29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

BA BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN DE MINIISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2023

In overeenstemming met artikel 100 van de Grondwet en met verwijzing naar de Kamerbrief «Kennisgeving onderzoek militaire bijdrage aan EUFOR Althea in Bosnië en Herzegovina» (Kamerstuk 29 521, nr. 448, d.d. 17 juni 2022) en de Kamerbrief «Samenhangende Nederlandse inzet in het kader van de collectieve verdediging en in missies en operaties ter bevordering van de internationale rechtsorde 2022–2025» (Kamerstuk 29 521, nr. 446, d.d. 17 juni 2022) informeert het kabinet u hierbij over de Nederlandse inzet in operatie EUFOR Althea1 tot en met 31 juli 2025.

Het kabinet heeft besloten tot inzet van een infanteriecompagnie van het Korps Mariniers (maximaal honderdvijftig militairen voor de periode oktober 2023 tot oktober 2024), evenals inzet van een Human Intelligence (HUMINT) team (maximaal 10 personen) voor de periode juni 2023 tot en met 31 juli 2025.2 Met deze bijdrage aan EUFOR Althea levert Nederland een in absolute termen bescheiden doch betekenisvolle bijdrage aan de bevordering van de politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in Bosnië en Herzegovina, een voorwaarde om voortgang te kunnen boeken in het hervormingsproces. Deze bijdrage betreft een aanvulling op de vier Nederlandse staffunctionarissen die sinds januari 2023 werkzaam zijn op het hoofdkwartier van EUFOR Althea te Sarajevo waar de Tweede Kamer over is geïnformeerd.3

Met inachtneming van het toetsingskader volgt hieronder een contextanalyse, waarna wordt ingegaan op de strategie van de Nederlandse geïntegreerde inzet in Bosnië en Herzegovina. Vervolgens worden de operatie EUFOR Althea en de Nederlandse bijdrage toegelicht. Daaropvolgend wordt ingegaan op de militaire aspecten zoals de operationele haalbaarheid en de geschiktheid en beschikbaarheid van de krijgsmacht en de onderkende risico’s, waaronder het risico op burgerslachtoffers. Ten slotte wordt stilgestaan bij de monitoring van de voortgang van de bijdrage aan EUFOR Althea en de financiële aspecten van de inzet.

Contextanalyse

Bosnië en Herzegovina is verdeeld in twee entiteiten, namelijk de Federatie Bosnië en Herzegovina die overwegend door Bosniakken en Bosnische Kroaten wordt bewoond, en de Republika Srpska, die overwegend Bosnisch-Servisch is. Ten opzichte van de centrale regering op staatsniveau hebben beide entiteiten aanzienlijke bevoegdheden. Daarnaast is er het zelfstandige district Brčko4. Het land kent een driekoppig presidentschap, met een vaste zetel voor een Bosniaks lid, een Kroatisch lid en een Servisch lid. Aan de basis van het politieke systeem van Bosnië en Herzegovina ligt het in 1995 tot stand gekomen Verdrag van Dayton5, waarmee een einde kwam aan de in 1992 ontstane burgeroorlog in het land. Het Kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger6 ziet toe op de civiele implementatie van het Verdrag van Dayton. De Hoge Vertegenwoordiger beschikt over de zogeheten Bonn Powers, die hem in staat stellen eenzijdig voor Bosnische autoriteiten bindende besluiten te nemen en Bosnische functionarissen te ontslaan die het Dayton Verdrag schenden. De uit Dayton voortvloeiende Bosnische Grondwet is volgens een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (sinds eind 2009) in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, omdat de Grondwet minderheden die niet behoren tot de Bosniakse, Servische en Kroatische bevolkingsgroepen beperkt in hun politieke participatie.

De situatie in Bosnië en Herzegovina kenmerkt zich momenteel door etnische scheidslijnen en etno-nationalistische retoriek van politieke leiders, waarbij haat zaaien, genocide-ontkenning en historisch revisionisme met regelmaat voorkomen. De oorlog in Oekraïne door Rusland heeft binnenlandse tegenstellingen in Bosnië en Herzegovina verder doen toenemen. Russische en Servische invloed is met name aanwezig in de Republika Srpska. De president van de Republika Srpska, Milorad Dodik, domineert het Bosnische-Servische leiderschap in het land en onderhoudt nauwe banden met de Russische president Poetin. Onder leiding van Dodik hebben de Bosnische Serviërs zich tussen eind 2021 en voorjaar 2022 ten dele teruggetrokken uit de centrale staatsinstellingen van Bosnië en Herzegovina. Dit heeft de instabiliteit in het land vergroot en leidde tot zorgen over een potentiële afscheiding van de entiteit Republika Srpska.

De Kroatische regering oefent daarnaast een significante invloed uit op met name het bestuur van de Federatie, mede gezien de nauwe politieke banden tussen een belangrijk deel van het leiderschap van de Kroatische gemeenschap in Bosnië en Herzegovina en de regering in Zagreb.

Recente ontwikkelingen

Op 2 oktober 2022 vonden er in Bosnië en Herzegovina verkiezingen plaats op staats-, entiteits- en lokaal niveau. De aanloop naar deze verkiezingen verliep stroef, omdat politieke leiders het budget voor de organisatie van de verkiezingen blokkeerden. Uiteindelijk greep Hoge Vertegenwoordiger Schmidt in. Volgens de internationale waarnemingsmissie van Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR)7 verliepen de verkiezingen zelf zonder grote incidenten, maar werden zij wel gekenmerkt door etno-nationalistische retoriek. Direct na het sluiten van de stembussen gebruikte de Hoge Vertegenwoordiger zijn Bonn Powers om de kieswet en Grondwet van de Federatie aan te passen.8

Op 15 december 2022 kreeg Bosnië en Herzegovina de status van kandidaat-lidstaat van de EU. Om de toetredingsonderhandelingen met de EU te kunnen openen, zal het land moeten voldoen aan veertien hervormingsprioriteiten die de Europese Commissie in 2019 vaststelde.

Op 25 januari 2023 is, volgend op de verkiezingen van 2 oktober 2022, een nieuwe regering op staatsniveau aangetreden. De formatie ging daarmee sneller dan ooit. De regering bestaat uit de Kroatische HDZ BiH9, de Servische SNSD10 en een coalitie van zes kleinere partijen. Met deelname van SNSD, de partij van Milorad Dodik, zijn de Bosnische Serviërs ten dele weer teruggekeerd naar de centrale staatsinstellingen. Een aantal wetten, waarmee de Republika Srpska tussen eind 2021 en voorjaar 2022 eigenstandig aankondigde bevoegdheden van de staatsinstellingen over te willen nemen, is echter nog steeds in parlementaire procedure in de Republika Srpska. In de Federatie Bosnië en Herzegovina was de afgelopen vier jaar door politieke blokkades een demissionaire regering actief. Het formatieproces is hier nog niet afgerond.

Veiligheidssituatie

De hoogoplopende etno-nationalistische retoriek van politici zorgt regelmatig voor oplopende spanningen tussen de verschillende etnische groepen. Hoewel er op dit moment geen signalen zijn van een op handen zijnde (gewapende) escalatie, blijft de kans hierop aanwezig. De operatieleiding van EUFOR Althea schat de situatie in Bosnië en Herzegovina momenteel in als relatief stabiel.

De krijgsmacht van Bosnië en Herzegovina is in het geval van escalatie niet in staat om zelfstandig het land tegen eventuele buitenlandse agressie te verdedigen en/of de binnenlandse stabiliteit te bewaren. De krijgsmacht wordt geplaagd door financiële en materiële tekorten, verouderde wapensystemen, gebrekkige voorzieningen en personele leegloop. Modernisering wordt bemoeilijkt door het gebrek aan financiële middelen, de verlamming van de politiek op het niveau van de centrale staat en de politieke weerstand van voornamelijk de Republika Srpska. Voor veiligheidsgaranties leunt Bosnië en Herzegovina daarom sterk op de presentie van de internationale gemeenschap, waaronder in de vorm van EUFOR Althea.

Staten zoals Rusland en China proberen hun invloed in Bosnië en Herzegovina te vergroten. Rusland heeft baat bij een instabiel Bosnië en Herzegovina om verdere toenadering tot de EU en de NAVO te voorkomen en zijn eigen invloed op de Balkan te vergroten. China ziet de Westelijke Balkan als een toegangspoort tot Europa en is vooral op economisch vlak actief in de regio. China kan economische macht gebruiken om druk op landen als Bosnië en Herzegovina uit te oefenen om een gunstiger klimaat te scheppen voor het realiseren van zijn strategische doelstellingen.

Strategie Nederlandse geïntegreerde inzet in Bosnië en Herzegovina

Gegeven de geografische nabijheid hebben Nederland en de EU een direct belang bij stabiliteit op de Westelijke Balkan. Nederland streeft ernaar om samen met partners bij te dragen aan de bevordering van politieke en sociale stabiliteit en vreedzame co-existentie in Bosnië en Herzegovina en breder in de Westelijke Balkan, waardoor de kans op een nieuw (gewapend) conflict kan worden verminderd en – idealiter – wordt geminimaliseerd. Deze stabiliteit en vreedzame co-existentie zijn tevens noodzakelijk voor het EU-perspectief van Bosnië en Herzegovina. Nederland zal zich ook binnen de EU inzetten op intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan. Dit voornemen heeft door de inval van Rusland in Oekraïne een extra dimensie gekregen.

Nederland ondersteunt het EU-perspectief van landen in de Westelijke Balkan, inclusief Bosnië en Herzegovina. Daarbij is Nederland strikt, fair en betrokken, waarbij het nadruk legt op benodigde hervormingen op het gebied van de rechtstaat. Bij de Nederlandse inzet in Bosnië en Herzegovina dienen de door de Europese Commissie geïdentificeerde veertien hervormingsprioriteiten voor het land als uitgangspunt. De Nederlandse inzet vindt primair plaats via diplomatieke contacten (in bilateraal en EU-verband), strategische detacheringen van Nederlanders, en het Programma Maatschappelijke Transformatie (MATRA). Momenteel lopen er vijftien MATRA-projecten in het land, welke zich onder meer richten op het bevorderen van mediavrijheid, corruptiebestrijding en onafhankelijke rechtspraak. Daarnaast loopt er via het Stabiliteitsfonds een project dat gericht is op het versterken van het toezicht op de veiligheidssector in Bosnië en Herzegovina.11

Gezien de huidige politieke context acht het kabinet het voorstelbaar dat ook na het einde van de periode van de voorgestelde Nederlandse inzet, EUFOR Althea nog een noodzakelijke bijdrage aan de veiligheid in Bosnië en Herzegovina blijft leveren. Ook zal bovengenoemde geïntegreerde inzet noodzakelijk blijven om Bosnië en Herzegovina in staat te stellen voortgang te maken in het EU-toetredingstraject.

EUFOR Althea

Operatiemandaat

De operatie EUFOR Althea is de derde internationale vredesmacht die door de VN Veiligheidsraad werd gemandateerd voor toezicht op de naleving van de militaire aspecten van het Verdrag van Dayton. Op 20 december 1995 werd de NAVO Implementation Force (IFOR) gemandateerd voor toezicht op het staak-het-vuren en het eerbiedigen van de grens tussen de twee entiteiten in Bosnië en Herzegovina.12 IFOR werd opgevolgd door NAVO Stabilization Force (SFOR)13 met als doel bijdragen aan de stabilisatie van de vrede in het land. Op 2 december 2004 werd SFOR opgevolgd door de EU-operatie EUFOR Althea. Door VNVR-resolutie 1575 (2004) werd de rol van EUFOR Althea als juridische opvolger van SFOR gedefinieerd. Deze resolutie geldt als rechtsbasis voor de operatie en wordt jaarlijks door de VNVR verlengd, laatstelijk op 2 november 2022 (resolutie 2658/2022).

Operatiedoelstellingen

EUFOR Althea werd op 25 november 2004 gelanceerd.14 EUFOR Althea is gemandateerd om de militaire aspecten van de Dayton-overeenkomst te helpen implementeren, met als concreet doel de veiligheid in Bosnië en Herzegovina te waarborgen en de capaciteit van de Bosnië en Herzegovina-strijdkrachten te bevorderen. EUFOR Althea beschikt over een multinationaal bataljon dat bestaat uit ongeveer duizend militairen, bestemd om te reageren op incidenten. Dit bataljon heeft tot nu toe nooit in deze hoedanigheid hoeven optreden. De primaire doelstellingen van de operatie zijn het behoud van de safe and secure environment, het afschrikken van destabiliserende actoren en het gezamenlijk kunnen optreden van de internationale gemeenschap. Bij een verslechterende veiligheidssituatie kan EUFOR Althea snel beschikken over reserve-eenheden om capaciteiten aan te vullen via de stand-by Intermediate Reserve Force (IRF, circa vijfhonderd militairen) en een Strategic Reserve Force (SRF, circa zeshonderd militairen)15 die kunnen worden ingezet om veiligheid te handhaven. Daarnaast beschikt EUFOR Althea over andere middelen waaronder een Explosives and Ordinance Disposal eenheid, een netwerk van twintig Liaison and Observation Teams16 en enkele HUMINT-teams. De Liaison and Observation Teams en HUMINT-teams dienen als inlichtingen- en waarschuwingssysteem voor EUFOR Althea. Op basis van deze inlichtingen kan de operatie de veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina monitoren.

Deelnemende landen

In totaal nemen 21 landen deel aan EUFOR Althea, waarvan 16 EU-lidstaten: Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje en Tsjechië. Naast de EU-lidstaten leveren ook Albanië, Chili, Noord-Macedonië, Turkije en Zwitserland een bijdrage aan EUFOR Althea. De Oostenrijkse generaal-majoor Habermeyer is sinds 18 januari 2023 Force Commander van EUFOR Althea.

EUFOR Althea is een goed gevulde operatie in termen van personeel en overige capaciteiten. De bijdrage die EUFOR Althea levert aan de veiligheid en stabiliteit in Bosnië en Herzegovina wordt door autoriteiten en de bevolking van Bosnië en Herzegovina gewaardeerd.

Invloed van Nederland op de operatie

Onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlands beleid en veiligheid oefent het Politiek en Veiligheidscomité (Political and Security Committee – PSC), waarvan alle lidstaten deel uitmaken, de politieke controle en de strategische leiding van de gemeenschappelijke veiligheids- en defensiebeleid missies en -operaties uit. Dit geldt ook voor EUFOR Althea. Door middel van periodieke evaluaties (Strategic Review), beziet het PSC de noodzaak voor heroriënteren, voortzetten of beëindigen van de operatie. De meest recente strategische herziening vond plaats in 2021 en de eerstvolgende zal medio 2023 plaatsvinden. Nederland kan via het PSC meebeslissen over de operatie. Door de bijdrage aan EUFOR Althea wordt de invloed van Nederland verder vergroot. Ook wordt tussen herzieningen in over de operatie gesproken in PSC of tijdens een Raad Buitenlandse Zaken, bijvoorbeeld als er veranderingen in de politieke of veiligheidscontext plaatsvinden, rapportages over de operatie worden gepresenteerd of de lidstaten hiertoe om andere redenen verzoeken. Ook in NAVO-verband wordt geregeld over ontwikkelingen omtrent EUFOR Althea gesproken omdat de operatie gebruik maakt van de Berlijn Plus overeenkomst.17 Gezien EUFOR Althea gebruik maakt van militaire middelen van de NAVO, wordt de NAVO middels briefings op de hoogte gehouden.

Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea

Gronden voor deelname

De voornaamste reden voor Nederland bij te dragen aan EUFOR Althea is het bevorderen van vrede en stabiliteit op de Westelijke Balkan. Het kabinet heeft zich ten doel gesteld dat Nederland zich binnen de EU zal inzetten op intensievere samenwerking met en ondersteuning van landen op de Westelijke Balkan. Dit voornemen heeft door de inval van Rusland in Oekraïne een extra dimensie gekregen. Versterking van de Nederlandse inzet in de Westelijke Balkan past binnen het streven om de groeiende invloed van Rusland in de regio tegen te gaan.

Bovendien heeft Nederland in het kader van een sterk Europees veiligheid- en defensiebeleid de ambitie een evenredige bijdrage te leveren aan civiele en militaire EU-missies en -operaties. Deze inzet in EUFOR Althea draagt daaraan bij. Een Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea is onderdeel van de bredere bijdrage van militaire capaciteiten door EU-lidstaten en enkele derde landen aan het behalen van de operationele doelstellingen van de operatie.

Nationale kaders van de Nederlandse bijdrage

Bovenstaande vormde aanleiding voor het kabinet om te oriënteren op een mogelijke militaire bijdrage aan EUFOR Althea, gericht op de periode tot en met 31 juli 2025. Zoals gemeld draagt Nederland sinds 10 januari 2023 al met vier staffunctionarissen bij aan EUFOR Althea. Deze staffunctionarissen zijn werkzaam op het hoofdkwartier van EUFOR Althea in Sarajevo en zijn werkzaam op het gebied van planning en inlichtingen.

De additionele Nederlandse militaire bijdrage aan EUFOR Althea betreft de inzet van een infanteriecompagnie van het Korps Mariniers (maximaal honderdvijftig militairen) voor de periode oktober 2023 tot oktober 2024 en de inzet van een HUMINT-team (maximaal tien personen) van juni 2023 tot en met 31 juli 2025. De precieze start- en einddatum wordt nader afgestemd met de leiding van EUFOR Althea. Nederland kan gebruik maken van bestaande legering. Wel wordt er een werklocatie voor het HUMINT-team en een nationaal ondersteuningselement opgezet. Ten behoeve van de bouw van deze locaties wordt een genietaakteam ingezet voor circa drie weken in juni 2023 en drie tot vijf weken in september 2023. De werkzaamheden van het genietaakteam vallen buiten de reikwijdte van de artikel 100-procedure.

De infanteriecompagnie maakt onderdeel uit van het multinationaal bataljon. Om de operationele doelen te bereiken heeft het multinationaal bataljon verschillende taken: zorgdragen voor force protection van EUFOR, optreden als Quick Reaction Force, ondersteunen van gecombineerde trainingen met de strijdkrachten van Bosnië en Herzegovina en uitvoeren van Peace Support Operations. Een voorbeeld van deze laatste taak is het uitvoeren van patrouilles door geheel Bosnië en Herzegovina om zichtbaarheid te tonen en af te schrikken. Een tweede voorbeeld is het kunnen uitvoeren van Crowd & Riot Control. Naast Nederland leveren op dit moment Oostenrijk, Hongarije, Turkije, Roemenië en Bulgarije een bijdrage aan het multinationaal bataljon.

Het HUMINT-team wordt aangestuurd door een sectie binnen het hoofdkwartier en heeft als voornaamste taak het dienen als inlichtingen- en waarschuwingssysteem voor EUFOR Althea. Het HUMINT-team wordt met een door Nederland geworven tolk ingezet in heel Bosnië en Herzegovina en werkt samen met lokale bronnen binnen een situational awareness network. In tegenstelling tot de infanteriecompagnie, is het HUMINT-team door Nederland aangeboden aan EUFOR Althea boven de gevraagde capaciteiten. Het HUMINT-team beantwoordt de doorlopende behoefte aan militaire capaciteiten van EUFOR Althea.

De doelstelling van de Nederlandse inzet is om een bijdrage te leveren aan de operatiedoelstellingen van EUFOR Althea.18 De capaciteiten die Nederland inbrengt, sluiten aan bij de behoefte van de operatie. Tevens vergroot de inzet de Nederlandse informatiepositie in de regio.

Operationele haalbaarheid

De bevelstructuur

Het operationele commando van EUFOR Althea bevindt zich bij SHAPE19 (NAVO) op basis van de Berlijn Plus overeenkomst. De operatie wordt in Bosnië en Herzegovina aangestuurd door de Force Commander vanuit het hoofdkwartier op Camp Butmir in Sarajevo. De Nederlandse militairen worden onder operationele controle geplaatst van de Force Commander van EUFOR Althea. De Commandant der Strijdkrachten houdt te allen tijde het uiteindelijke commando.

Het vereiste militaire vermogen en wijze van optreden

De infanteriecompagnie is organiek uitgerust met het benodigde materieel en bewapening om invulling te geven aan de opdrachten en doelstellingen van de operatie en het multinationaal bataljon. Het materiaal wordt door Nederland opgeslagen conform de hiervoor geldende standaarden. Om conform de taakstelling voor langere duur zelfvoorzienend te zijn, wordt de compagnie aangevuld met medische en transportcapaciteit.

De EU heeft voor deze operatie een geweldsinstructie opgesteld die van toepassing is op de Nederlandse eenheden. Deze is voldoende robuust om invulling van de taken van de Nederlandse bijdrage mogelijk te maken.

Klimaat en terreinomstandigheden

Geografische omstandigheden, klimaat en lokale infrastructuur vormen geen onoverkomelijke belemmeringen voor de operationele haalbaarheid van de inzet, ongeacht het jaargetijde.

Genderperspectief

Bij de voorbereiding en uitvoering van de Nederlandse bijdrage wordt expliciet aandacht besteed aan het EU Gender Action Plan III, hetgeen in lijn is met het Defensie Actieplan 132520 dat op 10 december 2020 met Tweede Kamer is gedeeld. Zo wordt er binnen de infanteriecompagnie en het HUMINT-team gestreefd naar onder andere genderdiversiteit en wordt ter voorbereiding op de missie een aanvullende training en instructie gevolgd over gender gerelateerde aspecten relevant voor deze bijdrage.

Geschiktheid en beschikbaarheid krijgsmacht

Personele en materiële gereedheid

Doordat de infanteriecompagnie van het Korps Mariniers als organieke eenheid21 wordt ingezet, worden eventuele negatieve gevolgen voor de operationele gereedheid (personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid) geminimaliseerd. Deze bijdrage heeft een positieve impact op de personele gereedheid. Een internationale inzet is van belang voor het personeel, omdat het bijdraagt aan zingeving van het werk. Voor het kunnen leveren van Crowd & Riot Control wordt een aanvullende opleiding gevolgd.

De HUMINT-bijdrage levert geen beperkingen op voor zowel de generieke als de operationele gereedstelling of toegezegde stand-by verplichtingen. In plaats daarvan verbetert de gereedheid van het HUMINT-team door de inzet, omdat deze bijdrage gelegenheid biedt om aanvullende ervaring op te doen in het eigen vakgebied tijdens een militaire operatie. De inzet draagt daardoor positief bij aan de geoefendheid. De positieve impact op de operationele gereedheid neemt toe tijdens deze meerjarige bijdrage met meerdere teams.

Het HUMINT-team wordt met organieke middelen ingezet en werkt daarnaast met door EUFOR Althea verstrekt materieel. Voor transport en mobiliteit gebruikt het team lokale huurvoertuigen. Er zijn derhalve geen materiële verdringingseffecten voor de operationele gereedheid.

Risico’s

Veiligheidsrisico’s

De dreiging van statelijke actoren tegen de Nederlandse veiligheidsbelangen gaat momenteel uit van staten als Rusland en China. Deze landen zijn geïnteresseerd in de activiteiten en besluitvorming van internationale organisaties, zoals de NAVO en EU en westerse (multilaterale) militaire operaties. Om hier inlichtingen over te vergaren zetten zij zowel cyber als klassieke inlichtingenmiddelen in. Daarnaast moet in acht worden genomen dat de spionagemogelijkheden van Rusland groter zijn in Bosnië en Herzegovina dan in andere Europese landen.

Medische risico’s

Gezondheidszorg naar internationale maatstaven is voornamelijk aanwezig rondom Sarajevo. Bij optreden buiten deze regio dient gepland te worden op medische ondersteuning als mitigerende maatregel. De Nederlandse bijdrage beschikt daarom naast de capaciteiten van EUFOR over eigen additionele medische capaciteiten.

Arbeidsomstandigheden

De luchtkwaliteit in Bosnië en Herzegovina kan minder goed zijn dan in Nederland vanwege bijvoorbeeld het verbranden van afval. Om inzichtelijk te maken in welke mate personeel wordt blootgesteld aan luchtvervuiling wordt luchtmeetapparatuur ingebracht. Op basis van de gegenereerde data kunnen, waar nodig, mitigerende maatregelen worden getroffen.

Risico op burgerslachtoffers

Binnen het mandaat van EUFOR Althea past de gewapende Nederlandse infanteriecompagnie enkel geweld toe ter zelfverdediging en indien de infanteriecompagnie Crowd & Riot Control moet uitvoeren. Het risico op burgerslachtoffers door geweldsaanwending is binnen dit mandaat zeer laag. Defensie minimaliseert de risico’s door de compagnie te trainen op de juiste toepassing van ethiek, de Rules of Engagement en de geweldsinstructie, waarbij de-escalatie en het voorkomen van burgerslachtoffers centraal staan. Desondanks bestaat in geval van zelfverdediging of bij inzet van Crowd & Riot Control het restrisico dat burgers betrokken raken in situaties waar de infanteriecompagnie geweld moet gebruiken. De vier Nederlandse stafofficieren in het EUFOR Althea-hoofdkwartier garanderen een goede informatie- en inlichtingenpositie, onder wie de Senior National Representative die tevens Red Card Holder is. Vanwege de niet-offensieve taakstelling volstaat voor deze inzet communicatie van algemene inzetinformatie voor attributie van burgerslachtoffers door derden via de online «weekoverzichten Defensieoperaties» en de reguliere voortgangsrapportage.

(Na)zorg

Op alle uitgezonden Nederlandse militairen zijn de geldende regelingen van toepassing. Indien noodzakelijk of gewenst, kunnen leden van een sociaal medisch team in het operatiegebied toezien op het welzijn van de militairen. De inzet leidt niet tot een inbreuk op de uitzendbescherming van militairen.

Monitoring, evaluatie en leren van de inzet

Op basis van geleerde lessen van eerdere missiebijdragen22 is een raamwerk ontwikkeld voor de monitoring en evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea. Bij de monitoring wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij reeds bestaande (voortgangs)rapportages en informatiebronnen van Nederland en EUFOR Althea. Hierbij wordt specifiek aandacht besteed aan, indien mogelijk, de mate waarin de Nederlandse bijdrage aansluit bij en bijdraagt aan de operatiedoelstellingen van EUFOR Althea. Daarbij speelt ook de mate waarin EUFOR Althea als geheel goed functioneert en de operatiedoelstellingen behaalt een rol. Hierbij wordt zowel naar kwantitatieve als kwalitatieve meetinstrumenten gekeken. Kwantitatieve indicatoren zijn bij uitstek geschikt om de directe bijdrage (outputs) van de Nederlandse bijdrage te meten, bijvoorbeeld het aantal patrouilles van de compagnie, het aantal inlichtingenberichten of bronnen waarmee is gesproken door het HUMINT-team. Kwalitatieve indicatoren worden voornamelijk gebruikt om de resultaten met betrekking tot de operatiedoelstellingen van de Nederlandse bijdrage te meten (outcomes). Die worden gemeten aan de hand van bestaande verslagen en rapportages. Bij het evalueren van deze outcomes is het cruciale punt oog te hebben voor de complexe relatie tussen de Nederlandse bijdrage en de veiligheid in Bosnië en Herzegovina. De brede veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina wordt immers bepaald door een veelheid van actoren en de bredere, complexe context op de Westelijke Balkan.

De verzamelde informatie uit monitoring en evaluatie zal gebruikt worden om het «organisatieleren» te vergroten. Dit organisatieleren betreft twee delen: het verzamelen van data die zorgen voor eventuele aanpassing van de Nederlandse bijdrage, en het toepassen van geleerde lessen bij toekomstige bijdrages. Deze wijze van monitoring, evaluatie en leren gebeurt naast de parlementaire verplichtingen gekoppeld aan de artikel 100-procedure, zoals de jaarlijkse voortgangsrapportage.

Als de inzet wordt beëindigd volgt een onafhankelijk uitgevoerde eindevaluatie, conform moties Bosman (d.d. 11 februari 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 697) en Kerstens/Van Ojik (d.d. 11 februari 2020, Kamerstuk 27 925, nr. 699).

Financiën

De additionele uitgaven die gemoeid zijn met deze Nederlandse bijdrage aan EUFOR Althea van juni 2023 tot en met 31 juli 2025 worden geraamd op € 17,5 miljoen. De reeds lopende uitgaven voor de vier stafofficieren bedragen circa € 1,5 miljoen. Deze uitgaven komen ten laste van het Budget Internationale Veiligheid.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren


X Noot
1

European Union Force in Bosnia and Herzegovina.

X Noot
2

Zowel de infanteriecompagnie als het HUMINT-team hebben betrekking op de uitzending van militaire eenheden waarvoor de artikel 100-procedure van toepassing is.

X Noot
3

Geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken Defensie 15 november 2022 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 247).

X Noot
4

Een gebied met zelfbestuur onder de soevereiniteit van Bosnië en Herzegovina.

X Noot
5

The General Framework Agreement for Peace in Bosnia and Herzegovina, beter bekend als het Verdrag van Dayton werd ondertekend op 14 december 1995.

X Noot
6

Office of High Representative is een ad hoc internationale instelling opgericht op basis van Annex 10 van het Verdrag van Dayton. Christian Schmidt (uit Duitsland) is sinds 1 augustus 2021 de Hoge Vertegenwoordiger.

X Noot
7

ODIHR is een instelling van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

X Noot
8

Inzet van de Hoge Vertegenwoordiger daarbij was om verbeteringen aan te brengen in de politieke functionaliteit van de Federatie van Bosnië en Herzegovina en uitvoering te geven aan een uitspraak van het Constitutioneel Hof van Bosnië en Herzegovina.

X Noot
9

Kroatische Democratische Unie van Bosnië en Herzegovina (Hrvatska demokratska zajednica Bosne i Herzegovine).

X Noot
10

Alliantie van Onafhankelijke Sociaal-Democraten (Savez nezavisnih socijaldemokrata).

X Noot
11

Bij dit project zullen onder meer medewerkers van het parlement, ombudsman en NGOs getraind worden in capaciteiten die zij in kunnen zetten bij hun werkzaamheden op het gebied van toezicht op de veiligheidssector.

X Noot
12

VN Veiligheidsraad resolutie 1031.

X Noot
13

VN Veiligheidsresolutie 1088.

X Noot
14

Besluit 2004/803/GBVB van de Raad van 25 november 2004 betreffende het starten van de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

X Noot
15

De IRF kan op afroep worden ingezet, terwijl SRF een langere activeringstermijn kent. Daarnaast heeft EUFOR Althea ook nog toegang tot een met KFOR (door de NAVO geleide missie in Kosovo) gedeelde Tactische Reserve.

X Noot
16

Een LOT bestaat standaard uit 6–8 geüniformeerde leden die in nauwe samenwerking met de lokale bevolking, autoriteiten en internationale organisaties informatie omtrent patterns of life en andere aspecten voor de informatiebehoefte van de Force Commander van EUFOR Althea genereert.

X Noot
17

De Berlijn Plus overeenkomst tussen de EU en de NAVO maakt het mogelijk om voor een militaire EU- operatie gebruik te maken van militaire middelen van de NAVO (zoals bijvoorbeeld het hoofdkwartier).

X Noot
18

De strategische doelstelling van EUFOR Althea is het bijdragen aan een Safe and Secure Environment in Bosnië en Herzegovina.

X Noot
19

Supreme Headquarters Allied Powers Europe.

X Noot
20

In dit actieplan is uiteengezet hoe de krijgsmacht de komende jaren nog meer genderbewust wordt gemaakt.

X Noot
21

Organieke eenheid betekent de standaard inrichting van de eenheid.

X Noot
22

Het betreft recente evaluaties over de Nederlandse bijdrage aan MINUSMA en EMASoH, alsook lessen voortvloeiend uit de in 2021 beëindigde inzet in Afghanistan.

Naar boven