36 410 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2024

Nr. 38 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 23 januari 2024

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister en de Staatssecretaris van Defensie over de brief van 19 september 2023 inzake Stand van Defensie najaar 2023 (Kamerstuk 36 410 X, nr. 5).

De Minister en de Staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 23 januari 2024. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Manten

Vragen en antwoorden

1.

Kunt u ons inzage geven in de materiele en personele tekorten? Welke voorraden zijn onvoldoende, aan welke functies is het meeste behoefte, welk materieel is onvoldoende paraat?

Over vulling van en vacatures binnen de organisatie wordt periodiek gerapporteerd in de Stand van Defensie. Personele tekorten doen zich vooral voor bij de categorieën logistiek, techniek, IT en medisch personeel. Dit ondanks gerichte wervingsinspanningen voor deze categorieën. Deze tekorten dwingen Defensie om meer samen te werken met civiele partijen. Ook moet zorgvuldig afgewogen worden welke functies alternatief gevuld kunnen worden met burgermedewerkers, reservisten of inhuur van externe capaciteit.

De getallen over welk materieel onvoldoende paraat is, zijn te vinden in de vertrouwelijke bijlage van de Stand van Defensie. Daar staan de inzetbaarheidspercentages van de hoofdwapensystemen.

De Kamer is in 2023 geïnformeerd dat Defensie extra opdrachten ter waarde van anderhalf miljard euro gaat plaatsen om de inzetvoorraad munitie verder aan te vullen (Kamerstuk 27 830, nr. 395 van 18 april 2023). In deze brief is ook gemeld dat de inzetvoorraad met de beschikbare financiële middelen van Defensienota 2022 nog niet volledig aangevuld kan worden tot een eerste hoofdtaak niveau. In de vertrouwelijke bijlage bij deze munitiebrief is de Kamer gemeld tot welk niveau de voorraad aangevuld wordt en welke additionele investering nodig is voor verdere doorgroei van de inzetvoorraad.

2.

Kent u Nederlandse bedrijven die 155mm-munitie kunnen maken of willen gaan produceren?

23.

Is er voor de vraag naar 155mm-granaten ook bij Nederlandse bedrijven besteld?

Het is van groot belang dat de Europese defensie-industrie snel opschaalt om te voldoen aan zowel de noodzaak om Europese krijgsmachten te versterken als om Oekraïne te blijven ondersteunen. De productie van munitie is daarvan een belangrijk onderdeel. Nederland heeft geen nationale munitie producerende industrie. Wel spelen Nederlandse bedrijven een belangrijke rol in de toeleveringsketen van (Europese) munitieproductie. Het kabinet beziet internationaal met strategische (Europese) partners, bedrijven en kennispartners, zowel bilateraal als multilateraal wat Nederland, met inbreng van Nederlandse industriële partners, in de ontwikkeling en productie van munitie kan bijdragen aan bestaande faciliteiten in Europese landen.

3.

Kunt u een overzicht geven van welke samenwerkingen met Suriname er op defensief vlak zijn of worden aangegaan, aangezien Suriname niet wordt genoemd?

In 2021 tekenden Nederland en Suriname een Intentieverklaring over de hernieuwde samenwerking op het gebied van Defensie. De focus ligt hierbij onder andere op samenwerking op het gebied van opleidingen en trainingen (bijv. jungle- en leiderschapstrainingen), technische assistentie bij de organisatieontwikkeling van het Surinaams Nationaal Leger en de Kustwacht en op kennisuitwisseling. Ook is er een defensieattaché werkzaam in Paramaribo, hebben Nederlandse medische militairen deelgenomen aan civiel-militaire gezondheidsmissies in het achterland van Suriname, en vinden er individuele stages plaats. Tot slot wordt aan de implementatie van leiderschapsvisie, militaire muziek en benchmarking van de Kustwacht uitvoering gegeven binnen het interdepartementale MAKANDRA-programma (2021–2025).

4.

Hoe ziet u toe dat de bestedingen van Defensie in 2024 wel aan de begroting gaan voldoen?

Defensie houdt continu zicht op de implementatie van de Defensiebegrotingen. Defensie toont zowel ambitie als realisme bij de implementatie van de Defensiebegrotingen. Zo werkt Defensie actief samen met (inter)nationale partners om bestedingen tijdig te realiseren en investeringen te versnellen waar mogelijk. Zeker bij de implementatie van de investeringen is Defensie afhankelijk van externe omstandigheden en is begrotingsrealisme gepast – de krappe arbeidsmarkt en krappe defensiemarkten leiden immers tot vertragingen. Defensie past de ramingen van de Defensiebestedingen en de investeringen aan op deze omstandigheden en rapporteert daarover aan uw Kamer op de vaste momenten in de begrotingscyclus. Het eerste reguliere moment in 2024 is hiervoor de eerste suppletoire begroting. Zo blijven de ramingen actueel en tracht Defensie zo veel als mogelijk te voldoen aan deze ramingen.

5.

Wat is het verschil tussen de nieuwe Defense Investment Pledge en de oude uit Wales uit 2014?

In 2014 spraken bondgenoten tijdens de NAVO-Top in Wales af om in tien jaar toe te groeien naar defensie-uitgaven van 2% van het BBP. Tijdens de NAVO-Top van 11 en 12 juli 2023 in Vilnius hebben de bondgenoten zich gecommitteerd aan een nieuwe Defense Investment Pledge, waarmee is afgesproken dat bondgenoten structureel minimaal 2% van het BBP aan Defensie besteden. De veiligheidssituatie in Europa is de afgelopen jaren ernstig verslechterd. Afdoende, robuuste en meerjarige financiering is één van de fundamentele pijlers voor een sterkere NAVO die voor alle dreigingen is toegerust.

6.

Voorziet Defensie uitdagingen op het gebied van extra investeringen door EU-samenwerking en EU-regelgeving? Zo ja, welke uitdagingen, kosten, en eventuele personele- en organisatie uitbreiding verwacht u voor 2024?

Hoewel de EU-defensiesamenwerking in 2024 verder zal toenemen, conform de doelstellingen in het EU Strategisch Kompas dat in maart 2022 door de lidstaten is aangenomen, de militaire steun die de EU aan Oekraïne levert, en in het licht van de Europese Defensie Industrie Strategie en het Europese Defensie Investeringsprogramma die de Commissie eind februari a.s. presenteert, voorziet Defensie geen uitdagingen op het gebied van extra investeringen door EU-samenwerking en EU-regelgeving. Reeds bekende kosten voor het jaar 2024 voor EU-defensiesamenwerking zijn verwerkt op de Defensiebegroting.

7.

Welke maatregelen neemt Defensie om meerjarige financiële zekerheid door te vertalen in meerjarige zekerheid voor leveranciers, industrie en dienstverleners?

Voor Defensie is het van belang dat er voldoende toegang tot zowel publieke als private financiering is voor de defensie industrie om de benodigde defensiecapaciteiten weer op orde te stellen. Het kabinet roept private en publieke financiële instellingen op om hun beleid aan te passen om deze investeringen mogelijk te maken. Daarnaast verkent het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat samen met Defensie de mogelijkheden tot verbetering van financiering en samenwerking met de Nederlandse defensie- en veiligheidsindustrie. Tot slot kan Defensie zekerheid bieden aan producenten, door samen met Europese bondgenoten de vraag te bundelen. Hierdoor kunnen nieuwe productielijnen worden opgestart of de capaciteit verder opgeschaald. Een recent voorbeeld is de gebundelde bestelling van Patriot-rakketten in Duitsland.

8.

Welke elementen uit de Scandinavische modellen neemt Defensie mee voor het vervullen van de personele behoefte?

Elementen uit de Scandinavische modellen waren de inspiratie voor het

Dienjaar. Het Dienjaar Defensie beoogt gemotiveerde jongeren uit alle lagen van de bevolking de kans te geven om Nederland te dienen. De verwachting is dat, evenals in Scandinavië, een substantieel aantal deelnemers na het dienjaar doorstroomt naar een aanstelling als beroepsmilitair, burger en/of reservist. Het dienjaar draagt daarmee bij aan de personele gereedheid en aan het versterken van de band tussen Defensie en de samenleving. Het dienjaar heeft in Nederland een vrijwillig karakter.

9.

Kunt u ons een overzicht bieden dat inzichtelijk maakt welke consequenties levering van militaire middelen, voorraden en munitie aan Oekraïne hebben op de gereedheid en het gereedstellingsproces van de krijgsmacht?

De voortdurende steun aan Oekraine is cruciaal, ook voor onze eigen veiligheid. De ondersteuning van Oekraïne en met name leveringen uit (operationele) voorraden hebben consequenties voor de eigen gereedheid en inzet. Naast de lopende projecten en extra investeringen van de laatste jaren werkt Defensie hard aan het aanvullen van het eerder geleverd materieel. Hiervoor worden maatregelen genomen om de aankoop van vervangend materieel te versnellen en wordt project- en inkoopcapaciteit versterkt. Echter, de markt voor defensiematerieel staat momenteel onder druk en de prijzen voor verschillende soorten materieel stijgen daardoor snel. De ondersteuning aan Oekraïne verschuift van levering van eigen materieel naar ondersteuning en aanschaf van materiele middelen bij de industrie. Dit gaat ten koste van meer personele capaciteit voor ondersteuning en militairen die training verzorgen waardoor eigen onderhoud en training afnemen. Daarmee leidt de geleverde steun tot langdurige effecten op de gereedheid van onze krijgsmacht, dit wordt onder de huidige omstandigheden als acceptabel beoordeeld.

10.

Welke afwegingen gaan eraan vooraf om de impact van de steun aan Oekraïne acceptabel te stellen? Wat bedoelt u met acceptabel? Welke condities moeten overschreden worden zodat de impact niet acceptabel wordt?

Bij steunverlening aan Oekraïne wordt op basis van militair advies de impact op de eigen krijgsmacht bezien. Dit advies gaat onder andere in op de consequenties voor levering voor onder meer opleiden en trainen van eigen militairen en ook voor huidige inzet en stand-by taken. Bij de afweging wordt zeker gesteld dat de Nederlandse Krijgsmacht de internationale afspraken kan blijven waarmaken. Wel of niet acceptabel zijn van de ondersteuning hangt af van de geopolitieke situatie, waarbij de impact op eigen gereedheid, opleiden en trainen en missies wordt meegenomen.

11.

Vergt het huidige veiligheidsbeeld een verdere investering in Defensie dan de huidige 2%-doelstelling?

De internationale afspraak tijdens de NAVO-top in Vilnius om structureel ten minste 2% van het BBP aan Defensie te besteden (Kamerstuk 28 676, nr. 440) benadrukt de noodzaak om te investeren in de gereedheid, gevechtskracht en modernisering van Defensie. Tegelijkertijd stelt deze internationale afspraak dat in veel gevallen meer dan 2% nodig is om aan alle vereisten te voldoen die voortkomen uit de verslechterde veiligheidssituatie. Ook met de doorgroei naar structureel 2% van het BBP moet Defensie keuzes maken. De langjarige financiële zekerheid is ook cruciaal om de defensie-industrie in staat te stellen structureel op te schalen en te investeren in nieuwe technologie. De omvang van de benodigde (aanvullende) investeringen in Defensie zijn afhankelijk van veel externe factoren zoals de uitkomst van de oorlog in Oekraïne, de mate van toekomstige betrokkenheid van de VS in Europa en andere dreigingen en ontwikkelingen in de wereld. Het is aan een nieuw kabinet om te bepalen of het veiligheidsbeeld een verdere investering bovenop de huidige 2%-doelstelling vergt.

12.

Heeft Defensie, naast vergunningen vragen voor het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD), ook geprobeerd die uitzonderingspositie te verwerven die ze nu niet heeft?

Defensie dient zich net als een ieder in Nederland te houden aan wet- en regelgeving en waar nodig vergunningen te hebben of aan te vragen. Defensie heeft geen algehele uitzonderingspositie. Wel vraagt de bijzondere positie van de krijgsmacht op bepaalde momenten speciale aandacht. Defensie beziet waar wet- en regelgeving knellend is bij het gereedstellen en zoekt naar mogelijkheden, en indien nodig specifieke defensiewetgeving om hierbij tot maatwerkoplossingen te komen wanneer de situatie daarom vraagt. Het uiteindelijke doel moet zijn dat Defensie voldoende ruimte heeft om invulling te kunnen geven aan haar grondwettelijke taken, ook omdat gereedstelling voor hoofdtaak 1 een grotere intensiteit van oefenen van ons vraagt.

13.

Wat is de verhouding tussen het Joint Informatievoorziening Commando (JIVC) en het Commando Materieel en IT (COMMIT)? Hoe verschillen of overlappen hun ICT-werkzaamheden?

Het JIVC is een onderdeel van COMMIT; van verschil of overlap is derhalve geen sprake.

14.

Kunt u de ontwikkeling van het budget oefenen over de laatste tien jaar inzichtelijk maken en specificeren naar type oefenactiviteit, gezien het feit dat de geoefendheid van de krijgsmacht omhoog moet en dat Defensie op dit moment slechts drie procent van het budget van 2023 aan gereedstelling besteedt?

Het is niet mogelijk om de ontwikkeling van het budget oefenen op de gevraagde manier inzichtelijk te maken vanwege vervlechting in verschillende budgetten. Het budget voor gereedstellen is in de afgelopen jaren gestegen met circa € 100 miljoen ten opzichte van 2013. In het budget voor gereedstellen zijn niet alle daarmee samenhangende financiële middelen opgenomen. De oefentoelagen zijn bijvoorbeeld ondergebracht onder «eigen personeel» in de begroting voor hoofdstuk 10. De munitie die tijdens oefeningen wordt gebruikt is ondergebracht in hoofdstuk 66 (het DMF).

15.

Hoe waarborgt Defensie dat het haar doelen op korte en lange termijn haalt ten aanzien van de 2%-norm, gezien het feit dat afgelopen jaar de 2%-norm niet is gehaald, voornamelijk doordat levertijden zijn opgelopen? Hoe anticipeert Defensie op mogelijke tegenvallers in de uitvoering in relatie tot de hoge ambities als gevolg van de geopolitieke spanningen?

De grote investeringen van het huidige kabinet hebben door vergroting en versnelling van de verwervingsinspanningen geleid tot snelle stijging van het aangaan van verplichtingen. Een verdere verhoging van het budget zal door Defensie worden omgezet in verplichtingen. Gelet op de verhoging van budgetten van alle bondgenoten staat er spanning op de realisatie van verplichtingen door de industrie en de daaraan verbonden uitgaven. Daarom wordt in nauw overleg met bondgenoten en met de industrie in NAVO en EU-kader gewerkt aan opschaling van de productiecapaciteit. Het in licentie produceren van Amerikaanse Patriotraketten in een nieuw te bouwen fabriek in Duitsland is daarvan een goed voorbeeld.

In onderstaande staafdiagrammen is de gerealiseerde stijging van de uitgaven van Defensie vanaf 2017 inzichtelijk gemaakt1. Daarnaast is ook de stijging van de verplichtingen vanaf 2017 te zien2. De gerealiseerde verplichtingen laten vanaf 2021 een stijgende lijn zien. Deze hogere verplichtingen vertalen zich in latere jaren naar gerealiseerde uitgaven.

16.

Waarom denkt u dat het draagvlak voor Defensie in 2023 niet is gegroeid (t.o.v. jaren ervoor), ondanks de onrusten die toenemen in de wereld?

17.

Hoe wordt het draagvlakgetal gemeten?

Het draagvlak voor Defensie wordt gevormd door vijf factoren (pijlers); deze hebben direct invloed op het algemene rapportcijfer voor draagvlak.

De pijlers zijn Trots, Moreel Potentieel, Verborgen Potentieel, Noodzaak en Competenties. Angst (gevoel van veiligheid) heeft indirect invloed op het draagvlak, via de pijler Noodzaak.

De pijlers worden op twee manieren gemeten:

  • een rapportcijfer voor het spontane en gevoelsmatige oordeel over de pijler.

  • per pijler wordt een aantal stellingen voorgelegd die met elkaar (en met het rapportcijfer) samenhangen; dit vormt het beredeneerd oordeel.

De toenemende onrust in de wereld appelleert slechts aan één pijler, de gevoelde noodzaak en is zodoende niet de enige factor die het draagvlak voor Defensie doet stijgen of afnemen.

18.

Kunt u een overzicht leveren dat inzicht geeft in de overlast (geluid, hinder, stank) per militaire locatie en welke maatregelen daartegen genomen zijn?

Het is niet mogelijk een totaaloverzicht te geven van de overlast per militaire locatie. Voor het bereiken van operationele gereedheid zijn militaire oefeningen nodig. Defensie oefent in binnen- en buitenland. Om (geluids-)overlast te beperken, wordt ook geoefend met simulatoren en worden lokaal maatregelen getroffen om overlast zoveel mogelijk te beperken. Overlast voorkomen is niet altijd mogelijk. Bij afwijkende activiteiten informeert Defensie de omwonenden via gemeentes, een nieuwsbrief, internet of via sociale media.

Defensie dient zich voor al haar activiteiten te houden aan de wettelijke normen en eisen die daarop van toepassing zijn. Mensen die hinder ondervinden kunnen dit via een formulier of telefonisch melden. Waar nodig gaat Defensie lokaal in gesprek om uitleg te geven over haar activiteiten en welke ruimte er is om tegemoet te komen aan zorgen van de omgeving.

19.

Waarom komt er nauwelijks Defensiepersoneel uit Flevoland, Groningen en Overijssel?

20.

Zijn er cijfers over de provinciale afkomst van Defensiepersoneel uit het verleden bekend? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?

Defensie houdt geen overzichten bij van in welke provincies medewerkers van Defensie wonen. De kaart Personeelsopbouw per provincie in de Stand van Defensie geeft aan waar defensiepersoneel werkzaam is (standplaats). In de provincies Flevoland, Groningen en Overijssel zijn weinig defensielocaties, maar dat wil niet zeggen dat hier nauwelijks personeel woont.

In onderstaand overzicht wordt de personeelsopbouw per provincie vanaf 2019 inzichtelijk gemaakt in het kader van de inventarisatie spreiding Rijkswerkgelegenheid.

21.

In wat voor eenheden wordt bijdrage aan missies, operaties en activiteiten gemeten? Is dat aantal militairen?

De aantallen in de tabellen (van missies, operaties en activiteiten) betreft inderdaad het aantal militairen.

22.

Worden de Nederlandse militairen die meedoen aan de militaire C2-structuur van de Europese Unie in rotaties van maanden of voor plaatsingen van meerdere jaren gedetacheerd?

De 3,5VTE3 die worden gedetacheerd bij MPCC zijn reguliere plaatsingen, dus in beginsel minimaal 3 jaar.

24.

Welke bestedingen zijn er op dit moment al gedaan binnen de Act in Support of Ammunition Production (ASAP)-faciliteit?

Op dit moment is er nog geen budget vanuit ASAP uitgekeerd. Bedrijven hadden tot 13 december jl. de tijd om in Brussel voorstellen in te dienen en de Europese Commissie zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 overgaan tot het verstrekken van subsidies. Zodra daar meer bekend over is, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.

25.

In welk document ligt de definitie vast van wat binnen en buiten de NAVO-norm voor Defensie-uitgaven valt?

De richtlijn van de NAVO voor het toerekenen van uitgaven tot defensie-uitgaven is vastgelegd in de NATO Defence Expenditure Definition (AC-2810).

26.

In welk jaar bent u van plan de NAVO-norm te halen?

Om de noodzakelijke versterking van de afschrikking en verdediging van de NAVO te kunnen realiseren, hebben alle NAVO-bondgenoten tijdens de NAVO-top in Vilnius afgesproken om structureel tenminste 2% van het BBP aan Defensie te besteden. Zie ook het antwoord op vraag 15. Om de defensie-uitgaven aankomende kabinetsperiode structureel ten minste 2% van het BBP te houden zijn aanvullende investeringen nodig. Besluitvorming over nieuwe of aanvullende de defensie-uitgaven is aan het nieuwe kabinet.

27.

Is de militaire transport en logistiek al afgesteld op de New Force Model en de vraag van hoe snel troepen zich moeten kunnen verplaatsen? Zo nee, welke verbeteringen worden hiervoor gepland?

Defensie heeft maatregelen getroffen om de ondersteuning van de krijgsmacht te vergroten. Deze maatregelen die ten dele zijn gerealiseerd, komen de ondersteuning van onze toekomstige commitment aan het NFM tegemoet. Het gaat om maatregelen die zowel binnen defensie (inbesteed) als met coalitiepartners en het bedrijfsleven (uitbesteed) worden ingevuld, bijvoorbeeld:

  • het aangaan van lange termijn assured access contracten (inhuren van NLD havencapaciteit, strategisch zee-, lucht- en wegtransport logistieke diensten);

  • het vergroten van de voorraadnormen binnen het beleidskader inzetvoorraden;

  • het versnellen en verruimen van vervangingsplannen in het DLP (eerder dan voorzien vervangen vier C-130 door vijf C390M)

  • het investeren in transport- en opslagcapaciteit (aanschaf railwagons, geconditioneerde containers);

  • het met coalitiepartners versterken van logistieke capaciteiten en militaire mobiliteit in Europa (bijvoorbeeld pooling en sharing van strategisch transport capaciteiten, PESCO MILMOB en PESCO LOGHUB projecten).

28.

Zijn de vier bestelde Reaper MQ-9 toestellen bewapend of onbewapend?

De vier nieuwe MQ-9 toestellen zijn geschikt voor bewapening. De wapens worden separaat besteld, zoals gemeld in Kamerbrief project «Bewapening MQ-9» (Kamerstuk 27 830, nr. 399 van 23 mei 2023). Ik acht het belangrijk om te herhalen dat in alle gevallen gekwalificeerd personeel beslist om tot inzet van wapens (het daadwerkelijk afvuren) over te gaan binnen de relevante wet- en regelgeving en waarbij wordt voldaan aan de geldende rules of engagement. De bemanning van een MQ-9 opereert vanuit een grondstation maar stuurt het systeem continu aan. Naar verwachting zullen de MQ-9 toestellen eind 2025 Initial Operational Capable (IOC) en Full Operational Capable (FOC) eind 2028.

29.

Waar in Nederland komt het hoofdkwartier van het «NATO Innovation Fund»?

Het hoofdkantoor van het «NATO Innovation Fund» is gevestigd in Amsterdam.

30.

In hoeverre betekent specialisatie; bepaalde processen en capaciteiten op termijn opgeven? Zijn er al processen en capaciteiten opgegeven of wordt dat verwacht, die dan overgenomen worden door andere landen?

Specialisatie is een verdergaande vorm van samenwerking tussen internationale partners. Het verdelen van taken en/of capaciteiten tussen bondgenoten gebeurt ook nu al, via het NAVO Defensieplanningsproces (NDPP). Dit draagt bij aan specialisatie. Interoperabiliteit, standaardisatie, pooling & sharing, gezamenlijke inkoop, training en onderhoud en uiteindelijk het delen of verdelen van capaciteiten zijn verschillende gradaties van samenwerking en dragen allen bij aan het versterken van onze eigen capaciteiten en die van onze bondgenoten en bondgenootschappen. Zie ook de Kamerbrief Europese defensiesamenwerking en specialisatie voor de uitgangspunten en afwegingen (Kamerstuk 33 279-36 van 22 december 2022).

Nederland werkt op veel gebieden al nauw samen met internationale partners. Voorbeelden hiervan zijn de integratie van de Nederlandse en Duitse landmacht, de gedeelde luchtruimbewakingstaak met België boven de BENELUX en de Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking, waaronder de vervanging van de mijnenjagers en M-fregatten. Het gezamenlijk gebruik van de Multi Role Tanker Transport (MRTT) vloot is een voorbeeld waarin capaciteiten in gedeeld beheer zijn. Ook maakt Nederland deel uit van een aantal user groups, zoals voor de CV90, de pantserhouwitser, de Boxer en de Patriot. Hierin werken we samen met andere gebruikers om standaardisatie en interoperabiliteit te bevorderen.

31.

Welke extra projecten worden in de komende jaren gestart, gezien het feit dat het budget voor kort cyclische innovatieprojecten snel stijgt na 2023?

Het innovatieportfolio wordt komend jaar uitgebreid met 123 projecten met een looptijd van 2024 tot 2026.

32.

Naast de kennisinstituten TNO, NLR en Marin, in welke andere Nederlandse en niet-Nederlandse kennisinstituten investeert Defensie?

Defensie financiert verschillende onderzoeksprogramma’s bij universiteiten (rechtstreeks en via NWO), bij denktanks en bij internationale kennisinstituten. Voorbeelden zijn het NWO ELSA lab Defensie, het «PROGRESS» onderzoeksprogramma met BZ dat door denktanks HCSS en Clingendael uitgevoerd wordt en de internationale instituten CMRE en Von Karman. Daarnaast werken onderzoekers van de strategische kennispartners TNO, NLR en Marin in internationale samenwerkingsverbanden, waarin zij namens Defensie Nederland vertegenwoordigen. Daarbij gaat het om samenwerking met individuele landen en samenwerking in het Collaborative Program of Work van de NATO Science & Technology Organisation.

33.

Hoeveel functieopleidingen worden al geïntegreerd met de toekomstige eenheden zoals nu bij het Defensie Grondgebonden Luchtverdedigingscommando (DGLC) gebeurt? Kunt u kort voor- en nadelen ervan schetsen?

(Functie)opleidingen worden in toenemende mate geïntegreerd bij de eenheden verzorgd.

Voordeel van geïntegreerde functieopleidingen bij de eenheden is de nabijheid van de (wapen-)systemen waarmee men komt te werken. Nadeel is dat de geïntegreerde functieopleidingen een extra belasting voor de eenheden vormen. Een aandachtspunt vormt de aanwezigheid van voldoende en gekwalificeerd instructiepersoneel bij de eenheden.

34.

Welke functies kunnen het gemakkelijkst verlengd worden qua functieduur en wat betekent dit voor het behoud van kennis en kunde?

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2021–2023 is met de centrales van overheidspersoneel de mogelijkheid tot een langere plaatsingsduur overeengekomen om het militair personeel in staat te stellen meer kennis, kunde en ervaring op te doen tijdens een plaatsing. Het uitgangspunt is een minimale plaatsingsduur van 3 jaar met een maximum van 7 jaar. Uiteraard wordt bij vaststelling van de plaatsingsduur ook rekening gehouden met de wens van het personeel.

35.

Wat is de verklaring achter een significant betere instroom van burgerpersoneel dan de vlakstelling bij de prognose voor militair personeel, gezien het feit dat de prognose na 2023 juist omlaag gaat?

De verklaring achter een significant betere instroom van burgerpersoneel is tweeledig:

  • Kabinetssectoren waaronder Defensie zijn een aantrekkelijk werkgever voor burgerpersoneel.

  • Voor burgerpersoneel zijn er meer mogelijkheden om op latere leeftijd in te stromen bij Defensie.

36.

Wat verklaart het percentage boven de 100% bij de realisatie vulling burgerpersoneel?

De werving van burgerpersoneel verloopt in het algemeen voorspoedig, waardoor de vulling van reguliere burgerfuncties bijna 100% bedraagt. Daarnaast worden burgers indien mogelijk tijdelijk geplaatst op militaire functies vanwege de ondervulling bij het militair personeel. Hierdoor komt het totale vullingspercentage voor burgerpersoneel boven de 100%.

37.

Kunt u, uitgesplitst naar verschillende wapensystemen, aangeven waar de tekortkomingen in gereedheid zijn?

De tekortkomingen in materiële gereedheid verschillen per wapensysteem, maar zijn hoofdzakelijk te wijten aan twee oorzaken: personeelstekort (technisch/logistiek) bij operationele eenheden en transitie naar nieuwe (onderdelen van) wapensystemen. Bij transitie naar nieuwe systemen moet personeel worden omgeschoold en systemen worden omgebouwd: dit resulteert in verder personeelstekort.

Voorbeelden waar het speelt zijn bij de Luchtverdedigings- en Commandofregat (LCF), ocean-going patrol vessel (OPV), het CV90-infanteriegevechtsvoertuig, Patriot-luchtverdedigingssysteem, F-35 jachtvliegtuig en de NH90-maritieme gevechtshelikopter.

  • LCF: vertraging in twee moderniseringsprojecten heeft de materiële gereedheid (MG) beperkt.

  • OPV: personeelsgebrek drukt de MG. Bovendien heeft een brand in een van de vier OPV’n de MG beperkt.

  • CV90: personeelsgebrek drukt de MG.

  • Patriot: inzet van 1 van de batterijen (inzet van schaars personeel) in 2023 en transitie naar nieuwe radars drukken de MG.

  • F-35: De F-16 wordt uitgefaseerd en de F-35 zit nog in de Initial Operational Capability fase. Een groot deel van het personeel moet nog worden omgeschoold en nieuwe F-35’s stromen nog steeds binnen. Pas in de Full Operational Capability fase kan de F-35 aan de norm worden gehouden.

  • NH90: de voorraad reservedelen is aangevuld en de MG stijgt (langzaam). Personeelsgebrek bij operationele eenheden en voor 2024 in het faseonderhoud (depot onderhoud) drukken verdere stijging van de MG.

38.

Wat is de impact van de dalende lijn van de staat van materiele gereedheid van hoofdwapensystemen voor de geoefendheid en gereedheid van de krijgsmacht?

Materiële Gereedheid (MG) vormt net als Personele Gereedheid (PG) en Geoefendheid (GO) een component van de Operationele Gereedheid (OG). Echter, er is geen directe koppeling tussen de grootheden MG en OG. Dit is omdat de MG de gereedheid meet van alle wapensystemen, terwijl voor de gewenste OG een deelverzameling van die systemen nodig is. De overige systemen dienen als operationele reserve, dus om voortzettingsvermogen te realiseren, het nodige onderhoud uit te voeren of om personeel op te leiden en eenheden te laten oefenen. Vooralsnog leidt de dalende MG niet tot een dalende OG, maar heeft de daling wel negatieve invloed op het voortzettingsvermogen. Minder beschikbare functionerende systemen leiden tot meer dynamiek binnen de instandhouding, beperken de mogelijkheden om deze systemen als praktijkinstructiemiddelen in te zetten binnen het onderwijsdomein en de wijze waarop geoefend wordt.

39.

Kunt u meer details geven over de vraagstelling rondom de internationale trendanalyse die samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt opgepakt?

Berenschot heeft in mei 2022 een rapport gepubliceerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde industriële en technologische basis.

In dit rapport (Kamerstuk 31 125, nr. 121) zijn ook internationale trends en ontwikkelingen geïdentificeerd. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal in de eerst helft van 2024 wederom een studie naar de defensie- en veiligheid gerelateerde industriële en technologische basis uit laten voeren, waar de huidige trends en ontwikkelingen in zullen worden meegenomen.

40.

Kunt u de ontwikkeling laten zien over de jaren heen van wat er bij Nederlandse en buitenlandse leveranciers wordt afgenomen, aangezien wij nu alleen 2022 kunnen zien?

In de Stand van Defensie is de KPI voor het eerst geïntroduceerd. In de Stand van Defensie 2024 zal ook inzicht worden gegeven in het percentage van samenwerking met in Nederland gevestigde industrie over het jaar 2023. Voor 2022 was 42,3% van de aankopen gecontracteerd bij de Nederlandse industrie, met een waarde van € 2,43 miljard. Hiernaast zijn Nederlandse bedrijven als leverancier of onderaannemer betrokken bij defensieopdrachten aan buitenlandse bedrijven. De omvang hiervan is een onderwerp in de eerder genoemde studie naar de defensie- en veiligheid gerelateerde industrie in opdracht van EZK wordt uitgevoerd. Al deze stappen hebben tot doel onze Krijgsmacht zo spoedig mogelijk te versterken.

41.

Welke beperkingen ervaart Defensie met oefenen voor digitale- en cybergereedheid in het digitale domein?

Bij het gereedstellen van de krijgsmacht ervaart Defensie beperkingen met oefenen voor informatiegestuurd optreden, waaronder de digitale- en cybergereedheid. Dat is ten eerste het gevolg van bestaande wet- en regelgeving met beperkende kaders voor het verwerken van persoonsgegevens en ten tweede van het ontbreken van realistische (digitale) oefenmogelijkheden. Hierover heb ik uw Kamer in november 2021 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2021–2022, 32 761, nr. 203). Daarnaast heb ik uw Kamer in juli 2023 over de voortgang van informatiegestuurd optreden geïnformeerd (Kamerstuk 36 124, nr. 35, 4 juli 2023). De lessen en conclusies van het rapport van de Commissie Brouwer over het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC)4 worden uiteraard betrokken bij verdere ontwikkelingen.

42.

Wat verklaart het verschil tussen aantal personeel en «mandate»? Betekent dat dat er dan minder mensen toegewezen worden dan zouden mogen?

43.

Wat verklaart de grote verschillen tussen personeelsaantallen en mandaataantallen voor EUFOR ALTHEA, EFP Litouwen en de drie Irakinzetten?

Op het moment van schrijven van de Stand van Defensie (september 2023), was de Nederlandse inzet in EUFOR Althea en in de NAVO Missie Irak nog niet uitgebreid. Uw Kamer was hier wel al over geïnformeerd via de artikel 100 brieven. Conform planning waren in september in EUFOR Althea het HUMINT-team en enkele stafofficieren ingezet. In oktober werd deze inzet uitgebreid met een infanteriecompagnie van 150 militairen (Artikel 100 brief Nederlandse inzet in EUFOR Althea, d.d. 6 april 2023 Kamerstuk 29 521, BA). Voor Irak geldt dat het nationaal kader in 2023 175 militairen bedroeg, onder andere vanwege de inzet van de Force Protection in het kader van Operation Inherent Resolve (OIR). Inmiddels is deze inzet beëindigd. Vanaf januari 2024 wordt de inzet en daarmee ook het nationaal kader in Irak uitgebreid, zoals gemeld in de artikel 100 brief bredere veiligheidsinzet Irak, d.d. 7 juli 2023 Kamerstuk 27 925, nr. 943. Het nationaal kader voor de Nederlandse bijdrage aan de enhanced Forward Presence (eFP) bedraagt 350 militairen, waarvan een deel flexibele inzet betreft. Gemiddeld genomen levert Nederland circa 270 militairen aan eFP.

44.

Welke invloed heeft de inzet van onbemande luchtvaartuigen voor hoofdtaak drie op de gereedheid en de beschikbaarheid van deze onbemande systemen voor hoofdtaak een en twee?

De Nederlandse krijgsmacht beschikt over een single set of forces waarmee het alle hoofdtaken uitvoert. Op het moment dat eenheden, waaronder onbemande luchtvaartuigen, worden ingezet voor één van de hoofdtaken zijn deze in principe niet beschikbaar voor andere taken of gereedstellingsactiviteiten Herprioritering door de Commandant der Strijdkrachten is mogelijk.

45.

Wat zijn de knellende factoren die uitstroom van personeel bij het JIVC veroorzaken naast pensioenen?

Naast de uitstroom door het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, kende het JIVC een vrijwillige uitstroom van 3,5% in 2023. Gezien de krapte op de (IT) arbeidsmarkt is dit een relatief laag percentage. Door het lage aantal uitstromende medewerkers zijn hier geen knellende factoren in te identificeren. Ondanks deze uitstroom kende het JIVC het afgelopen jaar een netto groei van ruim 3%.

46.

In hoeverre wordt de nieuwe geopolitieke dreiging meegenomen in de strategische richting van Defensievastgoed, aangezien met het strategisch vastgoedplan een nieuwe richting wordt ingeslagen met vastgoed bij Defensie.

Bij het opstellen van het Strategisch Vastgoed Plan (SVP) 2022 is rekening gehouden met de toenemende geopolitieke dreiging. Daarnaast houden de Defensievisie 2035 en het Nationaal Programma Ruimte voor Defensie (NPRD) rekening met het ondertussen gewijzigde dreigingsbeeld en de daarmee gepaarde gaande voorziene groei. Zo is bijvoorbeeld besloten minder objecten af te stoten dan oorspronkelijk in de verkenning is voorzien. Op gebouw- en object-/locatieniveau worden met behulp van dreigingsprofielen de «te beschermen belangen» in kaart gebracht en passende maatregelen genomen waaronder vastgoedmaatregelen.

47.

Hoe schat u de strategische risico’s in met betrekking tot de kwetsbaarheid van militaire objecten geconcentreerd op een beperkt aantal locaties, gezien het feit dat veel van de projecten in het vastgoed in de richting gaan van centralisatie gericht op een eenvoudigere en optimale bedrijfsvoering?

Aan de behandeling en de opslag van te beschermen belangen (daarmee wordt onder meer gedoeld op staatsgeheimen, munitie, verbindingsapparatuur of specifiek materieel zoals pantservoertuigen) gaat altijd een risicoanalyse vooraf, inclusief een afweging of het gecentraliseerd of gedecentraliseerd wordt opgeslagen. Bij het clusteren van militaire objecten bestaat een kans op verhoogde kwetsbaarheid. Echter, zowel in vredestijd als in een oorlogssituatie is een beperkt aantal militaire objecten eenvoudiger en effectiever te beveiligen. Voorbeelden van huidige geclusterde objecten zijn het marine complex in Den Helder, maar ook de luchtmachtbases te Leeuwarden, Woensdrecht en Volkel. Kortom, de afweging wordt in iedere risicoanalyse meegenomen.

48.

Waarom verloopt het verbeteren van de onvolkomenheden rond munitiebeheer wat langzamer? Welke aanbevelingen zijn al wel in opzet klaar en welke nog niet?

De aanbevelingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor de aansturing, bewaking van de voortgang van de verbeteringen en de maatregelen om de impact van personeelstekort te verminderen zijn in opzet gereed. Het invulling kunnen geven aan het verminderen van de administratieve lasten, het zoeken van manieren om gevonden munitie eenvoudiger in te leveren en bewustwording van gerelateerde veiligheidsrisico’s zijn in onderzoek. Voor het structureel verbeteren van de onvolkomenheid gerelateerd aan munitiebeheer is bewust gekozen voor een langere periode tot en met 2026. Het verbeteren van de onvolkomenheden vergt veel personele capaciteit. De tijd die nodig is om over de personele capaciteit te kunnen beschikken zorgt ervoor dat een sneller tijdspad niet mogelijk is. Daarnaast is munitiebeheer relatief complex, arbeidsintensief en omgeven door veiligheid gerelateerde regelgeving en procedures waar aanpassing van nodig is om het beheer te kunnen verbeteren.


X Noot
1

De uitgaven en verplichtingen in 2023 zijn gelijk aan de laatste aan uw Kamer gecommuniceerde stand (de tweede suppletoire begroting). De definitieve standen worden met het jaarverslag 2023 aan uw Kamer aangeboden.

X Noot
2

De gepresenteerde uitgaven en verplichtingen zijn incl. middelen voor steun en vervanging van geleverd materieel aan Oekraïne.

X Noot
3

de halve VTE betekent dat we die positie om en om vullen samen met Griekenland. Op dit moment hebben we 4 arbeidsplaatsen, over drie jaar zijn dat er 3 en drie jaar later weer 4.

X Noot
4

Kamerstuk 30 821, nr. 258, 13 januari 2023

Naar boven