36 382 Wijziging van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en enkele andere wetten in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2019/1024/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (Wet implementatie Open data richtlijn)

D MOTIE VAN HET LID FIERS C.S.

Voorgesteld 4 juni 2024

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat:

  • met het voorliggende Wetsvoorstel implementatie Open Data richtlijn de Europese Open Datarichtlijn in Nederland wordt geïmplementeerd;

  • de Europese Commissie naast deze Opendatarichtlijn in het «Digital Rulebook» nog twaalf andere digitaliseringsrichtlijnen heeft uitgevaardigd die allemaal tussen nu en 2026 geïmplementeerd moeten worden bij Nederlandse overheidsorganisaties;

  • de komende jaren tegelijkertijd ook meerdere Nederlandse digitaliseringswetten, zoals de Wet open overheid en de Wet digitale overheid, moeten worden geïmplementeerd bij Nederlandse overheidsorganisaties;

  • uit een deskundigenbijeenkomst op 21 mei 2024 in de commissie Digitalisering van de Eerste Kamer bleek dat hiermee de uitvoeringslast van digitaliseringswetgeving bij medeoverheden (provincies, gemeenten en waterschappen) hoog is;

  • de Kamer bij wetsbehandeling van afzonderlijke digitaliseringswetgeving onvoldoende inzicht heeft in de samenhang van voorliggende wetsvoorstellen met andere digitaliseringswetten, en in de uitvoerbaarheid van digitaliseringswetgeving;

  • de Raad van State in de publicatie «Digitalisering in wetgeving en bestuursrechtspraak» zes aanbevelingen heeft gedaan voor opstellen en uitvoeren van wetten en regels met een digitaliseringsaspect, die de kwaliteit van wetgeving kunnen verbeteren en van waarde kunnen zijn bij de toetsing van digitaliseringswetgeving;

verzoekt de Staatssecretaris voor Digitalisering en Koninkrijksrelaties:

  • 1. bij de toekomstige wetsbehandeling van digitaliseringswetgeving (zowel nationale wetgeving als implementatiewetgeving van de Europese richtlijnen) inzicht te bieden in de samenhang van het voorliggende wetsvoorstel met bestaande en te verwachten digitaliseringswetten, zodat de Kamer een wetsvoorstel in de juridische context kan beoordelen;

  • 2. bij toekomstige voorstellen voor digitaliseringswetgeving altijd vooraf een Uitvoeringstoets Decentrale Overheden (UDO) te laten uitvoeren, waarbij de samenhang met bestaande en te verwachten digitaliseringswetgeving wordt meegenomen en getoetst op uitvoerbaarheid, waarmee rekening wordt gehouden met juridische, organisatorische en technische implicaties, zodat de Kamer deze kan betrekken bij de beoordeling van voorstellen van digitaliseringswetgeving;

  • 3. bij voorstellen voor toekomstige digitaliseringswetgeving een helder, met de medeoverheden afgestemd, implementatiepad aan te geven (onder andere AMvB's, KB's), met een haalbare implementatietermijn en met inschatting van de kosten voor invoering, zodat de Kamer dit kan betrekken bij de beoordeling om te komen tot zorgvuldige implementatie volgens de bedoeling van de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

Fiers

Janssen

Belhirch

Van der Goot

Koffeman

Hartog

De Vries

Huizinga-Heringa

Van Gasteren

Naar boven