36 200 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2023

Nr. 67 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 16 mei 2023

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft op 13 april 2023 overleg gevoerd met mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over:

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 15 december 2022 inzake stand van zaken wetsvoorstel tot wijziging WolBES/FinBES (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 38);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 22 december 2022 inzake informatievoorziening financieel en begrotingsbeheer Caribisch Nederland 2019–2021 (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 41);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 6 april 2023 inzake intentiebrief economische ontwikkeling Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 62);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 21 februari 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere de streefdatum teruggave budgetrecht eilandsraad Sint-Eustatius (Kamerstuk 35 422, nr. 18) (Kamerstukken 35 422 en 36 200 IV, nr. 21);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 23 februari 2023 inzake proces fase 2.2 Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius (Kamerstuk 35 422, nr. 22);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 8 maart 2023 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere voorhang concept-KB houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 15 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius (Kamerstuk 35 422, nr. 23);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 21 maart 2023 inzake voortgang criteria fase 2.2 Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius (Kamerstuk 35 422, nr. 24);

  • de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 23 januari 2023 inzake verkenning naar de invoering van de gelijkebehandelingswetgeving op Bonaire, Saba en Sint-Eustatius (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 47);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 16 maart 2023 inzake afschrift reactie op brief van het College voor de Rechten van de Mens inzake sociaal minimum Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 57);

  • de brief van de Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering d.d. 21 maart 2023 inzake voortgang bestuurlijke afspraken Caribisch Nederland (Kamerstuk 36 200 IV, nr. 58).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Paul

De griffier van de commissie, Meijers

Voorzitter: Paul

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van den Berg, Bouchallikh, Kamminga, Paul en Wuite,

en mevrouw Van Huffelen, Staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag. Het is op de kop af 14.00 uur. Aan de orde is het Verzamelcommissiedebat BES. Goedemiddag en welkom. Welkom aan de Staatssecretaris. Fijn dat u naar de Kamer bent gekomen. Welkom aan de belangstellenden op de publieke tribune. Bon dia. Ik dank iedereen die vanuit andere delen van ons Koninkrijk met ons meekijkt voor de belangstelling. Fijn dat u er weer bij bent.

Van de zijde van de Kamer hebben we een viertal sprekers. Ik loop even het rijtje met u af. Dat zijn mevrouw Kamminga namens de VVD, mevrouw Van den Berg namens het CDA, mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks en mevrouw Wuite namens D66. We hebben in totaal drieënhalf uur voor dit debat. Ik stel voor om snel van start te gaan. Ik wil daarbij aantekenen dat mevrouw Kamminga er na haar bijdrage even tussenuit gaat vanwege andere verplichtingen in de Kamer. Daarna zal zij terugkeren. Dan weet u dat. Dat is geen gebrek aan interesse, maar ze heeft andere verplichtingen. We moeten allemaal een beetje schipperen en balanceren in de Kamer.

Mevrouw Kamminga, gaat uw gang.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het zal u niet verbazen dat ik vandaag nog even stil wil staan bij de inwerkingtreding van artikel 5 van de Wet herstel voorzieningen Sint Eustatius, oftewel de teruggave van het budgetrecht. Het proces en de gehanteerde termijnen verdienen wat de VVD betreft niet de schoonheidsprijs, maar daar is inmiddels voldoende over gezegd. Nederland heeft natuurlijk ingegrepen op Sint-Eustatius en dat was niet voor niets. De belangrijkste reden hiervoor was dat het financieel beheer niet op orde was. Uiteraard vindt ook de VVD dat die ingreep niet langer moet duren dan nodig is, maar die moet wel echt verantwoord zijn. Zachte heelmeesters maken immers stinkende wonden, waarbij in dit geval de inwoners van Sint-Eustatius de dupe zijn. De VVD ziet dat er veel goede stappen zijn gezet. Er is zowel vanuit de Staatssecretaris, de huidige regeringscommissaris als vanuit een groot deel van de politieke partijen commitment uitgesproken. Uiteindelijk gaat het niet alleen om commitment, maar vooral om de harde afspraken die worden gemaakt en moeten worden nagekomen. Ik ben dan ook blij met de toezegging van de Staatssecretaris over het eerst informeren van de Kamer alvorens over te gaan tot definitieve ondertekening van het KB. U raadt het al. Ik ben natuurlijk benieuwd naar de stand van zaken. Hoe lopen de gesprekken en wanneer verwacht de Staatssecretaris resultaat?

Dan een ander belangrijk onderwerp, waar we in de Kamer vaak bij stilstaan als het over BES gaat. Nog steeds leven veel inwoners van Caribisch Nederland in armoede en hebben ze meerdere banen nodig om rond te kunnen komen. Dat zou natuurlijk niet zo moeten zijn. Ik zie dat dit kabinet veel energie steekt in het verbeteren van die situatie, zowel aan de kosten- als aan de inkomstenkant. Zo gaat de kinderbijslag omhoog, zijn er toeslagen voor de hogere energiekosten en worden de uitkeringen jaarlijks fors verhoogd. Zo zijn er nog tal van andere regelingen. Het is in dat kader ook goed om te zien dat er stevige stappen worden gezet om het minimumloon te verhogen. Werken moet immers lonen. Daarnaast heeft het kabinet ingezet op het verlagen van de kosten voor het levensonderhoud, want ook die zijn extreem hoog. Dat doet het bijvoorbeeld door te investeren in het opwekken van duurzame energie. Dit kan op de lange termijn een structurele verlaging van de energiekosten voor de inwoners van de eilanden betekenen. De VVD vraagt zich echter af of dit, ondanks de inspanningen om de vaste kosten voor het levensonderhoud te verlagen, het verwachte effect heeft opgeleverd. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Als dit niet het gewenste effect heeft opgeleverd, welke acties worden er dan ondernomen om dit alsnog te realiseren? Ziet het kabinet dan nog mogelijkheden om de inwoners, al dan niet in afwachting van de uitkomsten van de herijking van het sociaal minimum, tegemoet te komen?

Voorzitter. Bovenstaande elementen zijn maar een deel van de oplossing. Het vergroten van het economisch potentieel is wellicht nog fundamenteler. Ik ben erg blij te lezen dat er, in lijn met mijn oproep, nu ook nadrukkelijk wordt gekeken naar het vergroten van het verdienvermogen en dat er niet langer enkel wordt gekeken naar subsidies of uitkeringen. Dat zijn volgens de VVD namelijk geen duurzame oplossingen. De VVD constateert dat het voorlopig vooral intenties en voornemens zijn, waar verschillende taskforces zich over gaan buigen en waar werkgroepen voor zijn ingesteld. Wat gaan we nu doen en wanneer kunnen we daadwerkelijk resultaat verwachten? Sommige problemen spelen al zo lang. We hebben het hier al jaren over. Ook mijn voorgangers hebben het nog over de landbouw en de versterking daarvan gehad. Daar wordt al jaren extra geld voor uitgetrokken. Maar wanneer gaan we daar de eerste resultaten van zien?

Is er nog wat mogelijk op het gebied van wetgeving en fiscaliteit? Op dat gebied zijn ook nog veel verschillen. Mijn collega in de Eerste Kamer, mevrouw Jorritsma, vroeg onlangs al waarom er bijvoorbeeld nog een aparte AOV in stand wordt gehouden. Zou meer harmoniseren van wetgeving niet bijdragen aan een oplossing?

Tot slot de bestuursakkoorden. De VVD is uiteraard zeer nieuwsgierig naar de afspraken die gemaakt gaan worden met de nieuwe eilandsraden. Zij zal die als altijd vooral bezien op in hoeverre ze bijdragen aan het versterken van de integriteit van bestuur, de uitvoeringskracht en het financieel beheer. Wat betreft de uitvoeringskracht wil ik nog aandacht vragen voor het belang van een goede balans tussen lokaal personeel en extern personeel. Toen wij tijdens de en marge van het IPKO op bezoek waren op Bonaire, was dat een punt waar expliciet aandacht voor werd gevraagd, ook om de lokale cultuur en de eigenheid te beschermen. Het laatste punt dat ons opviel – dat wil ik nog even benoemen – is het volgende. In de brief die onlangs is gestuurd over de financiële positie werd een opmerking gemaakt over de financiële positie en de houdbaarheid van die financiële positie op Saba. Nu is Saba een van de drie eilanden die het vaak het beste op orde heeft. Vandaar ook mijn vraag: kan de Staatssecretaris iets meer aangeven welke risico's zij ziet? Wat wordt er gedaan om te zorgen dat Saba in staat is en blijft om het financieel beheer op orde te houden? Op welke wijze doet het dat dan?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kamminga. U gaat er nu even tussenuit. We zien u straks weer terug. Dank u wel.

Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik begin met Statia. De Staatssecretaris wil de eilandsraad van Statia het budgetrecht teruggeven als er goede afspraken worden gemaakt. Het CDA steunt dat, maar dan moet Statia ook echt met een schone lei kunnen beginnen. Uit antwoord op mijn Kamervragen blijkt dat in de begroting van 2022 een fout is gemaakt. De kosten voor de elektriciteit, het water en de vuilnisophaaldienst zijn vergeten. Een fout maken kan, maar de vraag is: hoe los je die op? De fout gebeurde onder verantwoordelijkheid van Nederland. De Staatssecretaris wil deze fout van ruim 2 miljoen dollar nu laten betalen door Statia. Dat vinden wij niet logisch. Graag de toezegging dat de Staatssecretaris dit bedrag in haar eigen begroting oplost.

Voorzitter. Er zijn verschillende initiatieven om de...

De voorzitter:

Mevrouw Van den Berg, een ogenblikje. U heeft op dit punt een interruptie van mevrouw Wuite. Gaat uw gang.

Mevrouw Wuite (D66):

Misschien ben ik al ietsje te laat, maar ik hecht er wel aan om een vraag te stellen over de opmerking van collega Van den Berg. Ze zegt: het vond plaats onder bewindvoering van Nederland. Kan ze dat verder toelichten, want Statia is toch ook Nederland? Kan ze iets meer duiden wat ze daarmee bedoelt?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Mevrouw Wuite merkt terecht op dat ik het anders had moeten formuleren. Het een en ander vond plaats onder de verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken. Als de eilandsraad en het college van Statia op dat moment zelf budgetrecht hadden gehad en een fout hadden gemaakt, dan had ik gezegd: wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Maar in dit geval was het Nederlandse ministerie eindverantwoordelijk. Nogmaals, fouten maken kan altijd – dat zal ik nooit iemand kwalijk nemen – maar het gaat er wel om hoe je die oplost. Ik vind in dit geval dat die opgelost moet worden door het ministerie en niet op de reserves van Statia.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Er zijn verschillende initiatieven om de armoede op de BES-eilanden aan te pakken. Zo doet een onafhankelijke commissie onderzoek naar de hoogte van een adequaat sociaal minimum. Het CDA vindt het van belang dat de commissie óók nadrukkelijk kijkt hoe de kosten van het levensonderhoud verder verlaagd kunnen worden. Hoe worden die meegenomen? Wordt er gekeken hoe de onderstand vereenvoudigd kan worden voor de verschillende situaties, zoals «alleenstaand» of «echtpaar» en «wel of geen kinderen hebbend»? De onderstand zit nu namelijk ingewikkeld in elkaar. Graag wil ik de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitwerking van mijn motie van 29 juni 2021 om ook voor de BES-eilanden tot een werkeloosheidsuitkering te komen.

Voorzitter. Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris op basis van de motie van meneer Ceder en mijzelf onderzoek doet naar het structureel toekomstbestendig maken van de vrije uitkering. Worden de uitkomsten verwerkt in de begroting van 2024? Dat is mijn vraag.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Berg, u heeft wederom een interruptie van mevrouw Wuite. Ik zou daaraan willen toevoegen – dat had ik van tevoren moeten doen – dat u ieder vier interrupties heeft, vier losse vragen aan elkaar, en vier vragen aan de Staatssecretaris. Als ik dan toch mezelf aan het corrigeren ben: ik heb de Staatssecretaris van harte verwelkomd, maar ik ben daar vergeten aan toe te voegen dat we van doen hebben met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dat wilde ik voor de volledigheid nog even zeggen. Excuses.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik herken het wel. Ik moet mezelf daarin af en toe ook eventjes corrigeren. Je wilt dan zo graag beginnen. Dan wil je dat soort protocollaire dingetjes nog even corrigeren.

Ik herken het wel. Ik was namelijk bijna van mijn à propos. Ik had de vraag eigenlijk aan collega Kamminga willen stellen, maar ik dacht: nee, ik geef haar vooral de gelegenheid om datgene te doen waarom ze er niet bij kan blijven. Ik stel de vraag dan toch even aan collega Van den Berg. Ik vind het goed om te horen dat alle zorg over het sociaal minimum en de armoede ook de aandacht heeft van het CDA. Dat vind ik bemoedigend. We spreken nu inmiddels over de commissie-Thodé en de resultaten die aan het einde van dit jaar beschikbaar zullen zijn. Ik begrijp dat er concrete vragen zijn over de invulling van die opdracht. Ik ben eigenlijk heel erg benieuwd of collega Van den Berg het met mij eens is dat het indicatieve ijkpunt sociaal minimum – er werd naar gestreefd om dat in 2025 in te voeren – zou moeten worden losgelaten omdat het niet werkt, zeker gezien de kritische vragen en opmerkingen die vorige week in de Eerste Kamer zijn gesteld.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Er zijn dit jaar verschillende initiatieven genomen. Ik denk dat collega Kamminga daar ook al verschillende voorbeelden van noemde. Sommige hebben volgens mij best wel een groot effect. Ik vind ook dat je even moet kijken wat dat oplevert.

Het tweede is: de commissie is nu bezig, dus die zouden wij gewoon het werk willen laten doen. Wij zouden niet tussendoor nog een keer met wat anders willen beginnen. Het CDA vindt – mevrouw Kamminga bracht dit punt ook naar voren – dat je niet alleen moet kijken naar uitkeringen, maar ook naar hoe je de kosten voor het levensonderhoud kunt verlagen en met name naar hoe je de economie verder kunt versterken. Ik heb straks ook nog een specifieke vraag over de kwaliteit van de werkgelegenheid.

Mevrouw Wuite (D66):

Dan heb ik toch een derde interruptie. Dit beleid van het indicatief sociaal minimum met tegelijkertijd kostenverlagende maatregelen is natuurlijk niet nieuw. Dat is in het vorige kabinet, in 2019, al gestart naar aanleiding van de onderzoeken. Vindt collega Van den Berg dan dat het beleid effectief is geweest? Ik heb namelijk gelezen dat de conclusie onder de streep is dat de armoede niet is afgenomen.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Er zijn in het verleden misschien wat te kleine stapjes gemaakt, maar ik denk dat er per 1 januari flinke stappen zijn gemaakt. Er is nu ook een aparte commissie voor de BES-eilanden ingesteld, zoals we die voor Nederland hebben, om naar het sociaal minimum te kijken. Ik vind dat een enorm goede stap. Dan nog vinden wij het belangrijk dat er naar het totale pakket wordt gekeken, met name naar hoe je die economie kan versterken. Collega Wuite zegt dat er nog steeds enorm veel armoede is. Dat is absoluut een punt. Ik ben wel heel benieuwd waarin de effecten van de laatste maatregelen zitten. Dat hebben we nu natuurlijk nog niet in beeld. Laten we dan op alle drie die poten blijven inzetten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Voorzitter. Mijn laatste vraag is: worden de uitkomsten van dat structureel toekomstbestendig maken ook meegenomen in de vrije uitkering van 2024?

Ik sluit ook graag aan bij de vraag die mevrouw Kamminga stelde over de positie van Saba en de financiële risico's. Saba was namelijk altijd het voorbeeld. Ze hadden hun jaarrekeningen en dergelijke altijd keurig op orde.

Voorzitter. Ik herhaal het volgende nog maar eens. Ik zei dat net al. Het allerbelangrijkste is natuurlijk dat de eilanden zich economisch zo ontwikkelen dat er toereikende, maar ook goede werkgelegenheid is voor de inwoners. De eilanden moeten meer zelfvoorzienend worden en de economie moet diverser worden dan alleen toerisme. De Staatssecretaris heeft ons op 6 april een intentiebrief economische ontwikkelingen gezonden. Ze wil deze gaan bespreken met de nieuwe bestuurscolleges en daarover in de bestuursakkoorden afspraken maken. Een van mijn vragen is: wat zijn de voorwaarden om als niet-inwoner van Bonaire op Bonaire te mogen werken? De reden daarvoor is dat veel goede werkgelegenheid, dus kwalitatief goede werkgelegenheid, naar mensen van buiten gaat. Dat komt soms doordat de inwoners van Bonaire bijvoorbeeld te weinig opleidingsmogelijkheden hebben gekregen. Misschien ben ik verkeerd geïnformeerd. Dan hoor ik dat ook graag, maar daar zou ik dus graag op willen inzetten.

Wanneer kunnen de BES-eilanden gebruikmaken van het Groeifonds? Wanneer krijgen we een eerste terugkoppeling? Hopelijk krijgen we die ook weer in hele concrete stoplichtkleuren.

Voorzitter. Ik heb het vaker gezegd: wetten zonder werking zijn waardeloos. Vandaar dat het CDA bij het overleg over comply or explain ook de vraag heeft gesteld over de betrokkenheid van het lokale bestuur. De Staatssecretaris geeft aan dat op hoofdlijnen de inbreng vanuit de openbare lichamen is overgenomen, maar dat nog niet alle onderwerpen zijn opgepakt. Hoe gaat ze die betrokkenheid bevorderen? Hoe gaat ze bevorderen dat dingen kunnen worden meegenomen?

Voorzitter. Tot slot wil ik het volgende zeggen. Uit de nodenonderzoeken van het Rode Kruis blijkt dat een groot deel van de eilandbewoners niet is voorbereid op een ramp, die bijvoorbeeld veroorzaakt kan worden door klimaatverandering. We hebben natuurlijk recentelijk de wateroverlast op Bonaire gezien. Dit geldt voor 30% van de ondervraagden op Sint-Eustatius, 31% op Saba en zelfs 60% op Bonaire. Niet iedereen weet wat ze moeten doen en waar ze naartoe moeten in het geval van een waarschuwing voor een ramp. Is de Staatssecretaris bereid te investeren in die structurele rampenparaatheid?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. U heeft nog een interruptie van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik weet dat het mijn laatste interruptie is, maar ik vind het toch wel erg boeiend om de vraag te stellen. Het valt me op dat collega Van den Berg het heel vaak heeft over de zelfvoorzienendheid van de eilanden. Deze drie eilanden zijn bijzondere gemeenten. De debatwijzer heeft voorgerekend hoeveel geld er via die bijzondere uitkeringen naartoe gaat en hoeveel geld er via het gemeentefonds aan de gemeente Veendam wordt uitgekeerd. Het is nog steeds substantieel veel lager, terwijl het om een soortgelijk inwonersaantal gaat. Wordt zo'n vraag over zelfvoorzienendheid ook bij deze gemeentes gesteld? Vindt het CDA het dan ook belangrijk dat deze gemeente zelfvoorzienend is? Ik vraag me af wat er wordt bedoeld met «zelfvoorzienend zijn» en wat daar realistisch in is, gelet op een aantal bijzondere karakteristieken en uitgangspunten in vergelijking met Veendam.

De voorzitter:

Dat is een heldere vraag.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Mevrouw Wuite vraagt terecht wat realistisch is, zeker als je denkt dat je daarnaar moet kijken. We moeten er niet van uitgaan dat die eilanden in totaal zelfvoorzienend kunnen worden. Dat geldt volgens mij voor geen enkele andere Nederlandse gemeente.

Waar ik wél naar kijk, is hoe je de eilanden minder kwetsbaar kunt maken. Daar zit ik met name mee. Vanaf dag één dat ik hier – dat is bijna zes jaar geleden – woordvoerder Koninkrijksrelaties mag zijn, heb ik bijvoorbeeld over de landbouw gesproken. Vroeger hadden heel veel mensen in Nederland nog een eigen moestuin. Ik weet dat het best een uitdaging is om dat voor elkaar te krijgen in dat klimaat, ook door andere omstandigheden. Maar ik kijk dus naar het totaal. Hoe kan je zorgen dat je minder kwetsbaar bent op terreinen als de landbouw?

Het andere punt is de kwetsbaarheid dat men maar afhankelijk is van één inkomstenbron. Dat is vooral toerisme. Daarom heb ik ook gesproken over opleiding, zodat je veel meer andere soorten ondernemingen kunt krijgen. Ik ben het helemaal met mevrouw Wuite eens: geen enkele gemeente in Nederland kan zelfvoorzienend zijn. Dat kunnen de bijzondere gemeentes in het Caribisch gebied ook niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we door naar mevrouw Bouchallikh, die namens GroenLinks spreekt. Gaat uw gang.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Eind vorig jaar heeft de regering haar excuses aangeboden voor het slavernijverleden. Toen is terecht gezegd dat dit geen punt is, maar een komma. De komende periode is er veel werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat de doorwerking van het slavernijverleden in het hier en nu wordt aangepakt. Er is toegezegd dat de bewoners van de andere landen van het Koninkrijk en de inwoners van Caribisch Nederland daar actief bij betrokken worden. Graag verneem ik van de Staatssecretaris wat de stand van zaken is. Op welke manier worden de eilanden daar op dit moment bij betrokken en welke concrete acties worden er ondernomen?

Voorzitter. Zoals reeds gezegd, is er veel werk aan de winkel. Een terugkerend onderwerp is helaas het sociaal minimum op de BES-eilanden. We spreken hier al heel lang over met elkaar. We spreken daar al te lang over wat ons betreft, want elke dag die voorbijgaat zonder oplossing, is een dag waarop de armoede op de eilanden groeit en mensen hun boodschappen niet kunnen betalen. Het is zelfs zo erg dat de consumentenbond op Bonaire zich genoodzaakt ziet om de Nederlandse Staat voor de rechter te slepen. Wat doet de Staatssecretaris om te voorkomen dat zoiets weer zal gebeuren?

Ook de Eerste Kamer is erg kritisch. Er wordt bij lange na niet voldoende gedaan om de armoede op de eilanden aan te pakken. Daar was de senaat opvallend eensgezind over. Wat ons betreft is dat terecht. Er is nu namelijk weer een commissie aan het werk om te bepalen wat het sociaal minimum precies moet zijn. De mensen op de eilanden moeten wéér wachten op het begin van een nieuw sociaal minimum, en dat niet alleen. Als die commissie straks met een voorstel komt, dan gaat het kabinet nog kijken of dit bedrag in één keer kan worden vastgelegd of dat er in verschillende stapjes naar een sociaal minimum toegewerkt kan worden. Dat is wat ons betreft niet acceptabel. Er wordt namelijk al vele jaren – dat is in 2025 al bijna tien jaar – om een fatsoenlijk sociaal minimum gevraagd. Het kan niet zo zijn dat als er straks eindelijk een bedrag is, de inwoners op de eilanden nog jaren moeten wachten totdat ze een bestaansminimum krijgen. Daarom wil ik graag de toezegging van de Staatssecretaris dat het sociaal minimum in één keer geheel wordt ingevoerd.

We zijn ook bezorgd over de hoge kosten voor het levensonderhoud op de eilanden. De regering schrijft aan de Kamer en in reactie op de brief van het College voor de Rechten van de Mens dat er al heel veel gebeurt. Maar toch leven nog veel te veel mensen in armoede. Dit wringt. Het is goed dat er stappen zijn gezet, maar het probleem is nog steeds levensgroot, terwijl de schaal van 25.000 inwoners relatief klein is. Wat ziet de Staatssecretaris, behalve het invoeren van een fatsoenlijk sociaal minimum, op korte termijn nog meer voor zich? Wanneer kunnen we meer verwachten? Kan er bij de Voorjaarsnota bijvoorbeeld al meer? Ik zou de Staatssecretaris willen oproepen om op korte termijn concrete stappen te zetten om de armoede met nog meer urgentie aan te pakken.

Voorzitter. In de Kamer hebben we al vaker met elkaar gesproken over de verschillen tussen Europees en Caribisch Nederland. De Staatssecretaris heeft meermaals aangegeven gelijkwaardigheid belangrijk te vinden en probeert zo veel mogelijk voorzieningen en regels tussen Europees en Caribisch Nederland gelijk te trekken. Daarvoor mijn complimenten. Toch spelen er ook op dit vlak al langere tijd wat zaken die lang blijven liggen. Dit betreft bijvoorbeeld de implementatie van internationale verdragen, het invoeren van een bsn-nummer voor inwoners van BES en het invoeren van een fatsoenlijke werkeloosheidsuitkering. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer op deze onderwerpen concrete stappen gezet gaan worden? Kan de Staatssecretaris ook aangeven of de implementatie van Europese verdragen kan bijdragen aan de toegang van de BES-eilanden tot bijvoorbeeld EU-fondsen? Dat laatste raakt namelijk ook aan klimaat en natuur- en milieubeleid. In de voortgang over de bestuurlijke afspraken per eiland lees ik hier bijvoorbeeld weinig concreets over, terwijl de urgentie heel groot is. Het onderzoek van Greenpeace over Bonaire was daarin duidelijk. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het hiermee staat? Wat is de stand van zaken met betrekking tot het klimaat- en natuurbeleid? Welke belemmeringen zijn er? Zo krijg ik signalen dat de uitvoeringscapaciteit ook op dit vlak beperkt is. Wat kan de Staatssecretaris hierover zeggen?

Voorzitter, tot slot. Het kabinet komt binnenkort met een aanvullend klimaatpakket. Wordt Caribisch Nederland in dezen goed aangehaakt? Zijn er op de eilanden voldoende middelen beschikbaar om de natuur adequaat te beschermen en om zo nodig handhavend op te treden wanneer er sprake is van milieuvervuiling?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Keurig. Dat zijn op de kop af vier minuten. Dat is excellent getimed. Dank u wel.

Mevrouw Wuite, gaat uw gang.

Mevrouw Wuite (D66):

Mevrouw Wuite moet u dan teleurstellen, want ik zou willen vragen of het eventueel naar vijf minuten mag. Ik had het er al even met de griffier over of die flexibiliteit er zou kunnen zijn, omdat we met een vrij klein groepje zijn.

De voorzitter:

Strikt genomen moeten we dat van tevoren afspreken. Ik zal u eerlijk zeggen dat ik twee van de vorige sprekers ook iets meer ruimte heb gegeven. U kent mij inmiddels een beetje. Ik ben coulant wanneer dat nodig is, maar ik hecht er ook aan dat daar geen misbruik van wordt gemaakt. Begint u vooral met uw betoog. Gaat uw gang.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik wilde wel zo eerlijk zijn om te zeggen dat ik denk dat ik het niet haal binnen die vier minuten.

Voorzitter. Dit is inderdaad mijn derde verzameldebat over Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. Het is natuurlijk fijn dat het in de middag is. Dan kunnen er namelijk veel mensen meekijken. Ik ben sinds twee jaar lid van de Tweede Kamer. In vergelijking met vorige kabinetten heeft dit kabinet inderdaad de meest uitgesproken agenda. Toch blijft in elk thema de centrale vraag of het gelijkheidsbeginsel voor Caribisch Nederland voldoende wordt toegepast. Zijn alle Nederlanders, ook die op 10.000 kilometer van Den Haag, wel echt gelijk? Wat D66 betreft is het antwoord op de consequente toepassing van het gelijkheidsbeginsel helaas nee. Op Statia krijg je immers een wettelijk minimumloon van 1.446 dollar, terwijl het in Utrecht € 2.089 is. Op Bonaire is de onderstand 468 dollar per maand en in Maastricht is dat € 1.196. We voeren vooral technische debatten over een menswaardig bestaansminimum voor inderdaad – dat werd daarvoor ook al gezegd – 27.000 Nederlanders. We vinden dat we sinds 2019 stappen vooruitzetten.

Voorzitter. Vorige week spraken de senatoren – het werd eerder ook al gezegd – zich tijdens het mondeling overleg in de Eerste Kamer inderdaad kritisch uit. Ik denk dat we eerlijk moeten zijn door te concluderen dat het beleidsuitgangspunt om in 2025 toe te werken naar een indicatief ijkpunt sociaal minimum, door de inkomsten te laten stijgen en gelijktijdig de kosten van levensonderhoud te laten dalen, onvoldoende heeft gewerkt.

Voorzitter. Het klopt dat de sociale uitkeringen dit jaar fors zijn gestegen. Maar als wij de debatwijzer erbij pakken, dan schrik ik toch weer. Naar aanleiding van mijn motie brengt de commissie-Thodé inderdaad uiterlijk op 1 oktober haar eindrapport uit. Mijn wens die aan deze motie ten grondslag lag, is duidelijk en sluit qua intentie aan bij diverse oproepen, solidariteitscampagnes en recent ook de Centraal Dialoog van Bonaire. Voer op basis van concrete maatregelen per 1 januari 2024 het sociaal minimum voor Caribisch Nederland in.

Voorzitter. Mijn fractie steunt deze oproep. Daarom vraag ik via de Staatssecretaris aan de regering of het beleidsuitgangspunt van het ijkpunt sociaal minimum wordt losgelaten. Kan er dan bijvoorbeeld een kwartiermaker, zoals voor de urgentie van het klimaat, worden aangesteld om de taak voortvarend op te pakken en voorbereidingen te treffen? Daarnaast zie ik inderdaad graag – dat hebben mijn collega's ook aangegeven – dit jaar nog aanvullende maatregelen om armoede te bestrijden. Kan de Staatssecretaris in overleg met haar collega's afstemmen of de onderstand kan worden verhoogd en de kindplaatssubsidies kunnen worden verbreed? Als de Staatssecretaris weer naar de eilanden gaat, is zij dan bijvoorbeeld bereid om met een nieuw Akkoord van Kralendijk te komen? Dat kan natuurlijk richtinggevend zijn voor een sociaal minimum, een aanvaardbaar inkomen, het verbeteren van de koopkracht van burgers en een gezonde economie op alle drie de eilanden. Vanuit het oogpunt van sociale rechtvaardigheid vond ik het dus belangrijk om mijn inbreng toch weer grotendeels aan dit onderwerp te wijden. Voor sommigen is het misschien vervelend, als een broken record dat steeds hetzelfde liedje afspeelt, maar ik laat, samen met een aantal collega's, niet los. Er zijn nog andere onderwerpen die ik graag met de Staatssecretaris zou willen bespreken.

De Minister van BZK zal ook de verkiezingen van de eilandsraad en het kiescollege van BES evalueren. Kan de Staatssecretaris misschien al reflecteren op deze verkiezingen, die 15 maart plaatsvonden? Ik lees namelijk best wat verontrustende berichten. Ik ben benieuwd naar de zienswijze van de Staatssecretaris over de werking van de democratie op de eilanden.

Voorzitter. De nieuwe eilandsraden en de bestuurscolleges zullen samen met private en publieke stakeholders vormgeven aan de economie van morgen. D66 vindt het goed dat er meer intentie is vanuit de Staatssecretaris en EZK. We zijn enthousiast over de prioriteiten om de eilandeconomieën te versterken. De eilandelijke voorstellen variëren van het bevorderen van de export van landbouwproducten, het meer promoten van de creative industries, het stimuleren van deelname aan de handelsmissies in de regio en het aantrekken van nieuwe onderwijsinstellingen. Kortom, het gaat om het benutten van kansen. Wat er is geschreven in de brief klinkt goed, maar de intentie kan nog iets concreter. Wat gaan de bewindspersonen bijvoorbeeld concreet doen? Met welk resultaat verwacht de Staatssecretaris binnen twee of over vier jaar de sociaaleconomische ontwikkeling te versterken? Welke subsidies zijn er dan bijvoorbeeld voor een Saba Splash bottling plant? Wat kan ze doen aan de dure vliegtarieven naar Statia? Kunnen die worden bijgesteld om het toerisme te bevorderen? Hoe kan bijvoorbeeld het openbaar vervoer mogelijk worden gemaakt nadat er pilots zijn gedaan? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze samen met EZK een impactstudie zal faciliteren om de gevolgen van een mogelijke sluiting van GTI in kaart te brengen? Hoeveel extra stimuleringsmaatregelen zijn er voor de mooie eilandelijke plannen voor de korte en de lange termijn vrijgemaakt? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat ze dit bijvoorbeeld in haar brief voor de zomer concretiseert?

Voorzitter, tot slot. D66 wil graag weten wanneer de brief over het Groeifonds naar de Kamer komt. Mijn fractie is in alle eerlijkheid toch wel wat teleurgesteld dat het nog niet is geregeld en dat die openstelling, terwijl het is genoemd in het coalitieakkoord, nog niet heeft plaatsgevonden. Wij moedigen de Staatssecretaris daarom aan om samen met haar collega's, in het bijzonder met die van EZK en IenW, geen stapjes meer te zetten, maar meters, voor een duurzame sociaaleconomische versterking van Saba en Sint-Eustatius.

Voorzitter, hartelijk dank. Ik heb er toch iets langer over gedaan.

De voorzitter:

Heel graag gedaan, zeg ik u. U heeft er vijfenhalve minuut over gedaan. Dank u, mevrouw Wuite. Ik kijk even naar de Staatssecretaris. Hoeveel tijd heeft u nodig? Twintig minuten? Dat is prima. Ik schors de vergadering. We gaan om 14.50 uur weer verder.

De vergadering wordt van 14.29 uur tot 14.48 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder. We zijn hier bij elkaar voor het Verzamelcommissiedebat BES. We zijn nu toe aan de eerste termijn van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ik geef u graag het woord; gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. Goedemiddag iedereen hier. En tegen de mensen die kijken vanaf de eilanden, zeg ik bon dia en good morning, want dat is het daar nog.

Voorzitter. Ik ben heel blij dat we dit debat op dit tijdstip kunnen voeren, want het is nu ook goed te volgen voor mensen die op de eilanden meekijken. Dat zijn natuurlijk niet alleen de inwoners en bestuurders, maar ook de mensen die ons helpen dit debat voor te bereiden. Voor hen is het ook best prettig om een keer niet om drie uur 's nachts Kamervragen te moeten beantwoorden, hoewel ze dat uiteraard met liefde doen.

Ik wilde beginnen met de nieuwe leden van de eilandsraden en de inmiddels benoemde gedeputeerden op Bonaire, Statia en Saba van harte te feliciteren met hun benoeming. Ik ga volgende week op reis en dan zal ik hen ook ontmoeten. Ik kijk ernaar uit met hen kennis te maken, te spreken over de gezamenlijke prioriteiten en toe te werken naar wat we allemaal willen, namelijk een gelijkwaardig voorzieningenniveau voor de eilanden.

We hebben in de afgelopen tijd hard gewerkt om de maatregelen en middelen uit het coalitieakkoord te vertalen naar de bestuurlijke afspraken met Caraïbisch Nederland. De drie openbare lichamen hebben sinds juni vorig jaar hard gewerkt aan het verwezenlijken van de ambities. We hebben dat gedaan op basis van de bestuurlijke afspraken die we met ieder van de eilanden gemaakt hebben. Het goede nieuws is dat de stappen die gezet zijn, ook echt voelbaar en zichtbaar zijn. Ze zijn ook al door een aantal van de leden van Kamer benoemd. We hebben inkomensmaatregelen genomen die per 1 januari jongstleden van kracht zijn geworden. Er is een beleidsagenda voor volkshuisvesting gemaakt, zodat de ambitie kan worden gerealiseerd om uiterlijk in 2025 op z'n minst 515 nieuwe en betaalbare woningen te realiseren. We investeren ook in verduurzaming. Op de eilanden zelf wordt ook heel hard gewerkt. Op Sint-Eustatius is men vergevorderd met een aantal wegenprojecten en is er een belangrijke investering gedaan in een zonnepark. Op Bonaire is een aantal buurtcentra opgeknapt en wordt gewerkt aan beschutte werkplekken voor mensen met een beperking. En op Saba is in het kader van het masterplan «(Early childhood) Education related buildings» een project gestart om de renovatie en uitbreiding van het schoolgebouw voor primair onderwijs mogelijk te maken.

Natuurlijk werken we ook samen aan het wegnemen van knelpunten die de economische ontwikkeling in de weg staan. De benoeming van een speciaal gezant voor het toegankelijk maken van EU- en VN-fondsen en het aanhalen van economische betrekkingen met Latijns-Amerika, moeten bijdragen aan het economisch sterker maken van de drie eilanden.

We gaan het bsn invoeren voor Caraïbisch Nederland. We zorgen ervoor dat de eilanden postcodes krijgen. Dat klinkt misschien een beetje triviaal, maar het zorgt ervoor dat er ook dingen van buiten het eiland besteld kunnen worden en kunnen aankomen.

Er is een oplossing gevonden voor de notaris. Die is tijdelijk, maar de procedure voor de definitieve versie daarvan loopt nu. Ook de uitdagingen rondom de bancaire dienstverlening op Saba zullen waarschijnlijk op korte termijn worden opgelost. Sterker nog, ik hoop daar volgende week zelfs al een aankondiging over te kunnen doen.

Met andere woorden: als we samen aan het werk gaan, kunnen we ook resultaten boeken. Ik hoop natuurlijk dat dat ook door zal gaan met de nieuwe bestuurscolleges en de nieuwe eilandsraden. Ik zorg er natuurlijk steeds voor dat ik uw Kamer daarvan op de hoogte houd. De afspraken die we met elkaar maken, worden natuurlijk met u gedeeld, maar ook de voortgang daarvan.

Dit alles wil natuurlijk niet zeggen dat we al klaar zijn. Er is nog veel te doen, zeker op het thema armoedebestrijding – ik kom daar zo meteen op terug – en op uitvoeringskracht en toezicht en handhaving. Dat zijn belangrijke speerpunten bij de uitvoering. Dat betekent dus ook dat we met de nieuwe afspraken die we gaan maken, gaan werken aan het verder oppakken van die drie thema's.

Misschien is het goed om in mijn introductie nog een paar thema's wat verder te benoemen. Dan ga ik daarna in op de vragen.

Als onderdeel van de uitvoering van de bestuurlijke afspraken, zijn we hard aan het werk om de stappen te zetten naar de uitvoering van het «comply or explain»-principe. U heeft het wetgevingsoverzicht al gekregen, maar wij vinden het ook ontzettend belangrijk dat er straks helderheid is over wat daarbij nu precies de inzet is. Het is onze intentie om u daar voor de zomer een brief over te sturen. Als we zeggen dat er sprake moet zijn van dezelfde, gelijkwaardige inzet van beleid, wat zijn dan de gaten waar we het over hebben? Of het nu gaat over het voorzieningenniveau of over de vrije uitkering – dat is ook een thema waar ik nog wat meer over wil zeggen naar aanleiding van uw vragen – we willen zorgen dat we inzicht en doorzicht krijgen. We willen natuurlijk ook vooral aan het werk gaan om de eventuele gaten die er zijn, te dichten.

Versterking van de economie is natuurlijk een belangrijk onderwerp. Ik kom daar straks bij de beantwoording van de vragen ook nog verder op terug. Niet in de laatste plaats is ook het thema aanpak van de armoedeproblematiek belangrijk. De Commissie sociaal minimum is aan het werk en moet ervoor zorgen dat we straks op een goede manier kunnen vaststellen wat het minimuminkomen, het sociaal minimum, voor de eilanden moet zijn en hoe we het gat van de huidige situatie naar dat sociaal minimum kunnen dichten. Wij zullen ervoor zorgen dat dat de komende tijd uiteraard ook met u gedeeld wordt. Minister Schouten is daar de trekker van en we hebben daar ook gezamenlijk met u een debat over gevoerd.

Ik zei net al iets over de vrije uitkering. Los van het «comply or explain»-overzicht, is het idee dat we uiterlijk op 31 juli van dit jaar de uitkomsten van het onderzoek naar de vrije uitkeringen met u kunnen delen. Daarmee hebben we dan ook goed inzicht in de verschillen die er zijn tussen het voorzieningenniveau in Nederland en op de eilanden, en welke gaten daar te dichten zijn. De vraag hoe we dat gaan aanpakken, kan daar dan ook mee worden beantwoord. Want voor dit kabinet is het heel belangrijk om niet alleen inzicht te krijgen in wat we precies moeten doen, maar ook om precies te weten welke stappen we kunnen zetten om de verschillen in de komende tijd ook echt te gaan dichten. Daarbij hopen we zo weinig mogelijk tijd nodig te hebben.

Ik wilde proberen de vragen die u heeft gesteld, te beantwoorden in een vijftal blokjes, met als eerste sociaal minimum, daarna economische ontwikkeling en het Groeifonds, dan Statia, dan bestuur en dan nog de vragen die niet in een van deze bakjes vielen. Die categorie wordt ook wel «overige vragen» of «varia» genoemd, maar dat klinkt altijd zo naar.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik ben benieuwd of de voorzitter straks ook enige compassie heeft ten aanzien van de hoeveelheid vragen die we mogen stellen.

De Staatssecretaris geeft net aan dat het onderzoek naar de vrije uitkeringen in juli beschikbaar is. Ik had gevraagd of dat dan automatisch ook wordt verwerkt in de begroting 2024. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: we gaan ook kijken naar het hoe. Het was voor mij al evident dat ik geen toezegging krijg dat het automatisch wordt verwerkt, maar kunnen we dan wel in die brief van juli meekrijgen hoe de Staatssecretaris dit zou willen aanpakken, zodat we daarover niet in het ongewisse blijven? Kunnen de vragen die collega Kamminga en ik hebben gesteld met betrekking tot het financieel risico van Saba ook meegenomen worden?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Op Saba kom ik zo meteen zeker terug. Ik vind het van belang dat we zien wat die vrije uitkering moet zijn om ervoor te zorgen dat de eilanden de taken die ze hebben zelfstandig kunnen uitvoeren. Ik kan zeker zeggen dat we, mocht er een gat zijn tussen de huidige vrije uitkering en waar we naartoe zouden moeten groeien, zullen aangeven hoe we dat willen gaan dichten. Ik kan niet toezeggen dat dat dan allemaal al in één keer gedicht kan worden in de begroting voor 2024, want we weten gewoon niet waar we op uitkomen. Dat zou te vroeg zijn, maar we kunnen zeker ook inzicht bieden in welke stappen we in de komende tijd op basis van dat onderzoek willen gaan zetten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan ga ik naar het sociaal minimum. Velen van u hebben dat aangegeven. Ik denk dat helder moet zijn dat het kabinet ernaar wil toewerken dat mensen op de eilanden die leven van een uitkering of van inkomen uit werk, daarmee kunnen voorzien in hun levensonderhoud. Om dat daadwerkelijk waar te kunnen maken, is het ontzettend hard nodig dat we inzicht hebben in wat precies het gat is tussen de huidige uitkeringen en het huidige minimumloon dat op de eilanden geldt en de feitelijke situatie daar. Een aantal van u heeft er al aan gememoreerd en dat wil ik hierbij ook graag nog een keer doen, maar in de afgelopen tijd zijn er natuurlijk al een heleboel stappen gezet. Dit geldt voor de fiscaliteit, voor het proberen te verlagen van de kosten van levensonderhoud, voor energiesubsidies, enzovoort, enzovoort. Ook zijn de uitkeringen en het minimumloon verhoogd, maar we weten dat dat onvoldoende is. Het is ook om die reden dat we dat onderzoek doen.

De vraag van mevrouw Kamminga, mevrouw Van den Berg en mevrouw Bouchallikh was: kunt u al iets doen voordat dat onderzoek helder is? Ik vind dat eerlijk gezegd heel erg lastig. We hebben de afgelopen tijd een heleboel concrete stappen gezet. We hebben gezegd: voor 1 oktober, voor de begroting van Sociale Zaken, zal helder zijn wat het sociaal minimum moet zijn. Op dat moment kunnen we dus ook afspraken gaan maken over hoe we een eventueel gat gaan proberen te dichten. Ik zeg «een eventueel gat», maar het is zeer waarschijnlijk dat er een gat tussen zit. Ik wil toch graag voorstellen dat we op dat onderzoek wachten, omdat we op dit moment niet de mogelijkheid hebben of middelen hebben gereserveerd om al andere maatregelen of activiteiten te doen.

Nogmaals, we hébben veel gedaan, zoals de AOW verhogen, energietoelages, kinderopvang, belastingvrije som, energieprijs, drinkwater, enzovoort, enzovoort. We ondersteunen ook de voedselbank. Het is dus zeker niet zo dat er niets gebeurd is. Sterker nog, er is veel gebeurd. Maar om nu nog iets tussendoor te gaan doen, lijkt mij onverstandig. Er is ook geen geld voor gereserveerd. Ik wil er dus vooral op inzetten dat we met elkaar wachten op de uitkomsten van dit onderzoek. Dat onderzoek is echt heel erg nodig, omdat het heel duidelijk is dat we niet voldoende cijfers en goede feiten hebben om te kunnen vaststellen wat dat sociaal minimum nu precies is. Ik stel dan ook voor dat we zodra we dat onderzoek hebben, overstappen op de vraag hoe we dat gaan invullen. Nogmaals, dat onderzoek wordt uitgevoerd door die commissie en mijn collega Carola Schouten draagt daar de verantwoordelijkheid voor.

Wat we vooruitlopend op dat onderzoek, met het idee dat er een verschil is tussen het huidige en het gewenste sociaal minimum, natuurlijk wél alvast kunnen doen, is gaan nadenken over de vraag hoe we dat gat zouden kunnen dichten. Daar zijn natuurlijk vele voorbeelden van. Er is ook een brief binnengekomen van de Centraal Dialoog Bonaire met suggesties daarvoor. Ik denk dat het goed is dat we naar al die verschillende elementen kijken.

De voorzitter:

Op dit punt is er een interruptie van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik twijfel nog even, want ik weet niet of de Staatssecretaris al bij de afronding van dit blokje is. Als dat niet zo is, dan wacht ik even tot het einde, want misschien ga ik anders dingen vragen waar ze nog niet aan toe is gekomen. Maar een paar dingen verbaasden me. Natuurlijk wilde ik iets vragen over tussentijdse maatregelen. De Voorjaarsnota is ook daarvoor bedoeld, om nog ergens te kunnen bijsturen. Maar ik wacht heel even.

De voorzitter:

Prima, heel goed.

Staatssecretaris Van Huffelen:

In ditzelfde blokje was er een vraag van mevrouw Bouchallikh van GroenLinks. Zij vroeg hoe we kunnen voorkomen dat we door de consumentenbond van Bonaire voor de rechter worden gesleept. Dat is natuurlijk heel moeilijk, want we leven in een rechtsstaat en dat mag altijd.

De voorzitter:

Ik onderbreek u toch even, want mevrouw Bouchallikh geeft aan dat haar vraag anders was.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dat vroeg ik inderdaad absoluut niet. We gaan niet mensen ervan weerhouden naar de rechter te stappen. Dat wilde ik niet impliceren. Mijn vraag is: wat doet de Staatssecretaris om te voorkomen dat zoiets weer zal gebeuren? Dat heb ik letterlijk gevraagd en niet zozeer dat mensen de rechtsgang belemmerd moet worden. Ik wil voorkomen dat het zo erg wordt dat mensen zich genoodzaakt zien om naar dit middel te grijpen. Ik wil niet voorkomen dat die mogelijkheid er is.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik herhaal even wat ik eerder heb gezegd. Er is een wens om te komen tot een sociaal minimum voor Caraïbisch Nederland op basis waarvan mensen kunnen voorzien in de kosten van hun levensonderhoud. De wens is dat ze kunnen leven op basis van ofwel een uitkering of op z'n minst een minimumloon. Daarvoor wordt het werk gedaan door de commissie die is ingesteld. Die gaat ook kijken wat de kosten van levensonderhoud zijn, enzovoort, enzovoort, en gaat op basis daarvan een sociaal minimum vaststellen. Die commissie geeft daarvoor een advies dat wij als regering vervolgens kunnen overnemen. Op basis daarvan gaan we aan het werk om te zorgen dat het gat wordt gedicht. We hebben in de afgelopen tijd met de middelen van het coalitieakkoord en aanvullende middelen – gegeven de inflatie en de energieprijzen – extra dingen gedaan. Als we zo'n sociaal minimum hebben vastgesteld en het eventuele gat tussen vandaag en het beoogde sociaal minimum gaan dichten, is het natuurlijk de bedoeling dat er helderheid is en dat het dan ook niet nodig is om op basis van een mogelijk verschil daadwerkelijk te komen tot rechtszaken of iets van die strekking.

Nogmaals, ons oogmerk is: we bepalen wat een sociaal minimum is of we laten dat door die commissie doen om vervolgens te zorgen dat we dat sociaal minimum daadwerkelijk realiseren. De vraag die u nu stelt – die stellen waarschijnlijk heel veel mensen van de eilanden – is: hoe snel kunnen we dat gat dan dichten? Daarbij gaan we ervan uit dat er een gat is. Eerlijk gezegd denk ik wel dat dat er is. Ik deel zeker de opinie van een aantal van u. Die vraag moeten we vervolgens invullen. Het betekent namelijk dat er stappen moeten worden gezet aan de kant van de regering. Daarvoor moeten middelen worden ingezet. Het betekent ook stappen aan de kant van bijvoorbeeld werkgevers als het gaat over het verhogen van lonen. Daarover moeten dus nieuwe afspraken worden gemaakt.

Het zou heel goed kunnen zijn – dat was een andere vraag – dat er een nieuw Akkoord van Kralendijk moet komen. In de tussentijd blijven we in ieder geval werken aan het verhogen op basis van de afspraken die er nu zijn. We hebben het afgelopen jaar extra ingezet. Vanaf 1 januari van dit jaar zijn allerlei maatregelen daadwerkelijk van kracht geworden. Het is nu een kwestie van zorgen dat we de goede feiten en cijfers boven water hebben, zodat we op basis daarvan verder kunnen om inderdaad toe te groeien naar dat sociaal minimum. Dat zorgt ervoor dat mensen daadwerkelijk kunnen leven van één inkomen, één baan en/of een uitkering.

De voorzitter:

Een ogenblikje. U hebt eerst een interruptie van mevrouw Bouchallikh en daarna van mevrouw Wuite.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dit was een vrij procedureel antwoord. De Staatssecretaris gaf aan dat we moeten wachten op feiten en kennis, maar een van de feiten is dat mensen zich genoodzaakt zien om naar de rechter te stappen. Ik vind dat nogal wat. Als we eindelijk in 2025 tot dat sociaal minimum komen – ik wacht nog op het antwoord of dat dan in één keer het bedrag wordt of niet, want daarover heb ik ook nog zorgen – dan moeten mensen eigenlijk al tien jaar vechten voor hun rechten. Het gaat om een heel basaal niveau waar we naartoe aan het werken zijn. Met welke boodschap kan de Staatssecretaris onder anderen de mensen geruststellen die dan toch die rechtsgang hebben gemaakt, los van de procedurele antwoorden? Het is namelijk een feit dat de problemen wel zichtbaar zijn.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik wil mij niet mengen in de rechtsgang. Er is een lopende rechtszaak. Ik denk dat we die vooral moeten laten zoals die is. Wees ervan overtuigd dat deze regering, Carola Schouten en ook ik vinden dat we zo snel mogelijk moeten komen tot het dichten van een gat van wat het sociaal minimum zou moeten zijn en wat het vandaag de dag is. Om die reden hebben we al een heleboel maatregelen getroffen, die echt helpen. We worden natuurlijk wel voor een deel ingehaald door de inflatie. Die hadden wij niet verwacht op het moment dat we het coalitieakkoord sloten. We willen natuurlijk, zodra we die getallen hebben, kijken hoe we dat gat zo snel mogelijk kunnen dichten. Ik weet niet precies wanneer dat is, want dat ligt ook een beetje aan hoe groot het gat daadwerkelijk is. Nogmaals, het is niet alleen maar werk dat hier door ons, door de regering, moet worden gedaan. Het is uiteraard de commissie die eerst de getallen op een rijtje moet hebben. Het is zeker ook een taak voor werkgevers. Het is schrijnend dat er een gat is en dat mensen soms niet kunnen rondkomen van één baan. Dat is helder. De aanpak daarvan is ook echt een van de speerpunten van dit kabinet.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik verbaas me toch wel over een paar zaken die de Staatssecretaris net aangeeft. Een voorjaarsnota is bedoeld om bij te sturen. Er wordt inderdaad gevraagd om eventueel een aantal kortetermijnmaatregelen te nemen. Alle vier de woordvoerders vragen daarnaar. Je praat over een omvang van misschien 1 miljoen of 2 miljoen waar je op moet bijsturen. Dat zijn relatief heel kleine bedragen. Ik vroeg heel concreet om bijvoorbeeld met betrekking tot de onderstand en met betrekking tot kindplaatssubsidies te verruimen. Ik begrijp dat de Staatssecretaris geen woordvoerder Sociale Zekerheid is en dat maakt het altijd wel ingewikkeld. Maar is de Staatssecretaris bereid daarover met collega's in gesprek te gaan en om tussentijds het een en ander te doen? Elk kind dat te veel honger heeft en te weinig meekrijgt qua onderwijs, is er namelijk eentje te veel. Elke moeite die wij kunnen doen om nog een stap vooruit te zetten, ook al wachten we op een onderzoek waarvan nog steeds niet zeker is wanneer het van «vaststellen» naar «invoeren» overgaat, is mij nog één dag te lang.

De voorzitter:

Uw vraag en uw appel zijn helder.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Volgens mij ga ik mijzelf te veel herhalen. Dan lijkt het net alsof dit kabinet niets heeft gedaan en alsof het niet bereid is stappen te zetten. Dat zou ik echt willen weerspreken. Er is de afgelopen tijd heel veel gedaan. We weten dat het waarschijnlijk niet genoeg is. Daarom doen we dat onderzoek. Laat ik er helder over zijn: als iemand op Bonaire, Saba of Statia in de problemen zit, niet meer in staat is om voor de kinderen te zorgen of iets anders, is er altijd de mogelijkheid zich te melden bij het openbaar lichaam en te kijken welke mogelijkheden er zijn om jou in jouw situatie te helpen. Dat soort mogelijkheden hebben we in Nederland, en die zijn er ook voor Caribisch Nederland. Op het moment dat iemand op de een of andere manier zegt dat hij niet meer rondkomt, dat het niet meer lukt, is er dus altijd de mogelijkheid om langs te komen. Ik besef dat we met z'n allen heel graag willen dat dat gat zo snel mogelijk wordt gedicht, maar het is niet mogelijk om dat nu zomaar in één keer te doen. Daarvoor doen we dat onderzoek. Dat doen we, omdat we het echt belangrijk vinden het voor eens en voor altijd structureel op te lossen, om te voorkomen dat we een keer een stap zetten en een volgende keer weer moeten constateren dat het niet voldoende, niet goed, of niet voor alle situatie goed oplosbaar was. We willen het graag goed doen. We hebben inmiddels een heleboel maatregelen genomen. Als iemand echt niet kan rondkomen, is er altijd de mogelijkheid om naar het openbaar lichaam te gaan, om zich te melden en te kijken hoe er dan hulp kan worden geboden. Zoals dat in Nederland geldt, geldt dat ook in Caribisch Nederland.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite, op dit punt?

Mevrouw Wuite (D66):

Ja, een tweede vraag. Als Kamer hebben wij natuurlijk bijgestuurd met de commissie-Thodé. Ik denk dat er dan waarschijnlijk weer bijsturing nodig is. Anders was er namelijk een herijking geweest van het sociaal minimum in Nederland en was Caribisch Nederland weer vergeten. Dat is bijgesteld op basis van de motie van vorig jaar. Daarom is zes maanden later de commissie die in Nederland is begonnen, van start gegaan. Die brengt inderdaad in oktober haar resultaat uit, terwijl het herijken van het sociaal minimum toch een uitgangspunt is van de coalitie. Ik denk dat we dus inderdaad weer een stukje moeten bijsturen om die aanmoediging te kunnen geven.

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de kwartiermaker, of die bijvoorbeeld zou kunnen helpen bij de stap die de Staatssecretaris voor de tweede fase voorstelt als de resultaten van de commissie beschikbaar zijn. Het betreft de vraag of dat misschien voor deze urgentie zou helpen, net zoals we een klimaatkwartiermaker hebben.

De voorzitter:

De Staatssecretaris was nog niet klaar met dit blokje, dus ik stel voor dat we de Staatssecretaris de gelegenheid geven dit af te maken. Wellicht zijn dan een heleboel van uw vragen geadresseerd.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat hoop ik ook.

De vraag van mevrouw Van den Berg ging erover of de commissie-Thodé, dus de commissie die kijkt naar het sociaal minimum, ook kijkt naar de kosten van levensonderhoud. Een expliciet onderdeel van de taakopdracht van de commissie is inderdaad om te onderzoeken welke factoren de kosten van levensonderhoud bepalen. De beïnvloedbaarheid daarvan wordt ook onderzocht. Dat is een belangrijk thema. Eerder in dit debat is over dit onderwerp al het een en ander gewisseld. Carola Schouten heeft aangegeven dat het belangrijk is om niet alleen te kijken naar het verhogen van uitkeringen, maar ook naar het verlagen van de kosten. Dat is best een ingewikkeld thema, maar het is zeker wel iets wat we inzichtelijk moeten maken. Vervolgens moeten we kijken hoe we dat verder kunnen beïnvloeden. Daarover zijn verschillende ideeën. Die gaan we de komende tijd uitwerken.

Mevrouw Van den Berg vraagt hoe de onderstand vereenvoudigd kan worden voor de verschillende situaties. Dat gaat om de systematiek van de onderstand. Dat is wel een ander soort vraagstuk dan het sociaal minimum, maar het hangt hier wel mee samen. De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen kijkt steeds naar mogelijkheden daarvoor. De onderstand is overigens wel iets eenvoudiger dan de Nederlandse bijstand, heb ik begrepen. Het is zeker de bedoeling te kijken hoe dat systeem kan worden vereenvoudigd en zo dichtbij mogelijk kan worden georganiseerd. Er wordt overigens altijd gekeken hoe het vereenvoudigd kan worden. Voor de mensen die op de een of andere manier problemen hebben met het aanvragen van de onderstand, is er de mogelijkheid om bij de RCN-unit, gevestigd op Bonaire maar natuurlijk ook bereikbaar voor de andere eilanden, hulp te krijgen bij het aanvragen van onderstand. Nogmaals, er wordt voortdurend gekeken naar verdere vereenvoudiging ervan.

Mevrouw Van den Berg vroeg naar de voorwaarden om als niet-inwoner van Caribisch Nederland op Bonaire te mogen werken. De voorwaarden voor toelating op de arbeidsmarkt zijn eigenlijk afhankelijk van de concrete situatie en het land van herkomst. In principe heeft een werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig van het Ministerie van SZW en natuurlijk een verblijfsvergunning van de IND. Bij het aanvragen van zo'n tewerkstellingsvergunning wordt onder meer getoetst of er een lokaal arbeidsaanbod aanwezig is. Wanneer dat aanwezig wordt geacht, wordt een aanvraag afgewezen. Je kunt pas aan de slag gaan als die arbeidsplaats er is. Voor burgers uit het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten geldt die eis overigens niet. Nederlanders kunnen gewoon op Bonaire gaan werken. Er zijn wel bepaalde functies waarvoor geen tewerkstellingsvergunning is vereist of waarvoor een kortere procedure geldt. Dat is vaak om werkgevers te helpen een vacature snel in te vullen.

Ik begrijp dat mevrouw Van den Berg eigenlijk vraagt of we ervoor zorgen dat er voldoende mogelijkheden zijn voor mensen die al op het eiland wonen, voor mensen die daar zijn geboren en leven. Ook zij moeten de mogelijkheid hebben om aan het werk te gaan. Die mogelijkheid is er natuurlijk altijd. Het is overigens aan de werkgever om te kijken wie hij aanneemt. Dat is natuurlijk een vrijheid die de werkgever heeft. Die tewerkstellingsvergunningprocedure helpt wel om te zorgen dat er niet zomaar iemand van buiten wordt gevraagd het werk aan te pakken wanneer er lokaal iemand is die het werk zou willen doen.

Een van de vragen die u daaromheen ook stelde, was of mensen voldoende worden opgeleid. Dat is weer een ander vraagstuk. Natuurlijk zijn er scholen op de eilanden van Caribisch Nederland, maar we weten ook dat hoger onderwijs altijd, of meestal, plaats moet vinden buiten de eilanden. Daarmee kom ik terug op een vraagstuk waarover we het al eerder hebben gehad. Hoe aantrekkelijk is het dan voor iemand om terug te keren en op het eiland aan het werk te gaan?

De voorzitter:

Mevrouw Van den Berg heeft een interruptie op dit punt.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Inderdaad. Dank in ieder geval dat er ook naar de systematiek van de onderstand wordt gekeken. De Staatssecretaris geeft zelf ook aan: hoe moeilijker je het maakt, hoe moeilijker je het ook maakt voor mensen om die aan de vragen. Wat dat betreft is het goed om te horen dat het systeem vereenvoudigd gaat worden. Mijn vraag betreft de mensen die daar van buitenaf komen werken. Dat is toch een beetje de kip-of-eivraag. De werkgever kan kijken of de expertise lokaal aanwezig is. Is die lokaal niet aanwezig, dan trekt hij die van buiten aan. Er is bijna geen werkloosheid op het eiland. Mensen werken zich soms helemaal het apelazarus en hebben twee banen. Dat is wat anders dan dat je goedgekwalificeerde werkgelegenheid hebt. Ik zit toch te kijken wat we als Nederland zouden kunnen doen met digitaal onderwijs op een andere manier. Je kunt met mensen die praktijkgericht zijn opgeleid, ter plaatse heel veel meer doen. Je kunt ook meer tweedekansonderwijs geven. Als de Staatssecretaris zegt dat ze daar nu niet gelijk een antwoord op kan geven en daar apart op terugkomt, is dat prima. Anders denk ik dat we constant in die kip-of-eidiscussie komen. Er worden mensen van buiten binnengehaald voor banen die goedgekwalificeerd zijn, omdat de lokale mensen die kwalificatie niet hebben. De lokale mensen helpen we niet om die kwalificatie te krijgen.

De voorzitter:

Uw punt is helder. Ik weet niet of de Staatssecretaris daar nu op wil terugkomen, in tweede termijn of op een andere manier.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik kan er een paar dingen over zeggen. Het idee om versterkingen aan te brengen in het onderwijs op de BES-eilanden is een onderwerp waarmee mijn collega's van OCW hard aan het werk zijn. Ik vind het prima om het anders nog even wat verder uit te werken in de tweede termijn. Dan vraag ik nog wat extra informatie. De kern is dat er lokaal geen mensen zijn die opgeleid zijn of het werk kunnen doen. Er zijn soms banen waarvoor niet-lokale mensen zijn opgeleid. Uw punt is dat we dat zouden moeten versterken. Ik denk dat we dat met elkaar delen. Kijken naar andere en alternatieve vormen van opleidingen, bijvoorbeeld digitaal, die maken dat mensen van het eiland op het eiland kunnen blijven en ook ander onderwijs kunnen genieten dan er misschien lokaal beschikbaar is, is een thema waarover ik zo meteen iets meer kan zeggen. We moeten daarbij even schakelen met het Ministerie van Onderwijs.

Dan was er nog de vraag van mevrouw Bouchallikh en ook van mevrouw Van den Berg over de werkloosheidsregeling. Wij zijn hard bezig – dat is vooral de Minister voor APP – met het treffen van voorbereidingen voor de invoering van de WW. Op de eilanden wordt nu informatie opgehaald om een goed beeld van de lokale arbeidsmarkt te krijgen en van de arbeidsrechtelijke situatie. Natuurlijk kijken we ook naar de manier van uitvoeren of hoe het zou moeten worden uitgevoerd. Het blijkt niet zo eenvoudig te zijn om een WW te gaan uitvoeren. Dat is het bijna nooit, niet in Nederland maar ook niet in Caribisch Nederland. We moeten een balans vinden tussen wat passend is en wat we kunnen uitvoeren. De inzet is wel om deze regeling nog voor het einde van deze kabinetsperiode gereed te hebben. Dan vraagt u natuurlijk: wanneer is dat? Dat kan ik u niet direct zeggen, behalve dat er een termijn is waarop er in dit land verkiezingen worden georganiseerd. Ik ga ervan uit dat de Minister voor APP de komende tijd de voortgang daarvan zal melden. We zijn deze regeling dus aan het ontwikkelen. Dat is eigenlijk het verhaal. We willen goed kijken wat we nodig hebben en hoe we het uitvoerbaar kunnen maken. Uiterlijk voor het einde van deze kabinetsperiode zorgen we ervoor dat de regeling is ingevoerd.

Ik kom op de tweede vraag van mevrouw Bouchallikh over de burgerservicenummers. Ik heb aangekondigd dat het wetsvoorstel in voorbereiding is. Uiterlijk 1 juni volgt de internetconsultatie. Onder voorbehoud van de adviezen die ik dan krijg en het advies van de Raad van State wil ik proberen het wetsvoorstel begin volgend jaar bij uw Kamer in te dienen. Hoe eerder het kan, hoe eerder we het zullen doen. Vooruitlopend hierop hebben we al besloten om het voor Caribische studenten die in Nederland komen studeren zo te organiseren dat zij al een bsn kunnen krijgen. Daarmee kunnen ze wat makkelijker hun zaken regelen nog voordat ze in Nederland aankomen. Dat was het tweede onderwerp.

Mevrouw Bouchallikh had het ook nog over de invoering van verdragen. Dat is een beetje een brede vraag, want er zijn natuurlijk ongelofelijk veel internationale verdragen. Sommige gelden ook gewoon op de eilanden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is aan de slag met de stand van de implementatie om te kijken welke internationale verdragen nog niet zijn ingevoerd op de eilanden. Vervolgens wordt er natuurlijk een plan gemaakt voor de introductie daarvan. Ik begrijp dat Buitenlandse Zaken ieder kwartaal hiervan een overzicht stuurt naar uw Kamer. Ik weet niet van wanneer het laatste overzicht is. Misschien kunnen we dat zo meteen nog even doorgeven, zodat er helderheid is over de werkzaamheden die het ministerie op dit gebied aan het doen is.

Dan was er nog de vraag van mevrouw Wuite of de kindplaatssubsidie ruimer kan worden toegepast. Afgesproken is dat de eilanden in de periode tot de invoering van het wetsvoorstel geen beleid mogen ontwikkelen dat verder gaat dan het wetsvoorstel voor subsidiëring van kinderopvang. In het wetsvoorstel is opgenomen dat openbare lichamen in het kader van lokaal armoedebeleid de ouderbijdrage kunnen betalen. Dat zou dan betekenen dat kinderopvang voor ouders van kinderen gratis is. Dat moeten ze dan uit hun eigen begroting halen. Dat betekent dat er in de huidige situatie de mogelijkheid bestaat voor lokaal maatwerk en er dus ook gesubsidieerd kan worden, voor zover kinderopvang niet al gesubsidieerd is.

Mevrouw Wuite vroeg ook naar de kwartiermaker voor een sociaal minimum, iemand die in het kader van het ijkpunt al aan de slag kan gaan om na te denken over voorbereidingen. Ik heb vandaag al eerder gezegd dat ons er veel aan is gelegen dat sociaal minimum zo snel mogelijk te realiseren. Niet alleen is die commissie ingesteld, maar gedurende de looptijd van het onderzoek zijn vooral wij als kabinet aan de slag om te kijken welke stappen we zouden moeten zetten om dat gat tussen het sociaal minimum en de huidige situatie te dichten. In feite hebben we daar niet echt een kwartiermaker voor nodig, omdat we in het dagelijks werk, bijvoorbeeld bij het Ministerie van Sociale Zaken maar ook bij ons, kunnen inzetten om de soorten maatregelen op een rijtje te zetten. Dat kan gaan over het verhogen van uitkeringen, over het verhogen van lonen of andere instrumenten die er zijn, toeslagen of subsidies om de gaten te dichten. Dat zijn we aan het onderzoeken. We vinden het eigenlijk een beetje voorbarig om nu al te zeggen dat we zo'n kwartiermaker nodig hebben, omdat we in het dagelijks werk al aan het nadenken zijn over het soort instrumenten dat we verder willen ontwikkelen.

Mevrouw Wuite had ook nog de vraag of we de onderstand al kunnen verhogen, vooruitlopend op het sociaal minimum en het ijkpunt. We hebben een meerjarig traject afgesproken voor het ijkpunt sociaal minimum. Daarmee zijn de afgelopen tijd al behoorlijke stappen gezet. In de komende twee jaar gaat de onderstand nog verder omhoog. Dat doen we op basis van de al eerder gemaakte afspraken, zoals het sociaal ijkpunt en de afspraken die in het Akkoord van Kralendijk zitten. Een versnelde verhoging op dit moment hebben we niet beoogd. Dat is in lijn met wat ik eerder al heb aangegeven. Wanneer zich andere situaties voordoen, kunnen we er natuurlijk opnieuw naar kijken. Op dit moment zien we echter geen reden om andere stappen te zetten dan die we al gezet hebben en in de komende tijd willen zetten om daarmee aan het werk te gaan in het kader van het sociaal minimum.

Dezelfde vraag of een vergelijkbare vraag heeft u gesteld over de kindplaatsensubsidie. Volgens mij heb ik daar al antwoord op gegeven.

Er was nog een vraag over een nieuw Akkoord van Kralendijk. Ik heb er net al iets over gezegd. Er zijn suggesties gedaan door de Centraal Dialoog op Bonaire. In de routekaart die ze hebben uitgeschreven, staan allerlei maatregelen die we zouden kunnen treffen om ervoor te zorgen dat er nieuwe afspraken komen voor het dichten van het gat tussen de huidige situatie en het sociaal minimum. Er staan ook andere suggesties in. Ik denk dat het goed is die verder te bestuderen. Ik heb volgende week een overleg met de Centraal Dialoog. Ik ga ongetwijfeld ook met hen daarover van gedachten wisselen, wat mij betreft in ieder geval heel graag. Ik denk niet dat het ertoe zal leiden dat we op heel korte termijn zo'n nieuw akkoord nodig hebben, maar wellicht wel wanneer we meer inzicht hebben op basis van de uitkomsten van de commissie die aan het werk gaat met het sociaal minimum.

Volgens mij heb ik dan alle thema's rond het sociaal minimum en het sociale domein besproken.

De voorzitter:

Dank aan de Staatssecretaris. Ik zie dat er een vraag is van mevrouw Kamminga. Voor de goede orde vermeld ik dat zij alweer een tijdje terug is aangeschoven in het debat nadat ze haar verplichtingen elders in de Kamer had afgerond. Fijn dat u er weer bent.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel. Goed dat ik gewacht heb tot het einde voor mijn interruptie. Ik kwam binnenlopen en toen ging het volgens mij ook over de brief van de Centraal Dialoog en het Akkoord van Kralendijk. Ik had daar de vraag bij of u er nog iets meer over kon zeggen. U heeft daar net al kort bij stilgestaan. Ik was natuurlijk niet bij alle inbrengen, maar ik kan me zomaar voorstellen dat we allemaal voor een deel dezelfde zorg hebben. Die hoor ik ook altijd bij de Staatssecretaris. We zien volgens mij allemaal dat er een gat zit tussen het sociaal minimum en de stand van zaken nu. Daar moet dus een stap worden gezet. De vraag is volgens mij vooral hoe groot die stap is en hoe we die gaan zetten. Kan die in één keer, moet die gefaseerd of moet het op een andere manier? Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat zij in gesprek gaat met de Centraal Dialoogtafel. Daar ben ik blij mee. We hebben zelf ook met een delegatie met hen gesproken. Er zaten echt een paar interessante ideeën bij.

Ik zou wel nieuwsgierig zijn naar het volgende. Ik begrijp het ook wel als de Staatssecretaris zegt dat dit laatste punt nu lastig is omdat dat gesprek nog moet plaatsvinden. Er zijn echter best veel suggesties. Ik zou wel wat meer gevoel willen krijgen bij de zaken waarvan de Staatssecretaris denkt: «Daar zouden we echt met elkaar mee aan de slag kunnen. Als we een stap willen zetten, zou het op die manier kunnen en dan zijn dat aspecten waarop we meer of minder zouden kunnen of moeten inzetten.» Ik zou het nog wel interessant vinden om dat te vernemen. Als dat nu niet kan, dan is het prima als de Staatssecretaris ons daarover op een later moment per brief informeert. Dat hoeft echt niet een week nadat dat gesprek is geweest. Dat mag ook wat later als we iets verder zijn.

De worsteling zit voor mij in het ongemak dat we allemaal weten dat er iets gedaan moet worden, vandaar die vraag. Ik ben de eerste om te zeggen: laten we dat heel weloverwogen doen, want alles hangt met alles samen. Tegelijkertijd wil ik wel voorkomen dat we zo lang wachten en pas als het rapport er ligt, gaan nadenken over hoe we daarmee omgaan.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat gaan we dus ook niet doen. Vooruitlopend op de uitkomsten van het werk van de commissie gaan we alvast nadenken over welke stappen denkbaar zijn. Het is een beetje moeilijk om op alle suggesties van de Centraal Dialoog in te gaan. Sommige gaan namelijk daadwerkelijk over inkomenspolitiek. Wat doe je om een gat tussen de huidige situatie en het sociaal minimum te dichten? Wat kun je doen aan het verhogen van uitkeringen? Wat kun je doen aan het verhogen of invoeren van toeslagen of subsidies? Wat kunnen werkgevers zelf doen? Daar gaat een deel van de suggesties over. Dat zijn natuurlijk allemaal mogelijkheden waar we op basis van de commissie-Thodé hopelijk ook mee aan het werk kunnen. Er zitten ook thema's in over het verlagen van kosten. Wat mij betreft zou ik willen zeggen dat, voor zover ik de brief heb gelezen – die heb ik pas gisteravond gekregen, dus ik ben er met een schuin oog doorheen gegaan – er allemaal suggesties in zitten die op zich mogelijk zijn of die interessant zijn om naar te kijken.

Ik denk dat het wel goed is terug te komen op de vraag wat we gaan overnemen, wat we gaan doen en hoe we dat met hen samendoen. Dat gaat een beetje over de procedure: wat is er nu op het moment dat we een antwoord hebben over dat sociaal minimum? Als het gat 2% is, dan hebben we het waarschijnlijk over een veel minder grote set aan maatregelen die nodig is dan wanneer je tot de conclusie komt dat het gat 40% is. Dan zal er veel meer moeten worden gedaan. Dat is met name waarnaar we goed met elkaar moeten kijken. In hun eigen berekeningen zijn de gaten vrij groot tussen de onderstand, wat er nodig is voor levensonderhoud en de minimuminkomens. Maar goed, ik ga met hen in gesprek. Ik ga samen met mijn collega's kijken. We zullen zo snel mogelijk een reactie daarop geven. Helemaal precies kan ik het vandaag dus nog niet zeggen. We komen daar graag op terug.

Zal ik dan verdergaan met het volgende blokje?

De voorzitter:

Gaat u verder met het volgende blokje.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het tweede blokje gaat over de economische ontwikkelingen en het Groeifonds. We hebben inderdaad het voornemen op basis van de eerdere suggesties die leden van uw Kamer hebben gedaan, om te kijken hoe we economieën op de eilanden kunnen versterken. Het is een van de grote onderwerpen die ik nu met de nieuwe bestuurscolleges wil gaan bespreken om het verder in te richten en om er een tijdpad aan te hangen. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat het niet bij ideeën blijft over hoe je de economie zou kunnen ontwikkelen. Het moet gewoon gaan over daadwerkelijke initiatieven, of dat nu is op het gebied van landbouw, toerisme, digitalisering of op welke manier dan ook. Samen met de nieuwe colleges wil ik daar heel graag mee aan het werk. Er zijn natuurlijk al stappen gezet, die ik heb afgesproken in de lopende bestuursakkoorden of afspraken die zijn gemaakt. Daar hebben we al effecten van gezien, van een business incubator op Bonaire en een marine research center op Saba en ook een aantal plannen rondom toerisme. Die wil ik graag uitwerken met de nieuwe bestuurscolleges. Ik denk dat het goed is dat ik de afspraken die ik met hen maak, met u deel. Dat is natuurlijk ook wat ik bedoel.

Dan was er nog de vraag of de eilanden zelf hier alleen verantwoordelijk voor zijn. In eerste instantie is dat natuurlijk zo. Lokale economische ontwikkeling is iets voor de eilanden. We willen ze daarbij graag ondersteunen omdat er los van de dingen die al lopen, ook nog wel behoefte is aan wat meer strategisch beleid. Dat doe ik de komende tijd samen met de eilanden. De intentiebrief die we hebben gestuurd, is een goed moment om er verder mee te gaan, denk ik.

Ik kom op de vraag over het Nationaal Groenfonds.

De voorzitter:

Een klein ogenblikje. U hebt een interruptie van mevrouw Wuite.

Mevrouw Wuite (D66):

De uitspraak dat de eilanden zelf verantwoordelijk zijn voor hun economie boeit me. Economie is een ontzettend groot macro-economisch thema, dat ook wordt beïnvloed door andere vakministeries. Daardoor is het ook een rijksaangelegenheid. Kan de Staatssecretaris verder duiden waar staat dat het bevorderen van de economie een eilandelijke verantwoordelijkheid en taak is? Want dan begrijp ik de voorstellen over het versterken van governance nog niet helemaal. Is dit in de WolBES geregeld? Misschien heb ik het dan zelf verkeerd begrepen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat we volgens mij ook in de brief hebben opgeschreven, is dat iedere normale Nederlandse gemeente moet kijken naar de ontwikkeling van de lokale economie. Wat wil je graag versterken? Of dit nou over de gemeente Rotterdam gaat of over een kleine gemeente, het is belangrijk om na te denken over welke soort economie je wilt ontwikkelen en of die bij het gemeentelijke beleid hoort. We weten ook dat het voor de eilanden belangrijk is om ze daarin te ondersteunen. U heeft die vraag eerder gesteld. Die heeft ertoe geleid dat we de brief hebben gestuurd waarin staat dat we samen met de eilanden willen kijken naar wat mogelijk en nodig is en naar welk soort beleid wenselijk is. Ik vind het belangrijk dat die economische ontwikkeling en de diversificatie ervan worden ingezet. Dit zal per eiland anders zijn, want niet iedereen wil sturen op hetzelfde. Zo weet ik bijvoorbeeld dat op Statia veel meer wordt gekeken naar de ontwikkeling van toerisme, met name naar een hoogwaardige vorm daarvan, door bijvoorbeeld het eiland aantrekkelijker te maken voor mensen die geïnteresseerd zijn in een combinatie van natuur en historie. We weten dat het op Bonaire weer over andere onderwerpen gaat. Het nadenken over de vraag hoe je de economie stimuleert, is een taak van de eilanden. De Ministeries van BZK en Economische Zaken ondersteunen daar graag in. Ook kijken we naar het soort instrumenten dat daarvoor kan worden ingezet, zoals het Groeifonds, om ervoor te zorgen dat ontwikkelingsinitiatieven ook financieel ondersteund kunnen worden.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik denk dat dit niet helemaal het antwoord is op de vraag waar in de WolBES staat dat economisch beleid een eilandelijke taak is. Natuurlijk weten we dat de eilanden van elkaar verschillen. Rotterdam is de haven en Den Haag is de stad van vrede, recht en overheid qua economie. Dat begrijp ik, maar ik wil oprecht weten waar zo nadrukkelijk is bepaald dat het een eilandelijke taak is. Ik denk dat het veel meer «een samenspel is van», net zoals dat hier in Nederland met de gemeenten plaatsvindt.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik begrijp dat dat ook zo is afgesproken in 2010. Los daarvan doen we het ook samen. Dat is van belang. We helpen, we ondersteunen, er zijn stimuleringsmaatregelen enzovoorts. Even los van wat we in 2010 hebben vastgelegd, hebben de eilandsraden mij gezegd dat ze zelf willen bepalen wat voor soort economie er gestimuleerd wordt. Ik vind dat heel logisch. Het maakt natuurlijk nogal wat uit voor het eiland, de bevolking en de werkgelegenheid of het om de ene activiteit gaat of om de andere. Het inzetten op toerisme, op digitalisering of op landbouw is wel een kwestie die je bij de eilanden, bij de inwoners en hun vertegenwoordigers, moet neerleggen.

De voorzitter:

Helder. Vervolgt u uw betoog.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Mevrouw Van den Berg vroeg wanneer er gebruikgemaakt kan worden van het Groeifonds. De BES-eilanden kunnen dat op dit moment al. Er kan gebruik worden gemaakt van het Groeifonds, maar dit heeft tot nu toe niet tot voorstellen geleid. Dat is overigens wel begrijpelijk, want een van de huidige criteria van het Groeifonds is dat een project minimaal 30 miljoen euro moet omvatten, en dat is een heel erg hoog bedrag. Samen met de Minister van Economische Zaken en de Minister voor Klimaat ben ik aan het werk om te zorgen dat zowel de SDE++ als de ondernemersregelingen als het Groeifonds op een bijzondere manier worden opengesteld voor juist het Caribisch gebied. Dit geldt dan niet alleen voor de BES, maar ook voor de landen. Wij gaan ervan uit dat we u voor de zomer kunnen informeren over de wijze waarop dat kan. We kijken daarbij naar zowel de hoogte – moeten we terug naar een lagere ondergrens? – als de criteria op basis waarvan je aan het Groeifonds kunt deelnemen. Uiteraard willen wij vanuit BZK ondersteunen bij het maken van aanvragen. Daarvoor hebben we specifiek iemand aangetrokken die de eilanden kan ondersteunen bij het maken van Groeifondsaanvragen, omdat los van de criteria en de hoogte van de bedragen het best een klus is om een aanvraag goed voor te bereiden.

De voorzitter:

Een ogenblikje. Mevrouw Van den Berg op dit punt.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

30 miljoen euro is inderdaad een krijsend hoog bedrag voor de eilanden. In die zin vind ik dat geen reëel bedrag. Eerder hebben wij van de Staatssecretaris gehoord dat er een wetswijziging moet komen. Ik zat iedere week te denken «zo moeilijk kan dat toch niet zijn, want die wet is er al, dus je hoeft maar een kleine aanpassing te doen». Dit is waarschijnlijk naïef. Nu begrijp ik van mevrouw Wuite dat een wetswijziging niet eens nodig zou zijn. We krijgen nu voor de zomer te horen wat de stand van zaken is. Of krijgen we voor de zomer het bericht «vanaf 1 juli zijn de volgende regelingen beschikbaar voor de eilanden en is de ondersteuning geregeld»?

De voorzitter:

De vraag is helder.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het is dat laatste. Voor de zomer is duidelijk hoe je kunt deelnemen. Dan hebben we de ondersteuning geregeld.

Dan was er nog de vraag van mevrouw Wuite in dit kader over subsidies voor Saba Splash, vliegverkeer of ov. Saba Splash is een waterfabriek, zou je kunnen zeggen. Deze is eind 2021 geopend met een subsidie van IenW. Saba Splash produceert drinkwater uit zeewater en bottelt water voor de inwoners van Saba. In 2023 en 2024 wordt 1 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de zeewaterinlaat en het mogelijk maken van de uitbreiding van het waterdistributienetwerk. De subsidie in het verleden was onderdeel van een grotere drinkwaterbeschikking. Saba heeft daar zelf een prioriteit in kunnen stellen en heeft een subsidie gebruikt voor Saba Splash. Op dit moment is er subsidie voor de productie van water bij Saba Splash, het verbeteren van het netwerk en het zorgen dat dit beschikbaar blijft voor de inwoners van het eiland, die overigens voor het water dat ze kunnen kopen een eigen bijdrage betalen.

Voor het eventueel subsidiëren van vliegtarieven en openbaar vervoer hebben we op dit moment geen subsidies beschikbaar. Wel kijken we naar het thema transport en bereikbaarheid als onderdeel van de taskforce die we aan het opzetten zijn. Uiteraard kan het zijn dat IenW helpt bij bijvoorbeeld het nadenken over openbaar vervoer op de eilanden. Ik weet dat daar voor een deel al naar gekeken wordt. Ik denk dat het goed is dat ik met de nieuwe gedeputeerde en de eilandsraden terugkom op dit onderwerp, met antwoorden op de vragen of hier belangstelling voor is en hoe dat dan zou gaan werken.

Dan was er ook in deze categorie over economie een vraag van mevrouw Wuite over een impactstudie over de mogelijke sluiting van GTI, een grote opslag van olie en olieproducten op Statia. Samen met de Ministeries van EZK, Sociale Zaken, IenW en Buitenlandse Zaken zijn we in kaart aan het brengen wat de mogelijke toekomstscenario's voor GTI op Statia zijn. Daarbij kijken we ook naar de mogelijkheid van sluiting. Op basis van die scenario's kijken we ook naar wat de mogelijke taken van het Rijk zijn en welke taken bij het openbaar lichaam liggen om daarmee om te gaan. De verdere economische ontwikkeling van Sint-Eustatius neem ik mee in nieuwe bestuurlijke afspraken die ik dit jaar nog wil maken met de nieuwe bestuurscolleges en de nieuwe eilandsraden. De ministeries die ik net noemde, zijn daar ook bij betrokken. Laten we helder zijn: de situatie rond GTI is nog steeds zorgelijk en precair. Om die reden vinden wij het belangrijk om in kaart te brengen wat er kan gebeuren of welke mogelijke scenario's er zijn en hoe we ons daarop kunnen voorbereiden, want dat kan potentieel veel impact hebben op de werkgelegenheid op het eiland.

Mevrouw Wuite (D66):

Kan de Staatssecretaris toezeggen of de Kamer kan worden geïnformeerd over de uitkomsten van de scenario's die momenteel worden uitgewerkt?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat kunnen we zeker doen. Ik denk wel dat het goed is dat we dat op hoofdlijnen doen, want sommige scenario's bevatten wellicht informatie die niet goed publiek te maken is. We kunnen u hier op hoofdlijnen over informeren.

Mevrouw Wuite (D66):

Wanneer? Ik hoop niet dat dit een aparte interruptie wordt.

De voorzitter:

U bent formeel door uw interrupties heen. Ik had gezegd coulance te betrachten. De vraag naar hoe en wanneer nemen we mee.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ga proberen dat voor de zomer met u te delen. Afhankelijk van de situatie moeten we dat al dan niet versnellen.

Mevrouw Wuite stelde de vraag hoeveel stimuleringsmiddelen er vrij zijn gemaakt om te komen tot nieuwe economische activiteiten, in de vorm van ondernemershuizen of andere activiteiten. Ik denk dat het goed is dat we in de komende tijd op basis van de economische intentiebrief hierover meer helderheid zullen geven. Het is niet alleen de bedoeling om een plan te maken voor welke economische activiteiten interessant zijn om verder te ontwikkelen en te stimuleren, maar ook om te kijken hoe we dat zo veel mogelijk kunnen doen. De insteek is om dit te doen op basis van de samenwerking met de bestuurscolleges. Op basis daarvan zullen we kijken naar de stimuleringsmiddelen die nodig zijn. Het onderzoek naar de vrije uitkering en het Nationaal Groeifonds kan daarvoor worden ingezet. Het is ook zo dat er op het gebied van landbouw in ieder geval al middelen ter beschikking kunnen worden gesteld, want het Ministerie van LNV heeft die al in het Natuur- en milieubeleidsplan opgenomen. Voor de periode 2020 tot en met 2024 is er 3,7 miljoen gereserveerd voor de ontwikkeling van duurzame landbouw en visserij. Ook wordt geld geïnvesteerd in een centrum voor ondernemerschap op Bonaire. De garantiemiddelen BMKB en GO zijn ook beschikbaar voor Caribisch Nederland.

Mevrouw Wuite (D66):

Voorzitter, wordt het overzicht van de stimuleringsmiddelen die beschikbaar worden gesteld opgetekend als een toezegging?

De voorzitter:

Die had ik niet als zodanig opgetekend, eerlijk gezegd. We hebben een aantal andere toezeggingen gehoord, maar deze niet.

Staatssecretaris Van Huffelen:

We houden u uiteraard op de hoogte van de uitwerking van die plannen over het stimuleren van de economie. Dan komt vanzelf ook in beeld met welke middelen eventuele investeringen kunnen worden ondersteund. Nogmaals, over de instrumenten die ter beschikking staan, zoals het Groeifonds, hebben we natuurlijk al afspraken gemaakt.

De vraag over het ter beschikking komen van het Nationaal Groeifonds heb ik al beantwoord. Voor de zomer hebben we dat ingericht en zal er de mogelijkheid zijn om gebruik te gaan maken van die fondsen. We zullen ervoor zorgen dat de informatie daarover naar uw Kamer wordt gestuurd, zodat u geïnformeerd bent over hoe we dat willen gaan doen.

De voorzitter:

Dank u wel voor het beantwoorden van de vragen in dit blokje. Dan hebt u een interruptie van mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank voor de beantwoording. Ik had wellicht een kritische vraag – wat gaan we nou echt doen? – maar daarmee wil ik alles wat al wordt gedaan, niet tekortdoen. Dat wil ik toch nog even vermelden. Ik zie namelijk dat er op dit punt stappen worden gezet en dat er echt wordt nagedacht over een integrale aanpak, het beschikbaar stellen van de fondsen en het opstellen van een deugdelijk plan van aanpak, zodat er ook een wat meer integrale visie komt. Ik heb de Staatssecretaris net een aantal punten horen noemen: kijken hoe de toegang beter wordt, hoe de middelen beschikbaar komen en dergelijke. Ik zou er ook voor willen pleiten dat de middelen makkelijker toegankelijk zijn en ik wil de Staatssecretaris meegeven dat het belangrijk is om te kijken naar wat nu rendeert. Dit hoeft allemaal niet op korte termijn en ik hoef er ook geen toezegging op. Ik zeg er meteen bij dat het een en ander niet specifiek voor de BES geldt, want we zien het ook in Nederland. Het is belangrijk om zicht te krijgen op welke fondsen en welk type projecten ook op de lange termijn renderen. Sommige zijn voor de korte termijn nodig – dat accepteren we ook – maar ik wil voorkomen dat, nu we allerlei potjes beschikbaar gaan stellen, wat ik een goede ontwikkeling vind, het leuke projecten voor een paar mensen zijn. Het doel is om duurzame en bestendige projecten te realiseren die voor werkgelegenheid en economische ontwikkeling zorgen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat ben ik zeer met u eens. We doen dit natuurlijk om de lokale economie te versterken en daarmee te zorgen dat bijvoorbeeld de problematiek rondom armoede enzovoort goed kan worden aangepakt. Niet alleen geven we uitkeringen aan mensen, maar we zorgen ook voor echt goede werkgelegenheid. Ik denk dat het goed is dat we daar op wat momenten op terugkomen. Dat doen we natuurlijk niet alleen maar door afspraken te maken met de bestuurscolleges.

We zien het al een beetje in de dingen die we in de afgelopen tijd hebben ingezet. Ik heb het bijvoorbeeld over de projecten over duurzame energie die mijn collega Rob Jetten heeft aangekondigd, zoals zonne-energie en windenergie. Dat zijn echt goede projecten, die leiden tot de verlaging van energiekosten, minder afhankelijkheid enzovoort. In ieder geval leiden ze tot stabielere prijzen, wat, denk ik, ook een groot punt is als we kijken naar wat er gebeurd is in de afgelopen tijd. We hebben natuurlijk wel al projecten gezien op het gebied van de versterking van de landbouw op Saba met hydroponics en op Bonaire met andere projecten. Ik denk dat we daar juist de versterking moeten zoeken, want ik ben het met u eens dat we in die zin het Groeifonds idealiter moeten inzetten. Ja, we zijn natuurlijk ook een beetje afhankelijk van de projecten die mensen indienen. Ik heb het niet zozeer over projecten die alleen gaan over heel grote en innovatieve trajecten, maar zeker ook over projecten die op een liefst zo kort mogelijke termijn leiden tot effecten op het gebied van werkgelegenheid en het versterken van de lokale economieën.

De voorzitter:

Ik zie dat u een vervolgvraag heeft van mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank daarvoor. Dat wordt zeer gewaardeerd. Ik geef meteen toe dat ik het ook een beetje uit eigenbelang vraag. Ook vraag ik het omdat – ik kijk maar even naar mezelf en hopelijk ook een beetje naar de collega's – wij hier in de Kamer vaak meester zijn in het poneren van allerlei ideetjes omdat we ergens geweest zijn. Dat kan soms natuurlijk heel positief zijn, maar het helpt ons – laat ik het bij mij en mijn eigen partij houden – denk ik in ieder geval ook om de juiste projecten een extra duwtje te geven als het een keer nodig is. Laten we vanuit de Kamer niet met allerlei nieuwe innovatieve ideeën komen die wellicht goedbedoeld zijn, maar samen met elkaar, het kabinet, de Kamer en de landen daar, de duw voor de juiste dingen geven die u nodig heeft voor een duurzame toekomst daar.

De voorzitter:

Ik zie instemmend geknik. Dat was een stukje zelfreflectie over ons eigen handelen als Kamer en een aansporing om op de ingeslagen weg verder te gaan. Volgens mij is de Staatssecretaris toe aan haar volgende blokje.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, dat blokje gaat over Sint-Eustatius.

Mevrouw Kamminga vroeg: hoe gaat het met de gesprekken met de nieuwgekozen gedeputeerden en eilandsraadleden over de teruggave van het budgetrecht? Ik wil even voor de helderheid en de geschiedenis het volgende zeggen. We hebben afgesproken dat de fase van de terugkeer van het budgetrecht kan ontstaan op het moment dat nieuwgekozen gedeputeerden en de eilandsraad zich committeren, en uiteraard ook schriftelijk bevestigen, dat de noodzakelijke verbeterstappen die nog nodig zijn vanaf de periode van de verkiezingen, want vóór die tijd zijn de stappen afgerond, in de komende tijd zullen worden gezet. Het gaat om een aantal verbeterstappen, met name wat betreft de financiële administratie en huishouding van het openbaar lichaam zelf. Ik ben volgende week op werkbezoek. Ik hoop daar dan met hen definitief afspraken over te kunnen maken en vervolgens u te informeren, zodat we het KB kunnen slaan op het moment dat u daar nog naar heeft kunnen kijken. De bedoeling is om dat zo snel mogelijk af te ronden, maar tegelijkertijd – daar heeft u al eerder iets over gezegd – om er natuurlijk voor te zorgen dat die afspraken helder zijn en er duidelijke commitments zijn dat er verdere stappen worden gezet. Overigens is het natuurlijk wel zo dat hiermee nog niet de laatste stap is gezet op weg naar de terugkeer van een volledige democratie. Er is nog een vervolgstap. Dat is het moment waarop we afscheid nemen van de regeringscommissarissen en er een gezaghebber zal worden aangesteld. In de komende tijd gaan we ook daarmee aan het werk, maar ook dat zal natuurlijk pas kunnen plaatsvinden wanneer er voldoende voortgang is op alle onderwerpen, waarbij dit onderwerp ook een rol speelt.

Mevrouw Van den Berg heeft een vraag gesteld over de jaarrekening 2022 van Sint-Eustatius. Het is inderdaad zo dat er in die begroting een post ten onrechte niet was opgenomen. Overigens gaat het om een reguliere post. Die is niet eenmalig, maar komt natuurlijk terug. Die ging over elektriciteit, water en het ophalen van vuilnis. Inmiddels zal die in de begrotingen voor 2023 en verder worden opgenomen. Het punt is dat deze post ten onrechte niet is opgenomen en opgenomen had moeten worden, want het is gewoon een reguliere post. Het is inmiddels hersteld en in de begroting verwerkt. Het heeft ertoe geleid dat er geen hoger tekort is ontstaan in de begroting over 2022. Dat is op zich natuurlijk prettig, want daarmee is er niet een groter gat ontstaan dan we van tevoren hadden vastgesteld. Er is wat mij betreft dan ook geen reden om dat vanuit Binnenlandse Zaken te compenseren. Nogmaals, dit had gewoon moeten worden opgenomen. Als dat was gebeurd, dan hadden Sint-Eustatius en het openbaar lichaam daar natuurlijk ook zelf voor aan de lat gestaan. Het goede nieuws is dat het op dit moment niet leidt tot een hoger tekort.

De voorzitter:

Ik zie dat u een interruptie heeft van mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Nogmaals, ik neem het nooit iemand kwalijk dat er fouten worden gemaakt. Dat kan nu eenmaal gebeuren. Maar als deze fout niet was gemaakt, dan had Statia gedurende dat proces misschien andere besluiten kunnen nemen om een begroting te krijgen zonder verlies. Nu schrijft de Staatssecretaris naar aanleiding van mijn vraag in het schriftelijk overleg dat het gekort zal worden op het eigen vermogen van het openbaar lichaam Sint-Eustatius. Dat vind ik dus gewoon niet kunnen. Ik kan bij voorbaat al het volgende aangeven. Óf ik ga hier een heel duidelijke toezegging krijgen, óf ik zal dit in een motie gaan verwerken.

De voorzitter:

Dat is helder.

Staatssecretaris Van Huffelen:

We hebben hier te maken met een regulier proces. De kosten hadden dus moeten worden opgenomen in de begroting. Dat is ten onrechte niet gedaan. Het wordt gedekt uit het eigen vermogen. Dat kan het openbaar lichaam gewoon doen. Nogmaals, als het wel in de begroting was opgenomen, had het ook moeten worden betaald. Die kosten moeten nou eenmaal worden betaald, omdat er sprake is van activiteiten waar daadwerkelijk rekeningen voor worden ingediend. Wat mij betreft is dit dus een regulier proces. Er is ook niet sprake van dat er hiermee een heel groot extra tekort is ontstaan of iets wat niet gedekt kan worden vanuit de begroting zelf. Wat mij betreft is dat dus niet noodzakelijk.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik vergelijk het toch even. Laat ik een voorbeeld nemen. We hebben redenen gehad waarom we zeggen: «Wij gaan even over het huishoudbudget van Statia. Dat gaan wij opstellen, want we hebben daar te veel dingen gezien die niet goed gingen.» Wij stellen dus dat huishoudboekje op. Als ik dat zelf kan doen en ik kom er in de loop van het jaar achter dat ik, verdorie, een hartstikke belangrijke post ben vergeten, bijvoorbeeld gas, dan kan ik zelf nog besluiten dat ik wat zuiniger ga zijn op andere posten. Die kans heeft men nu niet gehad. Een ander heeft dus het huishoudboekje van Statia bepaald. Die heeft wat vergeten. Dat kan gebeuren. Maar nu wordt er tegen Statia gezegd: dat was een kwestie van «jammer dan», en we gaan het van jouw eigen vermogen af halen. Ik vind dat niet kunnen. Nogmaals, ik neem het niemand kwalijk dat er ergens wat fout is gegaan. Sterker nog, als er geen fouten worden gemaakt, dan wordt er niet gewerkt.

De voorzitter:

Wat is uw concrete vraag aan de Staatssecretaris?

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Mijn concrete vraag is nogmaals een herhaalde oproep dat de Staatssecretaris dat binnen haar eigen begroting gaat oppakken. Als ik daar geen toezegging over krijg, dan is het evident dat in ieder geval het CDA graag een tweeminutendebat wil hebben.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Eigenlijk is er precies gebeurd wat u in uw voorbeeld noemt, want dat dit niet was opgenomen in de begroting, is al vrij snel duidelijk geworden gedurende het boekjaar. Het is dus niet pas na afloop van het jaar gebeurd, maar in het jaar. Het openbaar lichaam heeft al actie ondernomen tijdens dat lopende boekjaar, dus tijdens het jaar 2022, om ervoor te zorgen dat die kosten wel konden worden ingepast. Op basis van de meest recente cijfers zien we dat het resultaat van het boekjaar uitkomt op een tekort dat ongeveer gelijk is aan wat er was vastgesteld bij de begroting. Met andere woorden: het is gelukt om het in te passen. In die zin is de fout dus snel ontdekt en vervolgens ingepast in de begroting. Het is niet zo dat er op basis daarvan aan het eind nog een rekening overbleef, want het resultaat komt ongeveer uit op het geprognotiseerde resultaat van 2022. Het is dus ingelopen in hetzelfde jaar. Dan vind ik ook niet dat het nodig is om dat te herstellen. Dat het tekort verder wordt gedekt uit een onttrekking van eigen vermogen hadden we voorzien, want we hadden een voorzien tekort begroot voor 2022. Maar de inpassing heeft gewoon gedurende het jaar plaatsgevonden.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik constateer dat het verschil blijft, maar ik constateer ook dat als er wordt gezegd «maar we hebben al maatregelen genomen», ik dan zeg: als dit niet was gebeurd, dan hadden we een kans gehad dat de uitkomst op nul was gekomen. Die kans is dus nu ontnomen aan het openbaar lichaam.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Nee, die kans was er niet. Er was namelijk een begroot tekort op de begroting. Nogmaals, de kosten waar we het net over hadden, waren ten onrechte niet begroot. Dat is tijdens het lopende jaar ontdekt. Dat is verder ingepast in de begroting door andere dingen te herprioriteren. Dat is eigenlijk wat u in uw voorbeeld noemt. We eindigen ongeveer op hetzelfde tekort als wat we beoogd hadden. Daarmee is dus een fout die gemaakt is tijdens het lopende boekjaar hersteld. Ik zie dan geen reden om het op de een of andere manier te compenseren.

De voorzitter:

Ik constateer dat er nog steeds een verschil van inzicht is. Ik stel voor dat de Staatssecretaris de beantwoording vervolgt.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ga door met de beantwoording van de vragen die er nog lagen.

Mevrouw Kamminga heeft een vraag gesteld over de voortgang van bestuurlijke afspraken. Daar heb ik u op 21 maart over geïnformeerd. Er zijn heel veel dingen gerealiseerd, wat goed nieuws is. Er zijn ook nog wel knelpunten, die onder andere te maken hebben met de door u genoemde beperkte uitvoeringskracht van de eilanden. Ik wil dat in mijn bestuurlijke afspraken die ik in de komende tijd ga maken, te beginnen met de eerste afspraken die ik volgende week wil maken met de nieuwe bestuurscolleges, proberen te herijken. Ook wil ik in de komende tijd nog wat extra inzetten op het thema bestuurskracht, want we zien de hele tijd dat het een fnuikend probleem is. Er zijn ideeën, er zijn plannen, er is geld, maar er is lokaal te weinig capaciteit om die daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. Het komt vaak toch op een heel kleine groep mensen neer. Dat versterken is echt iets waarbij we vanuit Binnenlandse Zaken vooraan de lat staan. Dat is echt iets om verder over te spreken, want anders kunnen we nog zo veel goede ideeën hebben over of het nou gaat om het stimuleren van economieën, het uitvoeren van sociale programma's of wat dan ook, maar dan lopen we altijd weer daarop vast. Dat is, denk ik, een groot thema om te doen. Zo snel ik weer nieuwe afspraken heb gemaakt met de nieuwe colleges, kom ik daar natuurlijk graag bij u op terug.

Mevrouw Van den Berg heeft een vraag gesteld over het wetgevingsoverzicht. Dat gaat dus ook over welke wetten nog niet zijn geïmplementeerd in het kader van comply or explain. Samen met de openbare lichamen zijn we daar natuurlijk over in overleg, omdat we niet alleen maar aan het kijken zijn bij welke wetten er nog een gat is in het kader van comply or explain, maar ook naar welke prioriteit we daarbij stellen. Daar speelt natuurlijk ook de vraag wat het belangrijkste is om te doen. Ik vind het echt wel heel belangrijk om dat steeds samen met de openbare lichamen zelf te doen. Het gaat dus niet alleen maar om het in kaart brengen van wat er is en welke gaten er nog zijn. Daar hebben we u over geïnformeerd. Dat gaan we ook nog verder uitbreiden en uitwerken, maar we gaan in eerste instantie vooral kijken naar waar de noodzaak ligt wat betreft de openbare lichamen om aan de slag te gaan.

Mevrouw Van den Berg vroeg ook naar het fiscaal stelsel en wat we kunnen doen aan harmonisatie. Er wordt vanuit Financiën naar gekeken, zowel in het kader van comply or explain als hoe het stelsel kan worden vereenvoudigd. De Staatssecretaris Fiscaliteit is daarmee aan het werk om te kijken welke mogelijkheden er zijn.

Dan was er nog de vraag over het financieel beheer op Saba. Daar wordt vanuit het eiland continu aan gewerkt. Dat leidt tot de juiste thema's, in de zin van dat het financieel beheer leidt tot dat het eiland daadwerkelijk een goedkeurende accountantsverklaring heeft. Eventuele risico's die er zijn, zitten vooral in de uitvoeringscapaciteit. In dat kader wordt er door Saba hard gewerkt aan het trainen en ontwikkelen van een financieel team. Ik heb daar regelmatig contact over met hen. Ik zie niet dat het echt structureel tot problemen leidt, maar er moet wel voor gezorgd worden dat het team ontwikkeld blijft en dat de mensen aan het werk blijven om de dingen te realiseren die nodig zijn om het financieel beheer op orde te hebben en houden.

Mevrouw Wuite heeft een vraag gesteld over de verkiezingen en de coalitievorming op de eilanden. Het goede nieuws is dat nadat de verkiezingen hebben plaatsgevonden, er nu op alle drie de eilanden van Caribisch Nederland bestuurscolleges zijn samengesteld. Dat proces is voortvarend verlopen. De wijze waarop is natuurlijk iets wat de eilanden zelf bepalen. De lokale eilandsraden bepalen samen welke partijen een coalitie vormen en welke coalitieakkoorden er eventueel worden gesloten. Volgende week ben ik daar en zal ik samen met hen kijken naar wat dat betekent voor de verdere uitwerkingen van de prioriteiten in onze samenwerking.

Dan ben ik aangekomen bij de overige vragen die gesteld waren. Onder andere het CDA vroeg naar de structurele rampenparaatheid. Rampenbestrijding en crisisbeheersing zijn natuurlijk, net zoals in Nederland, taken van de openbare lichamen zelf. Het stelsel wordt uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Minister van JenV. In samenwerking met ons wordt er gekeken naar rampenbestrijding, crisisbeheersing, enzovoort. We zien dat er wel een aantal thema's zijn die aandacht behoeven, vooral als het gaat over klimaatverandering. We hebben dat bijvoorbeeld recent gezien wat betreft de wateroverlast die op Bonaire is ontstaan toen het ongelofelijk intensief had geregend. In dat kader zijn klimaattafels aan het werk om te kijken naar wat daar nodig is. Maar we willen natuurlijk samen met de lokale bestuurders verder kijken naar wat er nodig is om de rampenparaatheid en het klaarstaan voor eventuele crises zo goed mogelijk te doen. Dat geldt natuurlijk op de Bovenwindse Eilanden met name voor orkanen en de gevolgen daarvan. Benedenwinds zien we steeds vaker dat rampen iets te maken kunnen hebben met klimaatverandering en dat het nodig is om daar verder op voorbereid te zijn.

Mevrouw Bouchallikh heeft een vraag gesteld over het slavernijverleden en de opvolging van de excuses. Mijn ministerie is daar heel hard mee aan het werk. Recent is onze directeur-generaal in gesprek geweest met alle eilanden om vorm te geven aan het opstellen van plannen om niet alleen maar het herdenkingsjaar in te vullen, wat gebeurt in samenwerking met het Ministerie van OCW dat daarvoor verantwoordelijk is, maar ook om te komen tot een verdere uitwerking van toezeggingen die we bijvoorbeeld gedaan hebben over de digitalisering van archieven, de namenmonumenten of het Cultural Heritage Implementation Committee op Sint-Eustatius. Ze hebben daar dus heel concrete afspraken over gemaakt. Ik denk dat het goed is dat we – ik kan niet helemaal zeggen wanneer we dat kunnen doen, want die vraag komt er natuurlijk – ervoor zorgen dat u op de hoogte wordt gehouden over de concrete uitwerking daarvan. We willen dat namelijk samen met, in dit geval, de eilanden van Caribisch Nederland, zo concreet mogelijk houden en ervoor zorgen dat de uitwerking daadwerkelijk plaatsvindt.

Dan was er nog een verdere vraag over het klimaat- en natuurbeleid. Er is natuurlijk het Natuur- en milieubeleidsplan dat op dit moment geldend is. Ook is er in relatie tot het klimaat een kwartiermaker klimaattafel aangesteld door het OLB op Bonaire, namelijk de heer Nijpels. Daar worden plannen voor samengesteld. De rapportage wordt binnenkort verwacht, namelijk begin mei. Ook Saba en Sint-Eustatius worden in dat verband meegenomen. Op basis van het advies gaan we verder aan het werk. Er zijn dus sowieso al plannen om ervoor te zorgen dat er wordt gewerkt aan het verminderen van de CO2-uitstoot door te investeren in duurzame energie. Maar ook op het gebied van klimaatadaptatie worden er als het goed is voorstellen in het rapport gedaan. Ook moeten we samen met de openbare lichamen aan de slag om de eilanden te beschermen en activiteiten te doen om ervoor te zorgen dat de nodige investeringen daadwerkelijk worden gedaan en om zo veel mogelijk ervoor te zorgen dat wanneer het hard regent of heel hard waait, of een combinatie van dat alles, eilanden en vooral mensen en hun huizen zo goed mogelijk zijn beschermd. Dat was het wat mij betreft.

Ik wil misschien nog even terugkomen op een vraag die ontstond en bedoeld was voor de tweede termijn, maar dan hebben we die alvast behandeld. Die vraag was van mevrouw Van den Berg en ging over de banen en het beter investeren in opleidingen lokaal. Op dit moment wordt er verder geïnvesteerd door onder andere Sociale Zaken en OCW in een aantal zogenaamde «job programs» op het gebied van arbeidsbemiddeling, opleidingen en zorgen we dat de aansluiting met de arbeidsmarkt wordt versterkt. Er is al een aantal initiatieven op de eilanden zelf, bijvoorbeeld op Bonaire, maar ook OCW heeft een verbeterd aansluitingsprogramma onderwijs en arbeidsmarkt. Daarvoor zijn middelen ter beschikking uit de envelop die we als kabinet als onderdeel van het coalitieakkoord hebben gemaakt. In totaal gaat het om 1 miljoen euro. Nogmaals, we zijn daarmee aan het werk. Ik denk dat het goed is dat we u daar op korte termijn verder over informeren, in het kader van dat we er steeds voor zorgen dat u op de hoogte wordt gehouden van wat het oplevert. Maar we zijn dus aan de slag met zowel het traject op het gebied van arbeidsbemiddeling als opleidingen.

De voorzitter:

Mevrouw Wuite heeft een laatste vraag.

Mevrouw Wuite (D66):

Ik ben zeker met mijn achtergrond oprecht heel erg geïnteresseerd in welke belemmeringen er zijn om bijvoorbeeld zo'n Aeres Hogeschool, die gespecialiseerd is in hbo agribusiness... We hebben tijdens het IPKO een werkbezoek afgelegd dat daarover ging. We hebben mooie programma's gezien. Zijn er belemmeringen om Nederlandse hogescholen op Saba, Statia of Bonaire te vestigen, braindrain te minimaliseren, maar er ook een economisch verdienmodel van te maken? Dat wordt natuurlijk heel nadrukkelijk in een aantal van de eilandelijke plannen aangegeven. Er wordt aangegeven dat de medische school die op Saba zat en andere private scholen heel belangrijk waren als tweede motor naast toerisme. Ik zie zomaar voor me dat een University of the West Indies, een Aeres Hogeschool en een Amerikaanse university in staat zijn om een hybride model te ontwikkelen en dat er ook misschien een Nederlandse student voor een kortdurend eenjarig programma met DUO naartoe gaat, en dat er andersom ook wordt gekeken naar regionale studenten die misschien daar kunnen studeren. Dat vind ik groots denken en economische versterking. Ik bekijk onderwijs niet alleen maar vanuit de arbeidsmarkt of ontwikkeling en emancipatie, maar ook vanuit de economie. Zeker in de kleine economieën is het heel substantieel om braindrain te voorkomen. Zijn er dus belemmeringen of niet? Daar ben ik echt heel nieuwsgierig naar.

De voorzitter:

Ik geloof overigens dat we daar allemaal graag een eenjarig programma zouden willen volgen. Dat lijkt mij heel aantrekkelijk.

Mevrouw Wuite (D66):

Misschien mag het niet. Ik weet het niet. Ik weet het echt oprecht niet.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Volgens mij zijn er geen belemmeringen om hoger onderwijs te plaatsen of te ontwikkelen op de eilanden. Het gebeurt dus ook al letterlijk. De medische school op Saba is er. Die heeft studenten en een positieve invloed op het eiland. Ik denk wel dat het relevant is om te kijken of het aantrekkelijk is om het te doen en of dat inderdaad letterlijk een businesscase is die we kunnen rondkrijgen, al dan niet met ondersteuning vanuit de overheid, omdat het natuurlijk heel goed denkbaar is dat je een school ergens vestigt. Maar het is wel nodig dat er mensen komen studeren. Je moet er ook voor zorgen dat het zich op de een of andere manier economisch letterlijk rondrekent. Ik zou me dus heel goed kunnen voorstellen dat onderwijs onderdeel is van het economische ontwikkelplan, niet alleen maar voor de lokale markt, om het maar even zo te zeggen, maar ook voor andere studenten die tijdelijk komen studeren. We zouden natuurlijk goed kunnen kijken naar de vraag of dat een optie is.

De voorzitter:

Ik dank de Staatssecretaris voor het beantwoorden van alle vragen. Ik zou graag willen beginnen met de tweede termijn van de kant van de Kamer.

Ik geef graag het woord aan mevrouw Kamminga.

Mevrouw Kamminga (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb al eerder gezegd, zowel in mijn inbreng als volgens mij in een interruptie, dat er een aantal mooie stappen worden gezet, maar dat we ook nog wat stappen hebben te gaan. Ik ben er nog niet helemaal uit of we nu in de fase zitten van de stilte voor de storm of dat we juist op weg zijn naar de stralende blauwe hemel. Maar dat zullen we de komende tijd zien. Wat ik in ieder geval mooi zou vinden, is als we de komende maanden op een aantal punten echt stappen kunnen gaan zetten en we dingen – ik hou niet per se van vinklijstjes – af kunnen gaan vinken, al was het maar zodat wij in debatten niet steeds dezelfde evergreens langs hoeven te laten komen over een bsn, waar ik al iets over in de brieven zag, de notaris, het bancaire stelsel et cetera. Nogmaals, ik zie al goede aanknopingspunten dat we daar stappen in gaan zetten, dus ik hoop dat we die ook echt dit jaar nog kunnen afvinken en geregeld krijgen.

Ik wil ook nog het volgende even benoemen. Ik was het vergeten in mijn inbreng. Ik dacht dat we deze week volgens mij een brief hebben ontvangen van de Staatssecretaris van VWS. Daarin staan een aantal punten waar wij vanuit deze commissie, maar ook de commissie voor VWS, altijd aandacht voor hebben gevraagd wat betreft de zorg. Los van de grote dingen waar ik in mijn inbreng vragen over heb gesteld, zoals de economische versterking, zijn juist de wat kleinere dingen dichtbij huis, dingen die de bevolking daar meteen raken. Ze merken het ook meteen als die beter zijn en als die voor hen het dagelijks leven beter maken. Ik wilde die brief nog even benoemen en de Staatssecretaris van VWS daar via u voor bedanken.

De voorzitter:

Mevrouw Kamminga, dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van den Berg.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor alle antwoorden. Het zal u niet verbazen dat ik een tweeminutendebat aanvraag met betrekking tot het tekort op Statia, want dat heb ik net ook al gezegd. Ik ben in ieder geval wel blij dat we vóór juli een brief krijgen van de Staatssecretaris over de vrije uitkeringen en hoe ze de gaten wil dichten, als die er zijn, en wat het plan daarvoor is, en dat we tevens duidelijkheid krijgen over het Groeifonds zodat men dat vanaf 1 juli kan gebruiken.

Voorzitter, tot slot. In de jaren zeventig heb ik – ik weet dat het enorm lang geleden is – een rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid gelezen, waar ik nog steeds van onder de indruk ben. Dat ging over hoe belangrijk onderwijs is voor alle kansen die je verder krijgt in je leven, niet alleen qua inkomen, maar ook qua leefomgeving, gezondheid, et cetera. Helaas is dat rapport bij een verhuizing ergens bij mij in de prullenbak of bij het oud papier terechtgekomen. Maar waarom geef ik deze inleiding? Omdat juist het onderwijs... Ik hoor de Staatssecretaris zeggen: we zijn aan het kijken om de aansluiting voor de arbeidsmarkt te versterken. Maar op zich is de werkloosheid heel erg laag. Het gaat mij dus structureel veel meer om hoe we het opleidingsniveau kunnen verhogen. Het CDA heeft al langer voor landbouw bepleit. Misschien is het geen volledige hbo-opleiding, maar hoe kun je daar bijvoorbeeld met serieuze modulaire opleidingen wat doen? Ik ben geen woordvoerder Onderwijs, maar er is ook nog iets van een opleiding tussen mbo en hbo, en tussen hbo en universiteit. Dat zijn formele kwalificaties die mensen kunnen halen. Daar zit ik dus naar te zoeken om ervoor te zorgen dat we mensen in totaal op een hoger plan krijgen, omdat dat hun eigen welzijn ten goede zal komen. Ik sluit me graag aan bij de woorden van collega Kamminga over de voorzieningen met betrekking tot de zorg, want die zijn heel belangrijk voor de leefbaarheid van de omgeving van mensen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Berg. U zit naast een woordvoerder Onderwijs, namelijk mevrouw Bouchallikh. Ik zag haar al instemmend knikken.

Mevrouw Bouchallikh, gaat uw gang.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Staatssecretaris en haar team voor de beantwoording van de vragen. Het is goed om te horen dat er als gevolg van de excuses voor het slavernijverleden veel contact is met de eilanden. Dat is een van de dingen die in aanloop daarnaartoe niet goed is gegaan, dus ik hoop dat we daarvan leren. Ik kijk uit naar de informatie die daarover is toegezegd.

Voorzitter. Dan de armoedeaanpak. Ik zie dat de Staatssecretaris stappen zet, maar ik zie ook dat mensen naar de rechter hebben moeten stappen. Dat gaf ik zojuist al aan. Het college heeft meerdere malen op de vingers getikt. Ook de Eerste Kamer is echt ontzettend bezorgd. Ik hoop dus dat we toch meer kunnen doen. Ik vind het jammer dat de Staatssecretaris aangeeft niet op een andere manier de lasten te kunnen verlichten voor de mensen daar, ook niet in aanloop naar de Voorjaarsnota. Wij zullen ons daar dus over buigen.

Voorzitter. Dan het bsn-nummer. Dat is goed en fijn nieuws. Ik kijk wat dat betreft uit naar de wetsbehandeling.

Wat betreft de werkloosheidsuitkering vond ik het eerlijk gezegd nog een beetje vaag wanneer die precies komt en hoe dat traject eruit gaat zien. Maar daar komen we vast later nog over te spreken.

Dan de Europese verdragen. De Staatssecretaris gaf begrijpelijkerwijs aan dat het een vrij grote vraag van mijn kant was en dat andere departementen daarmee bezig zijn. Kan zij ons informeren over wat daar precies gaande is? Dan kan ik de volgende keer namelijk misschien iets specifiekere vragen stellen en dan kunnen we dat onderwerp op die manier verder verdiepen.

Tot slot. Natuur, milieu en klimaat. Het is goed om te horen wat er allemaal speelt. Ik vond het ook fijn dat de Staatssecretaris in een antwoord op een andere vraag aangaf hoe belangrijk het is om te blijven investeren in de bestuurskracht en de uitvoeringscapaciteit. Als het gaat om natuur- en milieubeleid zien wij daar namelijk de haken en ogen, maar ook ander soort beleid heeft wat ons betreft een punt van aandacht. Het is fijn dat de Staatssecretaris dat ook ziet.

Ik hou het hierbij. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh. Dan gaan we tot slot naar mevrouw Wuite. Gaat uw gang.

Mevrouw Wuite (D66):

Dank, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de antwoorden op de set vragen vanuit onze kant. Er worden vorderingen gemaakt, maar zoals ik natuurlijk in mijn inbreng zei, zijn de stappen soms iets te beperkt en iets te bureaucratisch naar mijn mening en die van mijn partij. Ik sprak al over het maken van meters. Ik denk dat er echt wel wat meer kansen zijn waar je in zou kunnen versnellen. Het is fijn dat collega Van den Berg een tweeminutendebat heeft aangevraagd, anders had ik dat zelf gedaan. Ik denk namelijk aan twee mogelijke oproepen of verzoeken vanuit de Kamer met betrekking tot hetgeen de Staatssecretaris als kansrijk bestempelde, namelijk onderwijs. Daar is bijvoorbeeld een aanmoediging heel goed op om daar een signaal vanuit de Kamer op voor te bereiden. Het blijft altijd lastig als coördinerende commissie, maar toch. Het is zeker belangrijk omdat we hier economie ook aan de orde hebben.

Het tweede punt waar ik aan denk, vind ik toch wel wat zorgwekkend, en dan druk ik mezelf bescheiden en zacht uit. Ik vind het onverteerbaar om ondanks het expliciete karakter en de agenda die geprononceerder is in vergelijking met vorige kabinetten... Ik blijf streven en ik blijf me hard maken voor een per 1 januari 2024 sociaal minimum. Vaststellen en invoeren zijn twee dingen, hebben we ons de afgelopen dagen laten vertellen. Daar zit mijn zorg. Ik blijf daarin persisteren. Ik zal me erop voorbereiden om te kijken of ik daar bondgenoten in kan vinden om een aanmoediging vanuit de Tweede Kamer, net zoals de motie met betrekking tot de commissie-Thodé daar soms in nodig is om daarbij te helpen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wuite. Dan kijk ik even naar de Staatssecretaris en vraag ik hoeveel tijd ze nodig heeft voordat we aan haar tweede termijn kunnen beginnen. We gaan direct door.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Volgens mij heb ik alles. Ik wil een paar dingen zeggen.

Misschien was het geen directe vraag van mevrouw Kamminga, maar ik ben het met u eens over het punt van de kleine zaken. Daarom ben ik heel erg blij dat we de dingen die echt al een hele tijd hebben gelopen, de afgelopen tijd hebben kunnen afronden. Dat afvinklijstje wil ik ook zeker steeds met u blijven delen, want er zijn op de lijst van de groep van mensen die hier aan het werk mee is, echt nog een paar andere dingen die al eerder door uw Kamer zijn genoemd, vaak ook door de mensen van de eilanden. Of het nu gaat over de cost of doing business, transporten en al dat soort onderwerpen, we hebben ze op een lijstje staan dat we successievelijk afwerken. Soms denk je: goh, hoe moeilijk kan het zijn? Maar het blijkt inderdaad soms best ingewikkeld te zijn, bijvoorbeeld om goede bancaire voorzieningen te hebben op een eiland, omdat er een heleboel eisen zijn die we nou eenmaal best wel terecht stellen aan een bank of instelling die aan het werk moet zijn, maar we het tegelijkertijd ook willen regelen. Wij blijven daar dus mee doorgaan. Ik zie uw opmerking vooral als een aanmoediging om dat te blijven doen, overigens ondersteund door de mensen op de eilanden. Het is fijn dat u blij bent met het werk dat VWS doet, want ik zie dat mijn collega's heel hard werken om ervoor te zorgen dat de toegang tot de gezondheidszorg steeds weer beter wordt.

Ik wilde nog een paar dingen zeggen over de punten van mevrouw Van den Berg. Ik heb namelijk volgens mij gezegd dat ik op 31 juli met de brief over de vrije uitkering kom. We zorgen er dus niet voor dat die vóór 1 juli klaar is, maar vóór 31 juli.

Wat betreft het Groeifonds wil ik zeggen dat we aan het werk zijn. De brief komt dus ook vóór de zomer. Er moeten natuurlijk wel projecten worden ingediend, dus het is niet zo dat mensen dan ook al deze zomer middelen ter beschikking zullen zien. Je moet namelijk voor het Groeifonds natuurlijk daadwerkelijk een project in kunnen dienen. Wat wij willen doen, is ervoor zorgen dat de regelingen open komen te staan, zodat er voorstellen kunnen worden ingediend.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Van den Berg een interruptie heeft.

Mevrouw Van den Berg (CDA):

Ik heb daar een praktische vraag over. Ik heb altijd geleerd over de vijf P's: Proper Planning Prevents Poor Performance. Vrij vertaald wil dat zeggen: passende planning is preventie tegen povere prestatie. Het gaat mij om het volgende. Ik snap dat de Staatssecretaris zegt «per 1 juli staat de regeling open», maar de Staatssecretaris... Of voor de zomer. Dat is in ieder geval toch in afzienbare tijd. De Staatssecretaris heeft ook aangegeven dat ze wel wil zorgen voor ondersteuning om dat aan te vragen. Dan zou ik denken: maar die ondersteuning kan toch nu al gaan kijken, want je hebt toch wel een beetje een idee? We weten hoe de regeling in Nederland in elkaar zit, dus die zal niet 100% anders zijn. Zo kunnen mensen zich alvast voorbereiden en gaan we niet pas op 1 juli nadenken over de aanvragen van de gelden, waardoor we daar misschien pas in december of zo een antwoord op krijgen. Ik zoek dus naar een praktische oplossing daarin.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Het staat iedereen natuurlijk vrij om alvast na te denken, maar de specifieke criteria geldend voor Caribisch Nederland als het gaat over het Groeifonds, zowel wat betreft de omvang van bedragen als de thema's waarvoor je een aanvraag kan doen, zijn onderwerp van discussie en gesprek. Er kan gewerkt worden, maar het is nog niet zo dat alles nu al 100% klaar is. Dat is ook de reden waarom we, denk ik, die dingen... We gaan aan het werk om na te denken over concrete projecten, maar ik denk niet dat het mogelijk is dat je op het moment dat de regeling openstaat, je ook al daadwerkelijk aanvragen kunt indienen. Nogmaals, we werken er hard aan. Dat is ook belangrijk. Het is een afspraak die we gemaakt hebben in het coalitieakkoord om zo snel mogelijk helderheid te bieden over de criteria. Ik hoop dat er ook zo snel mogelijk projecten zijn, maar of die er al op 1 juli zullen zijn, lijkt me een beetje... Het is niet zo dat ik ertegen ben, by far niet. Het moet wel duidelijk zijn dat we het weliswaar zo snel mogelijk willen, maar ik denk niet dat het er al direct zal zijn.

Dan het onderwijs. Het is echt de bedoeling dat we aan de slag gaan met onderwijsopties. Mijn collega's zien met name kansen om opleidingen op mbo-niveau verder te ontwikkelen, ook op de eilanden. Ik denk dat de Minister van Onderwijs u daar zeker verder over wil informeren. Ik zal ook vragen of wat meer informatie daarover uw kant op kan komen. Maar het idee om opleidingsmogelijkheden verder op de eilanden te ontwikkelen voor mensen van de eilanden is een onderwerp waar mijn collega mee aan het werk wil. Hij heeft net een ronde gemaakt langs de Bovenwindse Eilanden, dus ik hoop dat die tot nadere ideeën en inzichten heeft geleid om daar wat meer over te vertellen.

Mevrouw Bouchallikh vroeg naar het overzicht van de verdragen. Het laatste gepubliceerde kwartaaloverzicht is van maart 2023, dus dat is heel recent. Dat kunt u vinden in de Verdragenbank die op www.overheid.nl staat. Als u die niet kunt vinden, meldt u zich dan bij ons. Er is dus inderdaad een inzicht in de stand van zaken rondom de internationale verdragen.

Volgens mij waren er geen vragen van mevrouw Wuite, maar is er wel de aangekondigde discussie die we in het tweeminutendebat met elkaar gaan voeren.

Volgens mij heb ik alle vragen die er nog waren, beantwoord.

De voorzitter:

Waarvoor heel veel dank. Dan zijn we bijna aan het einde van dit debat gekomen. Het is mijn schone taak om de toezeggingen van de Staatssecretaris nog even kort in herinnering terug te roepen.

  • De Staatssecretaris biedt vóór 31 juli inzicht in de stappen die zij de komende periode wil gaan zetten op het gebied van de vrije uitkeringen en het dichten van eventuele gaten, in antwoord op mevrouw Van den Berg.

Staatssecretaris Van Huffelen:

We gaan inderdaad in kaart brengen wat de vrije uitkeringen zouden moeten zijn, gegeven de eilandelijke taken. Het verhaal ging over het vervolgproces dat er daarna komt, dus welke stappen we dan gaan zetten, mochten er gaten zitten tussen wat het vandaag de dag is en...

De voorzitter:

Dank u wel.

  • De Staatssecretaris komt op een later moment terug op de voorstellen van de Centraal Dialoog op het gebied van het sociaal minimum en de kabinetsreactie daarop, in antwoord op mevrouw Kamminga.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dat doe ik samen met de Minister van SZW. Het is inderdaad een bredere brief met suggesties die gedaan zijn door de Centraal Dialoog in de recente brief die ze ons gestuurd hebben.

De voorzitter:

Dank u wel.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer vóór de zomer op hoofdlijnen over de scenario's die ontwikkeld worden voor de toekomst van GTI.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer op korte termijn over de resultaten van de programma's voor training en onderwijs in relatie tot werkgelegenheid, in antwoord op mevrouw Van den Berg.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Die vraag ligt bij het Ministerie van OCW. Dat gebeurt dus niet via mij, maar via het Ministerie van OCW.

De voorzitter:

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van de gesprekken met de eilanden over de uitwerking van de komma van de kabinetsreactie slavernijverleden, op verzoek van mevrouw Bouchallikh.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer vóór de zomer over de aangepaste criteria voor het Groeifonds en ondersteuning vanuit de overheid bij het doen van aanvragen.

Ik zie instemmend geknik. Dat is heel fijn. Tot slot wil ik voor de goede orde zeggen dat er een tweeminutendebat is aangevraagd, waarbij mevrouw Van den Berg de eerste spreker zal zijn.

Dan zijn we aan het einde van het debat gekomen. Ik wil u allemaal heel hartelijk danken. Ik dank de Staatssecretaris en haar team voor alle antwoorden en alle input die we hebben gekregen. Ook wil ik alle leden heel hartelijk bedanken voor hun constructieve houding. Ik durf te zeggen dat het een constructief en inhoudelijk debat was. Daar draait het om, dus dat is heel fijn. Ik zou onze gasten op de publieke tribune willen bedanken voor hun belangstelling. Het is heel fijn dat u erbij was en dat u daarmee uw belangstelling en aandacht hebt gegeven. Ook wil ik iedereen die op afstand vanuit allerlei delen van ons Koninkrijk met ons heeft meegekeken ontzettend bedanken voor hun belangstelling en een hele fijne dag wensen. Bon dia. Helemaal tot slot staat onze onvolprezen Kamerondersteuning altijd paraat voor de goede zorgen. Heel veel dank daarvoor. Ik wens u allemaal een fijne dag. Bon dia. Masha danki.

Sluiting 16.31 uur.

Naar boven