen

RIF20037

Stichting BVE Zuid Limburg (VISTA college)

RIF20038

ROC Midden Nederland

RIF21002

STC Group

RIF21003

Alfa-college Stichting Christelijk R.O.C. Noord- en Oost-Nederland

RIF21004

Stichting Curio Onderwijsgroep West-Brabant

RIF21005

Stichting Aeres Groep

RIF21006

Roc van Amsterdam

RIF21007

ROC Midden Nederland

RIF21008

Stichting Zadkine

RIF21009

Stichting Regionaal Opleidingencentrum Rivor

RIF21010

Stichting Curio Onderwijsgroep West-Brabant

RIF21011

ROC Horizon College

RIF21014

ROC Nijmegen

RIF21015

mboRijnland

RIF21016

Drenthe College

RIF21017

Stichting BVE Zuid-Limburg (Vista College)

RIF21019

Albeda College

RIF21020

Noorderpoort

RIF21021

Albeda College

RIF21023

Stichting Curio

RIF21024

De Leijgraaf

RIF21025

Aeres MBO

RIF22001

Horizon College

RIF22002

Friesland College

RIF22003

ROC Summa College

RIF22004

Regio College

RIF22005

ROC Midden Nederland

RIF22006

AERES MBO Almere

RIF22008

Stichting Albeda

RIF22009

ROC Midden Nederland

RIF22010

ROC van Amsterdam

RIF22011

Stichting Yuverta

RIF22012

Lentiz onderwijsgroep

RIF22013

Leijgraaf (Stichting Regionaal Onderwijs Centrum 's-Hertogenbosch)

RIF22016

Deltion College

RIF22020

Aventus

RIF22021

ROC van Amsterdam

RIF22024

Alfa-college

RIF22025

Stichting Aeres Groep

RIF22026

Stichting BVE Zuid-Limburg

RIF22029

mboRijnland

RIF22030

Stichting Yuverta

RIF23001

Stichting Yuverta

RIF23002

Stichting Beroepsonderwijs & Volwassenen educatie Oost Gelderland

RIF23003

Nova College

RIF23005

ROC van Amsterdam/ mbo College Zuidoost

RIF23006

VONK

RIF23007

Stichting Onderwijsgroep Tilburg

RIF23008

Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine

RIF23009

Stichting MBO Rijnland

RIF23011

Stichting BVE Zuid-Limburg (Vista College)

RIF23012

ROC Gilde opleidingen

RIF23013

Nimeto

RIF23014

ROC van Twente

RIF23015

Hout- en meubileringscollege

RIF23016

Rijn Ijssel

RIF23018

ROC Nijmegen

RIF23019

ROC Mondriaan

RIF23021

ROC Midden Nederland

RIF23022

ROC Ter AA

RIF23023

Stichting Yuverta

RIF24001

ROC van Amsterdam-Flevoland

RIF24002

Mediacollege Amsterdam

RIF24003

Stichting Noorderpoort

RIF24005

Horizon College

61

Hoeveel studenten hebben profijt van het Regionaal Investeringsfonds en hoeveel zijn dat er minder dankzij de bezuiniging?

In RIF-1 was het bereik in totaal 230.073 studenten. Voor RIF-2 en RIF-3 is dat nog niet te zeggen, omdat de eindrapportages nog niet definitief zijn. Het is daarom niet mogelijk om uitspraak te doen over het totaal aantal studenten dat profijt heeft (gehad) of geen profijt meer zal hebben van het Regionaal Investeringsfonds. Huidige toegekende RIF subsidies lopen de komende jaren door en hier hebben de studenten dan ook de komende jaren nog profijt van.

62

Wat is de impact van het wegbezuinigen van de middelen voor verzuim voor het wetsvoorstel gericht op het terugdringen van verzuim?

Het vanaf 2028 niet meer beschikbaar stellen van subsidiemiddelen voor «ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren» heeft geen impact op het wetsvoorstel gericht op het terugdringen van verzuim. Het wetsvoorstel «terugdringen schoolverzuim» creëert de noodzakelijke voorwaarden voor scholen, leerplichtambtenaren en samenwerkingsverbanden om verzuim terug te dringen en te voorkomen. Onder meer door het verzuimbeleid op scholen te versterken en een aantal elementen verplicht op te laten nemen in hun verzuimbeleid. Hiervoor zijn geen aanvullende financiële middelen nodig.

De subsidie «ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren» is bedoeld als impuls voor de komende jaren voor samenwerkingsverbanden om hun ondersteuningsaanbod uit te breiden, bijvoorbeeld met niet-bekostigde initiatieven. Het budget dat daarna beschikbaar was wordt ingeleverd, maar tegelijkertijd wordt er met het wetsvoorstel maatwerk meer ruimte in wet- en regelgeving gecreëerd voor scholen en samenwerkingsverbanden zodat leerlingen zich toch kunnen ontwikkelen.

63

Hoeveel kinderen krijgen vormingsonderwijs dankzij de Regeling GVO9/HVO10?

Er worden ongeveer 50.000 leerlingen bereikt door deze Regeling via het vormingsonderwijs, verzorgd vanuit het CvV.

64

Waartoe dient de Subsidieregeling vrijroosteren leraren?

De Subsidieregeling vrijroosteren leraren is ingevoerd voor het verstrekken van subsidies ten behoeve van scholen met een bovengemiddelde schoolweging achterstandsleerlingen. De subsidie is gericht op het vrijroosteren van leraren zodat zij in de gelegenheid gesteld worden om deel te nemen aan coachingactiviteiten en het intensief begeleiden van leerlingen met achterstanden in de schooljaren 2023–2025. Het opdoen van ervaring met het vrijroosteren van leraren voor deelname aan coachingsactiviteiten is van belang voor de doorontwikkeling van het beleid op het gebied van professionalisering van leraren en gelijke kansen in het onderwijs.

Scholen ontvangen zelf ook jaarlijks middelen in de reguliere bekostiging om leerlingen goed te begeleiden en hun leraren te professionaliseren. Daarnaast wordt met de landelijke agenda’s van de Gelijke Kansen Alliantie ook verder gewerkt aan professionalisering van onderwijspersoneel op scholen waar leerlingen extra ondersteuning kunnen gebruiken. Het bereik hiervan is vergelijkbaar met de regeling vrijroosteren.

65

Hoeveel leraren kunnen dankzij de bezuiniging op de Regeling vrijroosteren leraren niet worden vrijgeroosterd?

Scholen hebben binnen de regeling de vrijheid om, op basis van een concreet onderbouwd voorstel, meerdere leraren vrij te roosteren. Het aantal staat niet exact vast. Zie verder ook het antwoord op vraag 112.

66

Klopt het dat «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven» gaat om het «rommelpotje» passend onderwijs?

Ja.

67

Wat wordt er nu gefinancierd vanuit de post «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven»?

In het commissiedebat passend onderwijs van 5 april 2023 heeft het lid Kwint (SP) de term «rommelpotje» gebruikt voor een voorstel om bij wijze van experiment incidenteel middelen toe te kennen aan initiatieven die nu niet binnen het stelsel passend onderwijs gefinancierd worden. Met deze regeling zal invulling gegeven worden aan de toezegging aan de Kamer om een breder ondersteuningsaanbod van samenwerkingsverbanden te faciliteren. Over de manier waarop de middelen worden ingezet is de Kamer al eerder geïnformeerd (Kamerstuk 31 497, nr. 490) Er is na de invulling van de taakstelling nog budget beschikbaar tot en met 2027, voor uitvoering van de regeling die duurt tot en met schooljaar 2027–2028. Het budget dat daarna beschikbaar was wordt ingeleverd, maar tegelijkertijd wordt er met het wetsvoorstel maatwerk meer ruimte in wet- en regelgeving gecreëerd voor scholen en samenwerkingsverbanden zodat leerlingen zich toch kunnen ontwikkelen. Momenteel wordt deze regeling voorbereid. Het doel is om de regeling in de eerste helft van 2025 te publiceren.

68

Hoeveel kinderen hebben baat bij de post «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven»?

Dit is niet bekend, aangezien de subsidieregeling hiervoor nog in voorbereiding is.

69

Hoeveel minder kinderen hebben minder ondersteuning vanuit de post «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven» door de bezuiniging?

Dit is niet bekend, aangezien de subsidieregeling hiervoor nog in voorbereiding is.

70

Wat wordt gefinancierd vanuit de Regeling hoogbegaafdheid?

De regeling «begaafde leerlingen 2023–2025» bestaat uit twee delen. Het eerste deel is bedoeld om het voltijd hoogbegaafdheidonderwijs te versterken en borgen. Aan dit deel van de regeling doen 66 samenwerkingsverbanden mee, waarmee er zeker 125 voltijdsvoorzieningen worden ondersteund.

Daarnaast worden op basis van de regeling in 139 van de 151 samenwerkingsverbanden diverse activiteiten gefinancierd uit het andere deel van de regeling, om een beter passend aanbod voor de (hoog)begaafde leerlingen in te richten. Hierbij wordt het aanbod voor de leerlingen uitgebreid, bijvoorbeeld door individuele begeleiding of arrangementen voor dubbel bijzondere leerlingen en (dreigende) uitvallende leerlingen. Vanuit de regeling kan ook gewerkt worden aan het verbeteren van kennis van de onderwijsprofessional en betere onderlinge samenwerking. Samenwerkingsverbanden en scholen organiseren verschillende activiteiten voor deze doelgroep, zoals op het gebied van differentiëren en versnellen.

71

Hoeveel kinderen worden geraakt door de bezuiniging op de Regeling hoogbegaafdheid?

Het budget van € 4,7 miljoen dat wordt gekort betreft het bedrag dat niet is aangevraagd voor de subsidieregeling Begaafde leerlingen po en vo 2023–2025. De facto worden dus geen kinderen geraakt.

72

Waarop wordt de loon- en prijsbijstelling in het funderend onderwijs verminderd?

Bij de Najaarsnota van 2022 is extra structurele prijsbijstelling uitgekeerd als gevolg van de gestegen inflatie. Deze extra prijsbijstelling was nog niet uitgekeerd aan scholen, maar stond wel structureel op de OCW-begroting. In 2023 zijn deze middelen benut voor een subsidieregeling voor scholen met hoge energielasten. Er was onder scholen weinig animo voor deze regeling. De energieprijzen liggen niet meer op het hoge niveau van 2022. Voor 2026 en verder zijn deze middelen ingezet voor de subsidietaakstelling. Daarnaast is een deel van de loon- en prijsbijstelling op overige subsidies en opdrachten ingezet voor de subsidietaakstelling.

73

Hoeveel scholen maken gebruik van de Regeling bewegingsonderwijs?

Zie het antwoord op vraag 37.

74

Hoeveel kinderen hebben profijt van de Regeling bewegingsonderwijs?

Het is niet bekend hoeveel leerlingen zijn bereikt met de subsidieregeling Impuls en Innovatie Bewegingsonderwijs. Deze regeling ondersteunt scholen die meer bewegingsonderwijs willen geven. Zoals aangegeven in antwoord op vragen 37 en 73, hebben in twee jaar tijd 1.613 scholen deelgenomen aan de regeling.

75

Wat wordt precies gefinancierd vanuit de Regeling doorstroom vmbo-havo/mbo?

Met de regeling doorstroom vmbo-havo/mbo konden scholen subsidie aanvragen om doorstroomprogramma’s te ontwikkelen voor leerlingen in het laatste leerjaar van het vmbo en het eerste studiejaar van het vervolgonderwijs. Deze programma's boden extra onderwijs aan tijdens de zomervakantie en/of waren bedoeld voor persoonlijke begeleiding en ondersteuning tijdens de overgang van vmbo naar havo of mbo. Deze regeling liep van 2017 tot en met 2022.

76

Hoeveel leerlingen worden getroffen door de bezuiniging op de Regeling doorstroom vmbo-havo/mbo?

Op basis van het vaste subsidiebedrag van € 700,– per leerling en het totale beschikbare budget van € 13,5 miljoen, had er naar verwachting per jaar voor circa 19.300 leerlingen subsidie aangevraagd kunnen worden. Van het budget was 70% bestemd voor de doorstroom naar het middelbaar beroepsonderwijs en 30% voor de doorstroom naar het voortgezet onderwijs. Het werkelijke aantal zou echter afhankelijk zijn geweest van de vormgeving van een eventuele opvolgende regeling en het aantal daadwerkelijke aanvragen binnen die regeling.

77

Hoe verhouden de bezuinigingen op thuiszitters zich tot de nieuw in te voeren Wet terugdringen verzuim?

Het niet verlengen van de subsidie «ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren» en het niet verlengen van het deel van de regeling SHRM/Verzuim voor verzuim, hebben geen directe impact op het wetsvoorstel gericht op het terugdringen van verzuim. Zie ook het antwoord op vraag 62.

78

Wat betekenen de bezuinigingen van in totaal op € 6 miljoen op Kennisnet voor de ondersteuningsstructuur van scholen om technologie te kunnen benutten om de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs te verbeteren en veiligheids- en ICT-risico’s te beheersen?

De taakstelling bestaat uit twee delen. Vanaf 2026 wordt € 4 mln. aan budgettaire ruimte ingezet t.b.v. de subsidietaakstelling. Het inleveren van deze budgettaire ruimte is financieel-technisch van aard. Dit heeft dus geen effect op de huidige ondersteuningsstructuur van scholen.

Het tweede deel van de taakstelling betreft (vanaf 2027) een besparing van € 2 mln. op de instellingssubsidie van Kennisnet. Daarmee is er vanaf 2027 nog € 13 mln. beschikbaar voor de activiteiten van Kennisnet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur van scholen. Zie ook het antwoord op vraag 108.

79

Wat werd er bekostigd uit de subsidieregeling «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven» en kunt u in een overzicht uiteenzetten hoeveel geld de afgelopen jaren in deze subsidieregeling zat en waar het specifiek naar toe is gegaan?

Zie het antwoord op vraag 67.

80

Hoeveel thuiszitters zijn er en kunt u uiteenzetten hoeveel thuiszitters er de afgelopen 10 jaar waren?

De meest actuele cijfers over het aantal kinderen en jongeren dat thuiszit zijn van de «Leerplichttelling» over het schooljaar 2022–2023. Deze cijfers zijn begin mei met de Tweede Kamer gedeeld samen met de Kamerbrief over passend onderwijs. Het aantal leer- en kwalificatieplichtige kinderen dat tijdens het einde van schooljaar 2022–2023 niet stond ingeschreven op een school en ook geen vrijstelling had (absoluut verzuim) was 13.707. Van deze groep volgden 4.440 kinderen aan het einde van het schooljaar weer onderwijs. Daarnaast waren er 3.881 kinderen die 4 weken of langer ongeoorloofd niet naar school gingen. Aan het einde van het schooljaar 2022–2023 waren dit nog 1.682 kinderen.

In de Leerplichttelling vindt u de verzuimcijfers van de afgelopen 10 jaar en de ontwikkeling hiervan.

81

Op welke manier kunnen thuiszitters en kinderen die het risico lopen om thuiszitter te worden, geholpen worden als de subsidieregeling «Ondersteuning en preventie thuiszitters/niet-bekostigde initiatieven» wordt afgeschaft vanaf 2028?

Om te zorgen dat minder kinderen thuiszitten of thuis komen te zitten, is het belangrijk dat scholen en samenwerkingsverbanden de mogelijkheid hebben om passend maatwerk te bieden, ook als de subsidieregeling «Ondersteuning en preventie thuiszittende jongeren» in 2028 afloopt. Daarom wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om meer maatwerk mogelijk te maken voor jeugdigen met psychische of lichamelijke problematiek, die met maatwerk wel in staat zijn om onderwijs te volgen. Naast deze ruimte voor flexibiliteit is het ook van belang dat scholen, samenwerkingsverbanden en leerplichtambtenaren preventief werken aan verzuim en daarmee schooluitval en thuiszitten voorkomen. Het wetsvoorstel «terugdringen schoolverzuim» verbetert deze preventieve aanpak. Binnenkort ontvangt de Kamer dit wetsvoorstel. Zie verder ook het antwoord op vraag 62.

82

Hoe verhouden deze bezuinigingen zich tot de verbeteraanpak passend onderwijs?

Een belangrijk onderdeel van de verbeteraanpak is aandacht voor het tegengaan van verzuim en voor een beter aanbod voor (hoog)begaafde leerlingen. Hieraan wordt onder andere gewerkt via het wetsvoorstel «terugdringen schoolverzuim», dat binnenkort aan uw Kamer wordt aangeboden, het plan van aanpak hoogbegaafdheid en het wetsvoorstel maatwerk.

Het budget voor (hoog)begaafdheid wordt structureel met € 4,7 miljoen gekort. Het budget kan worden bijgesteld omdat samenwerkingsverbanden minder hebben aangevraagd dan het beschikbare budget. Het deel van 4,7 miljoen euro is dus in de huidige subsidieregeling ook niet besteed. Er blijft structureel € 23,3 miljoen over om voor (hoog)begaafde leerlingen optimale ontwikkelkansen te creëren. Waar het gaat om het terugdringen van verzuim loopt nu onder andere de regeling Wel in ontwikkeling, waarbij samenwerkingsverbanden extra middelen ontvangen om thuiszitters terug naar school te begeleiden. De middelen bedoeld voor de regeling voor de ondersteuning en preventie van thuiszittende jongeren gaat vanaf volgend schooljaar voor drie jaar lopen. Het budget dat daarna beschikbaar was wordt ingeleverd, maar tegelijkertijd wordt er met het wetsvoorstel maatwerk meer ruimte in wet- en regelgeving gecreëerd voor scholen en samenwerkingsverbanden zodat leerlingen zich toch kunnen ontwikkelen.

83

Hoe verhouden deze bezuinigingen zich tot alle moties, zoals bijvoorbeeld de motie van het lid Westerveld c.s. over de inzet van vrijgekomen financiële middelen voor hoogbegaafdheid en initiatieven voor thuiszitters en voorzieningen voor kinderen met een of meerdere beperkingen11, die zijn aangenomen alsmede toezeggingen die zijn gedaan, zoals bijvoorbeeld de toezegging aan het lid Kwint over het «rommelpotje» in het commissiedebat over passend onderwijs op 5 april 202312?

De subsidietaakstelling komt voort uit het Hoofdlijnenakkoord. Met de nota van wijziging is deze verwerkt in de OCW-begroting die aan de Kamer is voorgelegd. Daarin heeft het kabinet scherpe keuzes moeten maken.

De motie Westerveld c.s. (Kamerstuk 31 497, nr. 455) had betrekking op de generieke korting van de bekostiging van de samenwerkingsverbanden in het jaar 2023. De motie is uitgevoerd en het budget is ingezet voor verschillende doelen op het gebied passend onderwijs, bijvoorbeeld voor het eenmalig extra geld beschikbaar stellen voor hoogbegaafdheid en ook voor leerlingen in het residentieel onderwijs. Hierover is de Kamer geïnformeerd per brief (Kamerstuk 31 497, nr. 467). Deze middelen zijn vanaf het jaar 2023 ter beschikking gekomen en de subsidietaakstelling heeft betrekking op de budgetten van 2025 en verder. Over de uitwerking van de toezegging aan het lid Kwint, zie het antwoord op vraag 67.

84

Heeft de bezuiniging op het NWO gevolgen voor het personeel?

In de begroting 2026 zal NWO duidelijk maken op welke manier zij invulling willen geven aan de subsidietaakstelling. Hierin zal ook het effect van de subsidietaakstelling op het personeelsbeleid van NWO worden meegenomen. Deze begroting wordt uiterlijk op 1 november 2025 aangeleverd bij het Ministerie van OCW. OCW gaat hierover met NWO in gesprek.

85

Hoeveel leraren maken gebruik van een promotiebeurs?

In de tabel bij vraag 10 is te zien dat in totaal momenteel 350 leraren gebruik maken van de promotiebeurs.

86

Hoeveel leraren kunnen door de bezuiniging op de promotiebeurs niet (beginnen met) promoveren?

Op de reeds toegekende promotiebeurzen heeft de bezuiniging geen effect. Vanaf 2027 zullen jaarlijks circa 60 docenten niet meer gaan starten met een nieuw promotietraject via de promotiebeurzen.

90

Hoeveel leerlingen en studenten worden getroffen door de bezuiniging op de Regeling Doorstroom Beroepskolom?

Daar zijn geen cijfers over bekend. Per opleidingsroute moeten er minimaal 30 leerlingen instromen van vo naar mbo en minimaal 15 van mbo naar hbo (krimpregio’s uitgezonderd).

De regeling is gericht op het verbeteren van de overgangen vo-mbo, mbo-hbo. Als de overstap niet vloeiend verloopt of aantrekkelijk genoeg is, bestaat de kans dat studenten overstappen naar een andere opleiding of uitvallen en eerder kiezen voor het betreden van de arbeidsmarkt.

De huidige subsidieregeling Doorstroom Beroepskolom loopt van 2023 t/m 2025. In de eerste jaren zijn in de aanvraagperiodes van deze subsidie op de Regeling Doorstroom Beroepskolom niet volledig uitgeput. In 2024 is er door deze bezuiniging het subsidieplafond verlaagd, en zijn alsnog alle aanvragen toegekend die voldeden aan de subsidiecriteria. Eerder toegekende aanvragen worden met deze bezuiniging niet geraakt, dus onderwijsinstellingen die met de subsidie aan de slag zijn gegaan, kunnen dit blijven voortzetten.

Oorspronkelijk was er budgettaire ruimte voor 40 aanvragen van opleidingen per jaar. Vanaf 2025 kunnen door deze bezuiniging circa 30 opleidingen worden aangepast, vanaf 2028 is er budget voor circa 20 opleidingen.

Momenteel wordt verkend hoe we deze regeling vanaf 2026 meer kunnen richten met het beschikbare budget en ook kunnen bijdragen aan de doelstelling uit het hoofdlijnenakkoord. In 2025 wordt de Kamer hierover geïnformeerd.

91

Hoeveel leerlingen en studenten worden getroffen door de bezuiniging op de Regeling Doorstroom Beroepskolom?

Daar zijn geen cijfers over bekend. Per opleidingsroute moeten er minimaal 30 leerlingen instromen van vo naar mbo en minimaal 15 van mbo naar hbo (krimpregio’s uitgezonderd).

De regeling is gericht op het verbeteren van de overgangen vo-mbo, mbo-hbo. Als de overstap niet vloeiend verloopt of aantrekkelijk genoeg is, bestaat de kans dat studenten overstappen naar een andere opleiding of uitvallen en eerder kiezen voor het betreden van de arbeidsmarkt.

De huidige subsidieregeling Doorstroom Beroepskolom loopt van 2023 t/m 2025. In de eerste jaren zijn in de aanvraagperiodes van deze subsidie op de Regeling Doorstroom Beroepskolom niet volledig uitgeput. In 2024 is er door deze bezuiniging het subsidieplafond verlaagd, en zijn alsnog alle aanvragen toegekend die voldeden aan de subsidiecriteria. Eerder toegekende aanvragen worden met deze bezuiniging niet geraakt, dus onderwijsinstellingen die met de subsidie aan de slag zijn gegaan, kunnen dit blijven voortzetten.

Oorspronkelijk was er budgettaire ruimte voor 40 aanvragen van opleidingen per jaar. Vanaf 2025 kunnen door deze bezuiniging circa 30 opleidingen worden aangepast, vanaf 2028 is er budget voor circa 20 opleidingen.

Momenteel wordt verkend hoe we deze regeling vanaf 2026 meer kunnen richten met het beschikbare budget en ook kunnen bijdragen aan de doelstelling uit het hoofdlijnenakkoord. In 2025 wordt de Kamer hierover geïnformeerd.

101

Wat wordt er gefinancierd vanuit de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027?

Vanuit de regeling worden acht strategische partnerschappen gefinancierd met allianties uit het emancipatieveld voor de periode 2023–2027. Op 13 februari 2023 is uw Kamer hierover geïnformeerd. Dit zijn Kleurrijk en Vrij, Financieel Sterk door Werk, Verandering van Binnenuit 2.0, Act 4 Respect Unlimited, Politica, Jong Gelijk, Worden Wie je Bent en Gezondheid op Maat 2. Ook worden twee archiefinstellingen op het gebied van LHBTI+- en gendergelijkheid hieruit gefinancierd: ATRIA en IHLIA. Tot slot worden hieruit meerdere kortlopende projecten van verschillende organisaties gefinancierd. Bijvoorbeeld van Gelijk Spel, de Nationale Jeugdraad, Stichting Veilige Kerk, Femme for Freedom en Single Super Mom.

105

Welke gevolgen zal de volledige structurele korting op het budget voor het restant functiemix voor het voortgezet onderwijs hebben voor het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort in de Randstad?

Op grond van de bekende informatie over de effectiviteit van de middelen is het niet mogelijk om een schatting te doen over het effect van het afschaffen van de functiemix-regeling op het lerarentekort in de Randstad. Wel blijkt er uit onderzoek van het CPB uit 2015 dat er destijds geen effecten waren van de hogere beloning op de kans om leraar te blijven. De hogere beloning heeft er wel voor gezorgd dat een iets groter deel van de leraren in de Randstad bleef werken en er niet voor koos om elders een baan als leraar te aanvaarden. Uit onderzoek van ROA en het CAOP uit 2016 blijkt wel dat schoolleiders in het vo benadrukken dat hun leraren er door de functiemix in salaris op vooruit zijn gegaan, hetgeen bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van het leraarsberoep.

106

Welke gevolgen voorziet u door de structurele korting op het volledige budget van het restant brede brugklassen voor het aantal scholen voor voortgezet onderwijs in Nederland dat onderwijs in de eerste klas(sen) aanbiedt in brede brugklassen?

Er is geen budget meer beschikbaar om brede brugklassen financieel te stimuleren. Het concept brede brugklassen verdwijnt hiermee niet. Het is belangrijk dat VO-scholen leerlingen de gelegenheid blijven bieden het voortgezet onderwijs te beginnen in een brede brugklas. We blijven dit stimuleren onder andere met kennisopbouw en kennisdeling. Scholen kunnen zelf beoordelen en bepalen of het voor hen wenselijk en mogelijk is om brede brugklassen aan te bieden, dit wordt echter niet meer gestimuleerd doormiddel van een financiële regeling.

107

Welke beleidsinitiatieven zullen moeten worden gestaakt als gevolg van de korting op de budgetten Overige subsidies en Opdrachten van de Begrotingsartikelen 1 en 3?

Er hoeven geen beleidsinitiatieven op Begrotingsartikelen 1 en 3 hiervoor te worden gestaakt waar nu juridische verplichtingen voor zijn aangegaan. Als gevolg van deze korting is er in de toekomst minder budgettaire ruimte voor (politieke) beleidsprioriteiten. Dit betekent dat er komende jaren scherpe keuzes moeten worden gemaakt hoe deze budgetten worden ingezet.

108

Welke activiteiten op het gebied van ICT-ondersteuning zal Kennisnet nog kunnen en moeten voortzetten met de € 13 miljoen die na maatregelen 11 en 19 overblijft van het budget voor de Instellingssubsidie Kennisnet?

De besparing op de instellingssubsidie gaat in 2027 in. Kennisnet heeft hiermee 2 jaar de tijd om dit zorgvuldig voor te bereiden. Het Ministerie van OCW gaat met Kennisnet en andere relevante partijen (zoals de sectorraden) in gesprek om samen de prioriteiten te bepalen voor een zo doelmatig en doeltreffend mogelijke inzet van dit beschikbare budget van € 13 mln. Een toekomstbestendige ondersteuningsstructuur voor scholen blijft onverminderd van belang om de kansen van technologie in het onderwijs te benutten en risico’s te borgen. De Kamer zal hierover nader geïnformeerd worden in de brief over digitalisering in het funderend onderwijs die vóór de behandeling van de OCW-begroting 2025 opgestuurd zal worden.

109

Hoe verhoudt het volledige budget dat u structureel wilt korten op de middelen voor subsidie, die de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO ontvangt voor het faciliteren van het geven en verzorgen van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs op openbare scholen, zich tot de initiatiefwet Ypma c.s. waarmee destijds de subsidie werd omgezet in een structurele bekostiging?14

Als gevolg van de initiatiefwet Ypma c.s. is de structurele bekostiging voor het verzorgen van vormingsonderwijs wettelijk verankerd. Dat betekent dat er een wetswijziging nodig is om de subsidie aan het Centrum voor Vormingsonderwijs (CvV) te kunnen stopzetten, die tijdig in werking moet treden. Daarnaast is een wijziging van het Besluit bekostiging WPO 2022 en het Besluit bekostiging WEC 2022 nodig en intrekking van de Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen. De komende tijd zal het juridische proces rondom het stopzetten van de subsidie per 2027 verder uitgewerkt worden.

110

Wat zullen de gevolgen zijn voor de leraren en de aantrekkelijkheid van hun beroep dat de Subsidieregeling vrijroosteren leraren niet wordt voortgezet?

Scholen (met forse achtergrondscores) kunnen geen middelen meer aanvragen om leraren vrij te roosteren voor het coachen van leerkrachten en voor het intensief begeleiden van leerlingen. Deze subsidieregeling heeft als primair doel om de kansengelijkheid van leerlingen te vergroten en niet om de aantrekkelijkheid van het beroep van leraren te bevorderen.

111

Welke activiteiten werden er tot nu toe mogelijk gemaakt met de Subsidieregeling vrijroosteren leraren?

Scholen moeten de middelen uit de subsidieregeling vrijroosteren leraren in ieder geval besteden aan de kosten voor het vrijroosteren van leraren voor het coachen van leerkrachten en voor het intensief begeleiden van leerlingen. Daarnaast kunnen scholen de middelen ook besteden aan ontwikkelactiviteiten door leraren en activiteiten gericht op onderwijsontwikkeling en – innovatie voor achterstandsleerlingen.

112

Hoeveel scholen, leraren en leerlingen hebben gebruikgemaakt van de Subsidieregeling vrijroosteren leraren?

De subsidie in de subsidieregeling vrijroosteren leraren werd aangevraagd door besturen. Er is in vier fases subsidie toegekend aan 86 besturen. In totaal hebben er 290 scholen gebruik gemaakt van de subsidie. Het aantal leraren dat gebruik maakt van de regeling is niet bijgehouden. Hoeveel leerlingen intensieve begeleiding hebben ontvangen is niet vastgelegd.

113

Bent u voornemens om de wetgeving, die noodzakelijk is om subsidie te schrappen die de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO ontvangt voor het faciliteren van het geven en verzorgen van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs op openbare scholen, via een noodwetprocedure langs de volksvertegenwoordiging te loodsen?

De subsidie aan het CvV wordt per 2027 stopgezet, in de tussentijd wordt een wetswijziging tijdig via het reguliere wetgevingstraject aan uw Kamer aangeboden.

114

Hoe verenigt u het schrappen van de subsidie, die de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO ontvangt voor het faciliteren van het geven en verzorgen van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs op openbare scholen, met kerndoel 38, waarbij alle kinderen in Nederland leren over alle godsdienststromingen, dat «overeind [moet] blijven op alle openbare scholen en op alle bijzondere scholen», zoals het toenmalige lid Bruins op 14 december 2016 stelde tijdens het debat over het initiatiefwetsvoorstel Ypma c.s. over bekostiging van levensbeschouwelijk onderwijs?15

Met het wegvallen van de subsidie verandert er niks aan het primaire proces van scholen, waarin de reguliere docent leerlingen onderwijst over kennis over en respect voor wereldreligies. Alle scholen (zowel openbaar als bijzonder) blijven de actieve verplichting en reguliere bekostiging behouden om les te geven over wereldreligies. Daarnaast blijven scholen (aanvullend) de mogelijkheid behouden om vormingsonderwijs te organiseren.

Kerndoel 38 is onderdeel van het curriculum, wat inhoudt dat basisscholen verplicht zijn actief te onderwijzen over het kennisgebied Geestelijke stromingen. Vormingsonderwijs is geen onderdeel van het curriculum, maar openbare scholen zijn verplicht de gelegenheid om dat te volgen aan leerlingen aan te bieden op grond van artikel 50 WPO. Leerlingen die hieraan niet deelnemen dienen vervangende onderwijsactiviteiten te volgen.

115

Wat zijn de gevolgen van het schrappen van de subsidie, die de Stichting Dienstencentrum GVO en HVO ontvangt voor het faciliteren van het geven en verzorgen van levensbeschouwelijk vormingsonderwijs of godsdienstonderwijs op openbare scholen voor het openbaar onderwijs, in het licht van de overweging «dat gvo/hvo, waarbij ouders en kinderen vrijwillig kunnen kiezen of ze extra les willen hebben boven op het vaste vak over godsdienststromingen, het openbaar onderwijs versterkt» zoals het toenmalige lid Bruins op 14 december 2016 stelde tijdens het debat over het initiatiefwetsvoorstel Ypma c.s. over bekostiging van levensbeschouwelijk onderwijs?16

Vormingsonderwijs is niet verplicht vanuit de kerndoelen, maar wordt aanvullend aangeboden, ter verrijking van de identiteitsontwikkeling van kinderen. Daarvoor kan heden ten dage ook ander onderwijs worden benut. Bijvoorbeeld onderwijs over het kennisgebied Geestelijke Stromingen en onderwijs in het kader van de Burgerschapsopdracht, zeker sinds deze is aangescherpt in 2021. Dergelijk aanbod is wel verplicht vanuit de wet en kerndoelen. Het stopzetten van de subsidie aan het CvV en daarmee het wegvallen van de landelijke organisatie van vormingsonderwijs zal er toe leiden dat dit aanbod van vormingsonderwijs voor openbare scholen zal verminderen.

116

Hoeveel scholen voor primair en voortgezet onderwijs zullen vanaf 2029 nog gebruik kunnen maken van het programma School en Omgeving?

In het hoofdlijnenakkoord is besloten om prioriteit te geven aan de scholen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores, die samen vijf procent van het totaal aantal leerlingen in Nederland bedienen. De beschikbare middelen zijn hier middels de bezuiniging uit het Hoofdlijnenakkoord op aangepast. Afhankelijk van het aantal aanvragen zijn er in principe alleen voldoende middelen voor deze 5%-scholen en niet voor scholen buiten deze doelgroep, dit gaat over circa 530 schoolvestigingen. Momenteel wordt de nieuwe subsidieregeling verder vorm gegeven.

117

Hoeveel scholen voor primair en voortgezet onderwijs zullen vanaf 2029 buiten de boot gaan vallen bij het programma School en Omgeving?

Zie vraag nr. 47

118

Hoe verenigt u het afschaffen van de bekostiging op godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs, en daarmee het verlies van een baan voor 350 leraren godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs, met de inzet op borgen van voldoende personeel?

Deze keuze zorgt ervoor dat veel docenten vormingsonderwijs niet meer werkzaam kunnen zijn op de manier waarop ze dat de afgelopen jaren hebben gedaan. We realiseren ons dat dit een moeilijk besluit is voor de betrokken docenten. Daarom wordt zorggedragen voor een zorgvuldig afbouwproces. De subsidie zal stopgezet worden per 2027. Dit geeft de mogelijkheid aan de medewerkers om uit te zien naar ander werk. Daarnaast moeten docenten vormingsonderwijs aan de vakdidactische en de pedagogische bekwaamheidsvereisten zoals gesteld in de Wet BIO voldoen. Dit geeft veel mogelijkheden aan deze docenten om werkzaam te zijn op een andere plek in het onderwijs.

119

Zal de afschaffing van de bekostiging van het godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs betekenen dat de openbare scholen hierdoor niet in staat worden gesteld aan hun wettelijke verplichtingen vanuit de artikelen 50 en 51 WPO te voldoen?

De komende tijd worden alle wettelijke bepalingen tegen het licht gehouden en wordt een voorstel voor wijziging van de regelgeving voorbereid.

120

Klopt het dat de omzetting van subsidie naar bekostiging van het godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs in 2017 juist was ingegeven door de wens om te voorkomen dat de subsidie kon worden stopgezet?

Naar aanleiding van de initiatiefwet van Ypma c.s. is destijds besloten om de bekostiging wettelijk te verankeren en daarmee structureel te borgen. Echter, vanwege de voorgenomen bezuinigingen en de daaruit volgende taakstelling maken we nu scherpe keuzes. Scholen blijven, ook als de subsidie wordt stopgezet, bijdragen aan de vorming van leerlingen. Alle scholen hebben namelijk de wettelijke taak om onderwijs geven over het kennisgebied Geestelijke Stromingen en de Burgerschapsopdracht, wat ook bijdraagt aan de identiteitsvorming van leerlingen. Aangezien vormingsonderwijs geen onderdeel is van de kerndoelen, is nu de keuze gemaakt om deze subsidie stoppen te zetten. Dit ook vanwege het feit dat, heden ten dage, dergelijk onderwijs tevens verzorgd kan worden middels onderwijs over het kennisgebied Geestelijke Stromingen en onderwijs in het kader van de Burgerschapsopdracht. Dergelijk aanbod is wel verplicht vanuit de kerndoelen.

121

Op basis waarvan komt u tot de stelling dat niet bewezen is dat de regeling GVO/HVO effectief is en kunt u gegevens ter onderbouwing van deze stelling delen met de Kamer?

In 2024 heeft een extern evaluatieonderzoek plaatsgevonden naar de invulling en doelmatigheid van de subsidierelatie tussen het CvV en OCW. Het definitieve rapport wordt in november 2024 verwacht en dat zal zo spoedig mogelijk met uw Kamer gedeeld worden.

De eerste uitkomsten van de evaluatie laten onder meer zien dat het CvV in hoge mate kan voldoen aan de vraag van scholen naar vormingsonderwijs en dat scholen overwegend positief zijn over het CvV als landelijke organisatiestructuur. Daartegenover staan twijfels over de (on)doelmatigheid van het carrouselmodel en in hoeverre het keuzerecht van ouders leidend is bij de aanvraag voor vormingsonderwijs. In de evaluatie komt namelijk naar voren dat in veel gevallen het aanbod vormingsonderwijs op verzoek van de schoolleiding gerealiseerd wordt, waarbij de wens van ouders niet (duidelijk) lijkt meegenomen te worden.

Ook wordt het vormingsonderwijs niet alleen via het klassieke model (onderwijs over één specifieke levensbeschouwing), maar ook via het carrouselmodel (lessenserie van meerdere levensbeschouwingen) aangeboden. Bij het carrouselmodel zou gesteld kunnen worden dat dit enigszins overlapt met het reguliere curriculum (zoals het kennisgebied Geestelijke stromingen en de burgerschapsopdracht) en de verantwoordelijkheden van de reguliere leerkracht. De subsidie voor vormingsonderwijs wordt dan verstrekt voor onderwijs, dat in principe tot de taak van de reguliere leerkracht behoort en dat ook bekostigd wordt via de reguliere bekostiging. Dat heeft geleid tot vragen rondom de (on)doelmatigheid van het opkomende carrouselmodel.

122

Hoeveel ouders hebben in de afgelopen jaren het verzoek gedaan voor godsdienstig of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs voor hun kind?

Dat is niet bekend. De aanvraag voor vormingsonderwijs bij het CvV wordt gedaan door schooldirecteuren. Uit de evaluatie en gesprekken met het CvV blijkt dat het vaak niet vastgesteld kan worden of de aanvraag op verzoek van ouders of de school zelf is.

123

Indien een wetswijziging nodig is voor het schrappen van de regeling GVO/HVO, kunt u aangeven welke wetsartikelen daarvoor moeten worden gewijzigd en daarnaast op hoofdlijnen wat deze wetswijziging precies zou behelzen?

De wetsartikelen die betrekking hebben op de financiering van het CvV, zijn artikel 192 van de Wet op het Primair Onderwijs en artikel 171 van de Wet op de Expertisecentra. Daarnaast staan in deze wetten andere bepalingen over het vormingsonderwijs (met name artikel 50 en 51 WPO) waarvan moet worden bezien wat het effect van deze bezuiniging is. Dat geldt ook voor bepalingen in de Wet Voortgezet Onderwijs 2020 en de Wet educatie en beroepsonderwijs. Een wetswijziging zal noodzakelijk zijn om de subsidie stop te kunnen zetten. Al deze zaken zullen onderdeel worden van de brief die de Kamer toekomt. Zoals hiervoor beschreven is daarnaast een wijziging van het Besluit bekostiging WPO 2022 en het Besluit bekostiging WEC 2022 nodig en intrekking van de Regeling subsidieverstrekking voor godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen.

124

Hoeveel leraren in het primair, voortgezet, middelbaar beroeps, hoger beroeps- en speciaal onderwijs komen door de verlenging van Dudoc-alfa van het Programmabureau Geesteswetenschappen van de Universiteit Utrecht straks nog in aanmerking voor een promotiebeurs en hoeveel promotiebeurzen voor deze leraren komen door de stopzetting van de vier andere beurzenprogramma's te vervallen?

Dudoc-Alfa is nog beschikbaar voor circa 10 leraren in het voortgezet onderwijs. De overige beurzen die tot en met 2026 worden toegekend, kunnen het volledige promotietraject regulier voltooien. Vanaf 2027 zullen er jaarlijks circa 50 promotiebeurzen komen te vervallen.

125

Moeten de leraren die gebruikmaken van promotiebeurzen allemaal gaan promoveren aan de Universiteit Utrecht of kunnen zij ook gaan promoveren aan universiteiten die dichterbij hun huis zijn gevestigd?

Het Dudoc-Alfa programma is een gezamenlijk initiatief van de faculteiten Letteren/Geesteswetenschappen van de Open Universiteit, de Radboud Universiteit Nijmegen, de Rijksuniversiteit Groningen, Tilburg University, de Universiteit Leiden, de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam en de Vrije Universiteit, in samenwerking met het Programmabureau Duurzame Geesteswetenschappen. Promoveren met Dudoc-Alfa blijft hierdoor niet alleen aan de Universiteit Utrecht mogelijk maar ook bij andere instellingen uit het gezamenlijke initiatief. Voor de leraren die op dit moment gebruikmaken van de promotiebeurzen verandert er dus niets.

126

Kunt u uitsplitsen waaruit de «Overige subsidies mbo» uit bestaan en hoe de bezuiniging van € 8 miljoen is verdeeld?

Het instrument overige subsidies bestaat uit middelen die zijn bestemd voor beleidsontwikkeling en hieruit voortvloeiende incidentele subsidies. De overige subsidies, kleinere instellingssubsidies, projectsubsidies en kleinere subsidieregelingen worden niet apart genoemd in de tabel budgettaire gevolgen van beleid in de begroting, maar zijn geclusterd onder het instrument overige subsidies. In tabel 6 subsidieoverzicht Middelbaar Beroepsonderwijs in de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2025 is onder andere het instrument overige subsidies mbo nader uitgesplitst.

Vanaf 2026 wordt er structureel € 8 miljoen bezuinigd op het instrument overige subsidies. Momenteel worden er jaarlijks veel incidentele kleine subsidies verstrekt, waarbij steeds opnieuw wordt bepaald hoe deze middelen worden ingezet en welke prioriteiten gelden. Met deze bezuiniging willen we de versnippering van deze middelen met veel verschillende kleine subsidies en opdrachten juist tegengaan. Deze veelheid aan jaarlijkse kleine subsidies en opdrachten brengt ook een aanzienlijke verantwoordingslast voor de ontvangende partijen en werklast mee voor het overheidspersoneel. De vermindering van deze werklast draagt ook bij aan het realiseren van een deel van de APK-taakstelling op ons departement

127

Welke maatschappelijke organisaties ontvangen op dit moment subsidies vanuit de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027?

De volgende organisaties ontvangen op dit moment een subsidie vanuit de regeling: Transgender Netwerk Nederland, Stichting School en Veiligheid, VHTO, Single Super Mom, COC, Rutgers, Femmes For Freedom, Emancipator, Women.Inc, Iglyo, Theater AanZ, John Blankenstein Foundation, Nationale Jeugd Raad, TransGender Europe, Ilga Europe, BI+ Nederland, Movisie, UVA, Stichting Fairspace, St Veilige Kerk, NOC/NSF, Atria, St. Curatim, European Forum, Stichting De Stilte verbroken, Stichting Gelijk Spel, Consortium, LCC, Bureau Clara Wichman, Stichting Het Potentieel Pakken, Stem op een Vrouw, NNID, Colered Qollective, Nationale Vrouwen Raad, WO=MEN, SER, Internationale Organisatie voor Migratie.

128

Welke specifieke programma’s, activiteiten en campagnes worden op dit moment gefinancierd vanuit de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027?

Zie antwoord op vraag 101.

129

Kunnen door de bezuiniging op de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027 minder organisaties een subsidieaanvraag ingewilligd krijgen en/of ontvangen organisaties straks minder subsidie per organisatie?

De verdeling van de middelen gaat bij aanvragen van voldoende kwaliteit naar volgorde van ontvangst van de aanvragen. Instellingen vragen een bedrag afhankelijk van de omvang en kosten van het project. Hierdoor is niet te zeggen hoeveel minder organisaties een subsidieaanvraag ingewilligd krijgen of dat er minder geld per organisatie versterkt wordt. Er wordt geen impact voorzien op reeds lopende projecten.

130

Worden elders extra middelen beschikbaar gesteld specifiek ten behoeve van gelijkheid op het gebied van gender en LHBTI+, gezien het doel in het Hoofdlijnenakkoord voor een veilig leerklimaat, «ongeacht van wie je houdt en of je man of vrouw bent of je geen van beiden voelt»?

Nee, er worden binnen de OCW begroting hiervoor geen specifieke extra middelen beschikbaar gesteld.

131

Hoe verhoudt deze bezuiniging zich tot de eigen constatering van het kabinet dat LHBTIQ+- personen nog steeds te maken hebben met ongelijke behandeling en met het feit dat Nederland opnieuw op laagste plaats ooit (14) in de Europese LGBT+-rechtenlijst staat?

LHBTIQ+ rechten zijn van cruciaal belang voor een gelijke behandeling en deelname aan de samenleving. Het kabinet hecht eraan om stappen te zetten op dit gebied, zodat uiteindelijk iedereen volwaardig kan meedoen in onze samenleving. De Nederlandse positie op de Rainbow-Index 2023 is deels te verklaren door een relatieve inhaalslag van omringende landen met beleid dat Nederland al jaren heeft. Tegelijkertijd toon het ons dat we er nog niet zijn, het kan altijd beter. Daarom blijft het kabinet zich hier hard voor maken.

132

Heeft u advies gevraagd van mensenrechtenorganisaties en het College voor de Rechten van de Mens voor de bezuiniging op de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027 en zo nee, zou u dat willen doen?

Er is bij het College voor de Rechten van de Mens geen advies gevraagd ten aanzien van de bezuiniging en de neerslag daarvan op deze subsidieregeling, aangezien het hier om de doorrekening van een politiek besluit en een bezuiniging van beperkte omvang gaat. Bij de nadere invulling van de taakstelling betrekken we waar nodig experts en stakeholders.

133

Wat is de impact van deze bezuiniging op geweldsmisdrijven, hate crimes en pestgedrag en is gekeken naar de gevolgen voor zowel individuen als de samenleving? Zo nee, waarom niet?

De bezuiniging op de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027 is relatief klein en de verwachting is niet dat dit een grote impact zal hebben. De alliantiesubsidies blijven in stand, waardoor organisaties zich kunnen blijven inzetten voor de acceptatie en daarmee de veiligheid voor lhbtiq+ personen in de samenleving. Daarnaast geef ik dit najaar samen met mijn collega van JenV vorm aan het vervolg van het Actieplan Veiligheid Ihbti 2019–2022.

134

Komt de bezuiniging van € 0,2 miljoen bovenop de in de begroting genoemde verlaging van € 0,75 miljoen voor projectsubsidies die worden verleend op basis van de Regeling Gender- en LHBTI+-gelijkheid 2022–2027?

Nee. De bezuiniging van € 0,75 miljoen betreft het jaar 2025. De € 0,2 miljoen is onderdeel van de meerjarige invulling van de taakstelling welke vanaf 2029 structureel is.

135

Hoeveel wordt in totaal bezuinigd op emancipatie?

In de periode 2025–2028 wordt er een bedrag van cumulatief € 1,0 miljoen bezuinigd. Vanaf 2029 word er structureel een bedrag € 0,2 miljoen per jaar bezuinigd.

136

Klopt het dat door de bezuiniging op de extra loon- en prijsbijstelling lerarensalarissen niet worden gecorrigeerd voor inflatie voor docenten in het primair- en voortgezet onderwijs?

Nee, dit klopt niet. Alleen de extra prijsbijstelling voor het primair- en voortgezet onderwijs als gevolg van de gestegen inflatie in 2022 wordt ingezet voor de subsidietaakstelling. Deze middelen waren in 2023 ingezet voor de subsidieregeling energiecompensatie scholen funderend onderwijs.

137

Klopt het beeld dat u de zogenoemde subsidiespaghetti niet vervangt door een betere structurele bekostiging, maar drastisch schrapt in de subsidies zonder dat daar voor de betrokken onderwijsinstellingen bijster veel voor terugkomt?

Nee, dat klopt niet. Deze subsidietaakstelling vloeit voort uit het Hoofdlijnenakkoord. Daarnaast zijn er subsidies aan scholen die mogelijk kunnen worden omgezet in bekostiging, omdat het om structurele taken gaat. In het kader van het herstelplan kwaliteit funderend onderwijs bezien we welke subsidies kunnen worden omgezet in bekostiging voor scholen.

138

Wat bedoelt u met het inzetten op het «borgen van voldoende en kwalitatief goed onderwijspersoneel» in relatie tot de invulling van het OCW-aandeel van de subsidietaakstelling?

Het borgen van voldoende en kwalitatief goed onderwijspersoneel is één van de prioriteiten van dit kabinet. Bij de invulling van de subsidietaakstelling hebben wij daarom de keuze gemaakt om niet te korten op budgetten die als doel hebben om het lerarentekort terug te dringen.

139

Wat wordt de afname in fte onderwijspersoneel per jaar en structureel door de invulling van het OCW-aandeel van de subsidietaakstelling?

Zie antwoord 28 en 29.

140

Kunt u per regeling die wordt verlaagd, afgebouwd of afgeschaft, de onderzoeksrapportage openbaar maken, waarin duidelijk wordt dat de betreffende regeling niet bewezen of onvoldoende effectief is?

Voor de invulling van de subsidietaakstelling zijn er meerdere uitgangspunten gebruikt om tot weloverwogen keuzes te komen. Naast de effectiviteit van regelingen is ook gekeken naar onder andere de doelmatigheid, maatschappelijke doelstelling, urgentie en de draagkracht van organisaties.

Het is niet mogelijk om voor alle genomen maatregelen aan te tonen in hoeverre ze bewezen of onvoldoende effectief zijn. Graag verwijs ik u ook naar het antwoord op vraag 31.

141

Onderkent u dat het afschaffen van de functiemix Randstad betekent dat wordt gekort op een budget dat als doel heeft om het lerarentekort terug te dringen?

Het doel van de functiemix is om werken in het onderwijs in de Randstad aantrekkelijker te maken ten opzichte van banen buiten het onderwijs om op die manier lerarentekorten in de Randstad te bestrijden. Zoals aangegeven onder vraag 105 is het echter niet mogelijk om een schatting te doen over het effect van de functiemix-regeling op het lerarentekort in de Randstad.

142

Onderkent u dat dat met de afschaffing van de functiemix Randstad een structurele bekostiging wordt stopgezet?

Ja, met de afschaffing van de Regeling versterking functiemix vo-leraren in de Randstadregio’s wordt een structurele bekostigingsregeling stopgezet.

143

Onderkent u dat de wettelijke burgerschapsopdracht van alle scholen een andere opdracht is dan de wettelijke opdracht tot vormingsonderwijs op verzoek van ouders op openbare scholen?

De inhoud van het burgerschapsonderwijs is in de wet neergelegd en daarmee een verplicht onderdeel van het curriculum, waarbij de verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit onderwijs bij (het bevoegd gezag van) de school en reguliere docent ligt.

Op grond van artikel 50 Wet op het primair onderwijs zijn openbare scholen verplicht gelegenheid te geven tot het volgen van vormingsonderwijs dan wel vervangend onderwijs (voor leerlingen die niet aan het vormingsonderwijs deelnemen). Ten hoogste 40 uur van dit onderwijs telt mee als onderwijstijd. De inhoud van dit onderwijs is evenwel niet in de wet omlijnd. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van dit vormingsonderwijs ligt in beginsel bij de vormingsdocent. De school kent in zoverre alleen een inspannings- en faciliteringsplicht.

In de praktijk zit er ook overlap tussen deze opdrachten. Op het moment dat vormingsonderwijs op verzoek van de schoolleiding, en niet op verzoek van ouders, aangevraagd wordt en de school het vormingsonderwijs in carrouselvorm deels ter invulling van de burgerschapsopdracht gebruikt, wordt het verschil tussen burgerschapsonderwijs en vormingsonderwijs kleiner. Een aantal praktijkvoorbeelden, zoals het Project Wereldwijzer17, waar eerder Kamervragen over gesteld zijn18, toont aan dat vormingsonderwijs en burgerschapsonderwijs door elkaar heen (kunnen) lopen. Het evaluatieonderzoek, dat binnenkort met uw Kamer gedeeld wordt, bevestigt dit beeld.

144

Waarop baseert u vanuit de parlementaire geschiedenis dat de wettelijke burgerschapsopdracht van alle scholen met de wettelijke opdracht tot vormingsonderwijs op verzoek van ouders op openbare scholen zou overlappen?

Zie het antwoord op vraag 143.

145

Onderkent u dat u in de onderbouwing van de afschaffing van GVO/HVO-onderwijs drie verschillende opdrachten aan het onderwijs (burgerschapsopdracht, het godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs en kerndoel 38 voor het basisonderwijs) door elkaar gebruikt?

Het zijn verschillende opdrachten die raakvlakken met elkaar hebben. Vanwege de taakstelling is het besluit genomen om de subsidie voor het vormingsonderwijs stop te zetten. De verwachting is dat deze meerwaarde van vormingsonderwijs voor een deel opgevangen wordt met het onderwijs over burgerschap en Geestelijke stromingen. Er zijn namelijk duidelijke raakvlakken tussen deze twee verplichte onderdelen vanuit het curriculum en het vormingsonderwijs. Alle drie de vormen van onderwijs dragen bij aan de identiteitsontwikkeling van kinderen en het leren van en over elkaars geloof en levensovertuigingen.


X Noot
1

OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

X Noot
3

NWO: De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

X Noot
5

SZW: Sociale Zaken en Werkgelegenheid

X Noot
6

VWS: Volksgezondheid, Welzijn en Sport

X Noot
7

LLO: Leven Lang Ontwikkelen

X Noot
9

GVO: godsdienstig vormingsonderwijs

X Noot
10

HVO: humanistisch vormingsonderwijs

X Noot
11

Kamerstuk 31 497, nr. 455

X Noot
12

Kamerstuk 31 497, nr. 463

X Noot

[1] Kamerstuk 30 420, nr. 380

X Noot
14

Stb. 2017, 289

X Noot
15

Handelingen II, vergaderjaar 2016–2017, nr. 35, item 14, p. 2

X Noot
16

Handelingen II, vergaderjaar 2016–2017, nr. 35, item 14, p. 2

X Noot
18

Aanhangsel Handelingen II, 2021/22, nr. 1120.

Naar boven