36 382 Wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2019/1024/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie Open data richtlijn)

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 september 2024

De commissie Digitalisering1 heeft op 10 juli 2024 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in verband met het grote belang van het adequaat kunnen toetsen van digitaliseringswetgeving op uitvoerbaarheid.

De Staatssecretaris heeft op 10 september 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Digitalisering, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR DIGITALISERING

Aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 10 juli 2024

Vooruitlopend op een persoonlijke kennismaking ontvangt u hierbij een brief van de commissie Digitalisering in verband met het grote belang van het adequaat kunnen toetsen van digitaliseringswetgeving op uitvoerbaarheid.

Op 4 juni 2024 vond – in aanwezigheid van uw ambtsvoorganger – de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet implementatie Open data richtlijn plaats. Tijdens het debat is de motie-Fiers (GroenLinks-PvdA) c.s. over diverse voorwaarden voor toetsing bij toekomstige digitaliseringswetgeving door de Eerste Kamer ingediend.2 Met het oog op de grote hoeveelheid digitaliseringswetten en -richtlijnen die de komende jaren bij Nederlandse overheidsorganisaties geïmplementeerd moeten worden, is het van belang dat er bij de behandeling van digitaliseringswetgeving een duidelijk inzicht bestaat in de samenhang met bestaande en toekomstige wetten, evenals in de (decentrale) uitvoerbaarheid daarvan. In dit licht verzoekt de motie, die op 11 juni 2024 met brede steun van de Kamer is aangenomen, de regering:

  • 1. bij de toekomstige wetsbehandeling van digitaliseringswetgeving (zowel nationale wetgeving als implementatiewetgeving van de Europese richtlijnen) inzicht te bieden in de samenhang van het voorliggende wetsvoorstel met bestaande en te verwachten digitaliseringswetten, zodat de Kamer een wetsvoorstel in de juridische context kan beoordelen;

  • 2. bij toekomstige voorstellen voor digitaliseringswetgeving altijd vooraf een Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO) te laten uitvoeren, waarbij de samenhang met bestaande en te verwachten digitaliseringswetgeving wordt meegenomen en getoetst op uitvoerbaarheid, waarmee rekening wordt gehouden met juridische, organisatorische en technische implicaties, zodat de Kamer deze kan betrekken bij de beoordeling van voorstellen van digitaliseringswetgeving;

  • 3. bij voorstellen voor toekomstige digitaliseringswetgeving een helder, met de medeoverheden afgestemd, implementatiepad aan te geven (onder andere AMvB’s, KB’s), met een haalbare implementatietermijn en met inschatting van de kosten voor invoering, zodat de Kamer dit kan betrekken bij de beoordeling om te komen tot zorgvuldige implementatie volgens de bedoeling van de wet.

De vaste commissie voor Digitalisering wil graag kenbaar maken dat zij eraan hecht dat de motie voortvarend uitgevoerd zal worden. De commissie acht dit noodzakelijk voor een adequate toets op de uitvoerbaarheid van digitaliseringswetgeving. Dit geldt ook ten aanzien van wetsvoorstellen die momenteel aanhangig zijn bij de Tweede Kamer en die op afzienbare termijn in behandeling zullen worden genomen in de Eerste Kamer.

Graag verneemt de commissie, bij voorkeur voor het einde van het zomerreces, hoe en op welke termijn de drie onderdelen van deze motie geïmplementeerd kunnen worden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Digitalisering, G.V.M. Veldhoen

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2024

Op 11 juni 2024 heeft uw Kamer in het kader van de behandeling van de Wet implementatie Open data richtlijn de motie 36 382, nr. D van het lid Fiers c.s. aangenomen. In die motie wordt verzocht om bij toekomstige wetsbehandeling van digitaliseringswetgeving: 1) inzicht te bieden in de samenhang van het voorliggende wetsvoorstel met bestaande en te verwachten digitaliseringswetten; 2) altijd vooraf een Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO) te laten uitvoeren, waarbij de samenhang met bestaande en te verwachten digitaliseringswetgeving wordt meegenomen en getoetst op uitvoerbaarheid; en 3) bij deze digitaliseringswetgeving een helder, met de medeoverheden afgestemd, implementatiepad vast te stellen, met een haalbare implementatietermijn en met inschatting van de kosten voor invoering, zodat de Kamer deze informatie kan betrekken bij de beoordeling om te komen tot zorgvuldige implementatie volgens bedoeling van de wet.

Bij brief van 10 juli 20243 heeft uw Kamer via een commissiebrief aan mij kenbaar gemaakt te hechten aan voortvarende uitvoering van de motie met het oog op een adequate toets op de uitvoerbaarheid van digitaliseringswetgeving. In deze brief ga ik nader in op de uitvoering van de motie.

Integrale benadering

Met uw Kamer erken ik het nut en de noodzaak van een integrale blik op de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van digitaliseringswetgeving. Het is van belang dat er een duidelijk inzicht bestaat in de samenhang met bestaande en toekomstige wetgeving, evenals in de (decentrale) uitvoerbaarheid daarvan, en mede in het licht van de parlementaire controle hierop. Tegelijkertijd onderschrijf ik wat mijn ambtsvoorganger bij de beoordeling van deze motie aan uw Kamer heeft aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de wet op 11 juli van dit jaar. Met de huidige manier van werken, de bestaande afspraken en de beschikbare beleidsinstrumenten voor het ontwikkelen, implementeren en evalueren van (digitaliserings)wetgeving, wordt reeds een zorgvuldige invulling gegeven aan hetgeen in deze motie door uw Kamer wordt verzocht. Graag licht ik dit hieronder nader toe.

Beleidskompas

Een belangrijk instrument bij de voorbereiding van nieuw beleid en wetgeving is het Beleidskompas.4 Het Beleidskompas biedt een structuur met vijf stappen voor de totstandkoming van beleid en wetgeving, waaronder een aantal verplichte kwaliteitseisen. Het kabinet heeft in 2022 besloten dat het Beleidskompas verplicht wordt toegepast bij de voorbereiding van nieuw beleid en regelgeving.5 Dat gold overigens ook reeds voor de voorganger van het Beleidskompas, het Integraal afwegingskader voor beleid en regelgeving. Momenteel werken de verschillende departementen gezamenlijk aan borging en organisatorische inbedding van het Beleidskompas. Vanuit mijn coördinerende rol terzake van digitalisering draag ik graag hieraan bij, in het bijzonder in het kader van de totstandkoming van digitaliseringwetgeving.

Aanwijzingen voor de regelgeving

Eén van de verplichte kwaliteitseisen uit het Beleidskompas betreft de toepassing van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar). De Ar stellen onder meer verschillende eisen aan de inhoud van een memorie van toelichting en de punten die daarin aan de orde dienen te komen, zoals de samenhang van de regeling met andere wetgeving, de uitvoeringsaspecten, de lasten voor de overheid en de inwerkingtreding (Ar 4.43). Ook dienen in de memorie van toelichting de gevolgen van een wetsvoorstel voor decentrale overheden te worden uiteengezet (Ar. 7.6). Indien het wetsvoorstel leidt tot financiële gevolgen voor decentrale overheden, dient dit te worden aangegeven in een afzonderlijk onderdeel van de memorie van toelichting. Tevens dient te worden aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen kunnen worden opgevangen (Ar. 4.46).

Schrijfwijzer memorie van toelichting

Een belangrijk hulpmiddel bij de het opstellen van een memorie van toelichting is de Schrijfwijzer memorie van toelichting. In deze schrijfwijzer wordt verwezen naar relevante informatie in andere instrumenten, zoals het Beleidskompas en de Ar. De schrijfwijzer bevat onder meer een overzicht van een logische opzet (bouwstenen) waarin de inhoudelijke eisen waaraan een memorie van toelichting in ieder geval moet voldoen aan bod komen, onder verwijzing naar de hierop betrekking hebbende onderdelen van het Beleidskompas en de Ar. Als bouwstenen noemt de schrijfwijzer onder meer: verhouding tot hoger recht, verhouding tot nationale regelgeving, gevolgen, uitvoering, toezicht en handhaving, financiële gevolgen en inwerkingtreding.

Uitvoering van de motie

Ten aanzien van het eerste onderdeel van de motie, het bieden van inzicht in de samenhang met bestaande en te verwachten digitaliseringswetten, merk ik op dat de verenigbaarheid met hoger recht en de verhouding tot andere regelingen reeds verplichte onderdelen zijn bij de verantwoording van een wetsvoorstel in de memorie van toelichting (Ar 4.43, onder g). In het geval van de implementatie Open data richtlijn is in de memorie van toelichting uitgebreid ingegaan op de samenhang van het wetsvoorstel met onder andere de Wet open overheid, de Datagovernanceverordening, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Archiefwet. De memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet datagovernanceverordening6, (aanhangig bij de Tweede Kamer) bevat een vergelijkbare uiteenzetting. Hierin wordt ingegaan op de samenhang met onder meer de AVG, de Wet hergebruik van overheidsinformatie, de Databankenrichtlijn, de Digitalemarktenverordening, Digitaledienstenverordening, Artificiële intelligentie verordening en Dataverordening.

Met betrekking tot het tweede deel van de motie, het vooraf laten uitvoeren van UDO’s, wijs ik erop dat dit reeds een verplichte kwaliteitseis is bij de voorbereiding van wetgeving met gevolgen voor decentrale overheden.

Sinds 2023 is de UDO opgenomen in het Beleidskompas als een verplicht instrument dat het proces om als Rijk en medeoverheden samen op te trekken bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsvoornemens faciliteert. Doel van deze uitvoeringstoets is het in beeld brengen van de gevolgen voor onder meer de inrichting, werking en financiering van nieuwe beleidsvoornemens voor decentrale overheden. De resultaten van de UDO worden verwerkt in de uitvoeringsparagraaf van de memorie van toelichting7. UDO’s en onderliggende onderzoeken worden openbaar gemaakt op het moment dat een wetsvoorstel in consultatie gaat. De reactie van de koepels VNG, IPO en UvW in het kader van de formele consultatie wordt als bijlage bij een wetsvoorstel aan het parlement gezonden8.

Tot slot ga ik in op onderdeel 3 van de motie met betrekking tot het opstellen van een implementatiepad en tijdslijn. Voor elke wet wordt voorafgaand aan de implementatie een implementatieplan vastgesteld. Deze worden onder andere voorzien van een implementatietermijn en datum, deze bieden inzicht in de wijze van implementatie, de omvang van de lasten en kosten. Overigens wordt de implementatietermijn bij de uitvoering van EU-regelgeving hoofdzakelijk bepaald door de deadlines die in de betreffende EU-richtlijn of -verordening zijn gegeven en kan de regering daar niet zonder consequenties vanaf wijken.

Het implementatieplan wordt betrokken in de UDO en wordt op die manier ook met decentrale overheden afgestemd. De uitkomsten daarvan worden vervolgens, net als de andere onderdelen van de UDO, verwerkt in de uitvoeringsparagraaf van de memorie van toelichting, zodat beide Kamers dit kunnen betrekken bij hun beoordeling van de wet. Om de samenwerking met medeoverheden op het gebied van digitalisering nog verder te intensiveren, ben ik voornemens om een regulier bestuurlijk digitaliseringsoverleg in te voeren met de koepels van de medeoverheden.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Digitalisering en Koninkrijksrelaties, F.Z. Szabó


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Van Gasteren (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Goossen (BBB), Fiers (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Prins (CDA), Belhirch (D66), Dittrich (D66), Van Hattem (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS)

X Noot
2

Kamerstukken I 2023/24, 36 382, nr. D.

X Noot
4

zie www.beleidskompas.nl.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 VI, nr. 10.

Naar boven