Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de berichten «Wereldwijzer: carrouselmodel voor lessen levensbeschouwing – PO» en «Levensbeschouwing, maar dan anders» (ingezonden 18 november 2021).

Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 15 december 2021).

Vraag 1

Bent u bekend met de berichten «Wereldwijzer: carrouselmodel voor lessen levensbeschouwing – PO» en «Levensbeschouwing, maar dan anders»?1

Antwoord 1

Ja, daarmee ben ik bekend.

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat bij de ontwikkeling van het godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs vanouds het verzoek van de ouders centraal staat om hun kinderen binnen de openbare school ook onderwijs in een specifieke godsdienstige of levensbeschouwelijke richting te laten ontvangen? Bent u van mening dat dit uitgangspunt voldoende tot gelding komt wanneer de school voor alle leerlingen een standaardprogramma als vast onderdeel van het curriculum inzet?

Antwoord 2

Ja, ouders moeten zich uitspreken over de vraag naar het onderwijs dat krachtens artikel 50 van de wet op het primair onderwijs (WPO) wordt aangeboden. Het gaat hierbij om godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs op openbare scholen. De school faciliteert dit onderwijs, maar verzorgt het niet. Het vormingsonderwijs is daarmee geen vast onderdeel van het curriculum.

Vraag 3

Hoe verhoudt de aanpak om met hulp van het Centrum voor vormingsonderwijs alle leerlingen onderwijs te geven over alle godsdiensten en levensbeschouwingen zich tot de eigenstandige opdracht van openbare scholen om in het curriculum aandacht te besteden aan de diversiteit van godsdiensten en levensbeschouwingen? In hoeverre kan de subsidie voor het godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ingezet worden voor activiteiten die onder het reguliere curriculum vallen en waarvoor de lumpsum beschikbaar is?

Antwoord 3

Het gaat hier om twee verschillende soorten onderwijs. Enerzijds bepaalt de wet (artikel 9 WPO) dat elke school in het reguliere curriculum aandacht besteedt aan het kennisgebied «geestelijke stromingen». Openbare scholen zijn en blijven inderdaad zelf verantwoordelijk voor het onderwijs over dat kennisgebied. Daarvoor is de lumpsum bedoeld.

Anderzijds bestaat het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs dat ouders kunnen aanvragen in het kader van artikel 50 van de WPO. Het Centrum voor Vormingsonderwijs krijgt vanuit OCW subsidie om het onderwijs in dat kader te verzorgen. De subsidie is alleen bedoeld voor het ontwikkelen en verzorgen van godsdienstig en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs zoals bedoeld in artikel 50 WPO en mag dus niet voor iets anders worden gebruikt. Dit betekent dat scholen die gebruik maken van het aanbod van het Centrum voor Vormingsonderwijs, ook als dit onderwijs via het carrouselmodel betreft, daarnaast zelf aandacht moeten besteden aan geestelijke stromingen in het reguliere curriculum, zoals voorgeschreven is in artikel 9 van de WPO.

Dit is ook aan de orde gesteld in het gesprek dat jaarlijks met het Centrum voor Vormingsonderwijs wordt gevoerd. Ik blijf over dit onderwerp met het Centrum voor Vormingsonderwijs in gesprek.

Vraag 4

Hoe wordt in de voorlichting voldoende duidelijk gemaakt dat ouders het recht hebben om te vragen om godsdienstig of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs in een specifieke richting, gegeven door mensen uit die specifieke richting?

Antwoord 4

In artikel 50, derde lid, van de WPO is bepaald dat ouders over deze mogelijkheid moeten worden geïnformeerd in de schoolgids. Ouders kunnen zich op die manier uitspreken over of zij willen dat hun kind dit aanbod wel of niet volgt.


X Noot
1

voss abb, d.d. 11 november 2021; https://www.vosabb.nl/nieuw-carrouselmodel-voor-lessen-levensbeschouwing/?utm_medium=email; Naar School!, nr. 29 (2021).

Naar boven