36 200 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023

Nr. 195 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 22 december 2022

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 1 december 2022 vervolgoverleg gevoerd met mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2023 (Kamerstuk 36 200 XVI);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 4 juli 2022 inzake tweede internationaal statement naar Rusland en Belarus op sportgebied (Kamerstukken 30 234 en 36 045, nr. 305);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 20 september 2022 inzake werkprogramma 2021–2024 «Sport in het systeem» van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) (Kamerstuk 30 234, nr. 323);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 4 oktober 2022 inzake European Paralympic Championships 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 326);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 4 oktober 2022 inzake beleidsreactie op het beweegadvies voor kinderen tot en met vier jaar van de Gezondheidsraad (Kamerstuk 32 793, nr. 638);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 27 september 2022 inzake stand van zaken uitvoering van de gewijzigde motie van het lid Mohandis c.s. over het ondersteunen van sportverenigingen en sportaccommodaties die door stijgende energielasten in de problemen komen (Kamerstuk 30 234, nr. 321) (Kamerstuk 30 234, nr. 324);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 11 november 2022 inzake regeringsafvaardiging WK voetbal in Qatar (Kamerstuk 32 735, nr. 361);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 18 november 2022 inzake stand van zaken beweegbeleid (Kamerstukken 30 234 en 32 793, nr. 328);

  • de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 21 november 2022 inzake sportstelsel en sportbeleid vanaf 2023 (Kamerstuk 30 234, nr. 329).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Smals

De griffier van de commissie, Esmeijer

Voorzitter: Rudmer Heerema

Griffier: Heller

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Rudmer Heerema, Van der Laan, Maeijer, Mohandis, Van Nispen en Westerveld,

en mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport.

Aanvang 10.00 uur.

De voorzitter:

Dames en heren, welkom bij de voortzetting van dit wetgevingsoverleg over de begroting Sport. Afgelopen maandag is het niet gelukt om het wetgevingsoverleg af te ronden. Dat betekent dat we vandaag twee uur de tijd hebben om het wetgevingsoverleg af te ronden. De Minister heeft de beantwoording in eerste termijn gedaan. We hebben geconstateerd dat er nog een aantal vragen openstaat. Het lijkt me verstandig dat de Minister deze eerst gaat beantwoorden, in plaats van dat iedereen deze vragen in tweede termijn gaat herhalen. Het is natuurlijk mogelijk voor de Kamer om hierover vragen te stellen. Maar ik wijs u erop dat we twee uur hebben. Dat betekent dat ik u strak ga houden. We proberen om in ieder geval het restant van de eerste termijn in een uur af te ronden, zodat we een uur de tijd hebben voor een tweede termijn met moties. Ik hoop dat u deze koers kan volgen. Hoe eerder we kunnen beginnen aan een tweede termijn, hoe uitgebreider die kan zijn. Ik denk dat collega Westerveld wellicht nog iets later binnenkomt. Voor de rest zitten we met exact dezelfde partijen als afgelopen maandag. Andere partijen hadden ook nog aan mogen schuiven, maar dat is niet het geval. Meneer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Heel kort. Mede namens collega Westerveld heb ik moties liggen, dus dan weet u dat we die proberen samen te pakken.

De voorzitter:

We zijn eraan gewend dat de Partij van de Arbeid en GroenLinks elkaar met enige regelmaat vinden. We gaan naar het restant van de beantwoording van de Minister in eerste termijn. Minister, gaat uw gang.

Minister Helder:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met dankzeggen dat we vandaag het debat kunnen voortzetten. Ik vond het maandagavond erg ongemakkelijk hoe we het debat hebben afgesloten en dat ik het moest verlaten. Ik snap het ongemak en de irritatie die dit opriep. Ik vond het zelf ook heel vervelend. Ik had het van tevoren wel aangekondigd, maar ik kon echt niet later vertrekken, want ik had in Qatar een heel gespreksschema staan, en ik had uiteraard ook afspraken over het vluchtschema.

Als u mij toestaat, zal ik heel kort even iets over de gesprekken in Qatar zeggen. Ik heb gesproken met de Qatarese Minister van Arbeid, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van staat voor Buitenlandse Zaken. Ik heb daarnaast ook gesproken met de International Labour Organization, met de FIFA en de KNVB. Ik heb ook rechtstreeks gesproken met een groep arbeidsmigranten. We hebben tijdens deze gesprekken eigenlijk alle onderwerpen waarover we een dialoog wilden aan de orde laten komen, verkennend maar ook open, in een open sfeer, met als doel het verbeteren van de arbeidsomstandigheden van de arbeidsmigranten, niet alleen nu maar ook na het WK.

Ik heb al eerder toegelicht dat het belang van het kabinet breder is dan alleen de situatie van arbeidsmigranten in Qatar. Het gaat ook om de geopolitieke situatie, de energiezekerheid, Afghanistan, Qatar als onderdeel van de Gulf Cooperation Council en de samenwerking met de EU. Ik heb in de gesprekken echt open kunnen spreken over de arbeidshervormingen. Ik heb ook kunnen constateren of die arbeidshervormingen ergens toe leiden. Dat heb ik ook kunnen navragen bij de arbeidsmigranten zelf. Een heel groot deel van de arbeidshervormingen is doorgevoerd. Dat is duidelijk. Maar er is voor de implementatie ook nog wel meer nodig.

Ik heb de OneLove-campagne uiteraard ook uitgebreid besproken. Er is een hele pushback gekomen in Qatar op de hele OneLove-campagne, die veel meer gaat over hoe zij kijken naar hoe wij ons opstellen ten opzichte van deze landen. Maar ik heb de bedoeling van de OneLove-campagne uitgebreid kunnen uitleggen en kunnen aangeven. We hebben daarnaast ook over vrouwenrechten en over gezondheidszorg gesproken.

De gesprekken zijn een onderdeel van de relatie en de samenwerking die het kabinet heeft met Qatar, en ook met de ILO. Ook de ILO, de International Labour Organization, gaf aan dat de arbeidsomstandigheden echt verbeterd zijn en dat er nu hard wordt gewerkt aan echte participatie in de vorm van medezeggenschap.

Ik wil nogmaals aangeven dat ik vierkant achter de campagne OneLove sta. Dat heb ik daar ook uitgebreid uitgedragen. OneLove staat voor gelijkheid en verbinding. De kleuren in het hart staan ook voor trots zijn op wie je bent, op je afkomst, op je kleur, op je identiteit of geaardheid. Ze staan ook voor wederzijds begrip. Ik heb de voorbeelden die ik zelf in Nederland heb gehoord, genoemd, onder anderen van een 14-jarig meisje dat aangaf dat ze, ondanks dat ze hier gewoon geboren is, toch vanwege haar huidskleur gediscrimineerd wordt op het veld. Ook dat soort voorbeelden gaven veel kleur aan het gesprek. Tegelijkertijd was ik namens het kabinet in Qatar, juist omdat we het gesprek willen blijven voeren over die verschillende thema's en onze relatie daarin willen onderhouden. Dat heb ik dus ook gedaan. Die constructieve gesprekken gaan we in de toekomst ook voortzetten.

Ik heb er daarnaast dus voor gekozen om niet de band, maar juist het speldje te dragen, omdat dat mijn normale manier is om de campagne uit te dragen. U kunt ervan op aan dat ik dat echt zeer zichtbaar heb gedragen in het hele complex, niet alleen op het veld maar in het hele complex en bij alle ontmoetingen rondom de wedstrijd, en dat dat ook opgevallen is. Dat heb ik gedaan om alle belangen zo goed mogelijk te dienen.

De voorzitter:

Qatar is afgerond. Dan gaan we naar de heer Van Nispen en daarna naar mevrouw Van der Laan. Graag kort; geef het goede voorbeeld, zou ik zeggen.

De heer Van Nispen (SP):

Deze vragen zijn maandag niet gesteld, want toen ging het over sport. Dit kwam natuurlijk later, maar goed, de Minister begint er nu zelf over. Het bezoek aan Qatar lag natuurlijk onder een vergrootglas. Achteraf gezien is dat maar goed ook, anders was het minuscule statement van de Minister misschien niet eens opgevallen. Dat ging ook nog eens verborgen onder een sjaal waar «never mind» op stond. De Minister wilde het statement klein houden, zo licht ze nu ook toe, ook om de Qatarezen niet voor het hoofd te stoten, terwijl er naast haar wel pontificaal een zichtbaar statement werd gemaakt. Is hier niet sprake van een diplomatieke blunder? Door deskundigen wordt wel gezegd dat de Minister diplomatiek door de benen is gespeeld. Hoe kijkt de Minister hier nou zelf op terug?

Minister Helder:

Ik zit daar echt anders in. Ik heb in tegenstelling tot anderen meerdere gesprekken op hoog niveau gevoerd met de Qatarese autoriteiten, waarin ik OneLove echt aan de orde heb kunnen stellen en heb kunnen uitleggen waar het voor staat. We hebben daar echt in dialoog over kunnen spreken met elkaar. Mijn statement is dus meer dan het uiterlijk vertoon. Ik ben er in de gesprekken echt op ingegaan. We hebben er ook echt het gesprek over kunnen voeren, ook breed, dus niet alleen met de betrokken bewindspersoon van Qatar zelf. Daar zitten ook brede delegaties bij, bijvoorbeeld delegaties van jongere vrouwen die actief zijn in Qatar.

Ik heb ervoor gekozen, uiteraard in goed overleg met Buitenlandse Zaken en de ambassade, om het te houden bij het speldje, maar dat speldje was echt duidelijk genoeg tijdens de wedstrijd. De pushback die u zag, was een pushback die eigenlijk door heel Qatar ... Overigens gebeurde dat niet alleen met Palestijnse banden. Er zijn ook andere uitingen. Die gaan toch meer over het gevoel dat wij daar op bezoek komen en onze westerse waarden opleggen in plaats van dat we in wederzijds gesprek met elkaar spreken. Het was dus niet onvoorzien dat dit gebeurde.

Dan uw opmerking over de sjaal. Ik heb dat al uitgelegd. Ik wilde ook representatief voor de dag komen. Ik ben 64 en met een openvallend jasje moet ik dat een beetje aankleden, om het maar zo te zeggen. Ik heb die sjaal vaker gedragen. Het was me niet eerder opgevallen dat er «never mind» op stond. Ook de mensen in mijn gezelschap was dat op dat moment niet opgevallen. Toen het duidelijk werd, heb ik de sjaal ook ogenblikkelijk af gedaan. U kunt op de andere foto's ook zien dat ik de rest van de avond de sjaal niet meer heb gedragen. Dat was gewoon onhandig.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik had eigenlijk dezelfde vraag ...

De voorzitter:

Sorry, ik zette uw microfoon per abuis uit.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik had eigenlijk dezelfde vraag als de heer Van Nispen. De Minister heeft waarschijnlijk vernomen dat ik het statement teleurstellend vond. Je kunt verschillen van mening over de manier waarop je iets uitdraagt. Maar de Minister gaf aan dat ze daar namens het kabinet was. Om dan een sjaal te dragen met «never mind» erop; dat kan ik dus gewoon niet begrijpen. Dat is een constatering. Daar laat ik het nu dan even bij.

De voorzitter:

Na deze constatering ... Mevrouw Maeijer, kort.

Mevrouw Maeijer (PVV):

U kijkt er erg blij bij dat ik ook een interruptie heb, geachte voorzitter.

We zitten hier nu de eerste tien minuten te praten over sjaals en al dan niet zichtbare speldjes. Ik blijf er toch bij dat de Minister natuurlijk nooit naar die islamitische boevenstaat had moeten gaan. Dat wilde de meerderheid van de Kamer ook niet. Dat gezegd hebbende: laten we nu gaan voetballen en hopen dat Nederland kampioen wordt, en het hier gewoon hebben over het voorkómen van het omvallen van de sportsector en het ervoor zorgen dat mensen geld in de portemonnee hebben om sport überhaupt te kunnen betalen.

De voorzitter:

Dank voor deze bijdrage. Dat is exact de koers die ik ook wil varen. Kan de Minister overgaan tot de beantwoording van de vragen die nog openstaan? Gaat uw gang.

Minister Helder:

Zeker, voorzitter. Een aantal vragen is nog niet beantwoord. Ik begin met de vragen over bijvoorbeeld energie die niet zijn geadresseerd in de brief of in de spreekteksten. Ik heb een hele stapel onbeantwoorde vragen en zal proberen daar snel doorheen te gaan.

Mevrouw Maeijer van de PVV vroeg wanneer de landelijke campagne over waar mensen financiële steun kunnen krijgen, gaat plaatsvinden. Samen met de collega's van SZW, van BZK en van OCW heb ik besproken of er een rijksbrede campagne kan worden ontwikkeld om de zogenaamde snelweg meer zichtbaar te maken. Ik ga dat doen in het kader van het actienetwerk bestaanszekerheid en gezondheid. Het thema «kansengelijkheid» is een thema dat op zich rijksbreed hoog op de agenda staat. We zijn nu met elkaar aan het kijken wat we verder nog nodig hebben om dat duidelijker te maken voor mensen die financiële ondersteuning nodig hebben. In het eerste kwartaal van 2023 kan ik concreet terugkomen op de wijze waarop we dat gaan organiseren.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik dacht dat het er met name om ging hoe we ervoor zorgen dat de gemeenten en verenigingen de weg weten. Er is een stapeling van maatregelen. Dat maakt het complex voor een vereniging. Ik dacht dat we daar ook aandacht voor hadden gevraagd. Hoe gaan we dat op een goede manier doen?

Minister Helder:

In antwoord daarop had ik in het debat al gezegd dat we hebben gekeken naar de evaluatie van de covidregelingen. Daaruit bleek dat de verenigingen de weg wel weten te vinden. Maar we hebben hier aandacht voor en zullen er alles aan doen opdat de verenigingen die weg ook kunnen vinden. We houden de vinger daar echt aan de pols en willen dit goed uitdragen. De regelingen die we nu aan het maken zijn, worden ook samen met de VNG en de VSG opgesteld. Ook daarbij zullen we aandacht hebben voor de uitvoering.

De voorzitter:

Dank u wel. U vervolgt uw betoog.

Minister Helder:

Dan de vraag van mevrouw Maeijer over de zwemles die te duur is. Is de Minister bekend met signalen dat ouders hun kinderen van zwemles halen? Wat doet zij daaraan? Het is mij bekend dat niet iedereen eenvoudig een zwemdiploma kan halen door de hoge kosten. Daarom is er al eerder dit jaar een extra toevoeging gedaan aan het Jeugdfonds Sport & Cultuur van € 500.000, specifiek gericht op gezinnen die zwemles niet kunnen betalen. Daarnaast is het voor gemeenten mogelijk om het bestedingsbudget uit het Sportakkoord te gebruiken voor schoolzwemmen. Daar hebben we maandag ook over gesproken. Dat is natuurlijk vooral bedoeld voor de kinderen die anders niet worden bereikt.

Dan de vraag van mevrouw Maeijer wat het kabinet doet om de sport toegankelijk te houden als er zo veel druk op huishoudens ligt. Ik ga door met de financiële ondersteuning van de bestaande programma's zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur, het Volwassenenfonds Sport & Cultuur, de District Spots en het traject van NL Actief voor mensen met een smalle beurs. Dat is jaarlijks ruim 1,2 miljoen. Al deze programma's ondersteunen mensen financieel om te kunnen sporten en bewegen en zorgen ervoor dat het sportaanbod betaalbaarder wordt. Het Jeugdfonds Sport & Cultuur is ook onderdeel van het netwerk Sam&. Daar zitten programma's in die financieel worden ondersteund door het Ministerie van SZW, dus zo komen ze samen. Ik kan constateren dat er tussen deze partijen een goede en effectieve samenwerking plaatsvindt. Samen met de collega voor Armoedebeleid zal ik mij ervoor inzetten om die samenwerking nog verder te versterken. Ik ga ook nog in gesprek met de initiatiefnemers van SchuldenlabNL en Voorzieningen.nl om bij te dragen aan de snelweg die ik net al noemde en om ervoor te zorgen dat mensen snel passende ondersteuning kunnen vinden. Dat zijn de acties die ik uitzet.

Dan de vraag van mevrouw Maeijer of de Minister de cijfers rond buitenspelen meeneemt in het overleggen over speeltuinen, ook voor de commerciële speeltuinen. Ja, uiteraard. In het debat zei ik al dat de cijfers laten zien dat er inderdaad een grote groep kinderen is die niet of nauwelijks buitenspelen. Ons beleid is in ieder geval gebaseerd op de cijfers die mij daarvoor ter beschikking staan in de door het Mulier Instituut ontwikkelde kennisagenda. Daarmee komen we tot een gefundeerde selectie van factoren waarop ik landelijk en ook lokaal kan sturen en er tevens voor kan zorgen dat het beleid effectief is. We doen dat onder andere door de programma's van de Buitenspeelcoalitie. Daar zitten vier verschillende regio's in. Daar leren we meer over het vergroten van de groep kinderen die buitenspelen. Dat gaan we vervolgens in andere gemeenten uitbreiden. Dat kan ook – dat wil ik nog even benadrukken – een commerciële speeltuin of een speeltuinvereniging zijn. Dat hoeft niet per se alleen gemeentelijk te zijn.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, heeft de heer Van Nispen een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Van mij was er ook nog een vraag blijven liggen. Die sluit hier wel op aan, dus dat antwoord heb ik liever ook nu, namelijk over de beheerderspeeltuinen. Ook die hebben namelijk een enorm probleem met de gestegen energietarieven, bijvoorbeeld als ze een restaurantje, een horecalocatie, een toiletvoorziening of iets in die richting hebben. Die liggen vaak, is ook de ervaring uit de coronacrisis, niet boven op het stapeltje van de gemeenten. Dat verwijt ik de gemeenten niet. Ik vind ook dat de gemeenten te weinig te besteden hebben, maar hoe gaat de Minister voorkomen dat beheerderspeeltuinen verdwijnen? Want de Minister weet ook dat die, als die eenmaal zijn opgeheven, nooit meer zullen terugkomen.

Minister Helder:

Ik heb hier de vraag en het antwoord voor me, want die zitten ook in mijn stapeltje. Het is duidelijk dat ik ook het belang zie van die speeltuinen en de speeltuinverenigingen, dus op landelijk niveau stimuleer ik dat. Op lokaal niveau stimuleer ik sowieso de bevordering van een gezonde en groene leefruimte. Dat doen we samen met BZK. We kijken of we het daarin kunnen meenemen. Dat is niet alleen met BZK, maar ook met IenW en LNV en de gemeenten. De financiële verantwoordelijkheid voor de speeltuinen ligt natuurlijk bij de lokale overheid, omdat daar ook de financiering ligt. Op dit moment is er inderdaad geen aparte regeling waar de speeltuinen aan deel kunnen nemen. Maar binnen de lokale sportakkoorden is er natuurlijk wel financiële ruimte om daarop in te zetten. Dat is aan hen. Ik kom ook terug op de extra plak in het Gemeentefonds die daar eventueel voor gebruikt kan worden. Maar er is geen aparte regeling. Daar heeft u gelijk in.

Voorzitter, dan de vraag van uzelf, meneer Heerema, namelijk wat ik vind van het opzetten van pilots waarin sportverenigingen en scholen elkaar gaan versterken, via de sportbonden. Ben ik bereid om hierover overleg te initiëren met de collega's op Preventie en Onderwijs? Ik onderschrijf dat er mooie kansen liggen binnen het programma School en Omgeving, ofwel de rijke schooldag, om kinderen meer te laten sporten en bewegen, in aansluiting op de schooldag. Uit het overleg begrijp ik ook dat de sportbonden en scholen nog wel zoekende zijn naar de vormgeving van die nieuwe samenwerkingsverbanden. Dit jaar heeft de sportsector een projectleider School en Omgeving aangesteld om de bekendheid van het programma te vergroten en om te kijken wat er nodig is om verdere samenwerking in te vullen. We zullen deze functie van projectleider in 2023 in ieder geval continueren. Ik sta open voor het opzetten van pilots en zal daar samen met de Staatssecretaris, de Minister van Onderwijs en de sportsector zelf nadere invulling aan geven. Ik verwijs daarbij vast naar de Kamerbrief die naar verwachting aan het eind van de week naar de Kamer verstuurd zal worden, ter voorbereiding op het commissiedebat met de Staatssecretaris over leefstijlpreventie op 8 december. Hij zal daar specifiek ook namens ons beiden op dat punt terugkomen.

Dan uw vraag, voorzitter, over welke innovaties ik ga ondersteunen en of er meer financiële ruimte is voor Sportinnovator. U gaf tijdens uw inbreng mooie voorbeelden van innovaties die echt een enorme bijdrage kunnen leveren. Daar ben ik ook van overtuigd. Bij mijn kennismaking met het Topteam Sport en Sportinnovator heb ik aangegeven dat ik de maatschappelijke waarde van sport belangrijk vind. Ik ben met ze in gesprek om in het innovatieprogramma voor de komende vier jaar meer focus te leggen op thema's als kansengelijkheid, toegankelijkheid en kwaliteit. Ik ben er echt van overtuigd dat het innovatieprogramma ook meer daaraan gaat bijdragen. Ik ben blij dat Topteam Sport en Sportinnovator de handschoen voortvarend oppakken. Ter aanvulling: zij krijgen daarvoor ook 4 miljoen per jaar. Er zijn ook nog aanvullende projectbudgetten beschikbaar, bijvoorbeeld 2 miljoen extra om de toegankelijkheid van sport te verbeteren voor mensen met lage inkomens. Dat heb ik al in het overleg met Sportinnovator en het Topteam Sport ingebracht.

Voorzitter. Dan uw vraag: hoe kijkt de Minister aan tegen het verhogen van het stipendium? Wat vindt zij ervan om deelname aan maatschappelijke activiteiten als voorwaarde daaraan te koppelen? Ik heb de Kamer al geïnformeerd over het gesprek met NOC*NSF en de VSG over een gezamenlijke topsportstrategie na 2025. Ik ben het met u eens dat het voorzieningenbeleid, waaronder de stipendiumregeling, aan vernieuwing toe is, maar ik wil niet vooruitlopen op de nieuwe topsportstrategie. Ik kan wel melden dat het stipendium per januari 2023 zal meelopen met de stijging van het minimumloon. Dat is 10,15%. Deze verhoging, in combinatie met een toename van het aantal statussporters de afgelopen twee jaar, zorgt natuurlijk voor een flinke financiële uitdaging, ook voor 2023 en 2024. Maar ik maak me er hard voor om daar financiële dekking voor te vinden.

U vroeg ook nog naar de maatschappelijke return voor topsporters. Ik kan u melden dat een dergelijke inzet al gevraagd wordt in het reglement van het stipendium en dat die door het NOC*NSF ook actief gestimuleerd wordt. Ik zie er geen toegevoegde waarde in om dat verplicht te stellen, omdat het niet ten koste moet gaan van de trainingsprogramma's. Dat maatschappelijk uitdragen moet ook uit mensen zelf komen en moet ook bij iemand passen. Dat was eigenlijk de beantwoording.

Dan had u nog de vraag of jonge talenten kunnen worden opgenomen in de stipendiumregeling. Dat zie ik als een aanmoediging om dat ook mee te nemen in de herziening van het voorzieningenbeleid als onderdeel van die verdere uitwerking. Dat is overigens wel een lastig te definiëren doelgroep, zo blijkt uit gesprekken, maar we staan ervoor om dat verder te definiëren en te markeren. NOC*NSF voert nu een verkenning uit naar de vraag welke voorzieningen nou precies gewenst zijn per fase die de topsporter doorloopt. Die inventarisatie neem ik uiteraard mee voordat ik daar toezeggingen over doe.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een vraag van de heer Mohandis in reactie op mijn vraag.

De heer Mohandis (PvdA):

Nee, voorzitter.

De voorzitter:

O, niet? Oké. Maakt u ’m dan maar even af, Minister.

Minister Helder:

Dan vroeg de heer Heerema: hoe vergoedt u evenementen als ze geld mislopen door het verbod op sportsponsoring? We hebben juist gezegd dat het op 1 januari 2025 moet ingaan om de verenigingen en organisatoren de tijd te geven om zich daarop voor te bereiden. Het is ook goed om te weten dat niet alle evenementen hieruit gefinancierd worden, omdat kansspelaanbieders niet de enige sponsoren zijn. Er is uiteraard ook nog steeds VWS-subsidie voor topsportevenementen beschikbaar voor organisatoren.

Dan kom ik bij de vraag van de heer Mohandis hoe we de buurtsportcoaches nog kunnen inzetten als de clubs wegvallen door te hoge energiekosten, en hoe deze prioritering tot stand is gekomen. De buurtsportcoaches ondersteunen deels de sportclubs en begeleiden mensen naar het sport- en beweegaanbod. Het is goed om te weten dat ongeveer drie op de tien mensen via verenigingen of in clubverband sporten, maar dat zeven op de tien mensen op een andere manier sporten en bewegen. Daar spelen de buurtsportcoaches een belangrijke rol in. Dat geldt natuurlijk met name voor de mensen die we nog niet bereiken met betrekking tot sport. In die samenwerking geven we, samen met gemeenten, al heel veel aan deze regeling.

De organisatie van de buurtsportcoaches draagt natuurlijk in belangrijke mate bij aan de doelstellingen binnen de sportakkoorden, zowel lokaal als nationaal, en ook binnen het hele GALA. Ik ben dus bezig om ervoor te zorgen dat we dat goed kunnen uitvoeren en aan de andere kant de clubs zo goed mogelijk kunnen ondersteunen. Ik heb er ook een brief over gestuurd hoe we dat op dit moment doen en wat de inschatting is op dat punt met betrekking tot het noodfonds. Ik ga ervan uit dat we in staat zijn om de clubs in grote mate overeind te houden en dat we de buurtsportcoaches daardoor dus ook goed kunnen blijven inzetten. Wat mij betreft zijn beide dus nodig. We moeten én de clubs én de buurtsportcoaches overeind houden.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik kom er in mijn tweede termijn nog wel over te spreken dat die 6 miljoen niet toereikend is, zoals we gisteren doorkregen van de Minister. Mijn vraag gaat nu even hierover. U zegt: die buurtsportcoaches blijven belangrijk. Als clubs wel omvallen, kunnen die gelden dan ook worden ingezet voor bijvoorbeeld het stutten van die clubs? Hoe flexibel is dat? Ik wil niet cynisch zijn, en ik ben voor buurtsportcoaches, maar ik denk echt dat we er straks gewoon minder nodig hebben, omdat er minder clubs zijn.

Minister Helder:

Het is nu zo dat veel van de buurtsportcoaches niet binnen de club werkzaam zijn, maar wel vanuit de club werken. Ik heb in reactie op de vraag van de heer Heerema daarover aangegeven dat ik dat heel goed begrijp en ook wel openingen zie om daarnaar te kijken. Dat gebeurt ook in de praktijk, zeker op sportcomplexen. De aanwezigheid en de activiteiten van de buurtsportcoach zijn ook stuttend en steunend voor de verenigingsstructuur. U heeft ook de brief van de VSG gezien. Die heb ik ook vanochtend gesproken. In de teksten van het nog af te spreken GALA en ook in het Nationaal Sportakkoord, hadden we vanuit de buurtsport, de brede combinatieregeling, al meegenomen dat we aandacht willen hebben voor het positieve effect dat de inzet van de buurtsportcoach kan hebben op de verenigingsstructuur. Dus eigenlijk was dat argument daar al in meegenomen. Ik kan het geld niet van de ene regeling naar de andere overhevelen, alleen al omdat die hele Brede Regeling Combinatiefuncties voor een belangrijk deel, voor 60%, door gemeentes wordt gefinancierd. Dus ik ga daar niet alleen over, maar ik had daar in het kader van het Nationaal Sportakkoord, de Brede Regeling Combinatiefuncties en het GALA, dat binnenkort te sluiten is, al met de VNG over gesproken om ervoor te zorgen dat zij het belang van de amateursportclubverenigingen en de sportcomplexen daar in ieder geval al in meeneemt. Dat hebben we ook al in de teksten staan met elkaar, maar ik kan geen budget vrijelijk heen en weer schuiven. Dat gaat niet, dus dat moeten we echt apart bezien.

De voorzitter:

Gaat u verder. Hoeveel heeft u er nog? Kunt u dat ook even zeggen?

Minister Helder:

Even kijken. Ik heb er nog één, twee, drie, vier, vijf te gaan ...

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Minister Helder:

... waarbij ik de inschatting heb gemaakt dat bepaalde vragen die nog niet expliciet beantwoord waren, wel al zijn beantwoord door de brief c.q. de spreekteksten. Dat zou ik dan ook graag aan de leden van deze commissie willen vragen straks.

De heer van Nispen van de SP zei dat de verschillen tussen de verschillende economische achtergronden alleen maar toenemen en vroeg hoe ik de doelgroep en andere domeinen erbij ga betrekken, en hoe ik ga stimuleren dat deze mensen worden bereikt. Het klopt dat de verschillen tussen mensen met verschillende sociaaleconomische achtergronden toenemen. Het doel van ons beleid is om de kansenongelijkheid rijksbreed te verminderen. Ik heb aangegeven bij de vragen van mevrouw Maeijer dat ik er juist op inzet om mensen financieel te ondersteunen om dat tegen te gaan, ook middels het Jeugdfonds Sport & Cultuur, met een laatste toevoeging van € 100.000. Dat geldt ook voor het volwassenenfonds. Samen met de Staatssecretaris Cultuur, mevrouw Uslu, ga ik de financiële ondersteuning van het Jeugdfonds Sport & Cultuur dus ook in 2023 met een bijdrage verhogen, zodat we samen van € 750.000 naar 1 miljoen gaan.

Het meer zichtbaar maken van de regelingen is ontzettend belangrijk, want er zijn heel veel landelijke maar ook lokale financiële regelingen die mensen niet bereiken. Ik heb in de andere vragen net ook aangegeven dat we als kabinet breed op de uitvoeringspraktijk willen letten om ervoor te zorgen dat die regelingen mensen wel bereiken en dat wij daar de goede informatie over verspreiden, niet alleen vanuit de rijksoverheid, maar ook vanuit de lokale overheid. Daar zal ik dus in ieder geval zorg voor hebben. Op die manier kijk ik over meerdere domeinen daarnaar. We hebben in het kabinet ook goed oog voor het feit dat we de mensen ook echt moeten bereiken met die regelingen.

Nog even specifiek over het tegengaan van de gezondheidsachterstanden. Via de brede specifieke uitkering ten behoeve van gezondheid, sport en bewegen leggen wij de verbinding. Ik val een beetje in herhaling – excuus daarvoor, voorzitter. Nogmaals, juist het GALA (Gezond en Actief Leven Akkoord) is gericht op die mensen en op het verminderen van die kansenongelijkheid en het verminderen van die gezondheidsverschillen. Ik zou bijna zeggen: dat is de kern van het GALA. Als laatste ben ik nog voornemens om in 2023 een adviesgroep op te richten met de doelgroep. Hoe die precies gaat heten, weet ik nog niet, maar dat gaan we wel doen.

De heer Heerma vroeg: wilt u een strategie ontwikkelen om sportbonden in het internationale domein te ondersteunen en de Kamer daarover voor het volgende commissiedebat informeren? Ja, dat wil ik. Er worden internationaal belangrijke besluiten genomen die van invloed kunnen zijn op de gehele sport. Het is belangrijk dat we een goede relatie hebben en ook dat daar de goede bestuurders zitten. Ik vond de wijze – dat heb ik zelf kunnen zien en horen – waarop de KNVB nauw samenwerkt met bijvoorbeeld de ambassade in Qatar, een goed voorbeeld van hoe sportbonden ook in het internationale domein door de rijksoverheid kunnen worden ondersteund en kunnen worden versterkt. Ik zal in overleg met Buitenlandse Zaken en de sportsector het gesprek daarover voortzetten om tot een strategie te komen. Ik zal u voor het commissiedebat 2023 daarover informeren.

Dan de vraag of ik wil uitzoeken welke gemeente aan de slag wil met een indoorhal van 4.000 tot 8.000 bezoekers. Die vraag kwam ook aan de orde. Zoals u weet, werken wij aan een strategisch vastgoedplan voor de topsportaccommodaties. Daarbij kijken wij naar de behoefte voor de komende twintig jaar. De inventarisatie is gedaan bij bonden, gemeentes en provincies. Er komen op dit moment 35 topsportaccommodaties in beeld in het kader van het topsportaccommodatiebeleid. In die inventarisatie is geen signaal gebleken dat er behoefte zou zijn aan hallen met grote bezoekerscapaciteit. Die zorgen namelijk ook voor een extra uitdaging als het gaat om de sluitende exploitatie. Ik heb daaruit niet geconstateerd dat zo'n hal noodzakelijk zou zijn voor het binnenhalen van topsportevenementen.

We gaan bij dat topsportaccommodatiebeleid ook kijken naar een duurzaam en efficiënt gebruik van de accommodaties. Natuurlijk kijken we ook naar een goede sluitende businesscase om dat duurzame en efficiënte gebruik te kunnen realiseren. We vinden het belangrijk dat we dat kunnen doen, maar op uw vraag is mijn antwoord dus nee. Ik ken uw wens, maar ik stel op dit moment vast dat er geen behoefte is aan een extra indoorhal.

Voorzitter. Daarmee heb ik, voor zover ik kan beoordelen, alle vragen beantwoord. Ik wil wel graag aan u de vraag stellen of dat ook echt zo is.

De voorzitter:

Gezien het aantal vingers denk ik dat er nog een aantal vragen openstaat. Wij gaan dat gewoon even inventariseren. We hebben echt nog even ruimte voordat ik met de tweede termijn wil beginnen, dus we gaan gewoon even het rijtje af. We proberen dat kort en bondig te doen, dus stel uw vraag zonder inleiding. Mevrouw Van Dijk gaat eerst.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Excuses, ik had een vraag over de TEK, maar ik hoor net dat daarover gisteravond een brief is gestuurd, dus die ga ik nu lezen. Ik hoor net dat de heer Mohandis mijn vraag misschien gaat stellen.

De heer Mohandis (PvdA):

Over de brief die we gisteren hebben gekregen naar aanleiding van het debat van maandag. Dit scheelt ook voor mijn tweede termijn; dan houd ik het daarin echt bij de moties. Er is veel discussie tussen veel leden hier over hoe de nu opengestelde regelingen werken. Twee vragen. Eén. Er wordt gesteld dat circa 3.000 verenigingen onder dat noodfonds vallen. Als maar 1.000 verenigingen aankloppen voor steun, betekent dat ongeveer € 6.000 per vereniging, bij een stijging in de orde van grootte van € 10.000, € 20.000 tot soms wel € 100.000 per jaar. Dat is een enorme stijging en ik begrijp dus echt niet het woord «toereikend», dat het noodfonds toereikend zou zijn. Ik neem daar echt afstand van en hoor graag van de Minister waarom er zulke grote woorden worden gebezigd als «toereikend».

Mijn tweede vraag. De TEK gaat pas in het tweede kwartaal van 2023 in. U stelt dat er een best wel groot taartpunt uit de cirkel onder de TEK valt. Zelfs als dat zo is, komt de TEK veel te laat. Deze groep valt in februari echt om. De eerste cijfers van het meldpunt van het RVVB komen binnen. Het is echt één grote gatenkaas. Ik hoor graag van de Minister hoe zij hier zelf op reflecteert.

Minister Helder:

Ik heb in de brief uiteengezet welke verenigingen volgens de inschatting van niet alleen het Mulier Instituut maar ook NOC*NSF en onze eigen contacten overblijven om aanspraak te maken op het noodfonds. Dan gaat het niet om 100% van de kosten, maar om 50% van de kosten en wij gaan ervan uit dat de andere 50% mede door de gemeenten worden bijgedragen. Onze inschatting is dat dat bedrag afdoende is, gezien de grootte van dit type vereniging. We hebben het hier niet over de heel kleine verenigingen die erbuiten vallen omdat ze zelf geen rechtstreekse energiekosten betalen. Maar voor de verenigingen die wel rechtstreekse energiekosten betalen, is dit bedrag naar onze inschatting echt afdoende.

Wij gaan dat volgen en blijven de vinger aan de pols houden om na te gaan of dat zo is. Ik kan geen groter noodfonds toezeggen, maar ik kan u wel toezeggen dat ik naar bevind van zaken zal handelen zodra blijkt dat het bedrag niet afdoende is. Maar het is echt de inschatting van niet alleen het Mulier Instituut maar ook van NOC*NSF dat dit fonds toereikend is. Het CBS deelt dat, hoor ik net van mijn ondersteuning, dank.

De voorzitter:

Eerst de heer Mohandis en daarna mevrouw Van Dijk.

De heer Mohandis (PvdA):

Heel kort. Het CBS en het Mulier Instituut: ik ken dat soort onderzoeken en ik weet wel hoe dat gaat, dat gaat over de gemiddelden. Gemiddeld is er ook geen armoede in Nederland, hè. Daar hebben we dus niet zo veel aan op het moment dat er straks 200, 300 clubs heel concreet, ondanks maximale steun van de gemeente alsnog gaan omkukelen, omdat de TEK-regeling te laat is en omdat die 6 miljoen niet toereikend is. De stelligheid waarmee wordt beweerd dat het toereikend is, werp ik verre van mij omdat het gewoon niet klopt. Het is niet gebaseerd op feiten. Baseer je even niet op het CBS of het Mulier Instituut, die vanuit gemiddelden rekenen, maar pak nou gewoon die honderden die dreigen om te vallen. Neem gewoon dit meldpunt, heel concrete voorbeelden: Rotterdam, vandaag in De Telegraaf, steunt maximaal, maar toch gaan er clubs omvallen. Ik mis dat inzicht bij deze Minister. Graag een reflectie.

Minister Helder:

Nou ja, de Minister moet zich natuurlijk ook baseren op de gegevens die wij daarover ophaalden en de financiële ruimte die we daarvoor als kabinet kunnen nemen. Wij hebben de specifieke regeling voor de zwembaden van 270 miljoen. Dan hebben we het over de openbare zwembaden. Een aantal zware financiële dobbers voor de gemeenten halen we er zo uit. We hebben ook geld toegevoegd aan het Gemeentefonds, waar sturingsruimte zit. Dat alles bij elkaar moet zorgen voor voldoende comfort. Ik heb ook gezegd dat het ons niet lukt – dat doen we in de hele maatschappij niet als kabinet – om alles en iedereen te compenseren op de manier waarop we dat eerder hebben gedaan. De ondersteuning voor de clubs neem ik echt heel serieus. Die is tweeërlei, enerzijds langs de as dat we huishoudens ondersteunen met het Sport- en Cultuurfonds waar ik het net over had, zodat men in ieder geval lid kan blijven. Je ziet toch dat het ledenaantal terugvalt. Dat vind ik natuurlijk ook zorgelijk, maar we proberen daar zo goed mogelijk te ondersteunen. De andere ondersteuning is via de energiekosten.

Even terugkomend op uw vraag over de tijdigheid: u weet net zo goed als ik dat dit soort regelingen ook volgens de regelen moet. Zo'n subsidieregeling moet dus echt worden uitgeschreven, ook met oog voor de uitvoeringspraktijk waar mevrouw Van Dijk het over had. En de regeling moet worden goedgekeurd, want ze moet natuurlijk ook rechtmatig zijn. Daar ben ik van afhankelijk. Dat zal in het tweede kwartaal van 2023 zijn. De gemeentes weten wel dat deze regeling eraan komt en kunnen daarin ook overbruggen. Daar heb ik met de gemeentes, ook met de wethouders van de grote steden, ook gesprekken over gevoerd. Die hebben in ieder geval naar mij toe aangegeven daarmee uit de voeten te kunnen. Dus ik hoor uw punt, maar ik blijf bij het standpunt dat het op dit moment mijn inschatting is dat het afdoende zou moeten zijn. Ik doe u de handreiking dat wij dat echt goed in de gaten houden en dat we naar bevinden zullen handelen. Ook het departement is zeer outreachend naar het hele sportveld en als er signalen zijn, komen die echt bij ons binnen.

De voorzitter:

Ja, hartstikke goed. Mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Zou de Minister misschien iets meer willen specificeren wat ze bedoelt met «naar bevinden handelen»?

Minister Helder:

Dat kan ik natuurlijk niet in getallen doen, want ik heb die financiële ruimte nu niet. Dit is wat wij hebben afgesproken met elkaar; nogmaals, met de achtergrond van de financiële ruimte voor het hele kabinet. Zeker in het geval van de generieke maatregelen is het een kabinetsbesluit. Dit is wat we nu hebben afgesproken. Er ligt echt een fors pakket aan koopkrachtherstel, er ligt een fors pakket aan andere ondersteuning. Ook vanuit onze begroting hebben we hier echt een fors pakket liggen als het gaat om de energie-intensieve sector. Dit is de ruimte die ik er nu voor heb. Op het moment dat in de komende weken, maanden blijkt dat dat niet toereikend is, zal ik naar bevinden handelen. Dat kunt u opvatten als dat ik zou zoeken naar dekking voor datgene wat nodig is, maar dat is geen blanco cheque en ik ga geen getallen noemen.

De voorzitter:

Eerst mevrouw Van der Laan, daarna mevrouw Westerveld. Op dit onderwerp?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ja, zeker.

De voorzitter:

Oké.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wat we volgens mij ook tijdens de coronacrisis hebben gezien, is dat een crisis verschillende fases heeft. Nu verkeren echt heel wat verenigingen in de crisisstand. In de beantwoording van de Minister mis ik iets. Er wordt alleen gekeken naar de urgente situatie nu, maar heeft in de Minister ook in beeld wat het op middellange termijn gaat doen met de verenigingen, dus over een halfjaar of over een jaar? Zijn daar gegevens over?

Minister Helder:

Nou, in ieder geval kijk ik als het om onder andere de zwembaden gaat uiteraard naar 2022 en ook naar 2023. We kunnen natuurlijk geen voorspellingen doen over de energieprijzen daarna. Er zijn ook een flink aantal verenigingen en sportaccommodaties die een nog lopend contract hebben. Dat is letterlijk de vinger aan de pols houden en kijken wat we kunnen doen. We hebben ook de aftopping van het energieplafond en de afspraken. Daar kan ik helaas niet op vooruitlopen. We kijken natuurlijk wel verder vooruit, vandaar dat we kijken of we de gelden die voor de verduurzamingsopgave beschikbaar zijn zo veel mogelijk naar voren kunnen halen. U kunt ervan op aan dat we bij de voorjaarsbesluitvorming als kabinet doorkijken – dat doen we nu al – naar wat het voor daarna betekent. Maar ik kan daar geen concrete dingen over zeggen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Tijdens de coronacrisis zagen we dat er voor sommige sectoren in no time financiële regelingen konden worden opgetuigd. Afgelopen zomer kwamen bij deze Kamer al de eerste signalen binnen van sportverenigingen die zich zorgen maakten. Afgelopen zomer heeft de Kamer dat ook bij deze Minister neergelegd. Ik lees in de brief dat de regeling naar verwachting wordt opengesteld in het tweede kwartaal van 2023. Dat is dus volgende zomer. Hoezo moet dit een jaar duren?

Minister Helder:

Mevrouw Westerveld heeft het over de TEK-regeling, die in de tweede helft wordt opengesteld. Als het gaat om de andere toevoegingen, bijvoorbeeld aan het Sport- en Cultuurfonds: dat gebeurt nu al. Andere maatregelen worden dus al uitgevoerd, maar deze specifieke komt in de tweede helft, omdat het ook een veel bredere regeling is, voor het hele midden- en kleinbedrijf. Recentelijk is die ook nog verbeterd, van 12,5% naar 7% van de omzet, waardoor er ook meer sportverenigingen onder vallen.

Als het gaat om het uitvoeren van dit soort regelingen moeten we ten eerste heel goed letten op de uitvoeringspraktijk, zodat we daar de plank niet misslaan. Een tweede is dat we echt moeten letten op de rechtmatigheid. Als u kijkt naar de evaluatie van alle ruimhartige compensaties in de coronatijd, ziet u dat we heel veel moeite hebben om aan te tonen dat dingen rechtmatig zijn overgemaakt en ter beschikking gesteld. Dat is ook een zorg, en niet alleen als departement maar ook als kabinet zijn wij eraan gehouden om dat ook zorgvuldig te doen. Het is niet zo dat ik na de eerste signalen niets gedaan heb. Wel hebben wij voor een aantal regelingen – nogmaals, een aantal regelingen – zoals de TEK-regeling, echt de najaarsbesluitvorming moeten afwachten.

Ik heb ook eerder in de Kamer tegen de heer Mohandis gezegd: «ik kan daar in november over berichten», omdat ik afhankelijk was van de najaarsbesluitvorming. Dat is ook gebeurd. Ik wil ook wel aangeven dat de achtergrond waartegen de najaarsbesluitvorming plaatsvond, ook de bezorgdheid betrof die de Minister van Financiën heeft uitgesproken over de voorjaarsbesluitvorming en de financiële mogelijkheden, gegeven alle uitgaven van de afgelopen jaren en de huidige macro-economische omstandigheden. Dat weet ik ook niet, daar kan ik ook niet op vooruitlopen. Dat is de reden waarom het nu pas besloten is. Ik snap dat gevoel, hè. Dat gevoel heb ik ook, maar dat zijn gewoon de feiten.

De voorzitter:

Aanvullend mevrouw Westerveld, daarna de heer Van Nispen en mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

«Najaarsbesluitvorming» en «voorjaarsbesluitvorming» klinken heel gewichtig, maar het betekent gewoon dat het kabinet erover besluit. Het kabinet kon daarover gewoon eerder besluiten nemen. Dan een concrete vraag: stel dat pas volgend jaar zomer de TEK-regeling wordt uitgewerkt, wat gaan we dan doen om te voorkomen dat nu clubs omvallen? Want voor veel clubs is dat te laat, omdat de energiekosten de komende winter – het is nu winter – hoog zullen oplopen.

De voorzitter:

De Minister en daarna de heer Van Nispen.

Minister Helder:

In de eerste plaats betekent «tweede kwartaal» niet «aan het einde van het tweede kwartaal». Het streven is om dat zo snel mogelijk in het tweede kwartaal te doen. U weet net zo goed als ik dat de gemeente, die mede-ondersteunt, kijkt naar: wat gebeurt er in het boekjaar? Daar heb ik ook met ze over gesproken en de verwachting is dat zij dat wel kunnen overbruggen c.q. overzien. Ik heb de gemeentes ook gevraagd, zeker de grote steden, om te kijken wat ze anderszins kunnen doen. Soms gaat het bijvoorbeeld ook om leningen, kijken of je dingen kunt versnellen, over hoe zij zich als verhuurder daarin opstellen. Bij de gemeentes tref ik heel veel bereidheid om daarover na te denken. Ze hebben ook aangegeven dat ze daarmee uit de voeten kunnen. Dat zal zeker niet in alle gevallen zo zijn, maar ik kan het ook niet in alle gevallen oplossen. De ruimhartigheid en de snelheid waarmee dat in coronatijd gebeurde... Nogmaals, van ruimhartigheid is op dit moment geen sprake, want dat kunnen we financieel niet hebben. De snelheid heeft ons ook heel veel andere problemen gebracht, dus het moet echt gewoon zorgvuldig gebeuren.

De heer Van Nispen (SP):

De houding van de Minister is toch weer een beetje: «we doen al heel veel», «geen blanco cheque» en «we moeten ook een beetje op de centjes letten, hoho, Kamer». Maar wij vragen hier geen gouden bergen, wij vragen hier heel normale dingen. Wij vragen hier gewoon dat de sportvereniging op de hoek niet omdondert. Wij vragen hier dat de beheerde speeltuin blijft bestaan. Wij willen geen sluitingen van zwembaden en ijsbanen. Ik vind dat hele normale, redelijke vragen voor een welvarend land als Nederland, dat kinderen gewoon kunnen leren zwemmen en dat we niet de schaatssport de nek omdraaien. Ik vind dat echt hele normale zaken, dus laten we nou niet net doen alsof de Kamer hier het onmogelijke vraagt. Dat is één.

Dan wil ik de Minister het volgende vragen. Als zij vindt dat er al zo veel gedaan wordt en zij er zo veel vertrouwen in heeft dat dit genoeg zal zijn, dan zou de Minister ook kunnen zeggen: als het een klein beetje duurder uitpakt, als die 300 miljoen voor de gemeentes niet voldoende blijkt – volgens de Minister zou het wel voldoende moeten zijn, hè; laten we wel wezen – dan mag de club of de beheerde speeltuin die om dreigt te vallen, zich melden en die gaan we dan door deze moeilijke tijd helpen. Als het iets minder wordt dan 300 miljoen, dan is dat mooi en als het iets duurder uitpakt, dan gaan we dat oplossen met elkaar. Dat zou een Minister van Sport sieren.

Minister Helder:

Ik wil niet het hele debat dat we maandagavond hebben gehad herhalen. Mijn inzet is om te doen wat u vraagt. Dat heb ik ook gedaan, daar heb ik me heel sterk voor gemaakt. Het is niet zo dat we niets doen. U doet het voorkomen alsof ik helemaal niets doe. Ik denk dat we echt heel veel doen, gegeven de omstandigheden. U vraagt mij keer op keer: betekent het dat iedere sportclub, iedere speeltuin of vereniging overeind kan blijven? Die garantie kan ik u gewoon niet geven. Ik heb u ook gezegd dat wij niet kunnen compenseren zoals in de coronatijd, toen we voor een deel voor 100% en soms 110% hebben gecompenseerd. We moeten het nu echt met elkaar doen. Daarom hebben we ook gekozen voor een samenspel van dingen, waarbij we als kabinet in deze zomer allereerst zijn gegaan voor het ondersteunen van de individuele huishoudens die het moeilijk zouden krijgen. We hebben allerlei wegen gevonden om dat te doen en we zijn dat heel snel gaan uitwerken. Daarna zijn we heel snel aan de slag gegaan om voor het mkb – voor de sportsector kan daar ook veel onder vallen, hebben we ingeschat – die TEK-regeling te maken. Die is nu ook bijgesteld, van 12,5% naar 7%, mede door de signalen die ik daarover heb afgegeven. Door mijn inspanning is het ons ook gelukt om te voorzien in de behoefte van de zwembaden, die heel energie-intensief zijn, met name de openbare zwembaden, waar veel van de zwemlessen worden gegeven die ik ook heel belangrijk vind. Daar heb ik een bedrag voor beschikbaar gesteld, zowel in 2022 als in 2023, juist om te voorkomen dat ze deze winter gaan sluiten. Daarnaast hebben we aan de inkomenskant die twee fondsen opgehoogd – voor zwemmen was het sowieso al met 500.000 opgehoogd – om daarmee aan de inkomenskant de mensen zelf te ondersteunen.

Ik vind dat bij elkaar echt een heel groot pakket. Het is niet zo groot dat we ruimhartig kunnen zeggen: er zal nooit iemand door het ijs zakken. Ik begrijp dat die zorgen groot zijn. Het zijn ook mijn zorgen. Ik heb er heel veel aan gewerkt en gedaan, maar dit is het pakket dat er nu ligt, op basis van de inschatting die we nu hebben. Dat is ook inclusief die 300 voor het Gemeentefonds. Daar moeten gemeentes overigens ook meer van betalen. Aan de gemeentes stellen wij daarmee ook de vraag om een eigen lokale inschatting te maken. Als zij vinden dat de schaakvereniging maatschappelijk zo belangrijk in dat ze die willen steunen, dan kunnen zij dat ook doen. Maar dan kunnen zij iets anders niet doen. Het is niet ongelimiteerd, dus er zullen echt wel hardere keuzes gemaakt moeten worden, want niet iedereen kan worden geholpen. Dat realiseer ik mij terdege, maar ik heb niet meer mogelijkheden dan deze. Ik denk, ook op basis van de inschatting, dat dit op dit moment afdoende zou moeten zijn, en daarbij heb ik al de handreiking gedaan dat we de vinger aan de pols houden en dat we, als het niet afdoende is, kijken wat we kunnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik constateer dat we in herhaling aan het vallen zijn, ook met betrekking tot afgelopen maandag. Maar ik geef de heer Van Nispen nog de gelegenheid voor een aanvulling.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter, u heeft gelijk. Ik zou daarop heel veel terug willen zeggen, maar dan krijgen we inderdaad een herhaling. Ik wil wel zeggen dat als de Minister zegt «we kunnen nu niet meer doen», dat feitelijk onjuist is. Het zijn politieke keuzes. Dat wil ik wel gezegd hebben.

Ik vind wel dat het in dit debat nog te weinig is gegaan over de ijsbanen. We hebben een stuk of twintig ijsbanen in Nederland. We hebben het wel gehad over de zwembaden. Daar is een aparte regeling voor, waar ik ook kritisch op ben. We hebben het te kort gehad over het Thialf, maar er zijn nog meer ijsbanen. Moeten de afzonderlijke gemeentes dat ook volledig zelf oplossen vanuit hun deel? Waarom is er niet voor gekozen om daar een aparte regeling voor te maken? Hoeveel faillissementen van ijsbanen staat de Minister toe?

Minister Helder:

Het klopt dat er geen aparte regeling voor is gemaakt. Er is voor gekozen om de zwembaden overeind te houden omdat daar ook het zwemonderwijs aan vasthangt – dat vind ik zeer belangrijk; dat weet de heer Van Nispen ook – en vanwege de kwetsbare doelgroepen die daar sporten. Dat is ook belangrijk. Dat is ook nog eens expliciet aangegeven door het MOZ. Maar er is geen ruimte op dit moment om de ijsbanen overeind te houden. Dat is natuurlijk ook een zeer energie-intensieve sector. Over de topsportaccommodatie Thialf heb ik in het debat maandag aangegeven dat dit gesprek nog loopt, omdat we sowieso met Thialf in gesprek zijn over de specifieke behoeften als het gaat om de financiering, de exploitatie en de verduurzaming. Dat gesprek hebben we bijna dagelijks. Linksom of rechtsom komen we daaruit, heb ik gezegd. Ik kan niet toezeggen dat ik helemaal 100% tegemoet kan komen aan wat Thialf zegt nodig te hebben, maar het gesprek loopt zeer intensief. Ik heb het ook aangemerkt als van zeer groot belang.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Kort. De TEK komt in mei in de lucht. Maar als vereniging weet ik nu dat mijn energiekosten met € 60.000 gaan stijgen, dus ik ga naar mijn gemeente. Wat moet ik dan vragen? Moet ik € 60.000 vragen of € 30.000? Ik zeg dat om maar even aan te geven dat de praktijk echt weerbarstiger is dan: we hebben een aantal regelingen, die stapelen op en dan is het muurtje compleet. Ik wil nogmaals erop aandringen om er echt rekening mee te houden in de communicatie, want dit is echt complex voor ze. Het is gewoon niet fijn om geld te moeten gaan terugvragen.

De voorzitter:

De Minister voor eventueel een reactie.

Minister Helder:

Dat erken ik helemaal en dat snap ik heel goed. Veel bestuurders zijn natuurlijk ook gewoon vrijwilligers. We doen ons best om daar aandacht voor te hebben in de uitvoering van die regeling, maar ook in de communicatie vooraf, bij wie zij op dit moment moeten zijn. Daar ligt ook een taak voor de gemeentes zelf, maar ik zal dat zeker daarin meenemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik inventariseer even kort: zijn er nog interrupties? Dat is niet het geval. Hartstikke goed. Dat heb ik heel kort gedaan. Dan gaan we vijf minuten schorsen, want ik weet dat er wat kort overleg moet plaatsvinden voor een aantal moties waarvoor medeondertekening nodig is. En zelf moet ik even mijn handen wassen. We gaan over vijf minuten verder.

De vergadering wordt van 10.51 uur tot 10.57 uur geschorst.

De voorzitter:

Dames en heren, we gaan verder met de tweede termijn, die bedoeld is voor het indienen van moties en voor een laatste appreciatie van het amendement dat net nog is binnengekomen van mijzelf en mevrouw Van der Laan. Haar naam staat er overigens nog niet onder, maar die zal toegevoegd worden.

We spreken weer in de begrotingsvolgorde. Mevrouw Maeijer van de PVV, mag ik u als allereerste het woord geven? Gaat uw gang.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u, voorzitter. Terwijl een deel van de sportsector nu vreest voor zijn voortbestaan, heeft de Minister het over «vinger aan de pols houden» en «bij de Voorjaarsnota eens kijken». Voor de zomer van afgelopen jaar werden de problemen al duidelijk, maar een deel van de reddingsboei die het kabinet nu uitwerpt, is pas tegen de volgende zomer beschikbaar. Tegen de ijsbanen zegt de Minister eigenlijk gewoon: pech gehad. Ik roep de Minister echt op om niet alleen te spreken over het belang van sport en bewegen, maar om er ook naar te handelen. 38% van de amateurclubs vreest nu voor zijn voortbestaan. 27% van de verenigingen overweegt nu om accommodaties te sluiten. Als zij omvallen, valt er meer om dan alleen een club. Er valt een sociaal netwerk om en er valt een maatschappelijke functie weg.

Voorzitter. Uit een inventarisatie van het meldpunt van het RVVB, die wij volgens mij gisteravond of vanochtend nog kregen toegestuurd, blijkt nu al dat 60% vreest dat de steun te laat komt en dat 40% de maatregelen te complex en te tijdrovend vindt. Ik vraag de Minister om daar eens op te reageren. Handel alstublieft naar wat eruit komt. Ik roep u ook op, mevrouw de Minister, om bovenal te zorgen dat sport toegankelijk is, dat zwemmen betaalbaar is, zonder ellenlange wachtlijsten. 80.000 sporters zijn nu al gestopt vanwege de kosten. 475.000 mensen – laat dat aantal eens tot u doordringen – zeggen te stoppen bij verdere prijsstijgingen. Die verdere prijsstijgingen zijn natuurlijk geen illusie.

Voorzitter. Van de week was er nog het bericht dat er steeds meer mensen gebruikmaken van de voedselbank. Dat probleem, mevrouw de Minister, gaat verder dan gemeentelijke potjes en een landelijke voorlichtingscampagne. Mensen moeten ruimte in hun portemonnee hebben om überhaupt te kunnen sporten of om sport te kunnen betalen voor hun kinderen, want als zij geen geld hebben om hun rekeningen of hun boodschappen te betalen, is sporten natuurlijk een illusie.

Voorzitter. Ik sluit mijn tweede termijn af met twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om binnen twee weken te komen met een aangepast ruimhartig noodfonds energiecompensatie voor de amateursport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 155 (36 200-XVI).

Mevrouw Maeijer (PVV):

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering met een concreet plan te komen om de wachtlijsten voor het zwem-ABC terug te dringen, en de Kamer hier voor het commissiedebat Sportbeleid over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Maeijer en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 156 (36 200-XVI).

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan moet ik heel kort het voorzitterschap aan iemand anders overdragen. Mag ik het overdragen aan u, mevrouw Van Dijk? Dan kan ik zelf mijn tweede termijn doen.

Voorzitter: Inge van Dijk

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Heerema van de VVD voor zijn tweede termijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ah, dat formele gedoe hier in de Kamer af en toe. Je wordt er toch moe van.

Voorzitter. Ik heb goed geluisterd naar de antwoorden van de Minister in eerste termijn. Ik heb daar een aantal opmerkingen over.

Over de middelen van het noodfonds hebben we afgelopen maandag uitgebreid met elkaar gesproken. Daar is verschil van mening over, maar wat gezamenlijk is in deze Kamer, is dat we ons zorgen maken of het genoeg is. Een deel van de Kamer denkt dat het niet genoeg is en een deel van de Kamer denkt in het voorjaar meer te moeten doen. Nu hebben de Partij van de Arbeid en de VVD onlangs een motie ingediend om de meeropbrengsten van de onlinekansspelen, die volgens mij in de honderden miljoenen lopen, te bestemmen voor een deel sport en een deel preventie tegen gokverslaving. Het is maar een suggestie. Ik weet niet of het mogelijk is, maar ik zou me kunnen voorstellen dat we, wanneer Minister Weerwind van Justitie en Veiligheid komt met een voorstel met betrekking tot sport, kijken of met name sportverenigingen daar een onderdeel van zouden kunnen zijn. Ik weet niet of het een koers is; ik heb geen idee. Maar volgens mij ligt daar nog enigszins een mogelijkheid om iets financieels te doen voor deze sector.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Een hele kort vraag, hoor. Deze gedachte zal iedereen wel ondersteunen. Natuurlijk moet de Minister kijken of dat een optie is. Maar deze vraag heeft de heer Heerema al aan de verantwoordelijke Minister gesteld. We moeten hier niet iemand voor de gek gaan houden. Het antwoord van die Minister was namelijk dat dit voorlopig niet geregeld is. Dat moet er wel even bij gezegd worden. Die Minister heeft gezegd dat dit voorlopig niet geregeld kan worden. Het is prima om die vraag nog een keer te stellen, maar voordat er nu weer allemaal hoop ontstaat dat er een potje is gevonden, zeg ik dat ik het ergste vrees. Dat roept opnieuw de vraag op wat de VVD echt gaat doen, ook met de motie die zo dadelijk door de andere partijen wordt ingediend om écht de voorzieningen overeind te houden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, we hebben een motie ingediend, die is ontraden door de Minister van Veiligheid en Justitie, om voor de Voorjaarsnota met een plan te komen voor de besteding van deze middelen. Ik weet dat dat niet morgen is. Ik weet dat dat niet in december is. Maar dat is dus wel ergens eind kwartaal één, begin kwartaal twee, op het moment dat een deel van de energiecontracten bij het merendeel van de verenigingen af gaat lopen. Dus ik ben enigszins hoopvol dat er een mogelijkheid is dat we daar iets voor kunnen doen. Ik ben het volledig met u eens dat we niet moeten zeggen: o, we hebben een potje gevonden en daar gaan we dus iets uithalen. Ik heb de afgelopen dagen nagedacht, ook naar aanleiding van de discussie afgelopen maandag, over of het nog mogelijk is om gebruik te maken van middelen die wellicht bij een ander ministerie liggen en voor sport bedoeld zouden kunnen zijn. Dit is het enige wat ik kon bedenken.

Voorzitter. Een tweede punt op dit gebied. Het gaat ook om leningen aan verenigingen. Ik heb gisteren uitgebreid gesproken met het Waarborgfonds Sport. Ik geloof dat een aantal van u daar ook mee gesproken heeft. Het gaat niet alleen maar om steun op deze termijn, maar het gaat ook om leningen die nu bij banken tegen hogere tarieven moeten worden afgesloten. Is er een mogelijkheid dat de rijksoverheid iets doet met leningen en lagere rentes? Graag daar een antwoord op.

Voorzitter. Dan heb ik allereerst een motie over Thialf, die door een flink deel van deze Kamer gesteund wordt, oftewel meteen een meerderheid. Dan weet u dat alvast.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nationaal schaatscentrum Thialf niet meegenomen is in de energiecompensatiemaatregelen;

overwegende dat zonder ondersteuning van ons nationaal schaatscentrum de toekomst van diverse internationale wedstrijden dit seizoen in Thialf op het spel staat, en daarmee de betrouwbaarheid van ons land op het internationale podium;

overwegende dat Thialf vergaande innovatieve ideeën heeft ontwikkeld om tot energiebesparende maatregelen te komen, wat tevens een oplossing kan zijn voor alle grootverbruikers in de sportsector zoals onder andere zwembaden en ijsbanen;

van mening dat het doodzonde zou zijn om deze innovatie te stoppen en in de loop van het seizoen Thialf te moeten sluiten;

verzoekt het kabinet om nationaal schaatscentrum Thialf toe te voegen aan de compensatieregeling zwembaden;

verzoekt tevens om met Thialf en het ministerie EZK te verkennen welke mogelijkheden er zijn om de energiebesparing via innovatie vorm te geven en deze innovatie ook beschikbaar te stellen aan alle andere schaatsbanen en zwembaden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Van der Laan, Inge van Dijk, Mohandis en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 157 (36 200-XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb mevrouw Maeijer ook gevraagd, maar die moest nog even nadenken. Mevrouw Westerveld was helaas al weg in het tweede gedeelte van het debat, maar wellicht overweegt zij het ook nog.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft nog een vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Een heel korte vraag naar aanleiding hiervan. Het is een goede motie. We hebben die niet voor niets meeondertekend. Maar dit roept wel de vraag op: wat doet de heer Heerema, wat doet de VVD, wat doen wij hier met elkaar voor de overige ijsbanen? Moeten de ongeveer twintig die wij hebben het maar uitzoeken met de gemeenten? Ook daarvoor vrees ik het ergste namelijk. Wat doen we daarvoor, voor die brede sport?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ook daar zit een grote verscheidenheid in. Ik heb meteen gekeken hoe de ijsbaan in Alkmaar, waar ik zelf woon, er voorstaat. Dat blijkt een energieneutrale schaatsbaan te zijn. Ik wist niet eens dat dat kon, maar dat hebben ze daar dus voor elkaar gekregen. Er is dus een heel grote verscheidenheid in hoe de verschillende ijsbanen in Nederland het qua energiekosten voor de kiezen krijgen. Ik hoop dat er mogelijkheden zijn met die middelen van 300 miljoen uit het Gemeentefonds om een flink deel overeind te houden. We hebben twintig schaatsbanen in Nederland. Ik kan me ook voorstellen dat dit het moment is om te kijken of elke plek waar nu een schaatsbaan staat, de handigste plek is. Kunnen we komen tot effectievere locaties waar schaatsen kan plaatsvinden, net zoals we dat in de vorige periode hebben voorgesteld ten aanzien van eerstedivisievoetbalclubs? Moet je die allemaal overeind houden, of niet? Dat interview, samen met de heer Dijkhoff, heeft u waarschijnlijk gelezen. We moeten gewoon kijken naar wat haalbaar is en wat lukt. Maar eerlijk gezegd ben ik het met de Minister eens dat het niet gaat lukken om alles overeind te houden. Daar ben ik dan maar gewoon heel eerlijk in. Ik kan de lijn van de Minister ook wel volgen. Uw eerste vraag was: wat doet u om alles overeind te houden? Nou, ik zit op dezelfde plek. Het gaat zo veel als mogelijk lukken. Ik ben daar ook iets optimistischer over dan u, maar ik denk niet dat het voor alles en iedereen gaat lukken.

De voorzitter:

Had ik goed gezien dat mevrouw Westerveld een vraag heeft?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, want we horen de heer Heerema nu zeggen dat het waarschijnlijk niet gaat lukken om alles open te houden. In de antwoorden net werd gesuggereerd dat de regelingen die er straks komen, wel voldoende zijn. Maar ik heb ook een vraag over het amendement dat wij net uitgedeeld kregen. Begrijp ik het nou goed dat, terwijl heel veel amateurverenigingen op omvallen staan, de VVD de afgelopen dagen wel een potje met geld heeft gevonden om ervoor te zorgen dat topsporters gastlessen op scholen en clinics kunnen gaan verzorgen?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De begroting heeft bijzonder weinig ruimte om tot verschuivingen te komen. Er is een zeer bescheiden potje gevonden van twee ton, het niet-juridisch verplichte deel op artikel 6. Daar kan nog iets mee gedaan worden. Ik heb samen met collega Van der Laan besloten om dat bij het stipendium te doen, omdat daar een enorme achterstand is in wat er mogelijk is. Dit is een eenmalig bedrag waarmee we kunnen kijken hoe we dat beter vorm kunnen geven. En ja, er is heel veel aan de hand in het sportverenigingslandschap, het sportaccommodatielandschap. Dat gaat over honderden miljoenen. Er zijn ook honderden miljoenen voor beschikbaar gesteld. Dit gaat over een bedrag van € 200.000.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De ruimte in de begroting is geen natuurwet. Wij besluiten met elkaar wat de ruimte is in de begroting. Ik vraag dit omdat we dit ook op andere plekken zien dat coalitiepartijen grote politieke keuzes niet willen maken, en in dit geval er niet voor willen kiezen om alle sportverenigingen open te houden. Vervolgens dienen ze amendementen in op kleine punten. Ik vind het heel erg jammer dat in de afgelopen dagen niet alle energie is gaan zitten in met elkaar zoeken naar een oplossing voor omvallende sportverenigingen en dat er wel – het maakt me niet uit hoe groot het potje is – energie is gestoken in het vinden van een regeling voor topsporters. Ik vind dat met elkaar in contrast staan. Als straks allerlei verenigingen omvallen, als mensen met een kleinere portemonnee niet meer kunnen sporten, als sport en bewegen in de buurt niet meer mogelijk is, hebben we straks ook geen topsporters meer.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat klopt. Daarover verschillen mevrouw Westerveld en ik iets van mening. Naar aanleiding van de signalen die ik heb gekregen en naar aanleiding van afgelopen maandag, heb ik de afgelopen dagen ook gesproken met een aantal organisaties. Ik sta er iets positiever in als het gaat om het aantal verenigingen dat zal omvallen. Ik weet dat hier percentages van 10, 20, 30 genoemd zijn. Ik ben van mening dat we dat met de maatregelen die we nemen, kunnen beperken. Volgens mij was ik juist degene die net een voorstel heeft gedaan over waar mogelijk nog geld te vinden valt, niet op de heel korte termijn maar wel op de middellange termijn, om misschien nog wat extra te kunnen stutten.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik haak vooral aan bij het eerste deel van het betoog van de heer Heerema, namelijk dat een deel van deze Kamer echt vreest voor het voortbestaan. U zegt dat een ander deel denkt – ik weet niet welk deel van de Kamer u bedoelt; misschien kunt u daarop ingaan – dat we het maximale kunnen doen, et cetera. Mijn taxatie is dat dit toch een terugtrekkende houding is ten opzichte van maandag. Toen had ik toch het gevoel dat ook de coalitiepartijen meer verwachtten van deze Minister dan wat er nu ligt. Als dat niet zo is, concludeer ik dat straks af in mijn eigen inbreng. Dan schaart de coalitie zich gewoon achter deze Minister. Dan is het afwachten. Als de eerste clubs omvallen, gaan we misschien iets doen. Ik weet niet wat, want ik heb nog niks gehoord. «Naar bevind van zaken handelen»: ik heb daar een heel negatief gevoel bij. Graag een reflectie op deze keurige houding van achter het kabinetsbeleid staan, of in ieder geval achter de brief die we gisteren hebben gekregen. Ik had nog iets meer activisme verwacht vanuit coalitiekringen. Maar goed, dat is mijn gevoel.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik kan niet namens andere partijen spreken, dus u moet volgens mij niet ... Het was puur een taxatie. Ik hoorde afgelopen maandag in de inbreng van een aantal partijen dat ze het idee hadden dat er veel meer kan en moet gebeuren. Een aantal partijen zeiden: ik ben ongelukkig met hoe het gaat en hoe groot de budgetten zijn. Nogmaals, ik heb de afgelopen dagen gesproken met een aantal organisaties waardoor ik er iets positiever in ben komen te staan ten aanzien van wat er op de sportsector afkomt. Dat neemt niet weg dat het een zware winter gaat worden. Maar nogmaals, daar sta ik dus iets positiever in dan een aantal van mijn collega's die afgelopen maandag ook bijdrages hebben geleverd. Dat probeerde ik te zeggen in mijn inbreng.

Voorzitter. Dan ga ik verder met mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de stipendiumregeling al geruime tijd niet is herijkt;

overwegende dat een aantal sportbonden, met name teamsporten, behoefte hebben aan vernieuwing van de stipendiumregeling;

van mening dat de stipendiumregeling kansen biedt om onze topsporters beter in staat te stellen het beste uit zichzelf te halen, waarbij zij ook een opdracht kunnen krijgen om iets terug te geven aan de maatschappij;

verzoekt het kabinet om met een voorstel te komen waarbij de stipendiumregeling aangepast wordt aan de kansen van deze tijd, namelijk:

  • 1. betere ondersteuning voor topsporters;

  • 2. verplichting aan topsporters om terug te geven door zichtbaarheid in de maatschappij, zoals bijvoorbeeld gastlessen op school of clinics bij verenigingen om kinderen te inspireren;

  • 3. afstemming met sportbonden om te regelen dat topsporters kunnen blijven deelnemen aan het Nederlands Team;

  • 4. specifieke aandacht voor talentontwikkeling in het stipendium,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 158 (36 200-XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Ik heb afgelopen maandag een opmerking gemaakt over de buurtsportcoachregeling en dat heeft tot wat onrust geleid in gemeenteland. Er zijn bijvoorbeeld een aantal brieven gestuurd door NOC*NSF en de VSG. Ik heb eens nagedacht over hoe het kan dat met één zo'n opmerking zo veel reacties worden uitgelokt. Eerlijk gezegd ben ik van mening dat dit eigenlijk een bewijs is dat wij heel goed moeten nadenken over hoe wij met de buurtsportcoachregeling omgaan. Blijkbaar leven er allerlei ideeën over hoe wij buurtsportcoaches moeten inzetten, terwijl deze initieel bedoeld zijn om tussen de gemeente, de vereniging en het onderwijs mensen zo optimaal mogelijk te bereiken om te gaan sporten en bewegen. Mijn inschatting is dat als we de vereniging versterken door gebruik te maken van buurtsportcoaches, de bestaande infrastructuur wordt ingezet om in die wijken te komen, bij die mensen die moeilijk bereikbaar zijn in het onderwijs.

De Minister is al in onderhandeling met de gemeenten over hoe de buurtsportcoaches ingezet moeten worden, terwijl we volgend jaar de evaluatie van deze regeling hebben. Dat vind ik wel heel lastig, want volgens mij zijn wij degenen die kaders moeten stellen. Wij hebben in juni ook al gezegd dat wij in aanloop naar de herijking van de buurtsportcoaches aanscherpingen willen hebben. Om nu die onderhandelingen te doen terwijl wij zelf nog bij willen sturen, geeft ons wel heel weinig ruimte. Ik vind dat lastig want ik wil heel graag iets met de buurtsportcoaches en de inkadering daarvan. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2023 de buurtsportcoachregeling geëvalueerd wordt en van mening dat nieuwe kaders voor de buurtsportcoachregeling gewenst zijn;

overwegende dat de buurtsportcoaches de spin in het web zijn in de driehoek school, sportvereniging en de wijk om meer mensen duurzaam aan het sporten en bewegen te krijgen;

overwegende dat buurtsportcoaches die bijvoorbeeld expliciet aan het onderwijs verbonden zijn als vakdocent deze belangrijke taak in de driehoek school, sportvereniging en de wijk onvoldoende kunnen uitvoeren;

van mening dat de buurtsportcoaches effectief kunnen opereren als zij vanuit de sportvereniging de wijken met bewegingsarmoede ingaan, contact met scholen onderhouden en de eigen sportvereniging kwalitatief versterken;

verzoekt de regering om bij de evaluatie van de buurtsportcoachregeling de samenwerking tussen gemeenten, sport- en beweegaanbieders en Rijk te bestendigen, en als kader te verankeren dat buurtsportcoaches met nadruk daar waar mogelijk vanuit de sportverenigingen en samen met andere sportaanbieders kunnen worden ingezet, en vanuit die verbinding de wijk in kunnen gaan en het contact met onder meer scholen kunnen maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 159 (36 200-XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De bedoeling is dat er meer buurtsportcoaches bij die verenigingen terechtkomen, en beter, want ze worden nu zo divers ingezet dat we niet eens kunnen kijken wat het effect van die buurtsportcoach is. Het is toch een bedrag van 86 miljoen op onze begroting; dat is geen kleingeld.

Voorzitter, dat was het.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord weer terug aan u.

Voorzitter: Rudmer Heerema

De voorzitter:

Dan is de beurt aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Ik was maandag al kwaad over het gebrek aan visie en aan daadkracht van deze Minister voor Sport toen we aan het debat begonnen. Ik heb maandag in eerste termijn opgesomd welke aangenomen voorstellen van de Kamer niet zijn uitgevoerd en hoe toezeggingen niet worden nagekomen. In het debat miste ik eigenlijk de passie en de inzet om de sport echt te redden. Nu deze na de coronacrisis zwaar onder druk staat door de energietarieven moet je volgens mij de sport echt redden. De Minister staat toe dat er kapitaalvernietiging plaatsvindt in de sport. Dat is schadelijk en duurder voor de samenleving dan om nu de sport de winter door te helpen. Wat eenmaal is afgebroken wordt niet zomaar weer opgebouwd. We zouden als Kamer niet moeten toestaan dat de beweegarmoede groter wordt, dat de sociaaleconomische verschillen verder worden vergroot, dat minder kinderen leren zwemmen en dat voorzieningen van grote maatschappelijke en sociale waarde dreigen te verdwijnen.

Dat gebrek aan inzet en passie van de Minister voor Sport vind ik echt erg voor al die sportverenigingen en vrijwilligers die meer mogen verwachten van de politiek, maar vooral voor al die mensen voor wie sporten onbetaalbaar wordt, kinderen die niet goed leren bewegen of van wie de speeltuin verdwijnt, en voor mensen met een beperking die geen sporthulpmiddel krijgen omdat de Minister voldoende budget beschikbaar stelt dat in het eerste kwartaal van volgend jaar al op gaat zijn. Het ene na het andere voorstel werd vakkundig weggetennist door de Minister: niet mijn verantwoordelijkheid, het is aan de gemeenten, we hebben nu eenmaal niet meer budget, of daar kom ik op terug, ooit een keer. Ik heb deze Minister afgelopen maandag een blokkeerminister genoemd, een Minister die afschuift, uitstelt en vertraagt.

Deze Minister heeft afgelopen maandag aangetoond dat het nog erger kan, door te vertrekken uit het belangrijkste sportdebat van het jaar, over de begroting, waarin ze allerlei voorstellen van de Kamer niet uitvoert of afschuift en weigert de sport te redden, om naar Qatar te gaan, waarvan de Kamer heeft gezegd: doe dat niet. En dan heb ik het nog niet eens over die diplomatieke blunder. Ik vond en ik vind dat een schoffering van de Kamer. Dat kwam dus nog boven op het niet erkennen van het belang van sport voor de samenleving. De sport verdient een echte Minister van Sport. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) er geen blijk van heeft gegeven echt iets te gaan doen voor sport en bewegen, terwijl dat nu juist zo hard nodig is om sport voor iedereen toegankelijk te krijgen en meer mensen in beweging te brengen;

constaterende dat toezeggingen niet worden nagekomen en aangenomen moties niet worden uitgevoerd;

constaterende dat de Minister voor Sport het belangrijkste debat van het jaar over sport en bewegen heeft onderbroken door naar Qatar te gaan, terwijl de Kamer nu juist in meerderheid had uitgesproken geen regeringsafvaardiging naar Qatar te sturen;

verzoekt de regering de S weg te halen bij de Minister voor LZS en op zoek te gaan naar een echte Minister voor Sport en bewegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 160 (36 200-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Voor de opvolger van deze Minister heb ik ook inhoudelijke voorstellen, want ik mis echt gevoel van urgentie. Er is een beweegcrisis. De sport gaat enorm gebukt onder de energiecrisis. Je kunt niet doorgaan op de ingeslagen weg. Als het aan deze Minister ligt, komt er geen sportwet, komen er geen substantiële voorstellen om de sport betaalbaar te maken voor iedereen, kunnen mensen met een beperking fluiten naar hun sporthulpmiddelen en is er onvoldoende budget om de sport te redden, om sportverenigingen en sportondernemers overeind te houden. Daarom zal ik op al deze punten moties indienen en in stemming brengen. Ik heb ook diverse moties van collega's meegetekend, onder andere over Thialf en over de zwemlessen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel sportclubs, sportaccommodaties, sportverenigingen, beheerde speeltuinen, zwembaden en ijsbanen in de financiële problemen zitten of snel gaan komen vanwege de gestegen energiekosten;

constaterende dat het van de huidige regelingen (zoals de TEK en de 6 miljoen voor sportverenigingen) nog onduidelijk is in hoeverre die de sport de winter door gaan helpen omdat de voorwaarden nog niet duidelijk zijn en het bedrag onvoldoende lijkt;

spreekt uit dat sport en bewegen van groot belang is en de maatschappelijke waarde voor de samenleving, nu en in de toekomst, enorm is en dat het desastreuze gevolgen zal hebben en kapitaalvernietiging is als sportverenigingen en sportondernemers de deuren sluiten;

verzoekt de regering te garanderen dat geen sportclubs, accommodaties, sportverenigingen, beheerde speeltuinen, zwembaden en ijsbanen deze winter noodgedwongen moeten sluiten vanwege de hoge energieprijzen, door hen voldoende te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mohandis en Westerveld.

Zij krijgt nr. 161 (36 200-XIV).

De heer Van Nispen (SP):

Dan over de sportwet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sinds de coronacrisis de sport- en beweegdeelname onder de bevolking sterk is gedaald en de sociaaleconomische verschillen in beweegdeelname groter zijn geworden en dat er een maatschappelijke noodzaak is om de gezondheid en welzijn van kinderen en volwassenen te bevorderen via sport en bewegen;

constaterende dat de Kamer zich reeds heeft uitgesproken deze Kamerperiode toe te willen werken naar een landelijke Sportwet, conform de motie-Van der Laan c.s. (30 234, nr. 268), maar dat de regering vooralsnog niet van plan lijkt hiermee aan de slag te gaan;

herbevestigt de motie-Van der Laan c.s. en spreekt nogmaals uit dat een Sportwet van belang is om rollen en verantwoordelijkheden van overheden en sportbranche uit te werken en vast te leggen en doelen kunnen worden gesteld met betrekking tot toegankelijkheid, het tegengaan van bewegingsarmoede en ongelijkheid;

verzoekt de regering om een Sportwet uit te werken die deze Kamerperiode behandeld kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 162 (36 200-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter. Op dit punt moet mij nog één ding van het hart. De Minister heeft maandag de indruk gewekt dat de hele sportsector, iedereen met wie zij gesproken heeft, bijna faliekant tegen zo'n sportwet was, maar dat is niet het geval. Mevrouw Van der Laan zei het ook al. Het ligt veel genuanceerder. Men is wel bang voor een enorme wet die mogelijk zou kunnen mislukken à la de Omgevingswet, ik noem maar iets, maar een kaderwet wordt wel degelijk gesteund. Laten we hier ook wel het hele verhaal schetsen, zeg ik nog even tegen de Minister. Dat is nog een punt van kritiek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er zorgen en onduidelijkheden zijn in de sportsector over het btw-tarief in de sport;

constaterende dat de Minister voor Langdurige Zorg en Sport gevraagd is om te kijken naar dit vraagstuk maar inmiddels slechts het dossier is overgedragen aan de Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst;

verzoekt de regering de zorgen over de btw-positie serieus te onderzoeken en te komen met voorstellen om de btw op sport en bewegen te verlagen en andere maatregelen om de sport betaalbaar te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 163 (36 200-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat conform aangenomen Kamermoties (30 234, nr. 315 en 35 925-XVI) is opgeroepen tot één loket voor de verstrekking van sporthulpmiddelen voor mensen met een beperking om te kunnen sporten en bewegen, een ruimhartige verstrekking en dat zorgverzekeraars en gemeenten uiterlijk 1 januari 2023 moesten zorgen voor de financiering van dat ene loket en de verstrekking van sporthulpmiddelen;

constaterende dat er wel één loket maar geen structurele financiering van de grond is gekomen waardoor er een risico is dat een deel van de mensen met een beperking in 2023 geen sporthulpmiddel toegewezen zal krijgen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat personen die aantoonbaar een sporthulpmiddel nodig hebben, dit in 2023 ontvangen;

verzoekt de regering te zorgen dat uiterlijk 1 januari 2024 of zo veel eerder als mogelijk de financiering van de sporthulpmiddelen betaald gaat worden door de verantwoordelijken, namelijk zorgverzekeraars en gemeenten, zodat dit niet ten koste gaat van het budget dat voor gezondheidszorg, sport en bewegen is bestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 164 (36 200-XVI).

Dank u wel. Dan gaan we naar mevrouw Van der Laan, D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik zal verschillende onderwerpen nog eventjes kort nalopen. Uiteraard de energiecrisis. Daar heb ik afgelopen maandagavond ook woorden aan gewijd. Ik heb aan de ene kant ook erkend dat er echt wel verenigingen in nood zitten. Aan de andere kant heb ik ook letterlijk twee of drie keer gezegd dat ik niet de garantie kan geven dat verenigingen niet gaan omvallen. Ik denk dat mijn collega's me goed genoeg kennen om de inspanning bij mij te zien, maar ik vind dat de lijn die nu is ingezet, financieel gezien, op dit moment afdoende is, daar ben ik ook heel eerlijk in. Ik heb de vraag gesteld of die 6 miljoen voldoende is. Daar kun je over twijfelen. Daarnaast zit er echt 300 miljoen euro in het Gemeentefonds. Helaas is dat niet geoormerkt, maar ik vind echt dat gemeenten een inspanningsverplichting hebben om outreachend te gaan werken. Ik heb de Minister dat woord horen noemen: outreachend. Gemeenten moeten nagaan bij verenigingen hoe het nu zit met die energiekosten en daarna vind ik dat maatwerk nodig is. Maar ik zou wel graag in tweede termijn een toezegging krijgen van de Minister dat dit vraagstuk bij de onderhandelingen rond de Voorjaarsnota bovenaan staat bij de prioriteiten. Ik vraag niet voor niks naar de middellange termijn en deze eerste fase, want bij de Voorjaarsnota hebben we het dan over een andere termijn. Ik zou daar graag een toezegging op willen.

De heer Van Nispen (SP):

Twee hele korte vragen aan mevrouw Van der Laan. Staat voor D66 sport en bewegen bovenaan bij de onderhandelingen over de Voorjaarsnota? Als ze dat aan de Minister vraagt, dan hoop ik dat dat ook de inzet van D66 is. Mijn tweede vraag is: hoe vaak moet er gemonitord worden, op welke korte termijn doe je dat en wat ga je dan doen als in december, januari of februari sportverenigingen omvallen?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Om met dat laatste te beginnen: daarover heb ik de Minister ook bevraagd. Er zijn verenigingen die nu al in nood zijn, die niet weten hoe die regelingen aangevraagd moeten worden. Wat gaan we daaraan doen? Daar heb ik echt de toezegging op gehoord van de Minister dat ze kunnen bellen met het ministerie en dat het niet is: wie het eerst komt, het eerst maalt. Ik vind dat er op z'n minst een hele grote inspanning moet zijn om zo veel mogelijk te proberen die verenigingen overeind te houden.

Als u mij vraagt naar de eerste voorkeur van D66, dan kan ik niet anders zeggen dan dat sport niet op nummer 1 staat. U vraagt naar de onderhandelingen over de Voorjaarsnota. Vorige week heb ik met de coalitie een hele grote poging gedaan rond de basisbeurs, dus er zijn verschillende panelen en onderwerpen. Maar ik ben sportwoordvoerder, dus ik zal mijn fractie adviseren voornamelijk te kijken naar het overeind houden van sportverenigingen, maar ik kan niet nu aangeven dat die op nummer 1 staan.

De voorzitter:

Daar moeten we het even mee doen. We moeten ook de appreciatie van de moties nog krijgen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik snap de zorgen over de energiekosten, maar er zijn ook heel veel andere onderwerpen aan de orde gekomen. Ik noem maar even de veilige en inclusieve sport, zodat zo veel mogelijk mensen in beweging komen. Ik constateer dat er ook dingen blijven liggen. Ik wil niet alleen maar uitgaan van procesantwoorden: we doen een verkenning hier en een onderzoek daar. Ik wil graag resultaatgericht werken, zodat mensen met een beperking toegang hebben tot sport. Niet voor niks dien ik hierover weer een motie mede in. Maar het sportklimaat moet ook veiliger worden. Dat kan niet alleen via de pijler veilige sport in het Sportakkoord komen. Er moet geleverd worden. Bij het volgende debat zou ik willen dat we vinkjes kunnen zetten omdat er resultaten komen. Ik zou niet willen dat we dan pas verkenningen bespreken, maar voorstellen, gericht op een veilige en toegankelijke sport.

Dan over de sportwet. Ik ben het niet eens met de argumentatie in het debat. Ik ben het er niet mee eens dat de hele sportsector tegen een sportwet opkijkt. Daarom heb ik de motie weer mede-ingediend.

Tot slot Qatar. Het punt is dat wij ook internationaal invloed willen hebben in de sportbesturen, zodat wij zo veel mogelijk aan de voorkant kunnen proberen om de mensenrechtennorm mee te nemen. Daar heb ik een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de organisatie van grote sportevenementen in landen met een slechte staat van dienst op het gebied van mensenrechten de afgelopen tijd te vaak is voorgekomen en schade toebrengt aan de sport;

overwegende dat de Kamer al in 2013 de motie-Servaes c.s. heeft aangenomen om zich zowel in internationaal verband als in samenwerking met nationale sportkoepels in te zetten voor opname van mensenrechtennormen bij toewijzing en organisatie van grote sportevenementen;

verzoekt de regering een strategie te ontwikkelen om te voorkomen dat grote sportevenementen georganiseerd worden zonder voldoende waarborgen op het gebied van mensenrechten en daarbij de Nederlandse positie in internationale sportbesturen te betrekken, en deze in het voorjaar van 2023 aan de Kamer aan te bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Rudmer Heerema en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 165 (36 200-XVI).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Tot slot zou ik heel graag – dat geef ik nu al te kennen – een vervolgdebat willen hebben over het Sportakkoord deel II dat eraan komt. Dat zal ik via de regeling doen. We moeten echt meer over sport praten.

De voorzitter:

Dank u wel. Eén aanvullende vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, een hele concrete vraag, want ik hoorde mevrouw Van der Laan haar zorgen uiten over de energielasten van sportverenigingen. Nou is er op 12 oktober dit jaar – dus het ligt er al een tijdje – een amendement ingediend door PvdA en GroenLinks, Nijboer/Maatoug, dat vraagt om een aanvulling van 300 miljoen op het Gemeentefonds. Daar gaan we volgende week dinsdag over stemmen. Ik wil mevrouw Van der Laan vragen of D66 dan voor dit amendement, dus deze begrotingswijziging, gaat stemmen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat gaan we dinsdag in de fractie bespreken. Daar heb ik nu geen antwoord op.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar de Partij van de Arbeid, meneer Mohandis.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. De afdronk is toch echt wel heel erg pessimistisch – terwijl ik helemaal niet zo in elkaar zit, voor degenen die mij een beetje kennen – want ik vrees echt het allerergste. Als we pas in het voorjaar gaan kijken hoe we naar bevind van zaken gaan handelen, dan vrees ik het ergste. Mijn hoop is een beetje gevestigd bij de stemming komende week op coalitiepartijen die zeggen een groot hart te hebben voor sport. Ik hoop dat al die mooie sportakkoorden en preventieakkoorden iets waard zijn, anders moeten we ze gewoon verscheuren of flink aanpassen, maar we gaan ze niet nakomen als 10%, 20% van onze sportinfrastructuur omvalt, helaas.

Voorzitter. Over het reddingsfonds is veel gesproken. Wij vinden het helemaal niet toereikend. Het is gewoon wat het is. Zeg dan ook gewoon «er is maar 6 miljoen en als het op is, is het op» in plaats van «het is toereikend; we hebben het uitgerekend». Ik geloof daar helemaal geen snars van, maar goed. Elk kind kan uitrekenen dat als er zo veel sportverenigingen omvallen, 6 miljoen – dat is een makkelijk rekensommetje – helemaal niets voorstelt als we kijken naar de gemiddelde stijging waar amateurverenigingen voor staan. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Najaarsnota slechts, naast de TEK, een noodfonds van 6 miljoen euro wordt aangekondigd voor een klein deel van de amateursportverenigingen;

van mening dat het onacceptabel is dat amateursportverenigingen omvallen door de gestegen energiekosten, terwijl het regeerakkoord belooft de sportverenigingen te helpen om Nederlanders weer aan het sporten te krijgen;

verzoekt de regering de toegang tot dit noodfonds te verbreden tot alle amateursportverenigingen en het budget binnen dit noodfonds toereikend te maken voor steun aan alle amateursportverenigingen die door gestegen energiekosten dreigen om te vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Westerveld, Van Nispen en Maeijer.

Zij krijgt nr. 166 (36 200-XVI).

De heer Mohandis (PvdA):

Ik wil ook de collega's wijzen op het amendement-Nijboer/Maatoug, zoals collega Westerveld heeft gedaan, want we hebben er serieus werk van gemaakt. Als het amendement moet worden aangepast met een andere dekking, dan sta ik daar open voor, dus ik hoor graag van de coalitiepartijen hoe ze daarin staan.

Dan een andere motie, die hieraan raakt. Er is veel gesproken over gemeenten. Gemeenten gaan al veel verder dan wij hier misschien met elkaar beseffen. Vanochtend stond in De Telegraaf iets over het noodplan in Amsterdam, Rotterdam enzovoort. Die zeggen allemaal: dan nog ontstaat er een enorm gat. De TEK-regeling komt veel te laat, dus dat betekent dat er ook onder degenen die recht hebben op de TEK massaal clubs gaan omvallen. Vandaar de volgende motie, die ook wel een testcase is voor deze Minister als het gaat om wat haar houding gaat zijn richting gemeenten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen van sportverenigingen;

overwegende dat veel gemeenten al plannen maken voor extra steun voor sportverenigingen en goed zicht hebben op de lokale situatie;

verzoekt de regering gerichte ondersteuning of maatwerkoplossingen te bieden aan gemeenten die in de knel komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Van Nispen en Westerveld.

Zij krijgt nr. 167 (36 200-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik wil heel even een vraag stellen over het amendement, want het amendement is volgens mij ingediend bij de Financiële Beschouwingen.

De heer Mohandis (PvdA):

Ja.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Daarna is de Najaarsnota gekomen met ruim 300 miljoen extra voor gemeentes voor ’23, ’24 en ’25, en zelfs nog meer daarna, dus eigenlijk heeft u uw zin gekregen. Ik snap niet zo goed waarom u zegt «stem voor het amendement», terwijl de Minister van BZK al gehoor heeft gegeven aan het amendement.

De heer Mohandis (PvdA):

Ik kijk daar echt anders naar, want wat er nu is gekomen, komt niet overeen met de doelstelling van het amendement. Maar dan moet u goed kijken naar waar het amendement op gericht was en wat eruit is gekomen. Maar goed, dat kunnen we nog met elkaar uitwisselen.

De voorzitter:

Had u nog een motie?

De heer Mohandis (PvdA):

Ja. Ik ga door, voorzitter. Die gaat over verduurzaming, dus de lange termijn. Er is een BOSA-regeling. Veel clubs hebben gewoon geen investeringsvermogen om snel te verduurzamen. Dat heeft sowieso tijd nodig. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kosten voor energie hoog zullen blijven en sportaccommodaties en sportverenigingen ook op de lange termijn geconfronteerd zullen worden met hogere vaste lasten;

overwegende dat verduurzamen aangewezen is;

verzoekt de regering de Kamer te laten weten op welke wijze steun geboden kan worden aan sportaccommodaties en -verenigingen die versneld willen verduurzamen en daarbij de mogelijkheden mee te nemen via het verlengen, toegankelijker maken en verhogen van het percentage subsidie via de BOSA-regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Westerveld en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 168 (36 200-XVI).

Nog één?

De heer Mohandis (PvdA):

Tot slot, voorzitter. Er is al een soort toezegging gedaan, maar de motie is ingediend bij het WGO Cultuur en ik vond het wel chic om ook hier dat signaal af te geven, want dan is het maar helder. Die gaat over het Sport & Cultuurfonds.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat kennismaken met cultuur, kunst, sport of muziek van onschatbare waarde is en elk kind hier de kans toe moet krijgen, ongeacht de portemonnee van hun ouders;

constaterende dat de energiecrisis en de daaruit voortvloeiende inflatie groot effect hebben op het besteedbaar inkomen en binnenkort naar schatting zelfs een op de tien kinderen opgroeit in armoede;

overwegende dat er tal van manieren zijn waarmee kan worden voorkomen dat kinderen geïsoleerd raken door armoede, zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur of stadspassen;

verzoekt de regering in samenspraak met de verantwoordelijke bewindslieden voor het Sport & Cultuurfonds te zorgen dat het fonds toereikend blijft om sportdeelname voor kinderen te faciliteren zodat het groeiende aantal kinderen in armoede hier aanspraak op kan blijven maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 169 (36 200-XVI).

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Ik heb nog een paar vragen. Wij hebben de Thialfmotie medeondertekend. Er is een sportwetmotie waardoor wij onze zorgplichtmotie even laten liggen. Ik heb een belangrijke vraag. Ik heb zomaar het gevoel dat er moties worden ontraden, misschien ook wel van de coalitie. Wat gaat de Minister doen als ze worden aangenomen? Hoe gaat deze Minister om met ontraden moties?

Wij kijken heel erg uit naar de stemmingen op dinsdag en trouwens ook naar de stemmingen later, op donderdag, over de amendementen en de begroting. Volgende week is wat mij betreft cruciaal of wij amateurverenigingen helpen de winter door te komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Voorzitter, dank u wel. In het kader van de tijd zal ik maar meteen beginnen met mijn motie. Ik heb namelijk twee best wel lange moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel sportaanbieders in financiële nood dreigen te komen als gevolg van fors stijgende energielasten;

overwegende dat het toegankelijk zijn van onze sport een gezamenlijke ambitie is van Kamer en kabinet;

van mening dat deze sportaanbieders niet alleen tijdelijk financieel gesteund moeten worden, maar dat we ze ook moeten helpen bij het stevig inzetten op structurele besparingen door het verduurzamen van accommodaties;

van mening dat dit ook een kans is grote stappen te zetten op het gebied van toegankelijkheid;

constaterende dat er een subsidieregeling voor verduurzaming en toegankelijkheid bestaat, de BOSA, waaruit sportaanbieders tot 30% van de kosten kunnen terugvragen;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe deze regeling aantrekkelijker gemaakt kan worden door deze om te draaien, waarbij sportaanbieders voor het grootste deel van de kosten van verduurzaming en toegankelijkheid subsidie kunnen aanvragen, waarna jaarlijks de helft van de besparing teruggestort moet worden tot bijvoorbeeld 70% van de investering;

verzoekt de regering de Kamer hierover uiterlijk voor het commissiedebat in juni 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 170 (36 200-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vrijstelling voor fondsenwervende activiteiten voor sportverenigingen, ook bekend als de kantinevrijstelling, zowel een administratieve verlichting als een kostenbesparing voor onder andere sportverenigingen kan betekenen;

constaterende dat de hoogte van de vrijstelling echter sinds 2002 niet meer is aangepast;

van mening dat in deze tijden van stijgende kosten zo veel mogelijk gedaan moet worden om te voorkomen dat de onmisbare rol van verenigingen voor onze samenleving verloren gaat;

verzoekt de regering te onderzoeken of de zogenaamde kantineregeling nog van deze tijd is, waarbij onder andere naar de maximale vrijstelling voor de btw gekeken wordt;

verzoekt de regering de Kamer hierover uiterlijk bij het Belastingplan 2024 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 171 (36 200-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat wet- en regelgeving gericht op onder andere professionele arbeid soms onbedoeld vrijwilligers- en verenigingswerk onnodig kunnen raken;

van mening dat vrijwilligers en verenigingen juist zo veel als mogelijk ontzien moeten worden van onnodige lasten;

verzoekt de regering een voorstel te doen hoe wet- en regelgeving beter aan de voorkant getoetst kan worden op de impact op vrijwilligers en verenigingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 172 (36 200-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

En de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat verenigingen zo goed mogelijk geholpen moeten worden bij het betalen van de fors gestegen energierekeningen;

constaterende dat het kabinet hiertoe 207 miljoen euro voor openbare zwembaden, een noodfonds van 6 miljoen euro en de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) beschikbaar stelt;

constaterende dat het kabinet daarnaast ruim 300 miljoen euro via het Gemeentefonds beschikbaar stelt dat afhankelijk van de lokale context ook ingezet kan worden voor het ondersteunen van verenigingen;

constaterende dat het kabinet van mening is dat dit voldoende zou moeten zijn;

overwegende dat er vanuit de samenleving echter ook signalen komen dat deze financiële middelen niet afdoende zouden zijn;

van mening dat het daarom belangrijk is de vinger aan de pols te houden, zodat zo nodig op tijd bijgestuurd kan worden;

verzoekt de regering de inzet van de aanvullende financiële middelen, in samenwerking met VNG, nauwgezet te monitoren en de Kamer maandelijks te rapporteren over de vraag of deze financiële middelen afdoende zijn om de unieke Nederlandse infrastructuur van verenigingen te ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 173 (36 200-XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een vraag over die laatste motie. We hebben nu al signalen dat het niet goed gaat. Waarom dient mevrouw Van Dijk daar geen motie over in en vraagt zij nu nog om een monitoring die maandelijks moet plaatsvinden?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik hoor net dat die monitoring er al is. Dan zou de motie overbodig zijn maar dat hoor ik dan dadelijk wel. Ik heb die monitoring vanuit het ministerie en de VNG nog nooit iedere maand in mijn mailbox gehad. Maar goed, dat horen we dan dadelijk wel. We krijgen inderdaad signalen dat het voor verenigingen lastig is. We krijgen ook signalen van verenigingen die zeggen dat ze het wel gaan redden. We krijgen signalen van gemeenten die zeggen dat ze denken dat ze eruit gaan komen en we krijgen signalen van gemeenten die aangeven daarover twijfels te hebben. Ik vind het heel ingewikkeld om op basis van al deze signalen nu te zeggen: dit is de waarheid. Maar ik wil wel heel graag gerichte maatregelen nemen. Ik zie het ook bij de koopkrachtmaatregelen. 50% komt gewoon ongericht terecht. Ik wil het geld echt laten landen waar het nodig is, teneinde verenigingen te ondersteunen die het nodig hebben. Vandaar dat ik die monitoring wil. Als daar inderdaad uit blijkt dat we een groot probleem hebben, gaan we daarover het debat met elkaar aan op basis van de inhoud. Daarom vind ik het belangrijk dat we de vinger aan de pols houden en we maandelijks weten wat de stand van zaken is.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, nog een keer.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben gerichte signalen dat het niet goed gaat met een heel aantal verenigingen. Laat ik het anders zeggen. We weten in deze Kamer dat elke euro die we investeren in sport, rendeert, dat dat gezondheidswinst oplevert op de korte en op de lange termijn. We weten ook dat voor bepaalde groepen sport en bewegen minder toegankelijk is dan voor andere groepen. Voor deze groepen, zoals mensen met een kleinere portemonnee maar ook mensen met bijvoorbeeld een handicap, moeten we zorgen dat sport en bewegen te allen tijde toegankelijk blijft. Ik vind het dan een zwaktebod dat we in deze Kamer heel gemixte signalen afgeven. Aan de ene kant zeggen partijen: we horen dat het niet goed gaat. En tegelijkertijd zijn we er hier in de Kamer voor om, als het niet goed gaat, het kabinet bij te sturen, om maatregelen te treffen en te zeggen: u doet te weinig, dus wij grijpen in. En dat verzuimen we. En ik zeg «we», want we zitten hier met in totaal 116 zetels. We zijn hier natuurlijk niet met z'n 116'en aanwezig, maar de mensen die hier zitten vertegenwoordigen wel 116 zetels van de 150. Dus we zijn met een ruime meerderheid om gewoon te regelen dat er maatregelen genomen worden die verenigingen nu zekerheid geven en die verenigingen de winter door helpen, zonder dat al die contributies omhoogschieten, met juist gevolgen voor de mensen die al minder sporten en bewegen. Dat is punt een.

De voorzitter:

Ja, sorry, maar dan ook meteen punt twee, want we hebben echt nog maar twintig minuten. We moeten uit de zaal om 12.00 uur. Dit is een tweede termijn, u mag een vraag stellen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Iedereen neemt hier de ruimte. Ik heb in eerste termijn ook veel minder ruimte genomen dan de rest. Ik heb ook veel minder vragen gesteld dan de rest.

De voorzitter:

Kom tot uw conclusie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Punt twee, de zwemlessen. Nederland is een ontzettend waterrijk land. We weten ook dat de jongeren die geen zwemdiploma halen, net degenen zijn die bijvoorbeeld een handicap hebben of degenen met minder rijke ouders. Afgelopen zomer hebben we als Kamer een motie aangenomen van collega Van Nispen en mij om te komen tot een landelijk dekkend aanbod voor kinderen met een handicap. Ik zie nog veel te weinig van die uitvoering. Ik hoor dan ook graag een reactie van de Minister daarop. Want we moeten echt zorgen dat juist deze kinderen een zwemdiploma kunnen halen.

Dan mijn laatste punt, en dat gaat over Qatar. Afgelopen maandag vroeg ik aan de Minister wat zij daar eigenlijk gaat doen. Als ze daar gaan praten over mensenrechten, waarom dan de Minister van Sport? Ik lees in de krant over allerlei gesprekken die de Minister heeft gevoerd maar ik wil daar graag een heel duidelijke terugkoppeling van. Wat hebben we daar nou gedaan? Wat hebben die jarenlange constructieve gesprekken, zoals het kabinet het noemt, nu opgeleverd? Wat hebben die daadwerkelijk opgeleverd, behalve grote woorden hier in Nederland? Dat zou ik graag willen horen. Ik ontvang daar graag een hele uitgebreide schriftelijke terugkoppeling van. Wat is er gebeurd, met wie is er gesproken en wat zijn de uitkomsten? Want de Kamer wilde al helemaal niet dat de Minister naar Qatar zou gaan.

Dan heb ik nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sportverenigingen willen verduurzamen, maar daar zelf de middelen niet voor hebben;

overwegende dat sportclubs financieel nog verder in de problemen dreigen te komen door de hoge energierekening;

constaterende dat er verschillende subsidies zijn waar sportverenigingen gebruik van kunnen maken, maar deze onvoldoende worden aangesproken;

verzoekt de regering te inventariseren of de subsidieregelingen aansluiten bij de behoefte van sportverenigingen en welke knelpunten sportclubs ervaren bij het aanvragen van subsidie zodat deze zo veel mogelijk weggenomen kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Mohandis en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 174 (36 200-XVI).

Waarbij ik graag mijn excuses wil uitspreken aan u, mevrouw Westerveld, om de simpele reden dat ik dacht dat u nog met het tweede deel van uw vraag aan mevrouw Van Dijk bezig was, terwijl u al in uw eigen termijn bezig was. Vandaar dat ik wat geïrriteerd reageerde. Ik had over het hoofd gezien dat u spreker was.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja.

De voorzitter:

Ik hoor in mijn rechteroor dat de Minister behoefte heeft aan tien minuten schorsing. Dan gaan we om 11.50 uur verder met de beantwoording die heel staccato en strak moet zijn, evenals de appreciatie van de moties.

De vergadering wordt van 11.42 uur tot 11.50 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan beginnen aan de beantwoording in tweede termijn van de zijde van het kabinet. De Minister zal beginnen met de appreciatie van de moties.

Minister Helder:

De Minister begint met de appreciatie van de moties, ook gezien de tijd. Als ik er niet aan toekom om de vragen te beantwoorden, dan zal ik die daarna rechtstreeks aan de Kamerleden beantwoorden, c.q. schriftelijk.

De eerste motie is de motie op stuk nr. 155 en die verzoekt om het noodfonds ruimhartiger toe te passen. Ontraden. Als ik dat toelicht, kom ik terug op de hele discussie in het debat en dat ga ik niet doen.

De motie op stuk nr. 156: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 157 ontraad ik, maar ik wil daarbij wel aangeven dat ik in gesprek ben met de gemeenten om te kijken hoe we regionaal ijsbanen samen kunnen ondersteunen en hoe we exploitanten ruimte kunnen bieden om extra inkomsten te genereren. Ik zal dus doen wat in mijn vermogen ligt. Ik was ook gevoelig voor de opmerkingen over de energieneutraalheid en de innovaties in de schaatssport en dat zal ik daar zeker in meenemen.

De voorzitter:

U heeft hier één vraag over van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, want dat is natuurlijk niet het enige wat er in die motie staat. De Minister ontraadt deze motie, maar deze motie gaat aangenomen worden. Dat weten we allemaal. En die motie komt eigenlijk neer op: red Thialf. Deze motie-Heerema c.s. wordt dinsdag aangenomen en dan is het ook duidelijk, hè. Aanstaande dinsdag is duidelijk dat Thialf gered gaat worden.

De voorzitter:

En de vraag van de heer Mohandis is: wat doet u met moties die niet aangenomen zijn?

Minister Helder:

Ik heb al gezegd dat de financiële ruimte voor de steunmaatregelen beperkt is. Ik kijk scherp naar het maatschappelijk belang. Thialf zit nu niet in de zwembadregeling en ik ben met Thialf al heel lang in gesprek. Ik ben ook al langere tijd met Thialf in gesprek over de verduurzaming, over wat we daarmee kunnen doen en over de innovatiekant. Daar geef ik volop gas op. Ik kan verder niet vooruitlopen op wat ik ga doen als de motie wordt aangenomen, maar uiteraard neem ik iedere aangenomen motie zeer serieus.

De heer Van Nispen (SP):

Dat de Minister tot nu toe aangenomen moties niet serieus neemt, is precies waarom ik deze vraag stel. Ik wil op dit punt heel duidelijk weten... Ik accepteer dus niet dat de Minister zegt: ik zie wel. Nee! Wij weten nu al dat deze motie aangenomen gaat worden. Laten we in ieder geval op dit punt, Thialf, nu duidelijk afspreken dat dinsdag duidelijk wordt, als deze motie wordt aangenomen, dat Thialf gered is. We kunnen niet de mensen die nu voor de tweede keer uit Friesland hiernaartoe zijn gekomen, nog langer in spanning laten. Overigens is het gewoon van nationaal belang dat het overeind blijft. Ik maak me hier echt even specifiek druk over. Ik maak me om heel veel dingen druk en hierover ook. Ik wil gewoon dat dit nu duidelijk wordt.

Minister Helder:

Ik kan daar nu geen antwoord op geven en dat ga ik dus ook niet doen. Maar laat duidelijk zijn dat ook ik hiermee druk ben en dat ook ik Thialf wil redden en deze winter door wil krijgen. We zijn doorlopend in gesprek met Thialf en we zijn aan het kijken naar wat wel tot de mogelijkheden behoort. Maar ik ga niet nu al antwoord geven op deze motie. We gaan eerst de stemmingen afwachten en daarna zal ik daarop antwoorden.

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter, heel kort, hoor. Ik doe het even heel scherp. Aanvullend op collega Van Nispen: dinsdag gaat deze motie gewoon worden aangenomen. U kunt niet, Minister, zeggen: ik wacht de stemmingen af. Er ontstaat hier een politiek feit, namelijk dat er een meerderheid is. En dan is de vraag heel simpel: hoever gaat u om Thialf overeind te houden? Want die rekening gaat 1 januari al omhoog. U kunt gewoon ja zeggen of u kunt nee zeggen.

De voorzitter:

De Minister. Daarna gaan we verder met de appreciatie.

Minister Helder:

Voorzitter. Ik zeg geen ja en ik zeg geen nee. Ik kan alleen nu geen antwoord geven. Dus daar kom ik na dinsdag op terug.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Een verklarende vraag aan de Minister: wat is erop tegen om Thialf toe te voegen aan de compensatieregeling voor zwembaden?

Minister Helder:

Ik heb geen sluitende afspraak gemaakt om Thialf daaraan toe te voegen. En als we Thialf toevoegen, komt ook de vraag waarom de andere ijsbanen niet worden toegevoegd. Ik moet daar dus echt een antwoord op formuleren.

De voorzitter:

Even als voorzitter. Dinsdag zijn de stemmingen. Het lijkt mij verstandig dat de indieners van deze motie op diezelfde dag naar voren stappen om te vragen om een brief over de uitvoering et cetera. We kondigen dat nu al aan en de ambtelijke ondersteuning weet daardoor wat er dinsdag gevraagd en verwacht wordt.

Mevrouw de Minister, de volgende appreciatie.

Minister Helder:

De motie op stuk nr. 158: oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 159 staat dat er nog een evaluatie moet plaatsvinden van de buurtsportcoachregeling, maar die evaluatie is er al geweest en die is ook al naar de Kamer gestuurd. Dus die is daarin meegenomen. Verder kan ik de tekst, als ik het zo mag bijstellen, oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 160: ontraden. Ik sta net als de heer Van Nispen voor een sterke sportsector. Daar zet ik me als Minister honderd procent voor in en ik betreur het dat ik hem daar in dit debat niet van heb kunnen overtuigen. Ik doe de handreiking om daar na het debat ook nog een keer persoonlijk over in gesprek te gaan.

De motie op stuk nr. 161 vraagt te garanderen dat niemand hoeft te sluiten. Ik heb aangegeven dat ik een dergelijke motie om die reden niet oordeel Kamer kan geven. Daarom ontraad ik dus deze motie.

De motie op stuk nr. 162 vraagt om een herbevestiging van de sportwet en gaat daarmee dus in feite in tegen de uitkomsten van de verdiepingsslag. Ik heb eerder gezegd dat ik niet kies voor een alomvattende sportwet, mede op basis van die verdiepingsslag, maar dat ik wel degelijk op onderdelen wetgeving niet uitsluit, en zeker niet als het gaat om veilige sport. Dus ik geef hier het oordeel «ontraden», omdat ik... Nou ja, ik kan natuurlijk niet het hele debat overdoen. Maar uit de brief van de VNG blijkt dat gemeenten juist heel veel commitment hebben op die sport- en beweegdoelen. Ook als ik kijk naar de uitkomsten van de verdiepingsslag, zie ik heel veel commitment bij de partijen. Mijn conclusie is dus nog steeds dat een alomvattende sportwet geen goed recept is en geen stap naar voren met toegevoegde waarde. Maar ik sta dus zeker wel achter die mogelijkheid van wetgeving op onderdelen. Daar sta ik zeker voor.

De heer Van Nispen (SP):

We gaan geen herhaling van zetten doen. De Minister heeft in ieder geval een deel van de Kamer niet kunnen overtuigen dat er geen sportwet nodig zou zijn. Wij willen wel degelijk een kaderwet, en nog deze kabinetsperiode. Ook hier weer dezelfde vraag: als deze motie wordt aangenomen, wat gaat de Minister dan doen? Wordt deze weer op het stapeltje aangenomen niet-uitgevoerde moties gelegd?

Minister Helder:

Nee. Hier is mijn ruimte natuurlijk ruimer. Het gebeurde vaker in dit debat, maar ik denk dat het onontkoombaar is en ook goed dat ik net als u contacten heb met de sportsector en dat wij allebei een andere conclusie uit die uitgebreide gesprekken kunnen trekken. Daarom is het belangrijk dat we opnieuw met elkaar om de tafel gaan om te kijken wat het betekent als deze motie wordt aangenomen. Uiteraard ben ik daartoe bereid, want ik vind het belangrijk dat we sámen uit juist deze discussie komen. Het is ons er allemaal om te doen, ook mij, dat wij de sportsector sterker maken. Dus daar ben ik zeker toe bereid.

De voorzitter:

Vervolgt u uw appreciatie.

Minister Helder:

De appreciatie van deze motie is: ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 163.

Minister Helder:

De motie op stuk nr. 164. De motie op stuk nr. 162 was toch zeker de motie met nummer 9? O, pardon. Ik ben... Nee, nu is de motie op stuk nr. 163 over de btw op sport aan de beurt.

Ik ben de zorgen serieus aan het onderzoeken en ik ben daarover ook in overleg met Financiën. Ik kan zeggen dat dat onderzoek loopt, maar ik kan niet nu al zeggen dat dit tot de gewenste voorstellen leidt en dus tot daadwerkelijke verlaging. Dat is de reden om de motie te ontraden, maar ik ben het dus wel aan het onderzoeken.

Dan de tiende motie en dat is dus wel de motie op stuk nr. 164. Deze motie gaat over sporthulpmiddelen. Niet alleen dat ene loket is gerealiseerd, want ik stel vast dat er structurele financiering van € 750.000 is toegevoegd. Daarnaast is er de financiering vanuit de Wmo en de zorgverzekeraars. Ik ben bezig om betere samenwerking en bundeling in afspraken opgenomen te krijgen. Als ik de motie zo mag lezen dat die afspraken voor 1 januari 2025 gerealiseerd moeten zijn, zonder vooruit te lopen op de uitkomsten, dan kan ik ’m oordeel Kamer geven. Dus ik ben aan het onderzoeken wat ik naast die € 750.000 nog aan andere afspraken kan toevoegen. Als ik ’m zo mag lezen, kan ik ’m oordeel Kamer geven.

De heer Van Nispen (SP):

Die € 750.000 is volgens onze berichten waarschijnlijk op in het eerste kwartaal van 2023. Er is dus ongeveer vier keer zoveel nodig. Ik vind het niet acceptabel dat mensen die na het eerste kwartaal komen, hun prothese of hun sportrolstoel niet vergoed zouden krijgen. Dat is één, en dat staat ook in de motie. Daarbij komt dat de afspraken waar de Minister het nu over heeft, al keer op keer op keer zijn gemaakt. We stellen hier nu opnieuw een duidelijke deadline: 1 januari 2024 moet het geregeld zijn, want de gemeentes en met name de zorgverzekeraars zijn er nu al verantwoordelijk voor. Dat is dus wat er in de motie staat.

Ik wil hier ook dezelfde vraag stellen: als deze motie wordt aangenomen, wat gaat er dan mee gebeuren? Ik ben een beetje op mijn hoede, voorzitter. U merkt dat misschien.

De voorzitter:

Ik snap het. De Minister.

Minister Helder:

Ik heb aangegeven dat ik de motie oordeel Kamer kan geven als ik de motie zo mag lezen dat ik die afspraken voor 1 januari 2024 kan realiseren. Ik kan nu echter niet vooruitlopen op de uitkomsten in financieel opzicht. Maar ik ben zeker bezig om, precies in de lijn die u bedoelt, te kijken of we betere afspraken kunnen maken en of we kunnen zorgen voor afdoende budget voor die sporthulpmiddelen. Daarbij kijken we ook naar de overige dingen die daarvoor nodig zijn, in termen van de ontwikkeling van de sporthulpmiddelen. Op de achtergrond zijn we, ook in het kader van het GALA, met de VNG in gesprek over hoe wij dit centraal gaan regelen in Nederland. Dat ene loket is er. Ik heb echt goede hoop dat we een stuk verder gaan komen met dat gesprek. Maar ik kan nu geen bedrag noemen. Als ik de motie zo mag lezen dat ik dat duidelijk maak voor 1 januari 2024, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Anders moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, gaat uw gang. Ik wil wel even meegeven dat we nog de helft van het aantal moties te gaan hebben.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil alleen benadrukken dat we dit gesprek iedere keer hebben. Iedere keer constateren we dat het niet goed geregeld is voor deze groep. Iedere keer constateren we dat verzekeraars en gemeenten hiervoor verantwoordelijk zijn. Dat zegt de Minister ook. En iedere keer is het moeilijk om hen op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Ik snap daar helemaal niets van, juist voor deze groep niet.

Minister Helder:

Ik wijs de zorgverzekeraars en de gemeenten op hun verantwoordelijkheid, maar in de motie staat dat het het budget is van de zorgverzekeraars en de gemeenten, zodat het niet ten koste gaat van ander budget. Dat kan ik nu niet toezeggen, maar ik ben wel bezig om dat te realiseren. Dan blijft de motie ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 165.

Minister Helder:

De motie op stuk nr. 165 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 166 ontraad ik. Daar hebben we uitgebreid over gesproken.

Mag ik de motie op stuk nr. 167 zo lezen dat ik bereid ben gemeenten van ondersteuning te voorzien wat betreft de maatwerkoplossingen? Als ik dat breder mag interpreteren en als het niet wordt uitgelegd als alleen maar een financiële ondersteuning maar ook als organisatorische ondersteuning en beleidsondersteuning, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 168.

De heer Mohandis (PvdA):

Het gaat snel. De motie op stuk nr. 167 gaat echt niet over de organisatorische ondersteuning, want die hebben gemeenten echt helemaal op orde. Daar hebben ze u niet voor nodig. Dat bedoel ik niet onaardig, maar dat is echt zo, dat is gewoon hoe het zit. Het gaat hier echt om gemeenten die qua financiën tot het maximale zijn gegaan. Ze hebben echt meer gedaan dan u die gemeenten heeft gegeven. Vervolgens komen ze met 5% tot 10% waarvan ze zeggen: dit is echt een gat. Ik zeg niet nu al: u moet ze helemaal bijstaan. Maar staat u naast hen om te zoeken, ook samen, naar een financiële oplossing? Als financieel is uitgesloten van uw appreciatie, dan heb ik liever dat u de motie ontraadt.

Minister Helder:

Ik kan het financieel niet toezeggen. U kunt ervan op aan dat we samen zoeken naar oplossingen, breed kijken, ook naar maatwerkoplossingen en andersoortige oplossingen. Maar ik kan hier geen budget aan koppelen. Als ik de motie zo interpreteer, verruim ik namelijk in feite het noodfonds. Dan kan ik dus geen oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dan is de motie op stuk nr. 167 ontraden.

Minister Helder:

Ja, dan is die ontraden.

Ik ben ook uitgebreid ingegaan op de motie op stuk nr. 168. Die motie krijgt oordeel Kamer.

Ik ben het eens met de motie op stuk nr. 169. Het is een mooi gebaar. We weten dat het doelmatig kan worden ingezet en dat we meer kinderen kunnen ondersteunen. Die motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 170. Ik evalueer de BOSA en kijk naar al deze opties. Uw motie is uitvoerings- en begrotingstechnisch complex. Als ik de motie zo mag lezen dat ik dit als een van de opties meeweeg, dan kan ik haar oordeel Kamer geven. Het gaat over het omdraaien van de BOSA-regeling.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Een van de opties is prima. Als er betere opties zijn, dan vind ik dat alleen maar fijn. Maar het gaat om het principe: omdraaien, zodat het verenigingen veel makkelijker wordt gemaakt om grote investeringen te doen.

Minister Helder:

Als ik haar zo mag lezen dat ik het als een van de opties meeweeg, dan krijgt de motie dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 171 krijgt oordeel Kamer.

Ik verzoek de motie op stuk nr. 172 aan te houden. Het dossier regeldruk bij vrijwilligersorganisaties valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris. Dat is geen afschuiven, maar zo hebben we dat georganiseerd. Er is op dit moment een verkennend onderzoek bezig. Ik verzoek u om de motie aan te houden, omdat ik dan de resultaten van het onderzoek daarin kan meenemen, voordat we met een voorstel komen over hoe wet- en regelgeving beter aan de voorkant getoetst kan worden. Ik had het over de motie op stuk nr. 172.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Om te bepalen of ik de motie alsnog moet indienen, is het voor mij natuurlijk belangrijk om te weten op welke termijn er iets komt.

Minister Helder:

Ik wacht het eventjes af. Ik leg de vraag even terzijde. Ik kom daar zo op terug, gezien de tijd.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 173.

Minister Helder:

De 300 miljoen, de toevoeging aan het Gemeentefonds, is niet geoormerkt. Dat hebben we al vastgesteld. Als ik de motie op stuk nr. 173 zo mag lezen dat we zo frequent mogelijk informeren over de middelen die we besteden en dat we ervoor zorgen dat die goed terechtkomen, dan kan ik dat toezeggen. Maar dat kan niet over die niet-geoormerkte 300 miljoen in het Gemeentefonds gaan. Als ik de motie zo mag lezen, geef ik haar oordeel Kamer.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Nee. Dat is nou juist mijn punt. Ik vind het juist wel belangrijk dat er consequent en regelmatig contact is met de VNG. Die 300 miljoen is de grootste pot. Dus als het daar misgaat, moeten we die signalen snel op tafel krijgen. Ik ben dus echt op zoek naar een frequentere manier om de Kamer op de hoogte te stellen.

Minister Helder:

Dan zal ik de motie ontraden, maar ik zeg u toe dat ik in overleg met de VSG en de VNG ga kijken wat de mogelijkheden daarvoor zijn.

De heer Mohandis (PvdA):

Het monitorenpunt is belangrijk. Ik heb de Minister gevraagd om het meldpunt en de enquête van het RVVB en de BAV erbij te betrekken. Dat geeft namelijk best wel een actueel beeld. Dat zou elke maand kunnen. Dat bedoelde ik net toen ik zei: er is al best wel veel. Informeer ons met alle data die u heeft, ook van de amateurverenigingen zelf, zo is mijn advies.

Minister Helder:

Die toezegging doe ik, maar de motie op stuk nr. 173 staat dan op ontraden.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van Nispen (SP):

Dit moet me toch echt van het hart: ik vind dit echt ongelofelijk. De Minister krijgt het al niet voor elkaar om toezeggingen te doen over het redden van de sportinfrastructuur in ons land – dat debat gaan we niet overdoen – maar zelfs wat betreft de motie die vraagt om een frequente maandelijkse monitor om in de gaten te houden welke sportverenigingen omvallen, zegt de Minister: nou, nee, dat is toch wel erg veel gevraagd, dus die motie moet ik ontraden. Ik vind het ongelofelijk en een Minister voor Sport onwaardig.

Minister Helder:

Ik vind ook dat die maandelijkse monitoring er moet komen, maar binnen de mogelijkheden die er zijn. Hier gaat het dus even om de techniek en ook om dat wel of niet geoormerkt zijn. Er zit gewoon lokaal sturingsruimte in. Dat weet meneer Van Nispen net zo goed als ik.

De heer Van Nispen (SP):

Er staat niks over oormerken in die motie. Er staat gewoon iets over de boel in de gaten houden.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, mevrouw de Minister had het woord.

Minister Helder:

Ik geef u als toezegging mee dat ik met de VSG en de VNG ga kijken wat er kan. Wij sturen op een zo goed mogelijk en inzichtelijk overzicht. De heer Mohandis zei nog: neem daar alsjeblieft alles in mee wat er beschikbaar is. Ja, dat doe ik. Maar dat is iets anders dan deze motie oordeel Kamer geven. Ik blijf dus bij het oordeel ontraden. Het gaat met name om die 300 miljoen euro. Alles wat er beschikbaar is, waarbij we de doel-middelrelatie goed kunnen aangeven, kan ik produceren, maar het zit met name in de 300 miljoen, die ik nu niet kan toezeggen. Daarover ga ik in gesprek.

De voorzitter:

Dat snap ik. We gaan door met de appreciatie van de motie op stuk nr. 174.

Minister Helder:

Ten slotte de motie op stuk nr. 174. Die krijgt oordeel Kamer.

Dan nog even over de motie op stuk nr. 172. Het zal in het eerste kwartaal van 2023 zijn.

De voorzitter:

Dan horen wij nog van mevrouw Van Dijk of de motie wel of niet wordt aangehouden. Bij dezen.

Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (36 200-XVI, nr. 172) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mijn voorstel is als volgt. Er ligt nog een amendement voor appreciatie. Mevrouw Westerveld heeft nog een vraag. Ik wilde eigenlijk voorstellen om de vragen schriftelijk te beantwoorden aan de hele commissie, maar deze vraag moet nu beantwoord worden, denk ik.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vroeg de Minister om een heel uitgebreid verslag over wat ze precies in Qatar heeft gedaan op het gebied van mensenrechten. Wat heeft ze voor elkaar gekregen? Met wie heeft ze gesproken? Ik wil echt weten wat nou de resultaten zijn van het bezoek van de Minister, ook omdat ze daar was tegen de wil van de Kamer in.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, dit is de tweede toezegging. Die is al gedaan aan de Kamer. De Minister informeert de Kamer op korte termijn over hoe haar bezoek aan het WK voetbal in Qatar is verlopen. De opmerkingen die u nu gemaakt heeft, worden meegenomen in de brief die wij hierover krijgen. Die toezegging was reeds gedaan in de eerste termijn.

Minister Helder:

Daar moet ik even iets over zeggen. Het verslag van wat ik gedaan heb in Qatar zal uitgebracht worden door de Minister van Buitenlandse Zaken na afloop van het WK. Dat is de afspraak.

De voorzitter:

Aan die afspraak hebben wij ons, denk ik, te houden.

Minister Helder:

Ja.

De voorzitter:

Dan verzoek ik de Minister om de openstaande vragen in tweede termijn te beantwoorden.

Minister Helder:

Nee, het amendement had ik nog. Dat heb ik hier voor me. Dat is oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Er wordt nu twee ton verschoven op de sportbegroting. Ik vind dat een sympathiek doel, maar het is niet zo dat dat geld lag te niksen en dat die verschuiving niet ten koste gaat van iets anders. Zo is het altijd als wij voorstellen indienen. Dan zegt de Minister «je moet kiezen en dat gaat dan ook ten koste van iets». Ik wil graag weten wat er nu met die twee ton níét wordt gedaan.

Minister Helder:

Dat bedrag was nog onderdeel van de niet-verplichte ruimte. Dat was niet-geoormerkt geld. Er was nog ruimte in de begroting om dat toe te voegen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb dat ook kunnen lezen in het amendement. Dat staat er namelijk. Ik heb die sportbegroting gezien en ik las ook het amendement. Dat kon ik inderdaad lezen. Maar dat geld lag dus op de plank, het was nog over en het was nog nergens voor bestemd. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat het niet voor iets verplicht is, wil niet zeggen dat het daar blijft liggen. Ik wil graag weten ten koste waarvan dat dan gaat, graag even heel precies. Als dat niet nu kan, dan wil ik dat graag ook schriftelijk voor de stemming.

Minister Helder:

Dan stel ik voor dat ik dat schriftelijk voor de stemming doe, ook gezien de tijd.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan wil ik ook heel graag weten hoe groot die pot precies is, want als er ergens een pot ligt met geld dat niets aan het doen is, dan hebben wij daar best wel een goede bestemming voor.

Minister Helder:

Volgens mij ligt er geen pot met geld, maar we zullen daar schriftelijk op terugkomen.

De voorzitter:

We gaan afronden en wel als volgt. Er is nog een aantal vragen gesteld waar schriftelijk op teruggekomen wordt door de Minister, niet een-op-een, maar naar de hele commissie toe. Dan weten we wat er gewisseld wordt.

Er wordt dinsdag over deze moties gestemd. Er wordt donderdag over de amendementen en de begroting gestemd.

Dan zijn we hiermee gedurende twee redelijk lange en intensieve delen van dit debat intensief met elkaar bezig geweest over sport. De toezeggingen krijgt u ook per mail van mij toegestuurd. Die staan al op papier en die krijgt u dus toegestuurd.

Mij rest niets anders dan dit WGO over de begrotingsbehandeling Sport te sluiten. Ik wens u allen veel succes verder vandaag. Dank u wel aan de Minister, dank u wel aan de ondersteuning en de bodes en succes met de terugreis naar huis.

Sluiting 12.13 uur.

Naar boven