Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36382 nr. H |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36382 nr. H |
Vastgesteld 22 juli 2025
De vaste commissie voor Digitalisering2 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Herstel Groningen, Koninkrijksrelaties en Digitalisering over de uitvoering van motie-Fiers c.s. in de Verzamelbrief digitalisering van 7 juli 2025 heeft de Staatssecretaris onder meer op deze vragen gereageerd. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 13 november 2024.
• De antwoordbrief van 7 juli 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Digitalisering, Van Dooren
Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Den Haag, 13 november 2024
De vaste commissie voor Digitalisering (DIGI) heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 10 september 2024 met daarin uw reactie3 op de vragen en opmerkingen van de commissie over de implementatie van de drie onderdelen van de motie-Fiers (GroenLinks-PvdA) c.s. over diverse voorwaarden voor toetsing bij toekomstige digitaliseringswetgeving door de Eerste Kamer.4 De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, BBB, D66, SP, PvdD, Volt en OPNL gezamenlijk hebben naar aanleiding van uw reactie nog een aantal vervolgvragen.
De leden van de genoemde fracties danken u hartelijk voor uw reactie. Naar aanleiding van uw antwoorden hebben deze leden nog enkele concretiseringsvragen met specifieke aandacht voor de samenhang tussen bestaande en nieuwe digitaliseringswetgeving.
Diverse «digitaliseringswetten» hangen nauw met elkaar samen, maar worden veelal als losstaande wetgevingstrajecten benaderd. De motie-Fiers c.s. is tot stand gekomen op basis van een sterke behoefte van de medeoverheden om deze wetten meer in gezamenlijkheid te benaderen. Dit is essentieel voor een succesvolle en efficiënte implementatie van digitaliseringswetgeving op alle bestuursniveaus. En zo kan er ook slimmer worden omgegaan met de bestaande capaciteit van de verschillende overheidslagen.
Een duidelijk voorbeeld van deze samenhang, aangehaald door de medeoverheden, is de Cyberbeveiligingswet (Cbw). Deze implementatiewet van de NIS2-richtlijn is tezamen met de CER-richtlijn gepresenteerd, die geïmplementeerd wordt in de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke). Beide richtlijnen hebben een sterke samenhang, maar gebruiken andere definities en een ander normenkader. Het verschil in definities wordt voortgezet in beide implementatiewetten, waardoor de uitvoerbaarheid van beide wetten sterk belemmerd wordt. Dit voorbeeld laat ook zien dat er veel uitvoeringskennis nodig is om de samenhang te doorgronden en tijdig oplossingen te vinden voor uitvoeringsvraagstukken. Het is voor de leden van de Eerste Kamer, bij het toetsen van deze wetgeving op uitvoerbaarheid, cruciaal dat die uitvoeringskennis tijdig en gedegen betrokken wordt bij nieuwe wetgeving. Daarom stellen de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, BBB, D66, SP, PvdD, Volt en OPNL gezamenlijk de volgende vraag.
De medeoverheden hebben aangegeven dat een UDO-traject (Uitvoeringstoets Decentrale Overheden) primair gefocust is op de desbetreffende wet en er geen inzicht geboden wordt in de samenhang met bestaande en te verwachten (digitaliserings)wetten uit het Digital Rulebook. Bent u bereid om voortaan in de afzonderlijke UDO-trajecten ook in kaart te brengen of en hoe de betreffende nieuwe Europese wetgeving in lijn is met bestaande nationale (digitaliserings)wetten en andere materiewetten?
De meeste kaders rondom digitalisering komen vanuit de Europese Commissie in een samenhangend pakket (Digital Rulebook) dat de komende periode verder geïmplementeerd zal worden. De erkenning van de UDO in het Beleidskompas, waar u naar verwijst, vinden deze leden een positieve stap. De leden begrijpen dat er grote behoefte is bij de medeoverheden aan een UDO die specifiek gericht is op het gehele Digital Rulebook. Op die manier kan de samenhang en de impact van deze Europese regelgeving op de uitvoering en implementatie in Nederland grondig in beeld worden gebracht. Bent u hiertoe bereid? Zo ja, dan ontvangen de leden graag een toelichting op de wijze waarop u dit proces wilt inrichten, inclusief de rol en betrokkenheid van de medeoverheden. Kunt u tevens toezeggen dat als onderdeel van deze UDO zowel de financiële consequenties voor het Rijk en de medeoverheden als de wijze van bekostiging in kaart worden gebracht? Indien u hiertoe niet bereid bent, ontvangen de leden graag een motivering.
U geeft in uw beantwoording aan dat u voornemens bent om voor elke wet een implementatiestrategie te ontwikkelen. Dat is voor de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, BBB, D66, SP, PvdD, Volt en OPNL gezamenlijk een belangrijke stap voorwaarts. Ook hierover hebben deze leden nog enkele nadere vragen.
Bent u voornemens om bij deze implementatiestrategie het Digital Rulebook als centraal uitgangspunt te nemen? Dat voorkomt volgens deze leden fragmentatie en zorgt ervoor dat de dienstverlening aan inwoners en bedrijven centraal staat. Tevens vermindert het maatschappelijke kosten. Zo ja, dan ontvangen de leden graag een toelichting op de wijze waarop u dit proces wil inrichten, inclusief de rol en betrokkenheid van de medeoverheden. Zo nee, dan ontvangen de leden graag een motivering.
Bent u bereid om in het implementatiepad expliciet rekening te houden met de volgende vier lagen van implementatie?
1. De vertaling van Europese wetgeving naar het Nederlandse kader en de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen landen, gebaseerd op stelselverantwoordelijkheid;
2. de vertaling van wetgeving naar de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI);
3. de aansluiting van medeoverheden op de bestaande infrastructuur;
4. de implementatiestrategie die betrekking heeft op het toepassen van het nieuwe kader (wetgeving, standaarden en voorzieningen) in de dagelijkse uitvoering van medeoverheden.
Zo ja, dan ontvangen de leden graag een toelichting op de wijze waarop u dit proces wil inrichten, inclusief de rol en betrokkenheid van de medeoverheden. Zo nee, dan ontvangen de leden graag een motivering.
De leden van de vaste commissie voor Digitalisering zien uw reactie – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
Voorzitter van de vaste commissie voor commissie voor Digitalisering, G.V.M. Veldhoen
Herstel Groningen, Koninkrijksrelaties en Digitalisering
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2025
Met deze brief voorzie ik uw Kamer van antwoorden op vervolgvragen over de uitvoering van motie Fiers c.s., en ga ik in op een aantal toezeggingen welke nog openstaan aan uw Kamer. Ook stuur ik, op verzoek van de Kamer, het onderzoek naar de toekomstscenario’s van de identiteitskaart op de Openbare Lichamen. Deze onderwerpen vallen onder het hoofdthema «Digitale Overheid» en vallen vervolgens uiteen in «Digitale wet- en regelgeving» en «Open data, openbaarheid van bestuur en informatiehuishouding» en «(Digitale) Identiteit en Basisregistratie Personen».
Op 10 september 2024 is per brief gereageerd op de verzoeken uit de motie Fiers c.s. over de toetsing bij toekomstige digitaliseringswetgeving door de Eerste Kamer.6 Op 13 november 2024 heeft uw Kamer hier een drietal vervolgvragen over gesteld.
Allereerst de vraag om in de afzonderlijke Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO) trajecten ook in kaart te brengen of en hoe de betreffende nieuwe Europese wetgeving in lijn is met bestaande nationale (digitaliserings-)wetten en andere materiewetten. Zoals ik uw Kamer eerder schreef erken ik het nut en de noodzaak van een integrale blik op de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van digitaliseringswetgeving. Daarbij heb ik ook aangegeven en uitgebreider toegelicht hoe bestaande instrumenten als het beleidskompas en de Aanwijzingen voor de regelgeving (in bijzonder de aanwijzingen die zien op de memorie van toelichting) hierin voorzien. Daarin wordt bijvoorbeeld al verplicht om bij de implementatie in de memorie van toelichting in te gaan op de verenigbaarheid met hoger recht en de verhouding tot andere regelingen. Daarbij komt dat het uitvoeren van UDO’s ook wettelijk verankerd is. Naar mijn oordeel wordt hiermee uitvoering gegeven aan de vraag van uw Kamer.
Ten tweede vraagt uw Kamer of ik bereid ben een UDO uit te voeren op het gehele Digital Rulebook. Ten derde – en verbonden met het tweede punt – vraagt u mij om in de reeds voorgenomen implementatiestrategie per wetgevingstraject het Digital Rulebook als uitgangspunt te nemen.
Op 4 juli jl. heb ik samen met de medeoverheden en publieke dienstverleners de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS) gelanceerd; de eerste strategie van één digitale overheid. In het proces van totstandkoming van de NDS is er gezamenlijk geïdentificeerd welke prioriteiten op het gebied van digitalisering we samen op gaan pakken.7 In dat proces is ook de in onderhavige motie en opvolgende brief gesignaleerde problematiek naar voren gekomen. Wij hebben dan ook besloten om hier gezamenlijk, als één overheid, in op te trekken.
Met deze versterkte samenwerking tussen de medeoverheden op het gebied van de versimpeling en implementatie van Europese digitale wetgeving pakken we de aan onderhavige motie ten grondslag liggende problematiek aan (in bijzonder wat in vragen 2 en 3 aan de orde komt). Daarbij wordt voortgebouwd op de praktijkvoorbeelden die in de afgelopen maanden door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn ontwikkeld in het integraal analyseren van de impact van digitaliseringswetgeving en het implementeren daarvan op de dienstverlening aan burgers en ondernemers door provincies, waterschappen en gemeenten.
Daarnaast noem ik graag nog de recente ambities van de Europese Commissie inzake het versimpelen van het digitale wetgevingspakket. De Europese Commissie heeft namelijk aangekondigd in het derde kwartaal een voorstel voor simplificatie, genaamd «Digital Package», te publiceren. Zoals gebruikelijk, wordt uw Kamer over dit voorstel geïnformeerd middels een Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC)-fiche.
Uw Kamer is toegezegd dat uitdrukkelijk wordt aangegeven op grond waarvan bepaalde Nederlandse inlogmiddelen worden goedgekeurd. Waarbij ook aangegeven is op basis van welke criteria dat is gedaan. Dit is besproken tijdens de parlementaire behandeling van de Wet digitale overheid (Wdo). Met onderstaande informatie en verwijzingen beschouw ik de toezegging als afgedaan. De uitvoeringsregelgeving waarin de eisen aan inlogmiddelen zijn opgenomen is inmiddels gepubliceerd. Het gaat om het Besluit identificatiemiddelen natuurlijke personen Wdo9, het Besluit bedrijfs- en organisatiemiddel Wdo10 en de Ministeriële regeling nadere eisen identificatiemiddelen, authenticatiediensten en machtigingsdiensten Wdo11. Deze regelgeving treedt in werking zodra de randvoorwaardelijke technische voorzieningen en processen gereed zijn.
Ik heb u toegezegd in gesprek te gaan met het IPO, VNG en UvW om afspraken te maken over een inspanningsverplichting om bij extern uitgezet onderzoek de onderzoeksgegevens voor hergebruik beschikbaar te stellen. In 2024 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in samenwerking met andere overheden een handleiding herziene Wet hergebruik van overheidsinformatie opgeleverd.13 Deze handleiding geeft algemene informatie over het hergebruik van overheidsinformatie, legt het wettelijk kader uit en geeft gedetailleerde toelichting op diverse aspecten zoals hoe om te gaan met onderzoeksgegevens. In 2025 gaat deze werkgroep aan de slag met het verder uitwerken van deze handleiding. Hierin wordt ook de inspanningsverplichting om bij extern uitgezet onderzoek de onderzoeksgegevens voor hergebruik beschikbaar te stellen verder uitgewerkt. Indien nodig kan het Bestuurlijk Overleg Digitalisering worden benut om hier nog aanvullende bestuurlijke afspraken over te maken. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
Ik heb uw Kamer toegezegd in gesprek te gaan met Invest-NL over investeringen die Nederlandse mkb’s, start-ups en andere bedrijven zullen ondersteunen in het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen, zodat zij kunnen concurreren met niet-Europese big tech ondernemingen. Dit relateert aan het beter gebruik van open data. Op 8 januari 2025 is er op ambtelijk niveau gesproken met Invest-NL. In dit gesprek is gezamenlijk geconcludeerd dat een bezoek aan Invest-NL geen toegevoegde waarde heeft. Invest-NL investeert niet in startups en MKB die zich richten op (open) data. Een bezoek aan Invest-NL heeft daarom geen toegevoegde waarde. Hiermee beschouw ik deze toezegging als afgedaan.
Uw Kamer is toegezegd om geïnformeerd te worden over de wijze waarop de primaire toegang van maatschappelijke organisaties tot openbare registers met persoonsgegevens via een algemene maatregel van bestuur (AMvB) geregeld zal worden. Er zijn hiertoe verschillende opties verkend, inclusief de optie om per AMvB het hergebruik van openbare registers met persoonsgegevens generiek te regelen. Hieruit is gebleken dat het regelen per AMvB mogelijk is, maar als laatste middel gezien dient te worden. Het opstellen van een dergelijk AMvB valt onder mijn verantwoordelijkheid, maar de openbare registers zelf vallen onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende bewindspersonen. Verder geldt dat een generieke AMvB nadelige effecten kan hebben voor de bescherming van persoonsgegevens in deze openbare registers, omdat elk register zijn eigen complexiteit en risico’s kennen. Ik heb er daarom voor gekozen om voor een aantal van deze openbare registers een datadialoog tussen de registerhouders en de hergebruikers te organiseren. Deze datadialogen hebben als doel om per register concreet handelingsperspectief te creëren dat enerzijds de bescherming van persoonsgegevens respecteert, anderzijds in de wens van openbaarheid en maatschappelijk hergebruik voorziet. Ik zal uw Kamer voor het eind van dit jaar informeren over de uitkomsten van de datadialogen en de vervolgstappen.
Op verzoek van uw Kamer stuur ik u het onderzoek dat is uitgevoerd naar de toekomstscenario’s rondom de identiteitskaart op de openbare lichamen. U vindt de gehele rapportage in bijlage 2. Een samenvatting van de rapportage in het Papiaments, Engels en Nederlands vindt u in bijlage 3. Op korte termijn ben ik niet voornemens om ingrijpende wijzigingen aan te brengen in de ID-kaart BES.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, – Herstel Groningen, Koninkrijksrelaties en Digitalisering, E. van Marum
Samenstelling:
Van Gasteren (BBB) (ondervoorzitter), Goossen (BBB), Oplaat (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Van der Linden (VVD), Van de Sanden (VVD), Prins (CDA), Belhirch (D66), Dittrich (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Janssen (SP), Talsma (ChristenUnie), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Kemperman (Fractie-Kemperman)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36382-H.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.