35 925 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022

Nr. 163 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 20 december 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 2 december 2021 overleg gevoerd met de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2022 (Kamerstuk 35 925 XVI);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 2 juli 2021 inzake rapport van de landsadvocaat «De inzet van slimme technologie in voetbalstadions voor de aanpak van discriminatie en racisme» (Kamerstuk 30 234, nr. 266);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 augustus 2021 inzake afschrift van de brief aan het Wereld Antidoping Agentschap (WADA) over BND (Kamerstuk 30 234, nr. 274);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 8 juli 2021 inzake aanvullende informatie omtrent voorzieningen topsporters (Kamerstuk 30 234, nr. 273);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 september 2021 inzake werkprogramma NLsportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 276);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 oktober 2021 inzake compliance Dopingautoriteit met Wereld Antidoping Code (Kamerstuk 30 234, nr. 287);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 november 2021 inzake ontwikkelingen in de sportsector (Kamerstuk 30 234, nr. 290);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 november 2021 inzake antwoorden op vragen commissie over het werkprogramma NLsportraad (Kamerstuk 30 234, nr. 276) (Kamerstuk 30 234, nr. 291);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 november 2021 inzake verdiepingsslag advies «Opstelling op het speelveld» (Kamerstuk 30 234, nr. 289).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De griffier van de commissie, Esmeijer

Voorzitter: Smals

Griffier: Heller

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Inge van Dijk, Den Haan, Rudmer Heerema, Kuiken, Van der Laan, Maeijer, Van Nispen, Smals en Westerveld,

en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 17.00 uur.

De voorzitter:

Goedenavond. Welkom aan mijn collega-Kamerleden. Welkom aan de Staatssecretaris. Welkom aan de ambtelijke ondersteuning. Welkom aan de mensen die verder ons hier helpen om deze vergadering in goede orde te laten verlopen.

We zijn bij elkaar voor het wetgevingsoverleg Sport en Bewegen. Bijna alle fracties hebben een indicatieve spreektijd aangegeven. Ik wil ook graag met u afspreken dat ik een indicatief aantal interrupties voorstel. Dat zijn er vijf. Als u aan de vijf interrupties bent, zal ik u duidelijk vertellen dat u aan de vijf interrupties bent. Veel meer zal ik niet doen. Ik hoop wel, samen met u, dat wij de eerste termijn van de Kamer op tijd kunnen afsluiten om nog aan het diner te kunnen. Als u te lang doorgaat, wordt er niet gegeten. Dat is eigenlijk het verhaal.

Ik stel voor om de sprekersvolgorde aan te houden zoals we gewoon zijn bij een begrotingsbehandeling, dus dat betekent dat we bij de PVV beginnen. Daarom wil ik graag het woord geven aan mevrouw Maeijer namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter, dank. Ik zal natuurlijk mijn best doen om mijn bijdrage zo te leveren dat iedereen vanavond ook nog kan eten.

Voorzitter. Sport en bewegen zijn belangrijk. Sport is ook veel meer dan alleen het beoefenen van de sport zelf. Het is ook de sociale binding van de club, het fantastische werk van de vele vrijwilligers en het gezonde bewegen dat de sportwereld zo uniek maakt. Helaas blijven corona en de genomen maatregelen ook de sportwereld in hun greep houden. Na een periode van sluiting mocht de sector net voor de zomer eindelijk weer open. Maar nu wordt de sector weer geconfronteerd met nieuwe maatregelen. Denk aan het gebruik van de coronapas voor toegang tot bijvoorbeeld de fitnessclubs en zwembaden, het verbod op publiek bij de sportwedstrijden, en daarbij nu ook het verbod op amateursport na 17.00 uur 's avonds, zelfs buiten.

Voorzitter. Dat zijn enorm ingrijpende maatregelen, zowel voor de clubs en de verenigingen als voor de sporters. De PVV wil dan ook graag van de Staatssecretaris weten wat de gevolgen hiervan zijn. Hoe groot is de groep mensen die hierdoor afhaakt? Hoeveel sporters kunnen er nu niet sporten vanwege de avondsluiting? En hoe groot is de terugloop bij de fitnessclubs en de verenigingen? En wat zijn de financiële gevolgen voor de clubs?

Voorzitter. Er kwamen een hoop adviezen van het kabinet. Maar er kwam geen advies om te blijven bewegen, ook als je meer thuis moet blijven. Hoe stimuleert het kabinet dat mensen dat toch blijven doen? Hoe maakt de Staatssecretaris sporten onderdeel van de oplossing? Er zijn nu namelijk heel veel Nederlanders die overdag niet kunnen sporten. Hun wordt nu door het kabinet de gelegenheid ontnomen om aan hun gezondheid te werken.

Voorzitter. De Vereniging Sport en Gemeenten vraagt in haar brief nadrukkelijk aandacht voor de gevolgschade van de maatregelen, zoals financieringstekorten bij vervangingsinvesteringen, hogere sporttarieven als gevolg van begrotingstekorten en daardoor een terugloop in de sportdeelname. Heeft dit de aandacht van de Staatssecretaris?

Voorzitter. De PVV wil heel graag heel specifiek stilstaan bij de zwemlessen. Zwemmen is niet alleen leuk, maar ook pure noodzaak in dit land. De zwemlessen zijn eerder al stilgelegd en daar spraken wij onze zorgen over uit. De zwemvaardigheid viel namelijk terug en de wachtlijsten liepen op. Opnieuw ontstaat er nu een lichting kinderen die door de invoering van de coronapas afhaakt. De Nederlandse Stichting Water- & Zwemveiligheid becijferde dat vanwege het coronatoegangsbewijs 15% tot 30% van de ouders de zwemlessen zal stoppen of pauzeren. Dat zijn 15.000 tot 90.000 leerlingen. Opnieuw zijn er nu ook kinderen de dupe van wie de zwemles komt te vervallen in verband met de avondsluiting om 17.00 uur, terwijl zwembaden hygiënische binnenruimtes zijn met een hoge luchtvochtigheid. Opnieuw wordt de zwemveiligheid dus in gevaar gebracht. Dat vinden wij een zeer, zeer slechte zaak. Zoals de Amsterdamse Reddingsbrigade in haar brief stelt: wij zijn van mening dat deze maatregel ten aanzien van de zwemaccommodaties mensenlevens gaat kosten. In een land als Nederland is zwemles geen luxe, maar een essentiële vaardigheid. Ik zou op dit punt heel graag een concrete reactie ontvangen van de Staatssecretaris, en daarbij ook antwoord op de volgende vragen. Hoeveel kinderen volgen door de huidige maatregelen geen zwemles? En hoe lang zijn de wachtlijsten op dit moment?

Voorzitter. Zwemles ABC is wat ons betreft essentieel en zou daarom moeten worden vrijgesteld van het coronatoegangsbewijs en van de avondsluiting. Graag een reactie op beide punten.

Voorzitter. Is er daarnaast ook zicht op het effect van de maatregelen op het opleiden van lifeguards en het trainen van de reddingsbrigades? En hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat we in de zomer het water in kunnen met kinderen die zwemvaardig zijn en met genoeg getrainde lifeguards en reddingsbrigades voor als het toch misgaat? Graag een reactie.

Voorzitter. Kinderarts Anita Vreugdenhil doet onderzoek naar de gevolgen van de coronacrisis voor kinderen tussen de 4 en 18 jaar. 75% van de kinderen gaf aan minder te bewegen. Het herstel toen de scholen en de sportclubs weer opengingen, is er niet geweest. Ook nu kunnen veel kinderen opnieuw niet of minder trainen. Eerder al, in 2019, was er een trend te zien waarbij de motorische ontwikkeling van de allerjongste steeds meer achterblijft. Dat wordt er nu niet beter op. Kan de Staatssecretaris hier eens op reflecteren? Welke mogelijkheden ziet hij om dit tij te keren?

Voorzitter. Bewegen kan natuurlijk niet alleen bij de sportclub maar ook gewoon lekker buiten, zoals in een speeltuin. Deze zijn echter voor kinderen met een handicap vaak niet toegankelijk. Natuurlijk is dit een verantwoordelijkheid van de gemeente, maar omdat die toegankelijkheid voor iedereen zo belangrijk is, zou mijn fractie de Staatssecretaris toch willen oproepen om bij overleggen met gemeenten erop aan te dringen dat zij ervoor zorgen dat kinderen met een handicap niet alleen kunnen toekijken maar ook kunnen meespelen.

De voorzitter:

Mevrouw Maeijer, er is een vraag voor u van de heer Heerema van de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb gisteren toevallig een gesprek gevoerd over de speeltuinen met de Stichting voor het Gehandicapte Kind en met Rick Brink van Jantje Beton. Een van de mogelijkheden die ik zie om hier bijvoorbeeld iets voor te kunnen doen, is om te kijken of we binnen het Preventieakkoord, waarbij deze Staatssecretaris toevallig ook het opperhoofd is, ruimte zouden kunnen vinden om met spelen, bewegen en sporten voor het gehandicapte kind aan de slag te kunnen gaan, omdat dit ook een vorm van preventie is. Zou de PVV daar ook ruimte kunnen en willen zien?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik stip nu echt specifiek de speeltuinen aan. Ik doe gewoon een oproep aan de Staatssecretaris om in zijn overleggen met de VNG of andere overleggen met gemeenten dit nog eens aan te stippen. Dat staat dus los van het hele Preventieakkoord. U weet ook dat wij bij de PVV dat hele Preventieakkoord, waarin vooral overlegd wordt over burgers in plaats van met burgers, een iets ander verhaal vinden dan deze hele concrete oproep, gewoon aan gemeenten, om te doen wat ze eigenlijk gewoon zouden moeten faciliteren, namelijk speeltuinen toegankelijk maken voor iedereen, dus ook voor kinderen met een handicap.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik deel dit, maar ik zou het wat concreter willen maken. Volgens mij gaat het Preventieakkoord vooral over het verbieden van dingen, zoals suiker, drugs en alcohol. Dat lijkt me prima, maar het zou ook heel mooi zijn als het Preventieakkoord een positieve insteek zou kunnen hebben, namelijk spelen mogelijk maken voor kinderen met een handicap op allerlei plekken in Nederland. We kunnen gemeenten daartoe oproepen. We weten ook dat gemeenten het op dit moment best lastig vinden om in dat soort zaken te investeren. We weten ook dat er een systematiek is dat een speeltuin pas vervangen wordt als die speeltuin ook aan vervanging toe is. Dat kan tientallen jaren duren, merk ik bij bepaalde gemeentes. Dan zou het toch heel mooi zijn als we juist iets concreets vanuit deze politieke arena kunnen verzorgen om die kinderen bijvoorbeeld via het Preventieakkoord een duwtje in de rug te geven richting spelen op een speelplein?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik begrijp een beetje uit het laatste stukje van het betoog van de heer Heerema dat hij met voorstellen komt op dit punt. Dat deduceer ik daaruit. Die zie ik dan met belangstelling tegemoet. Ik vraag me wel af of het Preventieakkoord nou echt het juiste vehikel is om dit te doen, want volgens mij kan deze oproep gewoon heel concreet en direct aan de gemeentes worden geleverd. Maar ik zie eventuele voorstellen graag tegemoet. En helaas zie ik in mijn eigen gemeente inderdaad ook dat het soms verrekte lang duurt voordat speeltuinen weer een beetje toonbaar worden.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw verhaal.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter. Daarnaast zou mijn fractie ook heel graag van de Staatssecretaris weten wat hij nu eigenlijk meeneemt uit het rapport van het Mulier Instituut over de belemmeringen bij het leren zwemmen voor kinderen met een beperking. Dat vraag ik even in aansluiting op mijn vorige stukje.

Voorzitter. Dan Thialf. Al meerdere keren heeft het icoon van de Nederlandse topschaatssport de noodklok geluid. Er is een gebrek aan geld voor vervangingsinvesteringen. Waar komt dit nu precies door? Eerder is door toenmalig Minister van Ark een onderzoek aangekondigd. Hoe staat het daarmee? Het stadion kan ondertussen acute problemen niet opvangen. Dit moeten we, zeker in aanloop naar de Winterspelen, niet willen. Ik roep de Staatssecretaris dan ook op om tot een financiële oplossing te komen. Ik vraag hem daarnaast misschien ook eens mee te denken over een goede exploitatie, zodat de financiële basis weer houdbaar wordt voor de toekomst en Thialf nu door kan. Ik zag volgens mij ook al wat voorstellen van andere collega's op dit punt.

Voorzitter. Ik heb tot slot nog twee punten: het Europees sportmodel en de vog's. De Raad heeft een resolutie aangenomen over bepalende kenmerken van het Europees sportmodel. Wat is er nu precies afgesproken? En welke status heeft dat? Welk gevolg wordt hieraan gegeven door Brussel? En wat betekent dit voor de organisatie van de Nederlandse sport?

Voorzitter, ik rond af. Er bereiken ons geluiden dat het in de praktijk nogal veel administratieve rompslomp met zich meebrengt om vog's aan te vragen voor trainers die met kwetsbare groepen werken. Is er een manier waarop dit versimpeld kan worden? Of kan er op een andere manier wat bijstand worden verleend, bijvoorbeeld door middel van voorlichting?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan gaan we door naar de heer Rudmer Heerema, die zal spreken namens de VVD.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank. Ik ben eerlijk gezegd nog nooit met zo'n onrustig gevoel naar een debat over sport gegaan. Ik heb een onrustig gevoel, omdat de sportsector het zo lastig heeft en het toekomstperspectief onder druk staat. Ik zal in mijn bijdrage een flinke duit in het zakje doen over hoe ik denk dat de sport geholpen kan worden en wat de rol van deze Staatssecretaris daarin is.

Voorzitter. De coronacrisis heeft in de sportsector huisgehouden. Denk aan lagere sportdeelname, met overgewicht tot gevolg, minder financiën, weglopende vrijwilligers, beperkte mogelijkheden voor talentontwikkeling, geen publiek bij wedstrijden, minder evenementen en steeds meer mensen met een afstand tot de sportschool of de sportvereniging. Het gaat dus niet goed met de sportsector.

Voorzitter. Ik wil daar een paar voorbeelden van noemen. Ik noem praktijkvoorbeelden, omdat ik merk dat als er door het kabinet over sport wordt gesproken of besloten, het «hoog over» lijkt te gaan. Ik vraag me af of het effect op het veld, het zwembad of de sporthal wel voldoende bekend is.

Voorzitter. In het turnen worden bijvoorbeeld wekelijks 20 tot 30 regiowedstrijden georganiseerd. De kosten worden gedekt uit toeschouwersgelden. Die vallen op dit moment weg. De bond moet clubs hiervoor compenseren. Helpen de steunmaatregelen? Volgens mij niet. De schade voor vier weken is tot € 100.000 voor de bond en € 250.000 voor de clubs. Daarnaast is de instroom van nieuwe leden voor de binnensport in algemene zin volledig gestagneerd.

Voorzitter. Zo ook bij volleybal. Deze sportbond heeft door corona al 7.500 leden verloren. De structurele schade voor de bond en volleybalclubs door gemiste lidmaatschapsgelden en kleinere competities wordt geschat op 1,2 miljoen euro.

Ook de zwembond heeft te maken met gederfde contributiegelden door minder leden. Er is schade ontstaan door fors minder opbrengsten uit evenementen, sponsoren en partnerships. De schade is hier al gauw tegen de 1 miljoen euro voor de KNZB alleen. Helpen de steunmaatregelen? Maar heel beperkt. Ik was zelf bij de International Swimming League in Eindhoven op de avond van de persconferentie. Dat internationale toernooi moet het van de ene op de andere dag zonder toeschouwers doen en compensatie betalen aan de toeschouwers. En afzeggen kan niet meer, vanwege internationale tv-verplichtingen.

Dan de hippische sport. Ook hier geldt dat er een structureel tekort is van 0,5 miljoen euro vanwege lagere ledenaantallen en minder wedstrijdlicenties. De instroom van nieuwe leden staat zwaar onder druk terwijl er jaarlijks 30.000 nieuwe leden nodig zijn om de natuurlijke uitstroom op te vangen.

Die instroom is ook voor de hockeybond het grootste gevaar. De talentendag van 4 december kan bijvoorbeeld geen doorgang vinden. Dat is normaal gesproken het moment dat duizenden nieuwe leden zich aanmelden bij de hockeybond. En terwijl er minder inkomsten zijn, zijn de uitgaven wel gestegen. Er is een hoger ziekteverzuim van vrijwilligers, maar denk ook aan de inhuur van beveiligers bij wedstrijden. De inkomsten van de Pro League in hockey zijn normaal gesproken bedoeld voor talentontwikkeling en campagnes. Dat is nu niet meer mogelijk. De schade loopt in de miljoenen. Afzien van indicatie alleen al kost drie ton.

De squashbond heeft voor zichzelf een schadepostje van € 25.000 ingecalculeerd, maar de grootste schade komt vooral bij de squashondernemers terecht. Lidmaatschappen worden opgezegd. Vrije banen worden niet meer verhuurd. Lessen en trainingen vallen uit. In een maand tijd levert dit een schadepost van 3,1 miljoen euro op.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat de heer Heerema hierin volkomen gelijk heeft. We kunnen natuurlijk nog een kwartier lang doorgaan, en dat is ook heel goed en terecht, met het langslopen van alle sportbonden of verenigingen of ondernemers over wat er nu allemaal misgaat. Dat klopt. Het is een heel helder signaal. Volgens mij is de heer Heerema hartstikke bezorgd. Dat zijn we allemaal. Maar ik ga heel even met de heer Heerema terug naar 25 juni 2020. Toen namen wij als hele Kamer een motie aan, juist vanwege de coronacrisis, waarin we zeiden: we zitten in een gezondheidscrisis, en juist dan moet je blijven sporten en bewegen. We namen toen de motie-Marijnissen aan. U was daar ook een belangrijke kracht in. Dat weet ik nog heel goed. «Juist nu moeten we blijven sporten en bewegen», zeiden we toen. Vindt de heer Heerema dat, als we terugkijken op het afgelopen jaar of halfjaar of misschien wel op de hele coronacrisis – het maakt mij niet uit – sport en bewegen bij dit kabinet hoog genoeg in het vaandel staan? Kent dit kabinet sport en bewegen wel de juiste waarde toe als het gaat om de keuzes die steeds gemaakt moeten worden in deze coronacrisis? De maatregelen treffen natuurlijk iedereen, maar ontzien op geen enkele wijze de sport.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb twee positieve punten gezien. Eén: het is gelukt om rond de zomer sport wat naar voren te trekken bij de versoepeling van de maatregelen. Twee: de Minister-President gaf aan, na doorvragen van onder andere uw partij, dat sport als eerste aan de orde is qua prioritering op het moment dat er wat meer ruimte kan worden gegeven. Ik vind het ongelofelijk lastig dat, waar ik sport zo hoog in het vaandel heb staan, het niet lukt om die sport open te houden. Ik zie om mij heen op allerlei manieren gebeuren dat een deel zegt: dan stop ik maar met sport. Ik zie dat ook in mijn eigen vriendenkring gebeuren. Er zijn mensen die 's avonds de hardloopschoenen niet meer aantrekken en ook de gewone reguliere sport niet meer kunnen beoefenen. Maar ik zie ook dat verenigingen met scholen of bedrijven samenwerken om sport onder schooltijd of onder werktijd aan te bieden, zodat er een soort verschuiving van activiteiten plaatsvindt. Op het moment dat er een generieke maatregel wordt genomen waarbij 17.00 uur de grens is, ook sport daaronder valt en daarvoor geen uitzondering gemaakt kan worden, dan heb ik daar met tegenzin begrip voor. Daar laat ik het bij.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen heeft een vervolgvraag.

De heer Van Nispen (SP):

Mijn interruptie kwam misschien wat bozig over, maar het is meer teleurstelling. Ik ga de heer Heerema er niet de maat over nemen dat hij sport en bewegen niet belangrijk vindt. Dat is allemaal flauw; daar gaan we niet aan beginnen. Er is een coronacrisis waarin hele lastige maatregelen genomen worden, maar ik spreek er wel mijn teleurstelling over uit dat het, ondanks alle mooie woorden en beloftes en ondanks die Kamerbrede motie, elke keer niet lukt om te zeggen: in een gezondheidscrisis moeten mensen juist in staat worden gesteld om te werken aan hun fysieke en mentale gezondheid. Mevrouw Westerveld gaf gisteren in het debat een prachtige opsomming van wat de sport inmiddels al is overkomen aan wisseling van maatregelen. Iedere keer past de sport zich aan. En nu dit weer. Het is toch om gek van te worden? Kan de heer Heerema echt beloven, uitspreken of wat dan ook, dat dit de laatste keer is geweest dat de sport dit overkomt? Kan hij beloven dat sport en bewegen nu wel prioriteit gaan krijgen als er gekozen moet worden tussen verschillende sectoren, hoe pijnlijk dat ook is?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik zou die keuze heel graag willen maken, maar dan moeten we wel de cijfers hebben om die keuzes te kunnen maken. Dat is volgens mij een van de dingen die gister in het debat heel duidelijk aan de orde kwam: als je een maatregel in wil ruilen voor een ander, dan zal je moeten weten wat er dan gebeurt. Ik kan die beloftes niet doen, heel simpel gezegd. Ik loop nog één sportbond langs en daarna ga ik een stukje kritiek leveren op dit kabinet ten aanzien van sport, over waar het zaken heeft laten liggen en wat anders had gemoeten. Dat heeft dan niet zozeer te maken met de openingstijden, maar bijvoorbeeld wel met financiële middelen. Ik pak daarbij volgens mij mijn duale rol als Kamerlid heel nadrukkelijk op.

De voorzitter:

U heeft ook nog een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ter aanvulling. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Van Nispen: we zijn hier niet om elkaar de maat te nemen. Volgens mij vinden we het allemaal, zeker ook de heer Heerema, ongelofelijk ingewikkeld wat hier gebeurt. Maar ik hoor hem zeggen: als je deze maatregel wil inruilen voor een andere, dan moet je weten wat er gebeurt. Een oprecht lastig probleem is dat we niet weten of de maatregel om na 17.00 uur niet meer te sporten überhaupt effect heeft op het aantal besmettingen. In de beeldvorming wordt dat misschien wel zo gezien. Het lijkt erop dat de klap harder is naarmate de maatregelen die genomen worden, naarder zijn. Maar we weten het niet. Ik heb dat gisteren in de technische briefing aan het OMT gevraagd. Ik heb dat gevraagd aan de demissionair Minister-President. Ik heb het gevraagd aan de Minister van Volksgezondheid. We weten het niet. We weten wel dat het effect enorm nadelig is. Ik zou aan de heer Heerma willen vragen wat wij kunnen doen, misschien gezamenlijk, om het kabinet maar ook de partijen die vandaag nog tegen moties hebben gestemd waarin werd verzocht om de sport toch open te houden, te overreden. Wat kunnen wij doen om te voorkomen dat het straks helemaal misgaat en dat we de ene gezondheidscrisis inruilen voor de andere?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Als ik het goed heb begrepen, is er een besluit genomen op basis van het pakket dat heeft voorgelegen en was er geen alternatief of een alternatief scenario op basis waarvan keuzes gemaakt konden worden. Ik zou me kunnen voorstellen dat we best wat mogelijkheden krijgen om iets tegen elkaar af te wegen. Ik weet oprecht niet of die mogelijkheid er vanuit het OMT is. Ik weet ook niet of die mogelijkheid er vanuit het kabinet is. Maar ik heb ongemakken – dat mag u best weten – bij het feit dat ik die sport heel graag wil openhouden, maar niet weet wat ervoor moet worden gedaan om die maatregel weg te kunnen ruilen of niet in te zetten, bijvoorbeeld door er andere maatregelen bij te halen. Ik weet dat niet. Ik snap wel heel goed dat door de modellering die gedaan is, er tot een bepaalde procentuele afname gekomen moet worden en dat dit een onderdeel is om daartoe te komen. Als ik de Minister-President goed begrepen heb, dan komt er volgende week iets op de website te staan. Ik moet dat deel van het debat nog even terugkijken. Maar ik hoop dat dat misschien iets is waar we voor een volgende fase wat meer informatie uit kunnen halen om tot andere besluiten te komen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er schijnen volgende week inderdaad berekeningen op de website van het RIVM te komen. De heer Heerema was natuurlijk geen woordvoerder bij het coronadebat. Ik zag hem wel even in de gang lopen, dus volgens mij heeft hij toen wel een paar zaken meegekregen. Wat hier oprecht het dilemma is, is dat de Kamer heeft ingestemd met maatregelen waarvan we nog niet goed weten wat het effect is. Ik wil de heer Heerema vragen: wat kunnen wij doen om te zorgen dat in ieder geval de sport maximaal gecompenseerd wordt? Wat kunnen we doen om te voorkomen dat al de mensen die nu afhaken zo snel mogelijk weer aan het sporten gaan? Ik hoop dat de heer Heerema daar met zijn partij ideeën voor heeft. Want hij is natuurlijk wel van de grootste partij hier en kan op dat vlak volgens mij flink wat gaan betekenen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Mag ik verwijzen naar de spreektekst die nog gaat komen?

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter. Dit is de laatste bond die ik bespreek. Ik vind het wel belangrijk, omdat ik een rondje langs het veld wil maken, waar ik straks gebruik van maak in de richting van de Staatssecretaris.

De KNSB is een bond die het juist van de winter moet hebben. Mijn dochter Bente – daar is ze weer – zit sinds een paar weken op schaatsles. Er zijn tijdens dat uur zo'n 200 kindertjes bij 8 verschillende lesscholen aan het schaatsen. Terwijl ik het best druk vond, bleek dat dit de rustigste winter sinds jaren is. Ook hier is de klap van een lagere sportdeelname voelbaar. Juist een bond als de KNSB heeft door de maatregelen in een maand tijd € 420.000 aan evenementinkomsten zien wegvallen. Juist de tak van sport waar we veel van verwachten op de komende Olympische Spelen, staat onder druk. De World Cup shorttrack in Dordrecht moest al zonder publiek gehouden worden. Hetzelfde dreigt voor het Olympisch kwalificatietoernooi langebaan rond de kerst.

Voorzitter. De sport probeert uit alle macht alles te doen om onze sportinfrastructuur overeind te houden. Dat waardeer ik echt enorm. Daar moet de sportsector complimenten voor krijgen. De klap is nu groot. Er zijn gemiddeld 10% minder leden en 12% minder wedstrijdteams. Maar de toekomst vormt de grootste uitdaging. Hoe zorgen we voor perspectief voor de sportsector? Om dat perspectief zo goed mogelijk te laten zijn, moeten wij als landelijke overheid ook onze verantwoordelijkheid nemen. Daar heb ik een paar vragen over.

We hebben twee steunpakketten gehad voor de amateursport. Uit het eerste pakket was er fors geld over. Dat was niet omdat het niet nodig was, maar omdat het aanvragen van de steun gewoon te lastig was voor een penningmeester die vrijwilliger is bij een lokale sportvereniging. Het is met veel moeite gelukt om deze niet-uitgegeven middelen uit de eerste tranche te behouden en op te hogen voor de tweede tranche TASO. Ik heb toen het verzoek gedan om deze middelen via de bestaande verdelingsstructuur van NOC*NSF en de sportbonden door te laten sijpelen naar de sportverenigingen. Dit is immers een effectieve manier om alle middelen in te kunnen zetten. De Minister gaf toen aan om toch eerst nogmaals een eenvoudiger aanvraagformulier te willen gebruiken. Wat is nu het effect ervan dat 11 miljoen euro uit de TASO niet is ingezet, zoals ik in de begroting lees? Ik kan daar zo boos om worden. Ik ken verenigingen waar het lidmaatschapsgeld omhoog is gegaan, waar vrijwilligers en trainers geen onkostenvergoeding meer krijgen en waar materiaal niet meer vervangen wordt. We hebben de luxe helemaal niet om geld dat voor de sport bedoeld is, niet te gebruiken. Waarom is dit geld niet ingezet? Waarom heeft de Staatssecretaris niet gevochten om dit geld te behouden voor de sport? Het Ministerie van Financiën denkt straks dat het prima gaat in de sportsector, omdat er geld niet gebruikt is. Deze Staatssecretaris had er eigenlijk op in moeten zetten om tientallen miljoenen euro's extra te vragen voor de sport. Geld is het probleem niet, hoor ik steeds. Dus waarom is dit niet gebeurd?

Heeft de Staatssecretaris voldoende zicht op wat er op lokaal niveau met onze verenigingen en sportbonden gebeurt? Op 28 januari hebben collega Aartsen en ik, samen met het CDA en D66, een motie ingediend om te zorgen dat met de TASO-middelen ook sportbonden geholpen konden worden, juist om ervoor te zorgen dat de sportinfrastructuur overeind kon blijven. En wat gebeurt er nu? Sportbonden worden door financiële tekorten gedwongen om hun ondersteuning af te schalen, mensen te ontslaan en evenementen stop te zetten. De toekomst ziet er somber uit. Die motie was nou juist bedoeld om dit scenario te voorkomen. Het Ministerie van Financiën schijnt het kader zo strak gemaakt te hebben dat slechts drie of vier sportbonden hiervan kunnen profiteren. Dit is toch waanzin? Ik wil weten of deze Staatssecretaris geprotesteerd heeft bij zijn collega. Er is verdorie 11 miljoen TASO over. Daarmee hadden we die sportbonden kunnen helpen. Het geld was er, de problemen zijn bekend, maar door een miscommunicatie bij twee ministeries komt dat niet bij elkaar. Ik kan daar zo gefrustreerd van raken. Want wat heeft het voor zin om te vechten voor de sport als dit de uitwerking is van onze inspanningen?

Hetzelfde geldt voor de 3 miljoen TVS-middelen, de Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties. Legio huurders hebben geen compensatie gekregen. Contributies zijn hierdoor omhooggegaan, maar er is wel 3 miljoen onaangeroerd. Ik vind dat onbegrijpelijk. De echte klap voor de sport gaat namelijk nog komen. Hoe is het ministerie daarop voorbereid? Welke scenario's heeft het ministerie om ervoor te zorgen dat degenen die gestopt zijn met sporten, teruggehaald kunnen worden, dat sportverenigingen en sportclubs overeind blijven, dat sportbonden niet in die negatieve spiraal terechtkomen waardoor het steeds slechter met ze gaat, en dat talenten de kans krijgen om zich te blijven ontwikkelen? Ik zoek naar strategie, naar scenario's en naar perspectief dat we kunnen bieden aan de sportsector.

Bij de beperkende maatregelen voor evenementen heeft het kabinet direct aangekondigd dat er 36 miljoen voor ticketing en 5 miljoen voor amateurevenementen beschikbaar komt. Ik ben ontzettend benieuwd op welke gegevens deze bedragen gebaseerd zijn. Want als ik het goed begrijp, praten we bij ticketing in de sport, zonder voetbal, al over 37,5 miljoen euro. Op welke gegevens is die 5 miljoen voor de amateursport gebaseerd? Ik heb in mijn inleiding, waarin ik een aantal sporten langsliep, een aantal getallen genoemd met betrekking tot evenementen. Dit waren maar 8 van de 76 bonden. Dan kom je dus ruim boven die 5 miljoen uit. Ik vraag me af of er voldoende beseft wordt wat de urgentie is van wat er voor de sector nodig is.

Voorzitter. Eigenlijk wil ik dat deze Staatssecretaris met zijn tentje voor het Ministerie van Financiën gaat kamperen, net zo lang tot de Minister van Financiën ook snapt wat zich in de sportsector afspeelt, zodat er alles aan gedaan wordt om de sportinfrastructuur op korte, maar vooral ook op lange termijn overeind te houden. Daarvoor is kennis van de cijfers absolute noodzaak. Dan kan de Staatssecretaris het juiste verzoek bij de Minister van Financiën neerleggen, niet alleen voor de korte, maar vooral ook voor de lange termijn.

Voorzitter. Ik heb enige tijd geleden gevraagd naar een beeld van de sportinfrastructuur met betrekking tot accommodaties in Nederland, in relatie tot de ambities die wij als Nederland hebben. Dus: welke accommodaties hebben we, wat is er nodig en wat moeten we eventueel nog bijbouwen of helpen exporteren? De signalen die ik uit de sector ontvang, hebben met name betrekking op Thialf, het Pieter van den Hoogenband zwemstadion, de Arnhemhal Papendal, Omnisport in Apeldoorn, het Wagener Stadion, een nieuw te bouwen evenementensporthal voor internationale wedstrijden met een capaciteit tot 8.000 toeschouwers, en natuurlijk de ontwikkeling van nationale trainingscentra. Het ministerie geeft aan dat investeringen niet het probleem zouden zijn. Maar ik hoor wel degelijk dat het juist moeilijk is om tot investeringen te komen. Ik waardeer het echt dat we zo'n uitgebreid rapport hebben gekregen. Maar ik bedoelde echt niks anders dan een simpele inventarisatie van datgene wat ik net noemde. Dat kan in principe op een of twee A4'tjes. Want wat ik mis in deze inventarisatie, is wat er nu precies ontbreekt in ons landschap. De vraag naar aanleiding van het rapport is natuurlijk: wat gaat de Staatssecretaris hiermee doen?

Er wordt opgeroepen om te komen tot het pakken van een rol door de landelijke overheid. Gaat de Staatssecretaris die rol ook pakken? Wanneer kunnen we daar een uitwerking van zien? Ik zie in ieder geval kansen om te komen tot een waarborgfonds voor de grote sportinfrastructuur. We kennen dat al voor gymzalen en sportveldjes, maar niet voor topsportaccommodaties. Hoe kijkt de Staatssecretaris daartegen aan?

Voorzitter. U heeft gezien dat we samen met een groot aantal partijen, die hier ook allemaal aanwezig zijn, een amendement hebben ingediend om Thialf door de winter heen te helpen. Het is onacceptabel dat onze schaatsers van TeamNL afhankelijk zouden zijn van een Zamboni wat betreft of er wel of geen medaillekans is bij de Olympische Spelen. Daarover moeten we als Kamer duidelijkheid, zekerheid en rust bieden. Dan kunnen we onze schaatsers zich laten focussen op de laatste trainingsarbeid in de aanloop naar een waarschijnlijk bloedstollend Olympisch kwalificatietoernooi en prachtige races tijdens de Spelen. Ik zou graag een appreciatie hierover van de Staatssecretaris ontvangen.

Voorzitter. In de brief van 19 november is aangekondigd dat er 14 miljoen euro extra beschikbaar komt voor accommodaties. Hoe zorgt het ministerie er, met de ervaring die we nu hebben, voor dat dit bedrag op de juiste plekken terechtkomt?

Voorzitter. Ik wil iets uitgebreider stilstaan bij sportevenementen. Ik neem het WK volleybal van september 2022 als voorbeeld. We hebben als Kamer in 2018, door verruiming van het evenementenkader, kunnen helpen om dit waanzinnige evenement, waar honderden miljoenen mensen naar kijken, naar Nederland te halen. De organisatie staat de komende weken voor cruciale besluiten. Het zal u niet verbazen dat corona onzekerheden vergroot, zowel voor sponsoren als voor ticketing. Daarnaast zijn er sterk gestegen kosten voor personeel, omdat de evenementensector veel mensen heeft zien vertrekken. Juist de periode augustus/september is de drukste evenementenperiode, waarin dus op minder mensen een beroep gedaan kan worden. De organisatoren van het WK Volleybal hebben dus met veel onzekerheden te maken, terwijl dit nu juist een evenement is waar wij als Kamer van gezegd hebben dat we het graag in Nederland georganiseerd zouden willen zien. Specifiek sportevenementen hebben kenmerken als kwalificatietoernooien, meerdere speelsteden, vastgelegde data en afspraken over sponsoring en zendtijd.

Wij kunnen hier helpen. We hebben namelijk niet voor niks een garantiefonds voor evenementen. Ik wil dat het ministerie heel duidelijk laat weten dat de grote sporttoernooien die reeds voor de pandemie zijn toegewezen en nu in cruciale beslissingsfases zitten, ook al zijn ze eenmalig, kunnen rekenen op de overheid om ze door te laten gaan. Waarschijnlijk is gebruikmaken van garantie helemaal niet nodig, maar we hebben dat garantiefonds niet voor niks. Dit geldt natuurlijk ook voor andere evenementen, zoals het WK Hockey en de Vuelta. Ik heb hier een motie over in voorbereiding.

Speciale aandacht verdient de World Para Athletics European Championships. Ik heb dit prachtige evenement al twee keer eerder in een sportdebat aan de orde gesteld en twee keer heb ik een enthousiaste Minister tegenover me gehad die aangaf dat dit inclusieve evenement van groot belang is voor de acceptatie en sportstimulatie van sporters met een handicap. Daar konden we elkaar heel goed vinden. We zouden mogelijk gaan maken dat dit in Nederland georganiseerd kon worden. Ik begrijp echter dat het nog steeds niet rond is. Daarom de volgende vraag: wat is nu de tijdlijn om dit geregeld te krijgen? Is het kabinetsverzoek voor de ministerraad al gereed? Wanneer wordt dit aangeboden? Hoe zit het eigenlijk met de financiën? Wanneer krijgen we het definitieve verlossende woord? Ook hier dringt namelijk de tijd.

Voorzitter. De Reddingsbrigade is ook een ding dat is blijven liggen. We hebben het hier al eerder over gehad. Het blijft een hele gekke situatie dat je in Nederland geld moet betalen om een in zee verdrinkende Duitser – ik heb hier Duitser staan, maar het kan natuurlijk iedereen zijn – te mogen redden. Collega Van Nispen en ik hebben hier al eerder aandacht aan besteed. In de brief van 8 december 2020 gaf de Minister aan enkele maanden nodig te hebben om tot een structurele financiële oplossing te komen. Waar is die oplossing? Er is overleg met uw collega van IenW nodig; dat snap ik. Het gaat immers ook over onze kustveiligheid. Maar we zijn bijna een jaar verder. Ik verwacht toch dat er snel een voorstel aan de Kamer wordt gedaan.

Voorzitter. Een van de beste brieven die ik de afgelopen jaren van het kabinet heb mogen lezen, was de brief over de toekomst van de positie van sport naar aanleiding van het initiatief van Joop Alberda, ondertekend door zeven kabinetsleden, om het belang van sport te benadrukken. Ik wil de Staatssecretaris graag de ruimte geven om te vertellen wat er sinds die brief gebeurd is met de ambitie die het kabinet met betrekking tot sport in die brief beschreven heeft.

Voorzitter. In 2018 is het Nationaal Sportakkoord gesloten. Ik was daarbij. Het was in een strandtent in Scheveningen. Ik kan me dat nog goed herinneren, want de sponsor van een zeilwedstrijd was van een ander automerk dan de auto waar de Minister in reed. Er was nogal wat gedoe of de Minister wel op het terrein mocht parkeren. Maar ik was onder de indruk van het grote aantal handtekeningen die onder het Sportakkoord werden gezet. Mijn vraag is: wat is elk van die handtekeningen nu waard geweest? Welke concrete bijdrage hebben die organisaties, bedrijven en overheden achter die handtekeningen nu geleverd aan de doelstellingen van het Sportakkoord? Meedoen met een overleg is wat mij betreft geen concreet resultaat. Wat mij betreft mag dit ook schriftelijk afgehandeld worden, want anders zijn we morgen echt nog niet klaar.

Voorzitter. Dan heb ik nog drie kleine puntjes voordat ik aan een afronding begin. Ten eerste de energielasten voor de sport. Er schijnen afspraken gemaakt te zijn voor compensatie voor huishoudens en bedrijven, maar sportclubs vallen hierbuiten. Klopt dat? Het zou te maken hebben met een maximum van 10.000 kilowattuur, terwijl het gemiddelde gebruik van een voetbal-, hockey- of tennisclub veel hoger ligt. Ik snap dat we hier geen ruimte voor hebben op de sportbegroting, maar ik zoek naar de toezegging dat de Staatssecretaris dit met zijn collega bespreekt om te kijken wat er mogelijk is voor de vergeten groep sportclubs.

Voorzitter. Ten tweede. Ik ben zelf een paar jaar lang zwemdocent geweest. Ik vond het toen al bijzonder dat in feite iedereen een kind zwembekwaam kon achten. Dat komt de veiligheid niet ten goede. In die periode was er geen wildgroei aan diploma's. Maar we zien steeds meer problemen ontstaan bij de kwaliteit van zwemdiploma's en dan met name de zwemveiligheid van onze kinderen. Is de Staatssecretaris op de hoogte van dit probleem? Wat kan hij doen om hierop in te grijpen?

Voorzitter. We hebben het rapport Evaluatie Brede Regeling Combinatiefuncties gekregen. Ik blijf het lastig vinden dat we geen meetbare resultaten kunnen krijgen van de impact van de combinatiefunctionaris. Het is de grootste post op onze begroting. Eigenlijk weten we niet wat het effect is en of vermeend effect daadwerkelijk toe valt te schrijven aan de inzet van die combinatiefunctionaris. We hebben niets te zeggen over het kader waarbinnen die combinatiefunctionarissen werken. De vraag blijft staan of we niet veel meer uit deze regeling kunnen halen. De Algemene Rekenkamer heeft de huidige regeling als «onzeker» aangemerkt. Ik maak daaruit op dat we voor de toekomst een heroverweging kunnen en misschien wel moeten maken. Klopt dit? De totale kosten voor de regeling liggen rond de 200 miljoen euro. De impuls die we daarvoor zouden kunnen geven aan de 24.000 sportverenigingen, is ongekend en zou een enorme boost kunnen geven aan het sportlandschap als het gaat om de trainer, de integriteit, de kwaliteit van het bestuur en in het algemeen de gezondheid van de vereniging.

Voorzitter, ik sluit af. Sport is onderdeel van de oplossing. Betrek de sector, die een enorm bereik in de haarvaten van onze samenleving heeft, sterker bij de koers die dit kabinet vaart. Hoe fitter, gezonder en weerbaarder Nederland is, hoe beter we tegenslagen kunnen weerstaan. For the love of sports: vecht voor deze sector! Vecht als een leeuw, want alle hulp is nodig om deze sector op de korte termijn, maar vooral ook op de lange termijn, overeind te houden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. U heeft nog een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Heerema zei in zijn betoog dat hij een amendement heeft ingediend om 1 miljoen voor Thialf vrij te maken, waar in ieder geval zo'n 50 à 75 additionele schaatsers gebruik van kunnen maken. Dat is hartstikke mooi. Ik heb samen met de heer Van Nispen ook een amendement ingediend. Dat gaat om een wat kleiner bedrag. Daarmee willen wij dat de eigen bijdrage van sporters met een handicap, die bijvoorbeeld een prothese nodig hebben om te kunnen sporten, op een max wordt gezet. Dat helpt ongeveer 150 sporters en het kost € 120.000. Ik vroeg me af of de heer Heerema dat amendement van ons heeft gezien en wat zijn houding ten opzichte van dat amendement is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat is volgens mij het amendement waarbij het eigen risico van € 900 naar € 100 wordt teruggebracht. Ik kan mij herinneren dat mevrouw Diertens zich in de vorige periode heel hard heeft gemaakt voor hulpmiddelen voor sporters. Ik weet dat er ook een post in de begroting staat die hier specifiek voor bedoeld is. Als dit niet past in dat deel van de begroting ... Ik weet niet of dat al geoormerkt is. Misschien moeten we die vraag maar gewoon stellen aan de Staatssecretaris: kan het amendement van de heer Van Nispen en mevrouw Westerveld binnen dat deel van de begroting gepast worden of deels gepast worden? Dan zijn we volgens mij al een aardig end op weg. Als dat niet zo is ... Ik weet niet wat uw dekking is, maar dan moeten we gewoon even kijken waar we kunnen uitkomen. Ik kan niets beloven of toezeggen, want volgens mij is de ruimte op de sportbegroting bijzonder klein. We hebben nu 1 miljoen voor Thialf eruit gehaald. Ik heb nog meer amendementen voorbij zien komen, een stuk of zes, zeven. Dus het wordt erg krap om te stoeien op die begroting, volgens mij.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een vraag in het verlengde hiervan. Er is namelijk nog een amendement ingediend. De heer Heerema stelde vragen over het terechte betoog van mevrouw Maeijer over de toegankelijkheid van speeltuinen voor kinderen met een beperking. Daar heb ik dan bijvoorbeeld een amendement over ingediend. Ik heb de dekking geprobeerd te zoeken buiten de sportbegroting, omdat ik weet dat die altijd heel erg krap is. Volgens mij is het heel logisch om gemeenten een zetje in die richting te geven. Dat hebben we in het verleden ook gedaan, toen ineens alle speeltoestellen aan de veiligheidseisen moesten voldoen. Toen hebben we ook gezegd: wij gaan als Rijk de gemeenten daarbij helpen. Volgens mij is dat dus een goed te verantwoorden keus. Maar de heer Heerema zei: we moeten kijken naar het Preventieakkoord. Ik wil aan de heer Heerema vragen: als hij dit doel steunt maar het misschien niet eens is met de dekking die ik heb gevonden, is hij dan bereid om te zoeken naar een dekking die wel op draagvlak kan rekenen voor dit sympathieke doel, namelijk alle speeltuinen uiteindelijk toegankelijk maken voor kinderen met een beperking, te beginnen met op z'n minst één speeltuin per gemeente?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik vind het een waanzinnig sympathiek doel, alleen moeten we inderdaad uitzoeken hoe we dat het beste gefinancierd kunnen krijgen. Ik heb daar echt mijn hoofd over gebroken. Ik heb dat gesprek gisteren gehad, maar ik heb er daarvoor natuurlijk op basis van uw initiatief en uw bijdrage in vorige debatten ook over nagedacht hoe we dit passend kunnen krijgen. Ik zie dat binnen de sportbegroting niet, dus ik waardeer uw inzet om te kijken of je het bij de inhuur van externen weg kan halen. Ik geef dat voornemen geen dan wel vrijwel geen kans in mijn fractie. Maar daarom vroeg ik ook of we het Preventieakkoord wat positiever kunnen laten zijn, door spelen, sporten en bewegen een wat prominentere plek te geven in het Preventieakkoord. Want elk gehandicapt kind dat vriendjes maakt op een speelplaats, vind ik ook een vorm van preventie. Ik wil echt meedenken. Ik heb overigens mijn preventiewoordvoerder nog totaal niet gesproken hierover. Die weet van niks. Dat gesprek moet ik wel voeren. We moeten gewoon even kijken. Misschien zegt de Staatssecretaris, die ook opperhoofd preventie is: ik zie ruimte om hierin een beweging te maken. Dan hebben we niet eens een amendement nodig.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik heb een vraag over de zwemveiligheid. Die stipte de heer Heerema aan, zij het meer op het punt van de docentendiploma's. Ik wil even terug naar wat ik zei in mijn betoog. Ik maak mij grote zorgen over de zwemveiligheid, gezien de nieuwe maatregel nu ook voor de zwemlessen. Er wordt namelijk weer een hele lichting kinderen teruggeworpen in het proces. De wachtlijsten worden langer. Deelt de VVD deze zorg? Moeten we voor die kinderen niet alsjeblieft een uitzondering maken, zodat die kinderen gewoon naar zwemles kunnen en we zo dadelijk niet weer een zomer ingaan met een nieuwe lichting kinderen die niet hebben afgezwommen, een nieuwe lichting kinderen die nog langer moeten wachten op zwemles? Dat kan toch niet, in zo'n waterrijk land als Nederland?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nogmaals, het debat van gisteravond hoeven we hier niet over te doen. Daaruit is heel duidelijk gebleken dat er aan die 17.00 uur-maatregel gewoon niet te tornen blijkt te zijn. Dan is dit een van de consequenties die we moeten ondergaan. Hopelijk duurt het zo kort mogelijk en kunnen we over drie weken zeggen dat we hier wel een beweging op kunnen maken. Dat is één, als het gaat om die 17.00 uur-maatregel.

Als het gaat om de QR-code, bij binnenkomst bijvoorbeeld, is mijn mening: dat je kind niet naar zwemles kan gaan, kun je voorkomen door een prikje te halen. Daar sta ik waarschijnlijk iets steviger in. Als je vindt dat je kind zwemveilig moet zijn, vind ik dat je als ouders ook de verantwoordelijkheid hebt om die prik te halen en ervoor te zorgen dat je kind kan zwemmen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dan geef ik het woord aan de heer Van Nispen voor zijn eerste termijn. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Sport en bewegen zijn leuk om te doen. Veel mensen beleven daar ongelofelijk veel plezier aan. Maar het is ook belangrijk voor de hele samenleving. Daarover zijn we het in toenemende mate eens aan het worden, of we zijn het al helemaal eens. We zitten te veel, we bewegen te weinig en kinderen spelen te weinig buiten, terwijl we juist een gezonde en sportieve samenleving nodig hebben in de toekomst, weerbaarder tegen infectieziektes. De coronacrisis heeft ons bij dat besef, hoe wrang ook, geholpen.

Wat doen we nu concreet tegen die bewegingsarmoede? Er gebeuren veel goede dingen, maar het mag – nee: het móét eigenlijk – echt ambitieuzer. We hadden het over de motie-Marijnissen die de regering opriep om sport en beweging te stimuleren en Nederland echt in beweging te krijgen. Dat is toch een stevig mandaat om verder te gaan dan nu gebeurt? Wij zien geen extra investering in de sport in 2022. Ik vind dat teleurstellend en een gemiste kans. Investeren in de gezondheid van alle Nederlanders is belangrijk en kan niet even zomaar een jaar wachten op de formerende partijen.

Hoe houden we de sport toegankelijk en betaalbaar voor iedereen? Dat is echt de grote uitdaging de komende tijd. Wat betekenen bijvoorbeeld die stijgende energiekosten voor de betaalbaarheid van de sport? Denk bijvoorbeeld aan ijsbanen en zwembaden. Waar gaat dit toe leiden? Hogere toegangsprijzen? Misschien faillissementen? Hoe wordt dat voorkomen? Zijn er eigenlijk plannen om met voorrang te kijken wat innovatie ons op dit gebied kan brengen? Het verduurzamen van zwembaden en ijshallen zou heel slim kunnen zijn. Als je die grootverbruikers klimaatneutraal zou kunnen krijgen, dan levert dat veel op in de toekomst, ook financieel. Wat zijn er voor initiatieven op dit gebied? En wat kan het kabinet hierin betekenen?

De sport heeft het buitengewoon lastig. De heer Heerema zei dat ook al uitgebreid. Veel verenigingen en ondernemers hebben het financieel moeilijk, doordat gemeentes niet bepaald veel geld hebben op het moment, maar natuurlijk vooral ook door corona. Dan helpt het echt niet dat een deel van het kabinet sport en bewegen steeds als probleem ziet in de discussies over coronamaatregelen. Sport ís niet het probleem! Sport is de oplossing.

Eerst al dat coronatoegangsbewijs. Ik vind dat echt een verschrikking, ook voor de sport. Het verdeelt teams tot op het bot, en welke vrijwilligers moeten dit nou helemaal gaan controleren? En nu ook nog die avondlockdown, die het sporten vrijwel onmogelijk maakt, tenzij je om 05.00 uur 's ochtends met je team afspreekt om alsnog te gaan sporten, maar dan maakt het weer niet uit voor het aantal contacten en vervoersbewegingen.

Verenigingen zitten echt met de handen in het haar. Competities staan onder druk en bij veel sportaanbieders stromen de opzeggingen binnen. Juist aan de sector die Nederland fitter, gezonder en vitaler wil maken, de sport, worden steeds beperkingen opgelegd. Waarom ziet het kabinet het grotere belang van sport en bewegen niet in? Erkent de Staatssecretaris dat we er in een gezondheidscrisis juist voor moeten zorgen dat mensen, en vooral jongeren, aan hun fysieke en mentale gezondheid moeten kunnen werken? Is het niet heel onverstandig om dat haast onmogelijk te maken? Je mag wel overdag naar de McDonalds met je klasgenoten, maar niet 's avonds aan je gezondheid werken op de hockey- of de voetbalclub. Moeten wij sport niet als «essentieel» aanmerken en sporten en bewegen bijvoorbeeld tot 20.00 uur 's avonds mogelijk maken? Ik vind het teleurstellend dat daarover in de Tweede Kamer een uur geleden moties zijn verworpen.

Dan de zwembaden. Ook ik ben erg ontevreden met de keuze voor de QR-code, zelfs bij zwemlessen voor kinderen. Ik ben ontevreden dat die zwemlessen nu zelfs stoppen na 17.00 uur. Leren zwemmen is inderdaad voor ieder kind belangrijk. Mevrouw Maeijer zei dat ook al. Dat kan en mag niet afhangen van het wel of niet inenten van een ouder, wat je daar dan ook van vindt. Het is gewoon essentieel, die zwemveiligheid voor alle kinderen. En het is toch al die tijd goed verlopen, met de anderhalvemetermaatregel en de mondkapjes? Is de Staatssecretaris bereid om hierop terug te komen? De SP bepleit een uitzondering voor zwemlessen en de trainingen voor lifeguards. Dat is allemaal essentieel en cruciaal voor de veiligheid.

We zien een structurele afname van de sportdeelname van mensen met lagere inkomens na corona. Dat was al bekend, maar het trekt niet weer aan. Dit raakt dus precies de groepen waar we ons toch al zorgen over maakten. Erkent de Staatssecretaris dit en wat zet hij daar nou tegenover? Misschien is er nu juist extra reden om te doen wat we eigenlijk al hadden moeten doen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de toezegging in het vorige sportdebat om te overleggen met de Stichting Life Goals, die zich inzet voor mooie projecten voor dak- en thuislozen, om hun perspectief te geven en ze aan het sporten te krijgen?

Ik wil ook graag een lans breken voor de Summer Games en de Winter Games. Mooie dingen uit de coronatijd zou je ook daarna kunnen behouden. Sport en spel zijn het perfecte middel om jongeren uit kwetsbare wijken op een positieve manier te betrekken en perspectief te bieden aan een groep waarvoor spel en plezier niet vanzelfsprekend is. Jongerenwerk en buurtsportcoaches spelen een cruciale rol. De Krajicek Foundation, de Cruyff Foundation en Sociaal Werk Nederland hebben laten zien hoe simpel en snel zij dit kunnen opzetten met effectieve inzet van minimaal budget. Deelt de Staatssecretaris deze analyse? Zou het niet zonde zijn als dit een eenmalig iets zou blijken te zijn? Kunnen we dit behouden en waarborgen voor de toekomst?

Ook voor sport geldt: jong geleerd is oud gedaan, en de basis ligt natuurlijk wel in ons onderwijs, waar alle kinderen komen. U kent mijn pleidooi, samen met de heer Heerema van de VVD, voor een derde uur gym door een vakleerkracht, maar ik weet ook dat er nu heel veel gevraagd wordt van het onderwijs. Laten we dan kijken wat er nu wel kan, want er is animo voor een impuls voor het bewegingsonderwijs. De regeling van 16 miljoen die er daarvoor was, is uitgeput. De scholen en leraren willen wel. Tegelijkertijd is er op dit moment vrij veel coronageld in het onderwijs, de NPO-gelden. Dat is eenmalig geld dat bijvoorbeeld moet bijdragen aan de fysieke ontwikkeling van kinderen. Dat is een van de criteria. Hier zou je nu toch juist prachtige programma's en beleid uit kunnen financieren om sport en beweging in het onderwijs duurzaam te verbeteren en de verbinding te maken tussen sport, vereniging en onderwijs? Zoiets zou toch mogelijk moeten zijn? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het idee om uiteindelijk vijf uur bewegen per week te realiseren voor alle kinderen in Nederland, via het 2+1+2-model? Twee lesuren bewegingsonderwijs van een vakleerkracht, zoals we verplicht hebben gesteld, één uur extra bewegen in onderwijstijd en twee uur bewegen ná schooltijd, gratis in en rondom de school. Is de Staatssecretaris bereid hiermee aan de slag te gaan met gemeenten en sportverenigingen, zoals onder andere ook de KNVB bepleit? Ik zou zeggen: waarom niet?

Dat betekent wel dat er ook naar de arbeidsmarkt en sport gekeken moet worden. Zijn er wel voldoende fatsoenlijke banen in de sport en hoe zit het met de verbinding met andere sectoren? Andere woordvoerders hebben daar ook in het vorige debat uitgebreid aandacht voor gevraagd. Nu weet ik bijvoorbeeld dat er een groot tekort is aan zwemleraren. Daar maak ik mij ook grote zorgen over, want die hebben we keihard nodig voor de zwemveiligheid in de toekomst. Maar ook de maatschappelijke functie van het zwembad staat onder druk door die grote personeelstekorten. Wat kan de Staatssecretaris vanuit zijn rol hieraan doen? Ik vond de antwoorden op mijn Kamervragen wel erg teleurstellend. Is hij bereid om in gesprek te gaan met de sector om te luisteren en te inventariseren wat de overheid hierin wel zou kunnen betekenen, hoe personeel kan worden behouden en nieuw personeel kan worden aangetrokken, hoe het vak aantrekkelijker en uitdagender kan worden gemaakt?

Zijn er inmiddels vorderingen richting één nationaal zwemdiploma? Want ook ik maak me hele grote zorgen over de ontwikkelingen die de VVD net schetste. Er zijn nog geen landelijke regels voor het geven van zwemlessen en ik vind het echt heel erg raar dat je gewoon badwater kunt huren, zelfs zonder vog, lessen kan geven en dan diploma's kan gaan printen en uit kan gaan geven. Het is toch heel erg raar dat dat op dit moment gewoon kan? Waar blijft die onafhankelijke toetsing zonder winstoogmerk in de branche? Zou er een wet moeten komen voor de regulering van de branche en de uitgifte van diploma's? Is de Staatssecretaris in ieder geval bereid om de mogelijkheden in kaart te brengen en hierover in gesprek te gaan met bijvoorbeeld de NRZ en het Mulier Instituut, bijvoorbeeld, of anderen? We hebben een onderzoek ontvangen over zwemles voor kinderen met een beperking. Kijk, dat er belemmeringen zijn, wisten we. Dat blijkt nu ook uit dat onderzoek. Maar waar blijven dan de beleidsmaatregelen? Wat doen we hier nou aan? We hebben toen om dat onderzoek gevraagd. Nu hebben we dat onderzoek. Dat bevestigt onze zorgen. Maar ik zie geen beleid om daar dan wat aan te doen. Komt dat nog? Kan de Staatssecretaris daar vandaag wat over zeggen?

Ook de Reddingsbrigade draagt bij aan onze zwemveiligheid. «Het Strand Veilig»-programma wordt nu uitgevoerd. Dat is heel goed, maar daar is op termijn ook financiering voor nodig. Voor volgend jaar is het nog geregeld, maar hoe zit het daarna? Daar zouden toch gesprekken over komen? Hoe zit het met de toezegging die daarover is gedaan?

Ook ik blijf het een vreemde zaak vinden dat de leden van de reddingsbrigades contributies en opleidingen moeten betalen om überhaupt reddend te mogen optreden. Daar zijn we toch allemaal hartstikke blij mee? En of dat nou aan de kust is of in Limburg bij de overstromingen, maakt niet uit. Die mensen moeten hele hoge kosten maken. Dat vinden wij onterecht. Is de Staatssecretaris bereid vandaag toe te zeggen dat hij met geld over de brug komt om dit te financieren? En als dit niet kan, wil hij dan in ieder geval een onderzoek toezeggen naar de mogelijkheden om leden van reddingsbrigades vanwege hun inzet voor het reddingswerk te vrijwaren van het betalen van contributies en opleidingskosten?

Dan kom ik op het thema integriteit. Dat is natuurlijk topprioriteit, in de hele sport. Dat heeft uiteindelijk niet alleen te maken met meer regels en toezicht, maar juist ook alles met professionalisering: de juiste mensen, opleidingen, goede besturen en kader van verenigingen. Hoe gaat de Staatssecretaris daaraan bijdragen, vanuit zijn rol? We hebben bijvoorbeeld vrij recent het debat gehad over de misstanden in de turnsport. We hebben toen een motie ingediend over ondersteuning van de sport in beleid, wetgeving en financiën vanuit de overheid bij het bereiken van integere en veilige sport. Dat deden we vanuit de gedachte dat de sport dit niet alleen kan. Hoe zit het met de uitvoering van die motie?

En hoe zit het met het toegezegde onderzoek naar de misstanden in de sport en meer specifiek naar het dossier dansmisbruik en de onderzoeksopzet daarvan? Volgens mij zijn er recente ontwikkelingen. Ik hoop echt dat de Staatssecretaris daar in dit debat meer over kan vertellen, want het is heel belangrijk dat de mensen die daar iets over willen melden al op korte termijn ergens terecht kunnen, bij een meldpunt of bij de onderzoekers. Graag hoor ik de Staatssecretaris hierover. Wat is de meest recente stand van zaken?

Dan de gehandicaptensport, voorzitter. Sport en bewegen moeten voor iedereen toegankelijk zijn, maar dat is nu niet zo. Samen met GroenLinks en D66 presenteerde de SP eerder voorstellen: sport en bewegen voor mensen met een beperking moeten vanzelfsprekend zijn in 2030. We kregen echt heel erg veel positieve reacties. Hier is echt behoefte aan. Maar de vraag is wel: hoe nu verder? Gaat de Staatssecretaris deze voorstellen omzetten in beleid en hier bijvoorbeeld jaarlijks over rapporteren?

Ook ik wil vandaag speciaal aandacht vragen voor sporthulpmiddelen. Mevrouw Westerveld stipte het ook al aan. Denk aan een prothese: die is sowieso onmisbaar om deel te kunnen nemen aan de samenleving, maar zeker als je wilt sporten en bewegen met een beperking. Het probleem bij het verstrekken van sporthulpmiddelen is niet alleen dat gemeenten en verzekeraars naar elkaar wijzen, maar ook dat zij niet ruimhartig genoeg zijn in de verstrekking. Tegen mensen die bijvoorbeeld dolgraag willen gaan hardlopen, wordt gezegd: nee hoor, u kunt voldoende participeren in het dagelijks leven, en bovendien was u voor uw amputatie ook geen fanatiek hardloper, dus meer sporten is voor u niet nodig. Dat denkt dan een verzekeraar voor iemand te kunnen bepalen. Dat is toch ongehoord? Dat kan toch niet? Wat kunnen wij hieraan doen, Staatssecretaris? Dit was het verhaal van Dianne Vugts. Zij staat vandaag heel groot, heel trots en heel mooi in de krant. Dat verhaal heb ik net omschreven. Laat dat dus eens even tot je doordringen. Zoals zij zijn er zovelen. Ik wil niet dat verzekeraars voor mensen gaan bepalen of zij kunnen sporten en bewegen. We moeten ruimhartiger worden in die verstrekking.

Ik moet ook weer terugkomen op de toegankelijkheid van de speeltuinen. De PVV stelde hier ook hele terechte vragen over. Er is een SamenSpeelAkkoord en het ministerie heeft dat medeondertekend. Natuurlijk moeten speeltuinen ook toegankelijk zijn voor kinderen met een beperking, in ieder geval minimaal één per gemeente. Waarom betaalt het Rijk hier niet aan mee? Ik heb een uitgebreide onderbouwing geschreven in het amendement dat ik hierover heb ingediend, over waarom het heel logisch en heel goed zou zijn als het Rijk hier de komende jaren tijdelijk aan meebetaalt. Uiteindelijk is het een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Het doet niets af aan die lokale verantwoordelijkheid. Graag een uitgebreide reactie hierop.

Dan heel kort over de wielerwedstrijden en het tekort aan motoragenten. Ook hierover ligt er een aangenomen motie van SP en VVD. Het risico bestaat dat die wielerwedstrijden niet kunnen doorgaan vanwege een tekort bij de politie. Ik weet overigens ook alles van de tekorten bij de politie. Dat is een groot probleem. Maar er is geen oplossing. Er zou een pilot komen, maar er is sprake van een vicieuze cirkel. De wet- en regelgeving maakt die pilot namelijk onmogelijk, maar er kan juist geen ervaring worden opgedaan omdat de wet- en regelgeving dit niet toestaat. Zo kom je geen stap verder. Ik wil heel graag weten wat we daar nu verder aan gaan doen. Als de Staatssecretaris die vraag vandaag niet kan beantwoorden, dan hoor ik dat graag later via een brief, omdat de Minister van Verkeer hier natuurlijk ook bij betrokken is.

Dan mijn een-na-laatste punt: de sportwet. Die moet er komen. De vraag is niet óf, zoals ik de brief van de Staatssecretaris een beetje begreep – daar maak ik me wel zorgen over – maar vooral hoe. Wat voor een sportwet willen we? We hebben wel een procesomschrijving ontvangen, maar hoe voorkomen we nou dat we te lang stil blijven staan bij de vraag óf? Want volgens mij is het duidelijk dat hij er moet komen. Tegelijkertijd moeten we voorkomen dat het een kerstboom wordt waarin iedereen zijn of haar wensen gaat ophangen. De Sportraad waarschuwt daar terecht voor. Hier wil ik de Staatssecretaris vandaag ook graag over horen.

Tot slot. Thialf is al genoemd. Dat is een stadion om trots op te zijn. Het is onze nationale trots met internationale uitstraling, maar die wordt regionaal gefinancierd. Dat is niet houdbaar. Daarom herhalen wij ook ons pleidooi voor landelijke financiering. Bij nationale ambities passen nationale investeringen. Ik ben dus heel blij met het initiatief van collega's, dat ik met veel plezier mede heb ondertekend. Ook hierover hoor ik graag warme woorden van de Staatssecretaris.

Daar laat ik het bij.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik zie geen vragen. Dan gaan we door naar mevrouw Van der Laan, die zal spreken namens D66.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Sport is mijn favoriete onderwerp. Het heeft ook heel veel raakvlakken, dus ik zal in mijn betoog verschillende onderwerpen aansnijden. Wanneer we het over het belang van sport en bewegen hebben, had de column van journalist Thijs Zonneveld van onlangs mijn spreektekst kunnen zijn. Ik weet überhaupt niet of hij iets heeft met mij of met D66. Ik weet wel dat wij niks met elkaar hebben. Maar ik heb wel iets met zijn column. Tijdens de Week van de Motoriek hield hij een gloedvol betoog over de beweegcrisis en deed hij een oproep om de maatschappelijke waarde van sport en bewegen in te zien. Ik citeer: «We bewegen te weinig. We zitten te veel. Een op de twee volwassenen heeft overgewicht. Diabetes komt steeds vaker voor. We eten te veel troep. De motorische vaardigheden van scholieren worden slechter, en één op de zeven Nederlandse kinderen speelt helemaal niet meer. Alarm, alarm, alarm.»

Dan ga ik even terug naar wat Cruijff heel lang geleden al heeft gezegd: je gaat het pas zien als je het doorhebt. In al mijn bescheidenheid wil ik hier toch echt aan toevoegen: je moet de kracht van sport en bewegen ook wel wíllen inzien. Moet ik nu echt, zoals Thijs Zonneveld zei, gaan gillen, eisen of roeptoeteren? Dat is niet helemaal mijn stijl, dus dat zal ik niet doen. Maar ik zal me onverminderd blijven inzetten voor het belang van sporten en bewegen. Ik wil graag aangeven dat de lobby van de sportwereld, zowel commercieel als via de bonden, verenigingen, toeschouwers en deelnemers, meer dan op orde is. De berichten komen echt door hier in Den Haag.

Corona heeft sportend Nederland natuurlijk een ontzettend harde klap gegeven. En terwijl we net aan het opkrabbelen zijn, worden we in een volgende ronde van maatregelen nogmaals tegen de grond gewerkt. Gezamenlijk zijn zo ongeveer 151.800 leden al gestopt bij een vereniging. Nog scherper: het aantal G-leden is met bijna 30% afgenomen. In 2021 ging het iets beter, maar we staan natuurlijk alweer voor de volgende maatregelen.

Laten we nog even verder inzoomen op enkele gevolgen. De sociale ongelijkheid in sportdeelname is verder toegenomen. Minder vrouwen met een niet-westerse achtergrond geven aan te sporten. Praktisch geschoolde sporters zijn wekelijks minder gaan sporten ten opzichte van theoretisch geschoolde sporters. Sporters met een slechte gezondheid zijn wekelijks minder gaan sporten ten opzichte van sporters met een goede gezondheid. Deze verschillen waren er al voor corona en zijn nu nog groter. Hetzelfde gaat op voor mensen met een beperking, voor wie de toegang tot sport nog altijd lastig is.

Als we dan inzoomen op een ander onderdeel, bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie van vrouwen binnen de sportwereld, blijkt dat veel werkende vrouwen als zzp'er door corona werkloos raakten, aantoonbaar meer dan mannen. Al in 2020 rapporteerde de Europese kennisorganisatie voor sport en werkgelegenheid dat het aandeel werkende vrouwen in de sport daalde met bijna 10%, tegenover 1,3% bij de mannen.

Of laten we het hebben over de impact van corona op het combineren van studie en topsport. Er is leervertraging; dat zien we bij veel meer studenten, leerlingen en scholieren. Maar wordt er wel ruimhartig genoeg mee omgegaan door bijvoorbeeld DUO? Ik weet dat universiteiten graag samenwerken en meedenken met studenten, maar nu bereiken mij toch berichten dat er mogelijk langstudeerboetes worden opgelegd. Ik heb hier schriftelijke vragen over gesteld. Helaas is het niet gelukt om de beantwoording voor dit sportdebat te krijgen. Maar ik wil het punt wel markeren, want ik vind de impact van corona op de combinatie topsport en studie wel een heel belangrijk onderdeel. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is deze. De sportwereld is een arbeidsmarktsector. Heeft u voldoende zicht op de impact van corona hierop? Zo nee, heeft u een suggestie hoe we dat beter in beeld kunnen krijgen? Gelukkig is er wel coronasteun gekomen voor de sport, maar ik deel de zorgen, bijvoorbeeld over de energielasten. Bieden de regelingen daarvoor voldoende perspectief?

Ook al waren we goed op weg met de lokale sportakkoorden, die hebben natuurlijk een gigantische klap gekregen door corona. De nood is nog steeds onverminderd hoog. Ik vind het een zeer belangrijk onderdeel. Het gaat om de breedtesport, in casu de lokale sportakkoorden. Ik vraag de Staatssecretaris: hoe gaat het nu met die sportakkoorden? Wat is de laatste stand van zaken en de toekomst hiervan? Ik wil graag een doorkijkje: wat staat er op de rol? Ik heb net met aandacht de discussie gevolgd over inclusief speeltuinbeleid. Uit eigen ervaring als wethouder zeg ik dat ik dit heb ondergebracht bij het lokale sportakkoord. Die suggestie zou ik in ieder geval nog willen meegeven. Ik roep de Staatssecretaris op tot een reactie daarop.

Dan over inclusief sporten. Mijn ambitie is om zo veel mogelijk mensen in beweging te krijgen, dus ook mensen met een beperking. Meneer Van Nispen zei het net al: afgelopen juni boden de SP, D66 en GroenLinks de nota «Sport en bewegen voor mensen met een beperking vanzelfsprekend in 2030!» aan. Wij waren daar heel trots op. Dat zijn we nog steeds. We hebben heel veel reacties uit het veld gekregen. Er is echt goed over nagedacht. Alleen, we hebben er nog steeds geen reactie op gekregen. Ons gesprek ging ook niet door. Dat doet dan toch een beetje pijn, dus ik vraag dan maar hier wat de reactie is op ons initiatief.

Mevrouw Diertens heeft vorig jaar namens D66 een motie ingediend, zodat gemeenten konden aankloppen bij een loket om te worden geholpen met het verstrekken van sporthulpmiddelen. Ik weet dat er inmiddels een goed loket is van Uniek Sporten, waar mensen zelf terechtkunnen, maar volgens mij zijn er nog altijd gemeenten die nog flink zoekende zijn. Hoe kunnen we die beter helpen? Daar was die motie destijds voor bedoeld.

Daarnaast vind ik dat de nationale overheid een voorbeeldfunctie heeft. In 2022 staan bijvoorbeeld de Special Olympics, de Nationale Spelen, in Twente gepland. Een prachtig evenement voor zo'n 2.500 sporters met een verstandelijke beperking. Sinds maart 2021 ligt er een subsidieaanvraag voor dit evenement bij VWS. Mijn vraag is wat de reden is waarom er nog steeds geen uitsluitsel is gegeven. Voor 2023 staan de eerste European Para Championships gepland, zoals al eerder genoemd. Die worden gehouden in Rotterdam. Wat kan de Staatssecretaris doen om dit prachtige evenement te ondersteunen?

Voorzitter. Dan ga ik door naar een veilig sportklimaat. Daarbij gaat het om het zorgen voor een omgeving waar iedereen zich veilig en geaccepteerd voelt. We moeten meer werk maken van een omgeving waar sporters volledig worden geaccepteerd. We hebben het vandaag over de cijfers en dus heb ik er wat getallen bij gepakt. Laten we het dan even over het voetbal hebben. Onderzoek toont aan dat zeven op de tien profvoetballers de voetbalwereld als homo-onvriendelijk ervaren. 41% geeft aan dat discriminatie regelmatig voorkomt. Homoacceptatie krijgt in het voetbal een 4,6. Het meest schokkende vind ik eigenlijk dat deze cijfers vergelijkbaar zijn met die van een onderzoek van zeven jaar geleden. Onlangs kwam de Australische profvoetballer Cavallo uit de kast. Dat werd gelijk wereldnieuws. Ik vind dat dus nergens op slaan. Het geeft wel aan dat we nog heel veel werk te doen hebben, niet alleen binnen het voetbal – daarvan heb ik de cijfers er even bij gepakt – maar ook bij andere sporten. Ik vind dat we als landelijke politiek deze acceptatie moeten blijven stimuleren, ook binnen de sport. Daarom dienen mevrouw Westerveld en ik een amendement over dit onderwerp in. De huidige subsidie voor het delen van ervaringen en kennis van en voor sporters loopt 1 juli 2022 af. Via deze subsidie wordt een inclusiever sportklimaat gestimuleerd. Ik hoop echt dat het kabinet en mijn collega-Kamerleden het belang hiervan onderstrepen.

Over de misstanden in de turnsport hebben we onlangs uitgebreid gedebatteerd. Voor ons is heel belangrijk dat het onderzoek binnen de danswereld snel wordt aangevangen. Het klokkenluiden van Kim Koumans moet opvolging krijgen. Ik heb natuurlijk ook gehoord dat er ontwikkelingen zijn en dat het onderzoek mogelijk snel in gang wordt gezet. Daar vraag ik graag een reactie op, maar ook op een ander aspect. Mevrouw Koumans is klokkenluider en zij staat nu enorm in de aandacht. Er gaat een mediastorm over haar heen. Hoe gaan we daarmee om? Dit raakt haar. Is er überhaupt een regeling voor klokkenluiders binnen de sport? Ik ben daar gewoon benieuwd naar. Ik zie wat er met haar gebeurt. Ze steekt haar nek uit. Misschien moeten wij daar iets van vinden.

Dan matchfixing.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er komt een onderzoek naar de misstanden in de sport breed, maar specifiek ook in de danssport. Het is heel fijn dat dit er komt. In de turnsport is er ook een onderzoek geweest. Daar hebben we een uitgebreid debat over gehad, maar ik vond de uitkomst van het debat wel vrij teleurstellend. Wat er naar aanleiding van het rapport heel concreet gebeurt, is dat de oud-turnsters een vergoeding krijgen van € 5.000. Ik zou het heel teleurstellend vinden als we straks weer een onderzoek gaan doen, waaruit dan vrijwel niets concreets komt. Ik zou mevrouw Van der Laan willen vragen hoe ze dat ziet. Wat gaan wij straks nou concreet doen met een rapport dat dan misschien op tafel ligt? Daar staan waarschijnlijk weer hele heftige zaken in beschreven, want ik ken het verhaal van Kim Koumans. Wat gaan we daarna dan concreet doen om er echt voor te zorgen dat deze slachtoffers gehoord en geholpen worden?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik ga ervan uit dat het onderzoek veel dingen gaat aantonen. Dan heb je de gevoelige situatie dat we in de Kamer hebben afgesproken dat een bepaald geldbedrag als tegemoetkoming dient. Zo'n geldbedrag neemt nooit alle pijn weg. Ik vind dat dus een moeilijke vraag en ik heb daar geen eenduidig antwoord op. Ik conformeer me aan dat bedrag, maar het zal nooit helemaal genoeg zijn. We kunnen lang en breed bij de hoogte van het bedrag stilstaan, maar dit is hoe ik erin sta. Daarnaast moeten we echt kijken naar andere stappen die we kunnen zetten. In het debat over de misstanden in de turnsport heb ik aangegeven dat gemeentes een veel belangrijkere rol kunnen gaan spelen om met een integrale blik te kijken of er sprake is van andere problematiek, waarvoor de gemeente wel doorzettingsmacht heeft.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Matchfixing. Allereerst ben ik blij om te lezen dat er nu echt goed wordt gekeken hoe alle partijen beter kunnen samenwerken, want hier is veel te winnen. Het lijkt alsof we slechts het topje van de ijsberg zien. Dat geven onderzoekers en journalisten van de podcast GEFIXT onder anderen aan, maar ook het Openbaar Ministerie. Er komt nu steeds een beetje boven water. Matchfixing is een integraal probleem, waar door zowel VWS als Justitie en Veiligheid op zou moeten worden doorgepakt. Wat de rondetafel Matchfixing mij in ieder geval heeft laten zien, is hoe ingewikkeld de bestrijding is. Matchfixing wordt ook wel «haalcriminaliteit» genoemd: een lage pakkans met een hoge opbrengst. In mijn woorden zou je kunnen zeggen: je kunt heel gemakkelijk de wedstrijd en dus je ziel verkopen.

Ik constateer enkele zaken. Ten eerste dus die lage pakkans, die veroorzaakt wordt door onder andere een tekort aan opsporing bij politie en OM. Maar dat geldt helaas voor veel meer dossiers. Ten tweede dat matchfixing nog niet helemaal goed in de wet staat. Er is een lacune in het Wetboek van Strafrecht als het gaat om matchfixing. Oplichting, omkoping en witwassen staan wel in de wet, maar dekken onvoldoende de lading. Ik zie het goed en correct opnemen in de wet dus wel als een noodzaak. Ik zou graag de Staatssecretaris willen vragen om dat in gang te zetten, tenzij er goede argumenten zijn om dat niet te doen, maar die zie ik nog niet.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan, u heeft een vraag van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Een informerende vraag. Ik vind het op zich een sympathieke gedachte, maar tegelijkertijd zegt mijn medewerker, die juridisch nog beter onderlegd is: het is de vraag of het iets toevoegt of dat het de zaak juist ingewikkelder maakt. Mijn vraag is: heeft mevrouw Van der Laan haar oor te luisteren gelegd bij het OM? Dit zullen natuurlijk ook de vragen aan de Staatssecretaris zijn; dat snap ik. Maar dat waren even mijn belemmerende gedachten bij dit voorstel.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb daar zeker goed naar geluisterd en ik heb de stukken gelezen. Het OM heeft in het onderzoek een reactie gegeven. Daarin staat dat je indirect wel voor iets vervolgd kunt worden, zoals omkoping, maar niet specifiek voor matchfixing. Daardoor is de kans dat het strafbaar wordt gesteld heel laag. Maar het is ingewikkeld. Als er gewerkt wordt aan een wetsvoorstel, vind ik dat het kabinet moet overwegen welke juridische tekst het meest haalbaar is.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik had de reactie van het OM nog niet gelezen. Dat is mijn omissie; excuus daarvoor. Ik had mij gebaseerd op het gesprek dat wij eerder deze week hadden. Ik ben benieuwd naar de antwoorden. Kortom, ook de Partij van de Arbeid vindt: als er een gat is, moeten we het dichten. Tegelijkertijd moeten we het niet ingewikkelder maken. Dan is het goed dat het exact wordt uitgezocht.

De voorzitter:

Mevrouw van der Laan, gaat u verder.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Het volgende punt is dat we zien dat matchfixing vaak plaatsvindt bij jonge sporters, bij sporters in beloftencompetities of bij sporters die een sport beoefenen die een hoge eigen voorinvestering vragen. Het is een kwetsbare groep, omdat ze nou eenmaal weinig inkomsten hebben, maar ondertussen wel dure en tijdrovende sporten beoefenen.

Daarnaast wordt er gesproken over een meldplicht die kan gaan gelden bij sportbonden. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daarnaar kijkt, want wellicht kunnen we het tuchtrecht van de sport zelf ook een boost geven. Wanneer er meer regie vanuit Den Haag komt, kunnen we stappen zetten. Het vergt wel een lange adem, dus echt een topsportmentaliteit, maar we moeten naar het geheel kijken: van preventie tot en met het strafrecht. Als ik dan doorga over preventie, merk ik op dat we aan de voorkant echt wel meer kunnen doen, aan voorlichting en informatie, ook aan de groep die ik net benoemde. Het gaat erom, uiteindelijk die jongeren te benaderen en te bereiken, zodat zij de druk voelen dat dit niet oké is en dat dit crimineel gedrag is. Het gaat erom dat zij niet verzeild raken in een crimineel circuit.

We dienen samen een amendement in om de subsidie voorlichting en informatie matchfixing te verlengen in 2022. Naar mijn informatie zou deze eindigen per 1 januari. Ik zou daar graag een reactie op willen van de Staatssecretaris.

Dan de sportwet. De sport moet voor iedereen toegankelijk zijn, voor iedereen veilig en voor iedereen gelijk. Het is heel fijn dat u een reactie heeft gegeven op het proces van de sportwet. Ik ben zeer content met de koppeling die u legt tussen een mogelijke sportwet en het nastreven van maatschappelijke doelstellingen. Maar nu citeer ik u: welke doelstellingen worden met sport en bewegen nagestreefd? Ik heb net in mijn inleiding Cruijff aangehaald: je gaat het pas zien als je het doorhebt. Ik wil hier wijzen op het risico van het niet zien. Dus ik zou de vraagstelling willen aanscherpen. Op welke wijze vergroot de inzet van sport en bewegen de maatschappelijke effecten? Ik denk aan gezonde leefstijl, en verder kunt u ze zelf ook wel verzinnen.

Ik miste het onderdeel financiering in de opzet. Wel worden kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid benoemd. Ik ben benieuwd of dat dan later volgt of dat u het meeneemt in het onderzoek.

Mevrouw Maeijer heeft net iets gezegd over het European sports model. Afgelopen 29 en 30 november zijn de ministers van de Raad onderwijs, jeugd, cultuur en sport bijeengekomen in Brussel. Tijdens deze vergadering is het Europese sportmodel besproken en is een resolutie aangenomen. Wij zien en horen terug dat de Nederlandse vertegenwoordigers in de Raad zich hebben uitgesproken over het Europese sportmodel. Wij zouden daar graag wat meer grip op willen krijgen. Mevrouw Maeijer heeft om een reactie gevraagd. Ik zou graag een Kamerbrief van de Staatssecretaris willen hebben over de vraag op welke manier we input gaan leveren en verzamelen om een gewogen standpunt in te nemen over die Europese verankering van onze sport.

Dan Thialf. We hebben in Nederland mooie topsportlocaties, die onze sporters klaarstomen. Ik denk dan aan het Nationaal Zwemcentrum in Eindhoven, de roeibaan in Amsterdam, de wielerbaan in Apeldoorn en natuurlijk ook Thialf in Heerenveen. Wat de discussie rondom Thialf duidelijk maakt, is het vraagstuk van de cofinanciering door het Rijk in topsportaccommodaties. Ik vind dat we dat goed moeten uitpluizen. Ik snap echt wel dat zulke accommodatielasten niet alleen op een gemeentelijke of provinciale begroting kunnen drukken. Het financieringsvraagstuk van zowel top- als breedtesport in programma's en stenen is nog niet beantwoord, evenmin als de vraag wie welke rol heeft. Maar Thialf heeft ons nu nodig. Wij staan erachter dat wij nu ondersteuning bieden, zodat zowel de amateurschaatsers die daar schaatsen als de toppers die er schaatsen – en straks hopelijk straks ook het publiek, als het weer mag – perspectief hebben. Hoe ziet de Staatssecretaris de rol van de landelijke overheid in het medefinancieren van topsportaccommodaties?

Voorzitter, tot slot. U heeft het gehoord: er gebeurt veel. Er zijn allemaal verschillende onderwerpen. Misschien praat ik wel lang, maar u kijkt nog heel erg geïnteresseerd. Het gaat dus nog goed, denk ik. Dat is eigenlijk ook het gevolg van het belang van sport en bewegen, hè? Maar dat komt ook doordat we het hier eigenlijk maar twee keer per jaar agenderen. Mijn verzoek is dus om dit vaker te gaan doen met de Kamerleden. Laten we in ieder geval met elkaar erkennen dat de inzet van sport heel belangrijk is. We kunnen het voorbeeld geven door er gewoon vaker over te debatteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Als ik voorzit, kijk ik sowieso altijd heel geïnteresseerd, hoop ik. Ik ben ook oprecht heel geïnteresseerd. Ik geef graag het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De bal is rond. Dat moet een debatinbreng ook zijn. Maar gelukkig houd ik meer van rugby. Het wordt dus wat minder rond, omdat ik simpelweg net niet de energie en tijd heb gehad om dit helemaal kundig voor te bereiden. Maar gelukkig heb ik collega-sportwoordvoerders die dit onderwerp al enige tijd met heel veel passie onder hun hoede hebben. Volgens mij zit er heel veel herkenbaarheid en overlapping in. Sport verbroedert natuurlijk. Ik begin in de omgekeerde volgorde.

Fryslân Boppe. Ik ben heel blij met het amendement dat nu voorligt om Thialf in ieder geval weer door de komende winter heen te helpen. Het is natuurlijk een icoon. Ik kom zelf oorspronkelijk uit Friesland. Mijn moeder is een groot schaatsliefhebber. Op de bank liggen en naar die eindeloze schaatsrondjes kijken is echt jeugdsentiment voor mij. Ik ben dus blij dat we dit hebben kunnen realiseren. Straks komt daar ook een mooie motie over, om te kijken hoe we het voor de toekomst kunnen regelen. Veel dank aan de heer Heerema voor het amendement en aan alle collega's die dit mede-ondersteunen.

Voorzitter. Natuurlijk zijn er meer grote, maar ook kleinere sportaccommodaties en – faciliteiten die het moeilijk hebben. Dat komt door hoge energierekeningen, zoals de heer Van Nispen aangaf, door teruglopende ledenaantallen, zoals meerdere collega's aangaven, en door beperkte sportbudgetten. We zijn een fit land, maar we lopen niet voorop als het gaat om het uittrekken van geld voor sport en het belang daarvan. Maar dat zou wel goed zijn. Het zou goed zijn als je daar, hand in hand met preventie, meer geld, middelen, kennis en rijkdom aan toevoegt. Het kan namelijk zoveel waarde hebben voor een land, in de vorm van trots, saamhorigheid, verbroedering en gezondheid. Ik denk dat het daarom goed zou zijn als daar ook in het toekomstige regeerakkoord heel veel aandacht voor komt.

Sport en gezondheid zijn namelijk direct verbonden. Sport helpt om diabetes, overgewicht en vroegtijdig overlijden tegen te gaan. Maar het helpt ook voor de maatschappelijke samenhang. Ook daarin zouden we ongelijkheid moeten bestrijden. Want als ik zie dat laagopgeleiden 10% minder sporten dan hoogopgeleiden, dan hebben we daar echt nog ambitie met elkaar te behalen. Ik heb even gekeken of de kabinetten daar de afgelopen tien jaar het verschil in hebben weten te maken. Ik denk dat dat nog niet is waar het zou moeten zijn, ondanks alle intenties en wensen.

Voorzitter. Wij hebben eerder, met onder andere de SP voorop, gepleit voor een sportwet. Mevrouw Van der Laan is daar een warm pleitbezorger voor, net als mevrouw Westerveld als semi-profvoetballer. Ik heb zelf ooit gevoetbald. Ik kwam laatst een filmpje tegen. U was het niet, maar u leek er wel heel veel op. Toen moest ik echt even drie keer kijken. Ik geloofde het wel; dus dat is een goed teken, toch? Maar goed. Er zijn verschillende vragen gesteld over de sportwet. Het is enerzijds goed dat onderkend wordt dat een sportwet een bijdrage kan leveren. Het is ook goed dat onderzocht wordt hoe je dat gaat doen. Gelijktijdig ben ik een beetje huiverig over en kritisch op de exacte invulling. Ik zou me kortheidshalve aan willen sluiten bij de vragen die daar door de heer Van Nispen over zijn gesteld. Want als je zo'n verandering daadwerkelijk wil realiseren, is het goed dat de politiek, en daarmee het kabinet en de overheid, haar verantwoordelijkheid neemt en het veel meer ziet als een publieke voorziening en dat de vrijblijvendheid eraf gaat. Dat is ook echt het doel geweest van onze ambitie voor de sportwet.

Voorzitter. Er zijn natuurlijk veel vragen gesteld over de jeugd. De coronatijd waar we nu in zitten en het feit dat we tegen een avondsluiting aan zitten, zijn natuurlijk verschrikkelijk. Ik zei al: ik hou heel erg van rugby. Ik ben nu ook een trotse rugbymoeder. Dit raakt dus ook mijn kind. Ik hoop dat we hier zo snel mogelijk een einde aan kunnen maken, want sport zou juist voor de jeugd gestimuleerd moeten worden. Kwalitatief goed schoolzwemmen en meer sporturen, zowel in de vrije tijd als op de basisschool en de middelbare school, zijn ontzettend belangrijk.

Voorzitter. Het volgende onderdeel dat ik wil bespreken is matchfixing. Dat is inderdaad een belangrijk onderwerp. Ik denk dat het goed is dat er sowieso gekeken wordt of er geld is om dit extra te bestrijden. Mevrouw Van der Laan heeft hier als het goed is al een amendement over ingediend. Ja, ik zie dat dat klopt. Dat steun ik dan mede. Twee. Mevrouw Van der Laan deed het verzoek om te kijken of je het meer exact strafbaar kunt stellen. Dat vind ik een belangrijk vraagstuk. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris daarvan vindt.

Ik wil ook aan de heer Blokhuis vragen hoe hij kijkt naar de inwerkingtreding van de Wet Kansspelen op afstand, die de markt voor legale onlinekansspelen heeft geopend. Ik vind dat deze nieuwe wet het kansspelenaanbod voor de Nederlandse competities en toernooien eigenlijk heeft laten toenemen. Mijn vraag is dan ook: hoe monitoren we dat? Zouden we misschien toch een andere afslag, met hardere maatregelen, moeten nemen?

Voorzitter. Ik ga naar mijn laatste onderwerp: misstanden in de sportsector. Ook daar zijn verschillende vragen over gesteld. We hebben een heel indringend debat gehad over misstanden in de turnsport. De danswereld kwam daarbij ook aan de orde. Toen waren we het er ook allemaal gezamenlijk over eens dat dit niet iets is wat exclusief is voor deze sectoren. Misbruik, misstanden en integriteitsschendingen komen helaas in alle onderdelen van de sport voor. Om dit, en het taboe daarop, te doorbreken, is het echt essentieel om daar oog en aandacht voor te hebben, zowel op opleidingen als bij het begeleiden van trainers en jeugd. Ik denk dat dat ontzettend belangrijke stappen zijn.

Voorzitter. Er zijn een aantal moties aangenomen, zowel om grenzen tussen het tucht- en strafrecht te verduidelijken en het tuchtrecht te evalueren als om onafhankelijk onderzoek te doen. Ik wil vooral van de Staatssecretaris weten: welk tempo kunnen we daarbij verwachten? Dat is denk ik wel essentieel, juist omdat het niet alleen deze sectoren raakt, maar breed speelt. Daarom denk ik dat dat heel erg belangrijk is. De motie-Van der Laan gaat over de onafhankelijkheid van het Centrum Veilige Sport, de ervaringen van slachtoffers zelf en hulpstructuren die nodig zijn om recht te doen aan leed in de vorm van schadecompensatie en hulp, zowel op rechtsgebied als op het gebied van trauma's. Ik denk dat dat ontzettend belangrijk is. Voor zover ik nu weet, is er nog niet over alle moties gecommuniceerd naar de Kamer, althans nog niet volledig. Als ik dat gemist heb, dan spijt me dat. Maar ondanks dat het nog niet zo heel lang geleden is, denk ik dat het relevant is en dat het in het belang is van alle slachtoffers die hierover zo hard aan de bel trekken, om daar nog even op in te gaan en ons mee te nemen in de laatste stand van zaken.

Voorzitter. Ik zei al: de bal moet rond zijn. Dat was mijn verhaal niet, maar een rugbybal is ook mooi. Ik zal niet bij het hele debat aanwezig zijn. Dat heeft niet te maken met desinteresse, maar met het feit dat elke sportspeler een aandachtspanne heeft en soms gewisseld moet worden. Soms moet je dat laten doen en soms moet je dat zelf inzien. Ik denk dat dat laatste nu voor mij geldt. Maar ik ga de beantwoording natuurlijk met belangstelling volgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Inge van Dijk, namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. VWS heeft een enorme begroting, veel geld voor ook een aantal heel wezenlijke doelen, namelijk mensen beter maken als ze ziek zijn, mensen zich beter laten voelen als ze zich niet goed voelen en voorkomen dat mensen ziek worden. Sport en bewegen zijn belangrijke middelen om al deze doelen te bereiken. Dat weten we inmiddels en dat wordt gelukkig ook steeds breder onderkend. Los daarvan is voor mij sport van onschatbare waarde, omdat sport samenlevingen verbindt. Want ook dat is een belangrijke waarde van sport: verbinding in een samenleving waarin het soms steeds lastiger wordt elkaar te vinden. In een samenleving van steeds minder samen is sport een belangrijke verbindende factor.

Onlangs was ik in Meierijstad, een gemeente van ongeveer 100.000 inwoners. Ze hadden berekend dat 85% van de inwoners een link had met een sportvereniging: als sporter, als vrijwilliger of als supporter. Mede daarom zetten ze als lokale overheid dan ook zwaar in op sport. Als ik naar mijn eigen gemeente kijk, zie ik in een van de dorpen, Gemert, een voetbalclub VV Gemert, ofwel de zwartwitten, die het heeft gepresteerd om als amateurclub op 14 december aanstaande hier in Den Haag te mogen spelen tegen ADO voor de KNVB-beker. Ik ben dan echt heel trots. Mijn hart gaat dan sneller kloppen en niet alleen dat van mij. Een hele gemeenschap – en dan doel ik niet op Den Haag – is trots op hun jongens. Wij zijn samen voor Gemert, die underdog die de gasten in Den Haag weleens een poepie zal laten ruiken. Dat hoop ik in ieder geval. Amateurclubs en professionele clubs in één competitie. Schitterend dat het kan. Helaas zal ik de wedstrijd thuis moeten kijken. Ik had eigenlijk een beetje gehoopt dat ik hier met een aantal kaartjes kon komen om jullie uit te nodigen om naar de wedstrijd te gaan kijken, in het kader van verbinding, maar ook gewoon voor een mooi avondje vermaak.

Om die lokale sportinfrastructuur, die nog steeds over het algemeen goed is, goed te houden en het liefst te verbeteren, kunnen verenigingen soms professionele hulp gebruiken, zeker in het licht van de door corona opgelopen en op te lopen achterstanden met betrekking tot sport en bewegen. Wij waarderen de inzet van de Staatssecretaris om met verschillende partners te werken aan een breed gedragen human capital agenda sport en roepen hem op om hier in 2022 voortvarend mee door te gaan, niet om ons als rijksoverheid ermee te gaan bemoeien, maar om lokale verenigingen te ontzorgen op de onderdelen die horen bij het draaiend houden van een vereniging, maar die soms ten koste gaan van de sport als sport zelf. Denk aan AVG-wetgeving, een veilige sportomgeving, inclusiviteit, het tegengaan van matchfixing, de gezonde sportkantine, beheer van sportaccommodaties en zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat zijn allemaal belangrijke extra taken die de harde kern van vrijwilligers waar verenigingen vaak op draaien, erbij krijgen. Ik gun het deze mensen met hart voor hun vereniging dat zij zich weer meer bezig kunnen gaan houden met de reden waarom ze ooit vrijwilliger zijn geworden. Graag zien we volgend jaar een concreet voorstel voor hoe dit vormgegeven zou kunnen worden. Daarbij zouden we ook graag een rol zien voor de professionele sportbedrijven, omdat de kracht van samenwerken sport wellicht lokaal ook naar een hoger niveau kan tillen.

En dan onze topsport. In het voorbeeld van mijn Gemert zie je sporters die er trots op zijn dat ze met en tegen voorbeelden uit de sport mogen spelen. Dat is een belangrijke rol van onze topsporters: inspiratiebron, voorbeeld, stimulans en natuurlijk ook gewoon vermaak. De Nederlandse topsport is een groot goed en mondiaal wordt goed gepresteerd. De internationale medaillespiegel laat dat zien, als kernindicator om te monitoren hoe Nederland zich verhoudt tot de beste topsportlanden ter wereld. In de komende jaren komen er meer indicatoren die de maatschappelijke waarde van topsport in bredere zin laten zien. Ik hoop dat we ook in beeld gaan brengen wat topsport voor stimulerende invloed heeft op sportend Nederland. Graag hoor ik dan ook van de Staatssecretaris of ook dergelijke indicatoren bedoeld worden.

Wij hebben in Nederland een paar topsportlocaties, zoals, al benoemd, het wedstrijdbad in Eindhoven, Papendal en Thialf. Zo zijn er nog wel enkele meer.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk, u heeft een vraag van de heer Rudmer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Heel even terug naar het stukje voor die accommodaties: topsport en de indicatoren die daarbij horen. Het is een ontzettend interessant onderwerp, omdat we dan ook kunnen zien hoe effectief datgene wat we daarvoor doen, eigenlijk is. Waar ik altijd een vraag bij heb, is hoe je nou moet omgaan met de groep die net onder die topsportindicatie zit. Je kan A-sporter bij NOC*NSF zijn en dan heb je een stipendium. Dan word je ondersteund, dan kan je er komen en dan krijg je begeleiding voor wedstrijden en dergelijke. We hebben ook altijd een groep nodig om te zorgen dat er topsporters blijven komen in Nederland. Is dat de groep die ook bedoeld wordt door mevrouw Van Dijk als ze het heeft over topsport of gaat het echt alleen om de groep die een stipendium krijgt van de overheid?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Er wordt aangegeven: we hebben nu een internationale medaillespiegel en we willen eigenlijk de indicatoren uitbreiden. Daar doelde ik op. Ik doelde niet op het niveau van sport dat ermee wordt bedoeld. Het gaat echt om de stimulerende waarde van sport: blijkt die daadwerkelijk in de praktijk? Blijkt dat wat wij denken dat topsport doet, dat het positieve gevolgen heeft voor sportend Nederland? Ik denk dat het zo is, maar ik zou het heel mooi vinden als we daar ook bewijs voor hebben, omdat dat alleen maar meer rechtvaardigt dat we er serieus met elkaar op blijven inzetten.

Het CDA vindt het belangrijk dat we deze accommodaties hebben en houden. Sport is geen wettelijke taak. Gemeenten, provincies en Rijk zijn daarom vrij om vorm en inhoud te geven aan hun eigen sportbeleid en sportaccommodatiebeleid. Dat verklaart ook de grote verschillen tussen het sportbeleid van verschillende gemeenten en ook het feit dat de ene gemeente meer topsportminded is dan de andere. Het merendeel van de landelijke topsportinfrastructuur is in handen van, en wordt geëxploiteerd door, gemeenten. Dat betekent ook dat de financiële lasten, inclusief de onrendabele toppen en risico's die daaruit voortkomen, bij diezelfde groep gemeenten liggen, vaak ondersteund door hun provincies.

Er is geen directe betrokkenheid van de rijksoverheid bij de ontwikkeling van topsportaccommodaties en er is ook geen planmatig proces en geen strategische langetermijnvisie voor de ontwikkeling, instandhouding en exploitatie van de infrastructuur in zijn geheel. Vanuit het eigendomsperspectief is dat niet vreemd, maar vanuit de functionaliteit en kwaliteit wel. Want wil je effectief en efficiënt financiële middelen inzetten om te voldoen aan deze ambitie, dan heb je op het niveau van de gehele infrastructuur een langetermijnplan nodig. Wij willen dan ook dat het plan er komt, op basis van een langetermijnvisie en met een voorstel hoe hier verstandig financieel mee om te gaan. Nu zien we gemeenten en provincies worstelen om locaties overeind te houden en een Rijk dat selectief bijspringt als het echt mis dreigt te gaan. Dat moet anders.

Natuurlijk willen we dat in dat plan aandacht is voor verduurzaming en toegankelijkheid, zodat ook deze aspecten structureel de aandacht krijgen die ze verdienen. Voor Thialf gaan we een eerste stap zetten – verschillende sprekers hebben daar al naar verwezen – maar dan zijn we er nog niet. Daarom zal er later nog een brede motie komen om duidelijk te maken wat er structureel nodig is.

Wat we ook randvoorwaardelijk vinden, is een goed beeld van de stand van sportaccommodaties in brede zin. Wij weten dat gemeenten al jaren worstelen met hun financiën, dat zwembaden en sporthallen jaarlijks structureel veel geld kosten en dat er een serieus risico is dat achterstand in onderhoud is ontstaan, die de komende jaren ook niet eenvoudig in te lopen is voor gemeenten. Door het Mulier Instituut is enige jaren geleden al een rapport opgeleverd met daarin een beeld van alle sportaccommodaties in Nederland. Graag zouden wij dit geactualiseerd zien en aangevuld met de stand van onderhoud van deze accommodaties. Kunnen ze nog jaren mee, of zitten er inderdaad grote onderhoudsinvesteringen aan te komen? Graag horen we van de Staatssecretaris of hij bereid is dit in beeld te laten brengen.

Willen we inderdaad 85% van de bevolking betrekken bij sport, dan moeten we onze mensen met een beperking hierin niet vergeten. We praten hier over sport en bewegen, en het is belangrijk om bij iedere Nederlander te proberen in kansen te denken, in wat hij of zij wel kan, in plaats van wat niet kan. Onlangs was ik met Lucille, mijn collega, bij de opening van de Disabled Open, een golfwedstrijd voor mensen met een beperking. Dat was net na de Paralympics en iedereen was daar erg trots op onze sporters. «Fantastisch toch, die aandacht voor de Paralympics», gaven die deelnemers aan, waarop Lucille zei: «Ja, fantastisch. Maar hoe fantastisch zou het zijn als er maar één Olympische Spelen waren?» De Paralympics geïntegreerd: dat is inderdaad een mooi streven. Een basisdenken van: samen wat samen kan, en specifiek wat specifiek beter tot zijn recht komt. Continue aandacht hiervoor in al het beleid dat wij maken, is dan ook van groot belang.

Voorzitter. Sport en het belang van sport in de samenleving gaan nog veel verder. Ik wil hier een pleidooi houden voor applaus in plaats van straffen van mooie initiatieven waarin sport een rol speelt. Ik neem jullie even mee. Graag laat ik jullie kennismaken met Signi zoekhonden. Dat is een non-profitstichting die ten doel heeft om vermiste mensen levend of overleden op te sporen met behulp van zoekhonden en sportduikers. Sinds 2004 zoekt de stichting wekelijks met haar honden in de meest uiteenlopende omstandigheden naar vermiste personen. Deze intensieve inzet vraag niet alleen het uiterste van de honden, maar ook van de sporters die bij de vereniging aangesloten zijn. De stichting is uniek in haar inzet, prestaties, volharding, belangenloosheid en professionaliteit. Zo werden ze ingezet tijdens de tsunami in Japan, de aardbeving in de Filippijnen, maar de afgelopen maanden ook bij vermissingen in Hardinxveld, Axel, Enschede, Deventer, Best, Lunteren, Ureterp, en zo kan ik nog wel even doorgaan. In de werkzaamheden van Signi zoekhonden staat één ding centraal: het vinden van vermiste personen en daarmee het beëindigen van de onzekerheid die achterblijvers treft in vermissingszaken.

Een fantastisch initiatief toch? In het buitenland ontvangt deze stichting dan ook niets anders dan applaus en lof, maar wij slepen ze voor de rechter omdat de overheid vindt dat vrijwillige sportduikers onder de Arbeidswet vallen. Dat maakt dit soort inzet onnodig kostbaar en daarmee onuitvoerbaar. De verplichting om te moeten voldoen aan de Arbowet betekent namelijk onder andere dat de sportduikers allemaal een certificaat voor beroepsduikers moeten hebben en dat een gecertificeerde ploegleider aanwezig moet zijn. Deze certificeringen moeten periodiek opnieuw gedaan worden. Bij duiken dieper dan 15 meter moet bovendien een decompressietank ter plekke aanwezig zijn. De wetgeving voorziet al in een aanpassing voor duikopleidingen. Het zou logisch zijn, eenzelfde soort aanpassing toe te passen voor vrijwillige duikactiviteiten. Ze verzoeken dan ook om een aangepaste wet, waarbij vrijwillige inzet van sportduikers voor burgerinitiatieven is toegestaan, zolang de duiken binnen de grenzen van het sportduiken gedaan worden. Dit verzoek wil ik vandaag nogmaals doen. Ik pleit echt voor een houding van applaus en meedenken, in plaats van beboeten en voor de rechter slepen, zoals nu gebeurt.

Voorzitter, tot slot: de verkenning van een sportwet. Wij pleiten ervoor om een toekomstbestendig sportstelsel op te bouwen. Ik heb in mijn betoog al een aantal belangrijke bouwstenen hiervoor benoemd. Wellicht komen daar in tweede termijn ook een aantal moties over, maar daarmee zijn we er nog niet. Ik ben blij met de brief die we vorige week ontvingen met betrekking tot de voortgang op dit proces. Goed dat veel partijen gehoord gaan worden. Ook de beschreven juridische toetsing lijkt ons relevant. Wij denken dat het tijd wordt om sport echt te gaan zien als een publieke voorziening, en daarmee een medeverantwoordelijkheid van de overheid. Sport en bewegen moet voor iedereen in Nederland mogelijk worden en daarom is wat ons betreft een stelselwet nodig. Wij zien dan ook uit naar de uitkomsten van het ingezette proces en verheugen ons op de vervolggesprekken hierover. En die mogen – daar sluit ik mij aan bij mijn collega van D66 – best wel wat vaker plaatsvinden dan twee keer per jaar.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Ik hoop voor u dat de wedstrijd tussen ADO en VV Gemert spannend wordt. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Net als de collega's hier ben ik met enorm veel plezier woordvoerder Sport, want sportdebatten zijn vaak de wat minder politieke debatten. Ze zijn vaak heel constructief. Alle sportwoordvoerders hebben bewust voor deze portefeuille gekozen. Niet omdat het een hele drukke portefeuille is – we kunnen er inderdaad veel vaker over praten – maar omdat we allemaal hart voor sport hebben en omdat we allemaal vinden dat er veel meer aandacht zou moeten zijn voor de sport.

Voorzitter. Het onderwerp was ook nooit eerder zo fundamenteel als nu, in deze tijd van moeilijke keuzes. Ik weet dat als coronawoordvoerder. Samen met mevrouw Kuiken zat ik gisteravond ook tot ver na middernacht in de plenaire zaal, te praten over de gezondheidscrisis waar we nu in zitten en te praten over de moeilijke keuzes die voortdurend gemaakt moeten worden. Maar ik heb soms ook moeite met de keuzes die gemaakt worden. Ik zeg dat, terwijl wij hier een sportdebat houden – dit debat is precies om 17.00 uur begonnen – op een moment dat de rest van Nederland dus niet mág sporten. Ik vind dat ingewikkeld. Het zorgt ervoor dat mensen niet meer kunnen trainen en dat vervolgens dus bonden – niet de overheid, maar bonden – genoodzaakt zijn om straks hele competities eruit te gooien. Dat leidt ertoe dat Nederland veel minder fit wordt.

Voorzitter. Ik zei het gisteren ook al: GroenLinks en ook veel andere partijen willen echt doen wat nodig is om die besmettingen omlaag te brengen, want dat is nodig en er moet ingegrepen worden. Daar sluiten wij onze ogen niet voor. De sport vindt dat ook; die willen ook doen wat nodig is. Maar om te doen wat nodig is, moeten we wel weten wat er werkt, en daar gaat het mis. Wij weten namelijk niet of dit werkt of dat het misschien zelfs averechts werkt. We weten gewoon niet of stoppen met sporten om 17.00 uur het juiste effect heeft op het aantal besmettingen. Dat weten we gewoon niet, en daarom vind ik het moeilijk. Ik heb die vraag al diverse keren gesteld. Noch de gasten in de technische briefing gisteren, noch gisteravond onze demissionaire Minister-President, noch onze demissionaire Minister van VWS weten wat stoppen met sporten om 17.00 uur doet met die R van het reproductiegetal.

Voorzitter. Wat we wel weten uit vorige lockdowns, is dat we massaal minder fit werden, dat de helft van de mensen stopte met sporten, dat sportverenigingen meer dan 150.000 leden verloren, dat nog maar 35% van de kinderen voldoende bewoog, dat zo'n 10% van de kinderen helemaal stopte met sporten, dat de motorische vaardigheden van kinderen achteruitgingen en dat de kloof tussen kinderen die gezond leven en kinderen die ongezond leven, groter werd. Dit heeft enorme nadelige consequenties, ook op de lange termijn, terwijl we dus niet weten of die avondlockdown überhaupt effect heeft op de crisisbestrijding. We ruilen zo de ene gezondheidscrisis in voor de andere.

Voorzitter. Dat brengt me weer terug op mijn eerste punt: deze sportdebatten zijn altijd leuk, altijd constructief. We kunnen lachen met elkaar, we doen mooie voorstellen met elkaar, maar de debatten zijn nu ook fundamenteler van aard dan ooit. De maatregelen hebben ook effect op zwemles. Ook daar maak ik mij zorgen over. We kunnen van alles vinden van ouders die weigeren om een test te doen of zich te laten vaccineren, maar dit heeft natuurlijk gewoon invloed op de kinderen van die ouders, en die kunnen daar niets aan doen. Het is nu al zo dat grofweg 1% van de kinderen tussen de 12 en de 16 geen zwemdiploma heeft. Dat lijkt heel weinig: 1% wat is dat nou? Maar het zijn gewoon 45.000 kinderen, en als je dat absolute getal ziet, is het in een keer wel heel erg veel. Ik wil de Staatssecretaris dan ook vragen hoe het nu staat met het eerder toegezegde onderzoek naar wie deze kinderen nou zijn en wat wij kunnen doen om te zorgen dat ze allemaal wel een zwemdiploma halen.

Voorzitter. Ouders van kinderen met een beperking ervaren ook belemmeringen om een kind op zwemles te zetten. Een van die beperkingen is dat het soms moeilijk is om een passend aanbod te vinden, want het vraagt iets van een instructeur om een kind met een beperking goed zwemles te kunnen geven. Ik wil de Staatssecretaris vragen of hij met Uniek Sporten eens in gesprek zou willen gaan om te kijken of zij ook het aanbod voor zwemles inzichtelijk kunnen maken. Dat heeft misschien als bijkomend voordeel dat deze kinderen en hun ouders die fantastische club die Uniek Sporten is, leren kennen en daardoor misschien ook wel meer kunnen gaan sporten.

Voorzitter. Voor veel sporters met een beperking is alleen het vinden van een vereniging niet genoeg. Sommigen van hen hebben ook een hulpmiddel nodig. Daar hadden gelukkig een aantal collega's ook al een punt van gemaakt. Ik was blij om te lezen dat VWS extra geld beschikbaar heeft gesteld om sporters aan een sportprothese te helpen, maar daarmee hebben we nog niet iedereen geholpen. Ook volgend jaar zullen er waarschijnlijk weer ongeveer 150 sporters zijn die geen vergoeding krijgen voor een hulpmiddel. We weten dat het voor mensen met een beperking vaak moeilijk is om mee te doen met de samenleving, bijvoorbeeld omdat ze minder mobiel zijn. We weten dat mensen met een beperking sneller eenzaam zijn en dat er vaak ook onderliggende gezondheidskwesties aan de orde zijn. Voor hen is het juist daarom extra belangrijk om gezond en actief te blijven. Een sportclub kan natuurlijk helpen om mensen tegen te komen en kan natuurlijk ook de eenzaamheid verhelpen. Daarom is het zo belangrijk dat we zorgen dat zij kunnen sporten.

Daarom schaam ik me soms een beetje als ik lees dat sporters met een beperking een crowdfundingsactie opzetten om een sporthulpmiddel te krijgen of moeten aankloppen bij familie en vrienden. Wij moeten dat gewoon met elkaar kunnen regelen. Ik ben natuurlijk altijd blij dat dat lukt, maar vind echt dat we meer voor hen kunnen doen. Daarom zou ik willen voorstellen om de eigen bijdrage voor die groep omlaag te halen. Op dit moment is het zo dat als die sporters aankloppen voor een eigen bijdrage, zij 15% van hun hulpmiddel moeten betalen, met een maximum van € 2.000. Gemiddeld betalen deze sporters zo'n € 900, met uitschieters dus naar € 2.000. Als ik kijk naar wat ik zelf nodig heb bij mijn voetbalclub, dan betaal ik een paar honderd euro contributie, dan ben ik geld kwijt voor mijn voetbalschoenen en soms wat voor mijn kleding. Maar daar blijft het bij. Maar ik kom lang niet aan die € 900. Waarom deze groep wel? Daarom hebben we samen met de SP een amendement ingediend waarin we voorstellen om de maximale eigen bijdrage af te toppen op € 100. Deze 150 sporters kunnen we dus concreet helpen. Ik hoor graag wat de Staatssecretaris daarvan vindt.

Voorzitter. Op lange termijn moet er ook een oplossing komen. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om met het Zorginstituut, met zorgverzekeraars en met gemeenten om tafel te gaan zitten om duidelijker te maken wie precies waarvoor verantwoordelijk is. Het is best ingewikkeld om dat goed uit te kunnen zoeken; daar kwam ik zelf ook achter toen ik hier indook.

Tot slot, voorzitter. Verschillende gemeentes hebben allemaal andere regimes. De ene gemeente vergoedt bepaalde zaken wel en de andere niet. Hiermee is het hulpmiddelenbeleid een soort van Postcodeloterij geworden, en moet je maar net hopen dat je in de juiste gemeente woont en dus de juiste ondersteuning krijgt. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om ook hierover met gemeenten en allerlei aanbieders om tafel te gaan om voor meer eenduidigheid in het beleid te zorgen.

Voorzitter. Als we de basis goed regelen en zorgen dat iedereen met een beperking kan sporten, zullen we dat natuurlijk ook aan de top merken. In 2023 staan de Europese parakampioenschappen op het programma in Nederland. Dat is hartstikke mooi. In navolging van collega's zou ik de Staatssecretaris willen vragen hoe het hiermee staat. Is de financiering ook geregeld?

Voorzitter. Als we het over de mooie kanten van de sport hebben, de kampioenschappen en zorgen dat iedereen kan meedoen met sporten, dan wil ik ook de schaduwkanten van de sport niet onbenoemd laten. Recent hadden we in de plenaire zaal het debat over de turnsport. Dat was een emotioneel debat, waarbij een aantal oud-turnsters op de tribune zaten. Allemaal kennen we hen en vaak hun verhalen. Het zijn jonge vrouwen die op jonge leeftijd jarenlang vernederd zijn, die jarenlang mishandeld zijn. Soms vraag ik me wel af wat die mooie woorden en ons medeleven in de praktijk doen. Wat was nu eigenlijk de winst van dit debat? Dat was een aangekondigd onderzoek naar de topsportcultuur en een onderzoek naar de danssector. Het was een debat over een onderzoek en de uitkomst was dat we weer een nieuw onderzoek gaan doen. Ik vind onderzoek ontzettend belangrijk. Wij moeten inzicht hebben in wat er is gebeurd. Maar vervolgens horen daar natuurlijk ook daden bij. Wij zijn er ook om met oplossingen te komen, om te zorgen dat we het leed dat deze mensen is aangedaan zien en vervolgens erkennen. Ik ging bij dat debat wel wat teleurgesteld weg, omdat onze voorstellen voor het compenseren van zorg voor gedupeerde oud-turnsters geen meerderheid haalden. Zelfs voor ons voorstel om in ieder geval te onderzoeken of die € 5.000 wel proportioneel is, haalden we geen meerderheid. Toen vroeg ik me af: wat doen woorden van medeleven nu echt? Doen wij hier wel voldoende? Ik vind dat wij dat met deze Sportcommissie misschien wel beter zouden moeten kunnen.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u heeft een vraag van de heer Rudmer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Op dit punt. Dat debat hebben wij volgens mij uitgebreid gehad. Van het ministerie en van de Staatssecretaris heb ik niet anders begrepen dan dat er mogelijkheden zijn voor compensatie met betrekking tot zorg en dat eraan gewerkt wordt. Dan is het volgens mij gewoon verstandig om niet meteen met een motie te komen en die in stemming te laten brengen als je ziet dat eraan gewerkt wordt en er mogelijkheden zijn. Dan die compensatie van € 5.000. U heeft daarover ook interrupties gepleegd bij collega's van mij. Dat is al onderzocht. Daar is een commissie voor geweest en die heeft dit bedrag vastgesteld. Ik vind het dan eigenlijk gewoon een beetje flauw – dat zeg ik maar even eerlijk – dat u richting ons zegt dat het niet voldoende zou zijn, terwijl er gewoon door hele serieuze mensen naar is gekeken om tot de hoogte van dit bedrag te komen. Wie zijn wij dan als niet-experts om daaraan te twijfelen? Ik zal eerlijk zeggen dat ik er best wat moeite mee heb dat u ook nu weer aanhaalt dat wij die moties niet gesteund hebben, terwijl er gewoon goede argumenten achter zitten om dat niet te doen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind niet dat er goede argumenten achter zitten om dat niet te doen. Die € 5.000 is een generiek bedrag dat niet alleen naar de oud-sporters gaat, maar dat bijvoorbeeld ook wordt toegekend aan slachtoffers van mishandeling in jeugdzorginstellingen. Ik maak ook bij ieder debat daarover een punt van die € 5.000, omdat ik ook daar zie dat dat bedrag door lang niet iedereen ook echt als een erkenning wordt gezien en omdat ik ook daar zie dat die regeling niet lijkt te deugen. Ook daar maken we dus een punt van dit bedrag. Ik snap het best wel dat de heer Rudmer Heerema zegt: er heeft een commissie serieus naar gekeken. Dat klopt. Maar ook op andere vlakken waarop ik het woord voer, hebben we er vraagtekens bij gezet of dit wel klopt en of dit voldoende is. Ik vind dit bedrag van die € 5.000 in generieke zin onvoldoende, en daarom zet ik er hier weer vraagtekens bij. Ik wil daar nog wel één ding aan toevoegen. Recent is er een rapport verschenen waaruit ook blijkt dat schadevergoedingen die worden toegekend, dus bijvoorbeeld die € 5.000, lang niet door alle slachtoffers als voldoende worden gezien. In dat rapport blijkt precies wat wij in het debat over turnsport zeiden en wat ik eerder al zei in het debat van vorig jaar over het rapport van de commissie-De Winter over slachtoffers in de jeugdzorg. Dat is een van de redenen waarom ik aan de bel blijf trekken over de manier waarop we nu omgaan met slachtoffers, of het nou in de sport of in de jeugdzorg is. Ik vind niet dat we de procedures hiervoor goed op orde hebben. En ik weet dat dit voor sommige slachtoffers soms als een klap in het gezicht voelt. Ik vind het ook onze taak om hier dan hun stem te zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ik wil het hebben over emancipatie, want op 17 oktober hingen de voetbalstadions vol met regenboogvlaggen in het kader van de internationale Coming Out Day. Hoewel aanvoerdersbanden en regenboogkleuren steeds vaker worden gedragen, is het natuurlijk niet alleen maar feest. Zelfs op die dag waren er namelijk allerlei antihomospreekkoren te horen, en zelfs op die dag werd er niet ingegrepen. Vóór de zomer bespraken we dit ook met de voorganger van deze Minister, Minister van Ark. Zij gaf toen aan dat zij dit met haar collega zou bespreken. Ik was heel blij met haar woorden. Ik wil deze Staatssecretaris vragen wat daar nu uit is gekomen. Moet de club nu ingrijpen, de KNVB of de veiligheidsdriehoek? Ik zou de Staatssecretaris willen vragen of we de verantwoordelijkheid nu duidelijk hebben belegd, want ik ben het helemaal zat. Ik zou echt willen dat de wedstrijd wordt stilgelegd bij racistische en antihomospreekkoren. Ik vind dat de wedstrijd ook moet worden stilgelegd wanneer een scheidsrechter wordt aangevallen omdat het stadion iets van de moeder van die scheidsrechter vindt. Ik hoor heel graag wie daar nou voor verantwoordelijk is en wie we daarop kunnen aanspreken.

Voorzitter. Dan over de acceptatie van de lhbtiq-gemeenschap in de sport. Er is meer nodig om de sport toegankelijker en inclusiever te maken. In de afgelopen jaren deed de Alliantie Gelijkspelen hele goede dingen. Er werden lokale sportakkoorden gesloten en er werden workshops georganiseerd voor clubs. De #AllTogetherChallenge is een mooi voorbeeld. Maar er is wel wat onduidelijkheid over de financiering van volgend jaar. Loopt die nou wel of niet door? We hebben daar een amendement over ingediend, maar ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe dat precies zit.

Voorzitter. Met betrekking tot homoacceptatie las ik gister een ernstig bericht, want in Qatar zijn strenge wetten die homoseksualiteit verbieden. Ik maak me zorgen over sporters, fans en de lhbtiq-gemeenschap daar, temeer omdat Qatar zelf kennelijk aangeeft dat het die wetten ook tijdens het komende WK wil handhaven. Ik wil de Staatssecretaris vragen wat wij als Nederland kunnen doen, al snap ik dat het internationaal moet worden aangepakt. Kan hij daar het voortouw in nemen? Ik vind het ook niet gek dat de roep om een boycot groter wordt, zeker nu we gekwalificeerd zijn. We hebben hier al eerder gesprekken over gevoerd, ook met de KNVB en met andere organisaties. Ik weet dat mensenrechtenorganisaties zeggen: boycot het niet, wat zo'n internationaal toernooi geeft ons juist de gelegenheid om de spotlights erop te zetten, om arbeiders te betalen en om ervoor te zorgen dat families worden gecompenseerd, dus grijp nou die mogelijkheid aan. Maar dan moet dat natuurlijk wel gebeuren. Dan moet Nederland dit wel samen met andere landen gaan doen. Ik hoor heel graag wat de plannen zijn en wat de reactie is van de Staatssecretaris.

Voorzitter, ik sluit af. Sport is voor heel veel van ons een hobby, maar het is hier in de Kamer natuurlijk ook meer dan dat. Ik denk dat we dat de afgelopen tijd hebben laten zien, ook tijdens onze sportdebatten. Het gaat over onze gezondheid en over die van generaties na ons. Het gaat over meedoen en over samenwerking. Het is mijn wens dat in de komende jaren de verschillen tussen oppositie en coalitie nauwelijks of geen rol spelen, net zoals in de afgelopen jaren in deze commissie, en dat we met elkaar laten zien dat we teamspelers zijn in het belang van de sport, want de sport verdient dat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan namens Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel. Wat een mooie afsluiting van collega Westerveld. Dit is mijn eerste keer in zo'n sportdebat en ik mag als laatste spreken.

Voorzitter. We zijn het hier allemaal met elkaar eens dat sporten heel erg gezond is. Het draagt bij aan gezond ouder worden. De onderzoeken hierover liegen er niet om: van sporten en bewegen slaap je beter, je krijgt er sterkere botten en spieren van, het is goed tegen hart- en vaatziekten, het verkleint de kans op dementie, het vermindert het risico op vallen en daarmee op fracturen én het vermindert eenzaamheid. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is daarom belangrijk dat we er alles aan doen dat zo veel mogelijk mensen blijven bewegen en dat we ze, voor zover ze dat nog niet doen, aan het bewegen krijgen.

Een belangrijk middel om mensen aan het bewegen te krijgen, is de inzet van buurtsportcoaches. Er waren op 1 september 2020 ruim 6.000 personen aan het werk als buurtsportcoach, in totaal zo'n 3.500 fte. Hoeveel van die fte's worden daadwerkelijk aan ouderen besteed? En kan de Staatssecretaris bijvoorbeeld zeggen hoeveel ouderen daarmee bereikt worden? Ik lees dat gemeenten meer geld krijgen om buurtsportcoaches aan te stellen. Dat is mooi, maar geven ze dat geld ook daadwerkelijk daaraan uit? Ook wil ik vragen of er onderzoek naar is gedaan hoe bekend de buurtsportcoach is onder ouderen en wat die voor je kan betekenen. Daar lees ik weinig over terug. Graag een reactie.

Het ziekenhuis Gelderse Vallei heeft goed contact met een buurtsportcoach. Ze doen daar hele mooie dingen. Als iemand aan een knie is geopereerd, dan vindt er eerst revalidatie plaats met fysiotherapie en daarna wordt die persoon doorverwezen naar de buurtsportcoach. Iemand kan dan bijvoorbeeld via die coach aansluiten bij een wandelclub, zodat diegene in sociaal verband in beweging blijft. Zijn er meer ziekenhuizen die dit doen? En hoe bekend is de buurtsportcoach bij huisartsen en bij zorg- en welzijnsorganisaties?

Een groot deel van de gemeenten zet buurtsportcoaches in om de kwaliteit van bewegingsonderwijs te bevorderen terwijl ze hiervoor niet zijn bedoeld. Ze zijn er om de samenwerking te versterken tussen betrokken partijen en om het sport- en beweegaanbod te vergroten. Graag een reactie van de Staatssecretaris hierop. Ook blijkt dat veel gemeenten de evaluaties van de inzet van buurtsportcoaches nog niet op orde hebben. Dan is het natuurlijk moeilijk om aan te tonen dat het ook goed gaat. Kan de Staatssecretaris in gesprek gaan met de VNG en aansturen op het doen van een goede evaluatie?

De geriatrische afdeling van het Diakonessenziekenhuis is ingericht om bewegen te stimuleren. Dat is heel erg mooi. Zijn er andere ziekenhuizen die dit ook oppakken? Het concept heet «reactiverend ziekenhuis». Is daar al meer over bekend? Werkt het? En zijn er meer ziekenhuizen die dit toepassen?

Voorzitter. Vorig jaar belandden 103.000 mensen van 65 jaar of ouder na een val op de spoedeisende hulp. Naast de persoonlijke ellende die dit oplevert, kost dit de maatschappij 1,4 miljard euro per jaar. Ik schrik elke keer weer als ik die cijfers zie. Het is belangrijk dat er door gemeenten wordt ingezet op valpreventiecursussen, maar ouderen kunnen natuurlijk zelf ook maatregelen nemen. Spier- en botversterkende oefeningen zijn daarvan een voorbeeld. Die helpen voor een goede balans en gaan fracturen tegen na een val. Het is niet voor niets dat dit ook is opgenomen in de beweegrichtlijnen. In 2017 adviseerde de Gezondheidsraad om dit op te nemen in de beweegrichtlijnen voor ouderen. Dat is ook gebeurd, maar hoe bekend zijn die beweegrichtlijnen eigenlijk bij ouderen? Kan daar wat meer en gerichter over gecommuniceerd worden?

Voorzitter. In het beleidsadvies Bewegen 2021–2040, dat voortgekomen is uit de interdepartementale werkgroep Bewegen het Nieuwe Normaal, staan goede adviezen om meer mensen aan het bewegen te krijgen en te houden. Het volgende kabinet gaat hier ook mee aan de slag. Gemeenten zijn op dit moment bijvoorbeeld bezig met woon-zorgvisies. Ik heb er al meerdere malen voor gepleit om ook welzijn in deze visies te betrekken. Elke gemeente zou wat mij betreft een integrale woon-leefvisie moeten hebben. Die motie van mij is aangenomen en vraagt de regering ervoor te zorgen dat de gemeentes allemaal zo'n visie hebben. Helaas wordt er bijna overal nog steeds gesproken over een woon-zorgvisie. Is de Staatssecretaris het met mij eens dat het beweeg- en sportbeleid ook meegenomen zou moeten worden in zo'n woon-leefvisie? Het beleidsadvies zou hierin heel goed meegenomen kunnen worden.

Tot slot: beweegtuinen. Op sommige plekken in Nederland werken gemeenten en zorgverzekeraars samen om beweegtuinen voor ouderen te plaatsen. Wordt dit in alle gemeenten voldoende opgepakt? Het is namelijk niet alleen belangrijk voor het bewegen, maar ook heel belangrijk voor sociale contacten. Beweegtuinen zijn immers ook een ontmoetingsplek.

Het is ontzettend belangrijk dat ook ouderen gemotiveerd en geënthousiasmeerd worden om te blijven bewegen. Het is gezond, het draagt bij aan persoonlijke groei en het brengt je in contact met anderen. Tenslotte zijn sport en bewegen ook leeftijdsloos.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan komen we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik wil zo gaan schorsen. Allereerst om de Staatssecretaris de gelegenheid te geven om de beantwoording van de vragen en de appreciatie van de ingediende amendementen voor te bereiden, maar ook om te dineren.

De vergadering wordt van 18.55 uur tot 19.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Staatssecretaris. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank, voorzitter. Ik wil aan het begin van mijn eerste termijn even stilstaan bij het feit dat ik de vervanger van Tamara van Ark ben. Ik wil haar eigenlijk ook groeten vanaf deze plek. Zij had hier namelijk heel graag gezeten om deze begroting op het onderdeel Sport namens het kabinet te verdedigen. Ze had ook echt hart voor de zaak. Ik wil haar vanaf deze plek sterkte wensen en mijn spijt uitspreken over het feit dat zij dit niet kan doen. Ik zal het met liefde overnemen. Ik ga mijn best doen om de erfenis die zij achterliet, om het zo maar te zeggen, een waardig vervolg te geven.

Het is mooi dat we vandaag kunnen stilstaan bij de ontwikkelingen in het sportbeleid. Er zijn namelijk nogal wat ontwikkelingen geweest. Een groot deel van dit debat staat ook in het teken van alle ellende die de coronacrisis met zich meebrengt. Dat is best wel jammer, om niet te zeggen: heel erg jammer. De afgelopen anderhalf jaar – we zitten al bijna bij de twee jaar – heeft de sector te maken gehad met een complete sluiting, 1,5 meter afstand, een publieksverbod en nu een avondsluiting. Dat heeft natuurlijk ook financiële gevolgen voor de sport. Er komt een nieuw steunpakket aan voor de sportsector. Ik zal daar straks natuurlijk nader op ingaan, want daar zijn indringende vragen over gesteld door diverse woordvoerders.

Vanaf deze plek wil ik graag alle sportverenigingen, vrijwilligers, ouders, deelnemers, sporters, professionals en ondernemers een compliment geven voor de manier waarop ze zich superflexibel opstellen in deze tijd. Het is ook voor hen een hele spannende tijd. Zij willen niks liever dan bewegen en de gezonde kant van het sporten laten zien. Daar worden ze vaak ontzettend in belemmerd. Dus ik wil ook graag de hele sportsector en iedereen die daarbij betrokken is een hart onder de riem steken. Door de positieve instelling van deze sector zorgen zij er wel voor dat zo veel mogelijk mensen van sporten en bewegen kunnen genieten. Ik hoop dat de sport deze positieve instelling ook vast blijft houden, ook na de zoveelste tegenslag die ze vorige week voor hun kiezen hebben gekregen.

Voor de mensen die al voldoende sporten en bewegen, is de sportsector van groot belang. Tegelijkertijd heeft de coronacrisis, nog duidelijker dan voorheen, inzichtelijk gemaakt dat voor een groot deel van de mensen voldoende beweging nog niet aan de orde is. Ter illustratie: wij horen gewoon van de wetenschappers en de medici dat het verhaal rond de ic's er anders zou hebben uitgezien als mensen meer zouden hebben bewogen. Zonder een verwijt naar wie dan ook te maken, onderstreept dat al het belang van bewegen en van sport. Dat is een belangrijk aandachtspunt.

We zien ook dat de sportsector in sommige gevallen juist een negatieve impact heeft op de levens van mensen. Ik verwijs even naar ons indringende debat van enige tijd geleden over de turnsport. Ik ga straks natuurlijk ook nader in op de vragen die daarover gesteld zijn. Dit betreft ook het dansen en andere sporten. Zulke ontwikkelingen roepen bij mij de noodzaak op om kritisch en constructief te blijven kijken naar de toekomst van sport en bewegen. Ik ga graag met u in debat over de kansen die de sport kan bieden voor de samenleving, nu en in de toekomst. Als ik kijk naar de inbreng van de leden, dan zie ik een enorme gedrevenheid om het belang van sport en bewegen voortdurend onder de aandacht te blijven brengen. Ik heb ook één groot appel gehoord op het kabinet: geen woorden maar daden – zonder daarmee een clubvoorliefde uit te spreken – dus ga niet met goede woorden belijden dat je de sport een warm hart toedraagt, zonder dat je daar boter bij de vis doet.

Voorzitter. Ik wil in mijn beantwoording zeven thema's, dus zeven blokjes behandelen. Er zijn ontzettend veel vragen gesteld. Ik wil ze ook allemaal recht doen, maar dat zal best wel wat tijd vragen. Dus dit is alvast een winstwaarschuwing aan de voorkant. Ik heb die beantwoording in zeven blokjes gerubriceerd. In de eerste plaats ga ik in op het belang om sport de komende jaren vanuit een ander perspectief te bekijken, en de kansen die dat biedt voor de toekomst. Dat is in aansluiting op de brief die ik vorige week naar de Kamer heb gestuurd. Het tweede blokje is sport en corona. Het is eigenlijk heel zuur dat je daarmee zo'n beetje gelijk al begint, maar het is nu de bittere realiteit. Drie is het Sportakkoord. Vier is inclusief sporten. Dat is dus zowel voor gehandicapte mensen als voor mensen met een andere geaardheid. Vijf is een veilige sport. Tot slot het topsport- en evenementenbeleid. In dat blokje ga ik ook zeker in op vragen, opmerkingen en initiatieven rond Thialf. Als laatste zijn er de vragen die hier niet in passen, dus dat is het blokje overige.

Voorzitter. Ik kom op het eerste blok: nieuw perspectief op sport en bewegen. In de brief die ik voor dit debat naar de Kamer heb gestuurd, heb ik u geschreven dat ik met een andere blik, een andere lens, wil kijken naar sporten en bewegen. Sporten en bewegen moeten er zijn voor alle jongeren, mensen met mentale of fysieke beperkingen, ouderen, volwassenen met een volle agenda, kortom: voor iedereen. Dat is nu niet het geval. Sterker nog, wij zijn als Nederland bijna, misschien niet helemaal, Europees kampioen zitten. In dit debat zitten we natuurlijk ook veel te lang. Erik Scherder, een van de actieve leden van de Sportraad en een van de ondertekenaars van de brief van Joop Alberda van begin dit jaar, kan dat ook heel mooi zeggen: de Nederlandse taal is zelfs doorspekt van het thema zitten. Kinderen zitten op school. Het is zelfs zo dat je zegt: ik zit op voetbal. Hoe verzin je het? Er zijn ook regio's waar ze zeggen: ik zit onder voetbal. Maar men zit in ieder geval.

Om dat nog even verder te illustreren: als je aan iemand in Nederland vraagt waar de supermarkt of een postkantoor is – voor zover we die nog hebben – noem je daarbij het bijvoeglijk naamwoord «het dichtstbijzijnde». Kortom, we willen zo weinig mogelijk bewegen. Dat zijn wel eyeopeners die hij schetst. Die moeten ons allemaal doordringen van het feit dat het in Nederland zo ingeburgerd is dat we zitten. Als politiek, als landelijke overheid, moeten we daarbij een verantwoordelijkheid zien en pakken om dat bewegen vooral te gaan stimuleren. De coronacrisis heeft dat belang alleen maar nader onderstreept, zoals ik net al zei.

We zien de uitdaging vooral bij jeugd. De schaatscoach Jac Orie luidde onlangs de noodklok hierover, toen hij aangaf hoe de motorische ontwikkeling van jongeren achterblijft ten opzichte van uw generaties en nog verder: mijn generatie. Wij waren kennelijk handiger met balanceren en bewegen dan de jongeren die nu opgroeien. Laat ik niet een karikatuur van jongeren maken, maar ik denk dat het voor je motoriek niet per se heel goed is als je vooral aan het gamen en Netflixen bent.

We zetten met het Sportakkoord en met programma's als Gezonde School een stap in de goede richting, maar er is echt meer nodig. Daar ben ik ook van doordrongen. Om verder te komen, wil ik kijken door de ogen van mensen die niet voldoende sporten. Dat is de intentie geweest van de brief die ik stuurde: wat zien mensen die niet voldoende sporten of bewegen, die niet profiteren van de kracht van sport, als ze naar de sport kijken? En wat betekent dat voor ons beleid? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat sport en bewegen voor hen betekenis krijgen? Wat is ervoor nodig om hen ook in beweging te krijgen?

Ik ga straks in op een paar vragen rondom de sportwet, maar de verdiepingsslag, waar de Sportraad ons advies over geeft, hoop ik in dit kader voor de zomer van 2022 naar de Kamer te sturen. Ik zeg «ik», maar daarmee bedoel ik de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor sport. Dan zal ik u ook informeren over de voortgang van het transitieproces dat we met z'n allen willen ingaan.

Er waren enkele vragen daarover. De heer Heerema zegt: ik heb een fantastisch mooie brief gelezen, gedateerd 21 mei, ondertekend door zeven bewindspersonen van vijf ministeries, met als onderwerp «Nederland vitaal en in beweging». Om te beginnen wil ik de heer Heerema hartelijk bedanken voor zijn complimenten. Daar is het hem niet alleen om te doen, maar volgens mij zijn ze wel serieus gemeend, want het is een mooie brief. Maar hij zegt wel: «En nu? Wat is het vervolg?» In die brief zetten wij als vijf ministeries, en daarmee als volledig kabinet, een dikke streep onder de beweegambitie dat 75% van de Nederlanders in 2040 voldoet aan de beweegrichtlijnen. Dat schrijven we dus op.

Wat hebben we dan in de tussentijd gedaan, is de vraag van de heer Heerema. Ik ga straks in op de steunpakketten. Wij hebben in coronatijd van alles gedaan om het sporten en bewegen te blijven stimuleren. We hebben campagnes gevoerd waarbij we een soort meerkeuzemenu aan de Nederlander hebben voorgelegd, zo van: wat zou jij doen als je door corona getroffen wordt en wat zijn de makkelijk te behappen dingen? Neem het rondje om lopen, meer wandelend gaan vergaderen, et cetera. En we hebben dit jaar, 2021, een steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl gelanceerd. Dat ziet niet op de ondersteuning van sportverenigingen. Daar komen we straks over te spreken. Maar dat ziet op het stimuleren van bewegen door mensen in coronatijd. 10 miljoen van dat pakket is gericht op het in beweging krijgen van mensen die geraakt zijn door corona. Daarmee zijn bijvoorbeeld lokale coalitiesportakkoorden ondersteund waarbij netwerken worden ingezet om mensen te verleiden te gaan of te blijven bewegen. Als de heer Heerema dan zegt «ja, maar ik had daar eigenlijk ook een hele zak geld naast verwacht en een toekomstvisie over wat we gaan doen», dan wil ik daar in alle eerlijkheid het volgende antwoord op geven. Ik maak deel uit van een demissionair kabinet. Dat gaat niet op alle vragen het antwoord worden vanavond, hoor. Maar wij hebben als kabinet met de Kamer afgesproken: nieuw geld inzetten is oké, als dat onder de vlag van corona is. Als je nieuw geld wil inzetten met extra ambities voor de komende begroting, die voor 2022, dan vind je bij de Kamer een gesloten deur, want dat is aan een nieuw kabinet. De heer Van Nispen schudt nee. Dat vindt de SP waarschijnlijk. Maar de meerderheid van de Kamer heeft gezegd: voor nieuw beleid, voor nieuwe plannen die een extra budget vragen, los van corona, is geen ruimte. Tenminste, zo heb ik hem uitgelegd, en met mij het kabinet.

Ik wil daarmee niet zeggen: dit kabinet heeft geen ambities meer. Maar als ik bijvoorbeeld in augustus of september, toen ik deze Sportportefeuille overnam, met die andere ministeries een vertaalslag had gemaakt waar een financiële claim aan gekoppeld was, dan was dat echt volstrekt afgeserveerd in het kabinet, omdat dat nieuw beleid is dat aan een nieuw kabinet moet worden overgelaten. Dan kunnen we het hebben over de lengte van de formatie et cetera, maar toen wij die brief schreven, hadden wij niet het vermoeden dat er nu nog geen nieuw kabinet zou zijn.

De heer Van Nispen (SP):

Het kan heel kort, voorzitter. Volgens mij gaat uiteindelijk de Kamer erover en heeft de Kamer juist met de Kamerbrede motie-Marijnissen een mandaat gegeven. Die motie zei: juist nu sport en bewegen. Daarmee zei de Kamer niet: u mag geen geld meer uitgeven. Daarmee probeerde de Kamer juist uitdrukkelijk ambities uit te spreken. De Staatssecretaris had niet de Kamer op zijn pad gevonden als hij met voorstellen was gekomen om slim te investeren in meer sporten en bewegen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap heel goed wat de heer Van Nispen zegt, maar de motie-Marijnissen is niet het enige wat er dit jaar in de Tweede Kamer is gebeurd. Er zijn ook duidelijke afspraken gemaakt over de inzet van nieuwe middelen. Wij hebben de vrijmoedigheid genomen als kabinet om vele tientallen, zelfs honderden miljoenen in te zetten voor compensatie in de sportsector en het stimuleren van mensen om te sporten. Dat is enorm veel geld, ongekend veel als je het afzet tegen de reguliere begroting van sport van rond de 400 miljoen op jaarbasis. Het is enorm veel extra geld, allemaal onder de vlag van corona. Stel dat ik een voorstel had ingediend voor nieuw beleid met daarbij een financiële claim. Ik zit vrijwel wekelijks bij de ministerraad. Daar hoor ik die gesprekken. Ik klap geeneens uit de school als ik zeg: daar was geen ruimte om nieuwe plannen in te dienen. Dat zeg ik niet uit een soort zieligheid of zo, maar dat is gewoon de realiteit waar we nu inzitten. Een nieuw kabinet gaat dat doen. Laten we hopen dat een nieuw kabinet met een heel reële en fatsoenlijke beweeg- en sportparagraaf komt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De vraag is dan wel: wat doen we dan hier bij een debat over de begroting over Sport, als de Staatssecretaris zegt «we kunnen niks meer veranderen, want dat hebben we zo met elkaar afgesproken»? We kunnen hier toch net zo goed niet zitten, als we dus kennelijk helemaal niets in te brengen hebben in het beleid dat gaat komen? Ik sluit me wel aan bij mijn collega Van Nispen: dit kabinet kan wel demissionair zijn, maar de Kamer is dat natuurlijk niet. Als wij met de Kamer bij meerderheid besluiten dat geld van pot a naar pot b zou moeten omdat we dat een goed idee vinden, dan kunnen we dat natuurlijk gewoon doen.

Staatssecretaris Blokhuis:

We hebben nu het debat. Ik weet ook wel wie de baas is hier. Natuurlijk heeft het parlement het laatste woord. Dat vind ik een prima setting. Maar als het parlement hier gaat voorstellen en er een meerderheidssteun is om heel fors extra nieuw geld in te zetten voor het handen en voeten geven aan de brief waar de heer Heerema aan refereerde, dan gaat dat ook gebeuren in Nederland. Zo makkelijk is het. Alleen, dan zou het initiatief bij de Kamer liggen, zoals mevrouw Westerveld terecht zegt. Als ik met dat voorstel in het kabinet was gekomen, had ik te horen gekregen: Blokhuis, aardige vent, maar dat gaat «m niet worden, want we gaan nu alleen fors extra geld inzetten ten bate van corona. Volgens mij is het zonde van de tijd om het debat hier verder aan te wijden, maar ik wil met alle liefde alle vragen erover beantwoorden, voorzitter.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Mevrouw Kuiken vindt het heel slaapverwekkend wat ik allemaal zeg, volgens mij. Ik zie haar gapen.

De voorzitter:

Om te voorkomen dat het zo laat wordt dat iedereen straks ...

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter, met alle respect: dat is het toch ook een beetje?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het was wel echt demonstratief.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, nee, nee, nee.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik krijg een vraag en ik geef, zoals het een bewindspersoon betaamt, antwoord.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nee, ik verbloemde wat erin zat, maar gelijktijdig ... Nou ja, dat.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we, om te voorkomen dat het heel laat wordt en we allemaal in slaap vallen, gewoon doorgaan. Ga uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik spring daarmee naar mevrouw Den Haan, om de beweging er goed in te houden. Zij stelde een interessante vraag over de woon-zorgvisie: moet beweegbeleid hier niet ook in meegenomen worden? Eigenlijk is het antwoord gewoon heel simpel: ja, dat vind ik. Maar ook hiervoor geldt dat een volgend kabinet het handen en voeten moet geven. Ik vind het volstrekt vanzelfsprekend dat als je gezondheid daarin laat meespelen, ook dit aspect daarin een rol moet hebben.

Dit was al het eerste blokje, voorzitter. Even als winstwaarschuwing: niet alle blokjes zijn zo kort. Ik ga nu naar sport en corona.

De voorzitter:

U krijgt toch nog een vraag van mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik durf «m bijna niet meer te stellen, nu ik de winstwaarschuwing hoor. Ik heb een korte vraag. De Staatssecretaris noemde net de steunpakketten voor mentaal en fysiek van 10 miljoen en daarnaast campagnes om mensen te stimuleren om te gaan bewegen. Kan er ook iets gezegd worden over het effect daarvan? Daar gaat het natuurlijk uiteindelijk om: hebben ze effect?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik weet sowieso dat het effect van campagnes gemeten wordt. Dat kunnen we dus aan de Kamer berichten, maar ik denk dat de campagnes, die voor een deel nog lopen, nu nog niet op effectiviteit gemeten zijn. Ik weet ook niet of we dat in een aparte brief moeten doen. Sowieso zullen wij de effectiviteit van de verschillende campagnes die lopen aan de Kamer melden. Het effect van de inzet van de extra pakketten zal bijzonder ingewikkeld te meten zijn, omdat dat geld naar lokaal niveau is gegaan. Gemeenten hebben heel veel gedaan. Ik heb ook voorbeelden gezien op werkbezoeken, die ik helaas voor een deel digitaal heb moeten of mogen doen. Je ziet dan dat daar heel goede dingen mee worden gedaan. Ik denk dat we het onszelf wel heel ingewikkeld maken op een relatief niet supergroot bedrag als we vragen of kan worden verantwoord wat er precies mee gedaan is. Als ik dat hier nu zeg, heb ik vanavond alle gemeenten aan de lijn die zeggen: o, wat doe je ons aan; dat is onevenredig. Ik zie dus heel veel goede initiatieven. Volgens mij gaan de Kamerleden ook volop op werkbezoek om dat soort dingen te aanschouwen. Ik heb er vertrouwen in dat dat goed is.

De voorzitter:

Nog een korte vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dit blokje ging ook over het belang van sport en de toekomst. Ik hoop dat er in het blokje sport en corona ook een toekomstperspectief zit. Klopt dat? Anders moet ik hier een vraag stellen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik ga bij dat blokje ook in op de longcovidvraag, als dat de vraag is.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, niet de longcovidvraag, maar hoe wij straks omgaan met de sport om te zorgen dat de sportinfrastructuur overeind blijft.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar we hebben het over hetzelfde. Ik vertaal dat even in «long covid», want op dit moment moeten we vragen beantwoorden rond corona als «hoe ga je ermee om?» en «hoe ga je de sport daar doorheen helpen?». Daarnaast speelt de vraag hoe je ervoor gaat zorgen dat ze vervolgens ook nog perspectief op de langere termijn hebben. Dat noem ik even «long covid».

De voorzitter:

Als u uw vraag niet beantwoord krijgt, zou ik «m stellen bij het blokje overig.

Staatssecretaris Blokhuis:

Vergeet de term «long covid» maar even!

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, dat dacht ik ook, want dat is gewoon een ziekte. Oké.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het is een woordspeling, maar het is een beetje laat volgens mij.

Voorzitter, sport en corona. Ik denk dat alle woordvoerders daar volop aandacht aan hebben besteed. Ik zeg dus tegen alle woordvoerders dat de sportsector enorm te lijden heeft onder corona. Het raakt alle sportaanbieders, die enorm hun best doen om de coronatoegangsbewijzen goed te controleren. Dat is de vrijwilliger die de vrijwilliger eventjes de maat moet nemen, in hun beleving. Het vraagt ook veel van organisaties. De zwembadbranche, waarop ik straks nog speciaal inga, heeft ondanks personeelstekort en coronamaatregelen ontzettend hard gewerkt om wachtlijsten bij zwemlessen weg te werken en zo veel mogelijk kinderen zwemvaardig te maken. Ik zie ook creatieve oplossingen, die ook door Kamerleden zijn genoemd. Er zijn mensen die om 6.00 uur gaan trainen bijvoorbeeld, waarbij je overigens ook beweging hebt, zoals de heer Heerema terecht zei.

De crisis heeft ook geleid tot financiële schade. Het steunpakket voor de sport tot 1 juli van dit jaar heeft er samen met de rijksbrede steunmaatregelen voor gezorgd dat de schade bij sportverenigingen, accommodaties en bonden beperkt is gebleven. Ik zeg niet dat er geen schade is, maar dat die beperkt is gebleven. Dat is ook terug te zien in de monitoring van het Mulier Instituut, die de Kamer ook te zien krijgt. Daarin zie je percentages van schade, van tegemoetkoming et cetera. Over het algemeen zie ik dat bonden en sportclubs hun belangrijkste taken goed kunnen blijven uitoefenen. Ik heb, naast andere dingen, wel speciaal aandacht voor de ondernemende sportaanbieders waar de coronamaatregelen grotere financiële gaten hebben geslagen. Die heb ik vanmorgen ook nog gesproken. Met de nieuwe maatregelen van de afgelopen tijd, die afgelopen zaterdag in werking zijn getreden, ontstaat natuurlijk weer nieuwe schade. Met alle Kamerleden wil ik zeggen dat het mij enorm spijt dat we daartoe hebben moeten overgaan. Ik zal daar straks nog wat meer toelichting op geven. Er staan ook wel nieuwe steunmaatregelen tegenover. Daar hebben we intensief contact over met de sector. Ik ga mij inspannen om de regelingen, die nog niet helemaal uitgetrild of ingevuld zijn, gedegen en snel uit te werken. Dat doe ik, net zoals bij de eerdere steunpakketten, in nauw overleg met de sector.

Dan de specifieke vragen. Er zijn vragen gesteld over het laten zien van de QR-code en over het R-getal. Omwille van de tijd, want ik heb echt heel veel vragen te beantwoorden, stel ik voor om vragen als «heeft de QR-code positieve invloed op het R-getal» ... Ik vind dat eigenlijk vragen die thuishoren in het coronadebat. Als ik daar nu heel diep op in moet gaan, zou de maximale opbrengst voor Kamerleden zijn dat er misschien een beetje licht zit tussen wat ik zeg en wat collega De Jonge gisteren heeft gezegd. Volgens mij is dat niet het hoogste doel dat we hier moeten nastreven. Dat is uit en te na besproken. Ik stel voor dat ik nu niet inga op vragen rond het R-getal en de QR-code.

Wel ga ik in op de CTB-plicht. Die zou niet te handhaven zijn. Moeten we sport en bewegen dan niet ook als een essentiële sector beschouwen? Dat was een vraag van de heer Van Nispen. Ik ben het met de Kamer eens dat sport en bewegen zeer belangrijk zijn, niet alleen voor het fysieke welzijn maar ook voor het mentale welzijn. De besluiten die het kabinet heeft genomen raken iedereen. Het besluit dat we afgelopen vrijdag hebben moeten nemen doet mij pijn, maar ik zie dat ook bij collega's. Ik mag niet uit de ministerraad klappen, maar daar was wel zoiets van: «Ah, gelukkig, we kunnen op basis van het OMT-advies het onderwijs nog openhouden. Verder nog iets? Nou, eigenlijk verder helemaal geen ruimte.» Daar waar het OMT concludeert dat de verspreiding als een tierelier gaat en dat er maatregelen moeten worden genomen, heeft het kabinet die adviezen ook opgevolgd. Helaas – ik zeg dat ook als sportverantwoordelijke bewindspersoon – raakt dat in dit geval ook de sport, en niet zo'n beetje ook. Uit gesprekken met de sportsector blijkt dat het grootste deel van de sportsector er alles aan doet – ze zijn heel creatief – om mensen zo veel mogelijk toch te helpen, ondanks alle maatregelen. Het kabinet wil die partijen, de clubs en de sportondernemers, daarin ook optimaal faciliteren en ondersteunen, bijvoorbeeld bij het controleren van het coronatoegangsbewijs als dat partijen zelf niet lukt.

Er zijn steunpakketten afgesproken. De heer Heerema vraagt waarop het bedrag van het eerdere pakket van 12/13 november eigenlijk is gebaseerd. Hij heeft andere bedragen in zijn hoofd, ook op basis van input uit de sector. Ik kan niet genoeg benadrukken dat die cijfers in goed overleg met de sector tot stand zijn gekomen. Ik sta in nauw contact – ambtenaren nog veel meer – met KNVB en NOC*NSF. Ook met de ondernemers hebben wij enorm veel contact om datgene op te halen wat we nodig vinden om een goede vertaalslag te maken in de steunpakketten. NOC*NSF en KNVB zeggen zelf expliciet dat die 36 miljoen voldoende is. Sterker nog, ik heb van verschillende mensen – ik ga geen namen en rugnummers noemen – gehoord: wat ontzettend gaaf dat het kabinet deze move maakt. Dat gaat om het wegvallen van toeschouwers ten gevolge van dat verbod. De 5 miljoen voor de amateursport is berekend door de ervaringscijfers van de TASO-regeling, waarop ik straks nog even apart inga, door te rekenen naar alle verenigingen die schade zouden kunnen lijden door de maatregelen. Ook daarvan zegt de sector tegen mij: dit zou voldoende moeten zijn.

De heer Heerema heeft daar hele kritische vragen over gesteld. Hij heeft een enorm overzicht van de bonden waarmee hij contact heeft. Dat is indrukwekkend. Ik vind het ook heel tof dat Kamerleden zo hun voelhoorns in de samenleving hebben om te kijken wat er leeft, als echte volksvertegenwoordigers. Hij stelt kritische vragen over de regelingen die we nu optuigen, de TASO en de TVS. Hoe komt het dat je de onderuitputting van de regelingen die afgelopen zijn, niet inzet? Hoe kan er überhaupt sprake zijn van een onderuitputting? Laat ik vooropstellen dat een van de redenen voor een sportspecifiek pakket was dat we daar al een dikke streep onder wilden zetten. Dat hebben we in overleg met Financiën gedaan. Wij hebben daarbij ruime plafonds gehanteerd. Er zijn inschattingen gemaakt voor alle compensatieregelingen. Achteraf zouden we kunnen zeggen dat de plafonds die we hebben gehanteerd, best wel aan de ruime kant zijn geweest. Ik zeg daarmee niet dat elke sportvereniging in Nederland in het geld zwemt. Absoluut niet, maar wel dat zij de kans hebben gehad om aanvragen in te dienen.

Ik sta ook achter de afspraken die we gemaakt hebben. We hebben in goed overleg met de sport steunpakketten vormgegeven. We hebben ook met de sport overlegd hoe die pakketten zo eenvoudig mogelijk bereikbaar zouden kunnen zijn. Een van de voorlopige resultaten van de externe evaluatie die ik nu op de regelingen laat uitvoeren, laat ook zien dat de regelingen door de sector zelf als eenvoudiger en bruikbaarder worden ervaren. Die evaluatie zult u in het voorjaar van 2022 ontvangen. Daaruit blijkt ook dat de pakketten als toereikend zijn beoordeeld en de huidige financiële situatie van de sportclubs daardoor goed is; niet rooskleurig, maar voldoende. Clubs hebben nog wel zorgen over de langetermijngevolgen van de maatregelen. Die voorbeelden heeft de heer Heerema geschetst. Daar wordt best wel een angstbeeld neergezet. Ik hoor ze ook. Daarom laten we het steunpakket voor de sport ook niet los. Dat steunpakket gaat ook antwoord geven op een flink aantal van de zorgen van de bonden die u heeft benoemd. Eventjes voor het totale beeld: ik heb heel veel contact met NOC*NSF en de bonden. Ze zijn er allemaal bij aangesloten. Ze leveren wekelijks input over hoe de vlag erbij hangt. Het signaal dat ik nu krijg is niet dat de aangesloten bonden staan te juichen van «jongens, we hebben nog nooit zo veel geld gehad», maar wel dat de regelingen die nu getroffen worden, het pakket, ze de nodige lucht geven om deze rottijd door te komen.

De voorzitter:

Dit leidt wel tot een vraag bij mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Wij moeten doen wat nodig is om het virus in te dammen. Daar zijn echt verreweg de meeste partijen en ook alle sportorganisaties het mee eens. Daar wil iedereen ook de schouders onder zetten, maar het probleem is hier juist dat we geen flauw benul hebben van wat het effect is van het na 17.00 uur niet meer kunnen sporten. Wat we wel weten, wat wel evidencebased is, wat gewoon gezien is in de vorige lockdowns, is dat het sluiten of eerder dichtgaan van sectoren allemaal hele negatieve effecten heeft. Daarom zou ik aan de Staatssecretaris willen vragen, zonder het debat van gisteren over te doen, waarom hij dan denkt dat deze maatregelen wel kunnen helpen en wat hij nu gaat doen om zo snel als het weer kan de sport volledig open te gooien.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het gevaar als ik hierop inga is dat het debat van gisteren voor een deel wordt overgedaan. Ik wil er één ding in reactie op zeggen. Ik heb vorige week bij de MCC-vergadering gezeten en bij de ministerraad. Daar werd toegelicht door Jaap van Dissel en anderen waar de risico's zitten en waar de meeste verspreiding zit. Dat zit niet in het buitensporten. Dat geef ik gelijk toe, als mevrouw Westerveld daarop doelt. Het zit wel vooral in alle verplaatsingen die daarmee samenhangen. Het OMT heeft een eenduidig advies gegeven: scholen openhouden, andere niet-vitale sectoren dicht. Het kabinet heeft dat vertaald naar de maatregelen zoals we die nu genomen hebben. Ik wil daar een ding aan toevoegen. In het kabinet bestaat er zeer veel draagvlak voor het zo snel mogelijk weer openen van alle vormen van sport en bewegen. Dat staat echt met stip op het lijstje van zaken die weer teruggedraaid moeten worden. Ik ga niet beloven dat we dat dan-en-dan gaan doen. Ik wil wel aan de Kamer meegeven dat het kabinet dit zeer goed op het netvlies heeft en het ook een heel ingewikkeld verhaal vindt. Aan de ene kant zien we het belang van sport en bewegen juist in de strijd tegen corona, om mensen vitaler te maken. Aan de andere kant zien we dat sporten na 17.00 uur op advies van het OMT op dit moment achterwege gelaten moet worden omdat het kiezen voor het wel laten doorgaan op korte termijn een grotere schade met zich meebrengt dan ermee stoppen.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Of dat zo is, weten we dus niet. Dat vind ik problematisch, want onze taak is hier om het kabinet te controleren, om te kijken of het kabinet de juiste afwegingen maakt. Bij dit weten we het gewoon niet. Bij dit heb ik ook het OMT-advies doorgeplozen. We hebben het gevraagd aan de heer Van Dissel, die hier was met de technische briefing. We weten het gewoon niet. Dat haalt ook het draagvlak onder de maatregelen weg, zou ik de Staatssecretaris willen zeggen. Ik heb gisteren in het coronadebat – ik zal het hier dus niet doen – verteld hoe we de afgelopen anderhalf jaar op acht verschillende manieren de buitensport hebben beleefd. We hebben een tijdje op 1,5 meter gemoeten, we hebben een scheiding gehad, we hebben het coronatoegangsbewijs gehad ... Nou ja, niemand snapt meer waarom welke maatregelen worden genomen. Ik zou in ieder geval aan de Staatssecretaris willen vragen om dat mee te nemen en om specifiek voor sport te onderzoeken wat wel en niet werkt. Zou hij dat misschien willen doen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap die vraag heel goed. Laat ik vooropstellen dat ik samen met de Kamer doordrongen ben van het plan om sport en bewegen zo snel mogelijk weer na 17.00 uur mogelijk te maken. Alleen, volgens mij is de letterlijke vraag wat deze maatregel bijdraagt aan het terugdringen van het virus, niet te beantwoorden. We zien nu al in de dagelijkse cijfers dat het R-getal daalt. Dat gaat weer richting 1. Maar komt dat door deze maatregel, door het weer invoeren van de mondkapjes of door het sluiten van niet-vitale winkels? Volgens mij kan je dat nooit splitsen, dus het is eigenlijk een onmogelijke vraag.

De voorzitter:

U had net aangekondigd dat u het niet over het R-getal zou hebben, maar nu begint u er toch over. De heer Heerema heeft ook nog een vraag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik merk dat de reactie van de Staatssecretaris niet helemaal overeenkomt met de signalen die ik uit de sector krijg. Ik heb vorige week met een flink aantal sportbonden in een call gezeten en op basis daarvan heb ik signalen in mijn spreektekst gezet. Ik doe een verzoek aan de Staatssecretaris om vooral te kijken naar wat er is gebeurd bij de sportbonden als het gaat om de afschaling van faciliteiten die ze kunnen bieden aan verenigingen, de faciliteiten die echt noodzakelijk zijn om te zorgen dat onze infrastructuur op orde is. Ik wil met name dat hij toekomstgericht kijkt. We moeten niet alleen kijken of datgene wat we nu doen, voldoende is om de toekomst van de sportsector in Nederland te kunnen waarborgen. We moeten kijken naar de hele golf die op ze afkomt. Daar moeten we oog voor blijven houden in de komende maanden. Die toezegging zou ik graag willen hebben.

Staatssecretaris Blokhuis:

Die toezegging wil ik ook graag doen, want volgens mij is het in ons aller belang dat we een vitale sportsector hebben in Nederland. De vraag is of de overheid daarvoor alleen aan de lat staat. Volgens mij is de heer Heerema ook niet van de school die bij alle problemen zegt: vraag het aan de overheid. Ik denk wel – dat is ook het verhaal rond de hele sportwet et cetera – dat als het een publieke verantwoordelijkheid is, de overheid niet de andere kant op moet kijken. Wat mij betreft krijgen we daar hele boeiende gesprekken over in de komende maanden. Ook de vertaalslag die daaruit voortkomt, de vraag wat dat betekent en hoe we een vitale sportsector in Nederland overeind willen houden, is aan de overheid en de sector zelf. Het is een samenlevingsbrede vraag. Laten we eerlijk zijn: we kunnen stinkend trots zijn op waar we staan met de sport in Nederland. De medaillespiegel spreekt boekdelen, maar we hebben sowieso een fantastische sportcultuur in Nederland. Hoe is die ontstaan? Door overheidsinterventies? Ik dacht het niet. Die is vooral van onderop gekomen. We hebben nu met allerlei bedreigingen van buiten te maken. Het leger aan vrijwilligers neemt af. Dingen van buiten beïnvloeden de sector. Ik vind het logisch dat je de vraag onder ogen ziet welke verantwoordelijkheid de overheid heeft om daarbij een handje te helpen. Dat heeft mevrouw Van Dijk ook heel nadrukkelijk onderstreept.

De voorzitter:

Er is een vervolgvraag van meneer Heerema en daarna is er nog een vraag van meneer Van Nispen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het gaat me even om de volgorderlijkheid. Ik wil natuurlijk het gesprek hierover aangaan met deze Staatssecretaris of welke bewindspersoon voor sport er uiteindelijk komt. Alleen, ik heb begrepen dat de eerste inzet vanuit de bewindspersoon voor sport altijd is dat die richting de Minister van Financiën aangeeft wat de sector nodig heeft. Die claim moet daar neergelegd worden om te kijken wat je eruit kunt halen. U kunt daarover met ons het gesprek voeren, maar volgens mij bent u degene die op basis van de cijfermatige informatie uit de sector een eerste aanvraag moet doen. Daar duid ik dus op.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar even voor de helderheid in dit debat: de problemen gaan ook over het hier en nu. De heer Heerema constateert terecht dat de cijfers waar ik mij op baseer, niet voor honderd procent overeenkomen met de cijfers waar hij het over heeft. Dat is in ieder geval huiswerk voor ons. Ik heb frequent contact met de koepels, de bonden en NOC*NSF. Als de sector, die een verbinding heeft met alle bonden, een beeld geeft dat niet voor honderd procent overeenkomt met wat de heer Heerema hier in dit debat schetst, dan is dat voor mij een trigger om het gesprek met ze aan te gaan. Ik wil nog een stapje verder gaan, want dit is ook een bruggetje naar mijn antwoord in reactie op de vraag hoe het zit met de motie-Aartsen over de ondersteuning van de bonden. Op basis van onze contacten met de koepels, NOC*NSF, de KNVB en anderen hebben wij de indruk dat we de goede stappen zetten. Het kan best zijn dat we er op korte termijn toch naast zitten en dat er meer nodig is. Dat wil ik openhouden. Sterker nog, als blijkt dat we de plank finaal misslaan en er dingen echt fout gaan in de sportsector, dan maak ik de gang naar de Minister van Financiën. Tenminste, volgens mij was dat de vraag van de heer Heerema.

De heer Van Nispen (SP):

Ik wil nog even kort doorgaan op de interruptie van mevrouw Westerveld. De Staatssecretaris zegt: wij vinden sport en bewegen zeer belangrijk en het besluit van afgelopen vrijdag doet echt pijn. Dat geloof ik ook en dat kan zijn, maar ik mis de logica van de Staatssecretaris. Hij kan niet aangeven wat welke maatregel precies oplevert aan risico's of besmettingen. Maar dan weten we ook bij het volgende weegmoment – ik meen op 14 december – nog steeds niks. Hij kan alleen maar iets goeds betekenen voor de sport als het totale aantal besmettingen gaat dalen. Ik hoop van harte dat dat gaat lukken, maar als dat onverhoopt niet het geval is, wat dan? Er zijn ook andere keuzes te maken. Dat wil ik toch maar even zeggen. Zolang jongeren overdag naar de McDonald's kunnen met een klasgenootje maar 's avonds niet mogen sporten, dan is dat het bewijs dat er ook andere keuzes te maken zijn. Wat maakt dat er op 14 december een besluit ligt dat wél het belang van sport en bewegen voor onze hele samenleving en voor individuen voldoende op waarde schat?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik probeer te voorkomen dat we het debat van gisteren over gaan doen. Ik geef de Staatssecretaris het woord, maar ik wil u daar wel toe oproepen.

Staatssecretaris Blokhuis:

U sprak mij net enigszins vermanend toe toen ik het toch over het R-getal had, maar ik gaf daarmee wel antwoord op een vraag die mevrouw Westerveld daarover stelde. Ik wil het woord best vermijden en er op een andere manier over spreken, maar de vraag van de heer Van Nispen is ingewikkeld. We hopen met z'n allen dat de kentering die we nu lijken te zien in de cijfers, een verlaging van het «...»-getal doorzet, zodat we op 14 december als eerste kunnen zeggen: er gaat een streep door het sluiten van sportaccommodaties na 17.00 uur. De heer Van Nispen, mevrouw Westerveld en anderen hebben gevraagd op basis waarvan je besluit om dat wel of niet te doen. Wij hebben in MCCb- en in ministerraadverband de goede gewoonte om de adviezen van het OMT te volgen, tenzij we echt hele sterke argumenten hebben om daarvan af te wijken. Dat is voor mij de trigger. Ik denk dat de heer Van Nispen en anderen niet met bewijs kunnen aantonen welke bijdrage een bepaalde stap zet. Het is een totaalpakketje van maatregelen op basis van de adviezen van het OMT. Het OMT kan niet bewijzen welke bijdrage een sector levert en de Kamer kan niet bewijzen dat het slecht is als je die sector erbij betrekt. Dat is het lastige van de crisissituatie waar we in zitten. Een parlementaire enquête over vijf jaar, of drie jaar, geeft duidelijkheid over wie de plank finaal misgeslagen heeft en wie het bij het rechte eind had.

De heer Van Nispen (SP):

De conclusie van mijn kant is dat het hier wat mij betreft helemaal niet over gaat. Wat ik betoog, is dat er ook andere keuzes te maken zijn. Je kunt wel overdag samen met je klasgenootje naar de McDonald's, maar je mag niet 's avonds sporten. Dat toont aan dat er ook andere keuzes te maken zijn. Ik zeg niet dat ik het gelijk aan mijn zijde heb. Ik heb die informatie juist niet. Maar ik heb geen enkele garantie voor de toezegging dat sporten en bewegen boven aan het lijstje staan en er als eerste af gaan. Dat is een boterzachte toezegging, want we weten helemaal niet wat er op 14 december gaat gebeuren. Deze maatregel kan ook eindeloos verlengd worden. Dat is mijn punt en mijn belangrijke zorg. Daar wil ik graag een duidelijker antwoord op.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat antwoord kan ik niet geven en dat ga ik ook helemaal niet geven, want dat kan ik niet beloven. Daar heb ik helemaal geen afstemming over gehad in het kabinet, in de zin van: zeg de Kamer toe dat de sport op 14 december weer opengaat. Maar ik ben supergemotiveerd om dat wel zo snel mogelijk te doen. Alle kabinetsleden zijn daar heel gemotiveerd in. Gaat dat gebeuren? Ik zou het niet weten. Ik heb geen glazen bol waar ik dat in kan zien. Ik snap de vergelijking tussen bewegen en een vette hap halen bij McDonald's heel goed. Ik kan soms ook niet aan mijn buurvrouw uitleggen waarom dit wel mag en dit niet, waarom een winkel dicht is en waarom je elkaar bij de grootgrutter in de nek staat te hijgen. Ik snap het soms ook niet, maar het feit is wel dat wij ons beleid baseren op adviezen van de wetenschappers en medici die in het OMT vergaderen. Als dat een verkeerde structuur is, dan moet dat op een andere manier aan de orde gesteld worden dan in de sportdebatten. Dat moet wat mij betreft gebeuren in een coronadebat.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

De Staatssecretaris gaf net antwoord op een vraag die ik stelde over de sportbonden en de 11 miljoen die over is uit de TASO. Een bondsbureau kan bestaan uit een klein bestuur, een eenhoofdige directie en misschien wat secretariële ondersteuning. Dan heb je op papier financieel een gezonde begroting, maar dat betekent dat je geen enkele ondersteuning meer kan bieden aan de verenigingen. Ik zie dat sportbonden de menskracht afschalen. Ze moeten personeel ontslaan en kunnen sportverenigingen minder goed helpen om de mensen die gestopt zijn, weer terug te krijgen. Dan is het op papier misschien wel gezond, maar het is voor de sport natuurlijk dramatisch dat die sportbonden hun diensten niet meer kunnen leveren. Ik hoop dat de Staatssecretaris dat verschil wil zien. Er is misschien wel sprake van een financieel gezonde situatie, waarbij men het met alle maatregelen die men heeft getroffen in de blauwe cijfers heeft kunnen krijgen, maar de faciliteiten die ze kunnen bieden, kunnen desastreus uitpakken voor de sport.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit lijkt me een goede nuancering van de heer Heerema. Ik heb net iets gezegd over ons contact met de bonden en met NOC*NSF. Ik wil beloven dat wij daar wat scherper het vergrootglas op gaan leggen om te zien welke effecten dat heeft. Zoals de heer Heerema aangeeft, heeft dat ook effecten op de langere termijn, want voor hetzelfde geld blijf je verdergaan in die afgeschaalde vorm, terwijl je daarmee de aangesloten verenigingen geen dienst bewijst. Ik zeg graag toe dat we daar het vergrootglas nader op gaan leggen.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van mevrouw Inge van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik wil niet in het onderwerp blijven hangen, maar je merkt dat het sluiten van de sport om 17.00 uur bij iedereen heel erg leeft. Ik heb gisteren het debat gevolgd, specifiek als het ging om sport. Meneer Rutte gaf aan dat sport boven aan zijn lijstje staat, maar ik hoor net ook: wij volgen het advies van het OMT. Als het daar niet boven aan het lijstje staat, dan wordt het wel ingewikkeld. Ik ben benieuwd hoe jullie daarover overleg met elkaar hebben om te zorgen dat jullie hetzelfde prioriteitenlijstje hebben.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar zo gaat het wel in elke vergadering die volgt op een OMT-advies. Het kabinet zegt: als we ook maar iets van ruimte krijgen om die stappen te zetten, dan zullen we die pakken. Het kabinet heeft door schade en schande geleerd en gezien welke dingen we wel en niet met prioriteit moeten behandelen. Neemt u van mij aan dat sport en bewegen bij alle kabinetsleden op het netvlies staan. Aan het openstellen daarvan wordt prioritair voorrang gegeven. Het is niet met een schaartje te knippen wanneer het OMT zegt: nu kan de sport weer open, gaan de grenzen verder open et cetera. Maar het zit wel heel erg tussen de oren van de kabinetsleden om dit met voorrang weer open te laten gaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij heb ik via de interrupties al een heel aantal vragen beantwoord.

Mevrouw Maeijer heeft gevraagd hoe het zit met de terugloop in leden. De heer Heerema heeft daar overigens ook vragen over gesteld. Meerdere Kamerleden voegen daarnaar, volgens mij ook mevrouw Van der Laan. De monitor van het Mulier Instituut uit mei gaf aan dat bij de helft van de sportverenigingen, 49% om precies te zijn, het ledenaantal gelijk is gebleven. Dat was in mei, maar we zijn inmiddels verder. Bij 8% is het ledenaantal zelfs sterk gestegen en bij de overige 43% is het aantal leden licht gedaald. Je weet niet welke conclusies je daaraan moet verbinden. Wij hebben in ieder geval vanuit het kabinet geprobeerd om zo veel mogelijk mensen in staat te stellen om te bewegen en zich te blijven interesseren in collectief bewegen, bijvoorbeeld met het steunpakket mentaal welzijn en leefstijl.

Voorzitter. Dan kom ik op de vraag hoe je mensen blijft stimuleren, van mevrouw... Ik ben uw naam even kwijt. Dat is heel erg. Excuus, mevrouw Maeijer. Er staat hier alleen «PVV», maar ik weet zeker dat dat niet uw naam is. Mevrouw Maeijer vroeg hoe je mensen stimuleert. Ik heb daar net wat over gezegd. Bij eerdere besluitvorming hebben we vooral jongeren onder de 18 in staat gesteld om te blijven bewegen, naast de leefstijlcampagnes. Wat ik zelf een mooi voorbeeld vind, is de samenwerking tussen de Johan Cruyff Foundation, de Krajicek Foundation en Sociaal Werk Nederland bij de Summer Games en Winter Games. Dwars door allerlei lockdowns en sluitingen is er, met groot succes, massaal geprobeerd om in ieder geval jongeren aan het bewegen te houden. De vraag is: wil je dat structureel maken? Dat vroegen verschillende woordvoerders. Ik denk dat het op z'n minst de moeite verdient om die grote organisaties, de Johan Cruyff Foundation, de Krajicek Foundation en Sociaal Werk Nederland, aan elkaar te blijven verbinden om dit soort initiatieven mogelijk te maken, alleen al omdat we dat heel goed kunnen gebruiken bij onze poging om Nederlanders meer aan het bewegen te krijgen en de beweegnorm te halen.

Voorzitter, hiermee wil ik sport en corona laten rusten.

De voorzitter:

Mevrouw Van der Laan heeft in ieder geval nog een vraag.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb het ook nog gehad over de combinatie van studie en topsport, en de invloed van corona daarop.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, ik kom daar straks op terug. Die zit in het mapje overig.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat is helemaal goed.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik ga naar...

De voorzitter:

Nee hoor, er is ook nog een vraag van mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Mijn vraag ligt een beetje in het verlengde van wat de heer Heerema net zei. Ik zoek een beetje naar het perspectief voor de toekomst. Er zijn een hoop steunpakketten, maar komt er ook een soort herstelplan voor de sportsector? Ik bedoel dat niet alleen financieel. Wordt er nagedacht over hoe we de sportsector weer naar het niveau kunnen tillen van voor corona? Ik doel dan op de financiën, maar ook op de leden. Kortom, het hele pakket.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het eerste wat we nu proberen, is het beperken van de schade. Maar dat is inderdaad niet genoeg, want verschillende woordvoerders wijzen erop dat dit zo'n oplawaai links en rechts is dat het langer effect zal hebben. Dit is een stuk huiswerk. Hier moeten we het over hebben. We zijn hierop al aan het voorsorteren, in ieder geval ambtelijk. VWS maakt plannen voor de herstelperiode. Als je dat handen en voeten wil geven, dan moet je daar substantieel geld voor uittrekken en dat is wat mij betreft echt aan de orde in een volgend debat. De Kamer heeft al tegen zichzelf gezegd: moeten we niet vaker een sportdebat hebben? Ik kan me voorstellen dat u in het vroege voorjaar van volgend jaar, in maart of april, dus nog voor het reguliere debat, dat in mei of juni plaatsvindt, bij elkaar komt om de vraag hoe we de sector gaan herstellen, door te akkeren. Ik hoop dat de Kamer het mij niet euvel duidt dat ik niet zeg: we gaan zus en zo herstellen en dat kost 200 miljoen. Dat zit in hetzelfde straatje als: het nieuwe kabinet moet het nieuwe sportbeleid breed neerzetten.

Voorzitter, ik wil naar het hoofdstukje sportakkoorden. Mag dat?

De voorzitter:

Graag. Ik zie geen vragen meer, dus gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het Sportakkoord is in 2018 gesloten. Ik was toen best jaloers op mijn toenmalige collega Bruno Bruins, want ik was bezig met het Preventieakkoord, maar hij was veel sneller met zijn Sportakkoord. Het is een supersucces, want 343 gemeenten doen mee. Dat zijn bijna alle gemeenten. Eigenlijk hoor je er als gemeente niet meer bij als je geen sportakkoord hebt. Dat is natuurlijk een hele mooie cultuur. Op veel thema's is vooruitgang geboekt op lokaal niveau, inclusief sporten, vitale aanbieders en andere zaken. Daar is een aantal specifieke vragen over gesteld.

Mevrouw Van der Laan vroeg bijvoorbeeld: hoe gaat het met die sportakkoorden en wat is de laatste stand van zaken? Ik gaf al aan dat bijna alle gemeenten meedoen. In een volgende brief zal ik daarover meer voortgang schetsen, maar ik zal ter duiding wat cijfers geven. Er zijn 300 lokale en 58 regionale sportakkoorden gesloten. 16% van de gemeenten heeft het Sportakkoord samengevoegd met het Preventieakkoord. Dat juich ik heel erg toe. Ik hoor dat verschillende woordvoerders ook van de school zijn dat die twee werelden zo met elkaar te maken hebben dat je er eigenlijk één pakket van moet maken: het Preventie-Sportakkoord. In 52% van de gemeenten heeft daarover intensief afstemming plaatsgevonden. Gemeenten hebben dit dus heel goed opgepakt. De inzet van lokale sportadviseurs en de service die daarbij hoort, wordt hoog gewaardeerd. Het is dus een gouden greep geweest om sportadviseurs aan de gemeenten ter beschikking te stellen, want dan heb je echt iemand die hier heel gericht mee bezig is in de gemeente. In het voorjaar van 2022 komt de voortgangsrapportage. Als de Kamer nog even kan wachten op die cijfers, dan ontvangen ze daarin een tussenstand. We zullen de Kamer daarbij uiteraard ook een brief met onze duiding sturen.

De heer Heerema vraagt welke concrete bijdrage de deelnemende organisaties hebben geleverd. Bedrijven en eigenlijk iedereen heeft vrolijk zijn handtekening gezet. Hij memoreerde aan de niet-aanwezige parkeerplaats voor foute automerken. Hij is daar zelf bij geweest. Mensen hebben hun handtekening gezet en hebben geleverd. Het Sportakkoord heeft een andere opzet dan het Preventieakkoord. Bij het Preventieakkoord hebben we een heleboel acties en daar zit ook een probleemeigenaar bij. Die spreken we hierop aan en die committeert zich hieraan. Het kunnen er ook een paar zijn. Bij het Sportakkoord is dat anders vormgegeven. Daarin is een heel aantal doelen geformuleerd, die kwalitatief en voor een deel ook kwantitatief te meten zijn. Maar ze zijn niet een-op-een te koppelen aan de initiatiefnemers. Ik heb zomaar het vermoeden dat een nieuw kabinet een volgend Sportakkoord wil sluiten. Misschien moeten we zeggen: een Sport-Bewegen-Preventieakkoord. Dat is aan een volgend kabinet. Ik kan me voorstellen dat je daar ook de gedachte aan koppelt dat je het iets beter herleidbaar wil maken naar de initiatiefnemers. Wie neemt het initiatief en wie kunnen we daarop aanspreken, à la het Preventieakkoord? Het Sportakkoord heeft heel veel neergezet, maar het is moeilijker te volgen waar het gaat om wie welke verantwoordelijkheid heeft genomen.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Twee vragen. Eén vraag kan heel concreet. De Staatssecretaris had het over de lokale sportakkoorden. Daar zijn er 300 van. Dat ziet er allemaal heel mooi uit op papier. Als we daar een voortgangsrapportage van krijgen, ben ik niet geïnteresseerd in hoeveel we er hebben, maar wat er nou daadwerkelijk in de praktijk is gebeurd: hoeveel badmutsen liggen er extra in het water en hoeveel hockeysticks staan er meer op het veld? Want dat is het resultaat.

Twee. Mijn vragen gingen over het Nationale Sportakkoord. Uw collega van OCW heeft bijvoorbeeld zijn handtekening gezet onder dat Sportakkoord. De enige echte actie daarop hebben de heer Van Nispen en ik samen genomen, namelijk om te zorgen dat twee uur gym verankerd werd in de wet. Ik ben dan benieuwd wat de handtekening van de Minister van OCW waard is geweest voor dat Sportakkoord. Dat is heel concreet naar uw collega toe, maar er hebben nog 110 handtekeningen onder gestaan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik vind dit type vraag heel terecht. Als je met elkaar een commitment aangaat en staat te shinen als een akkoord wordt afgesloten, vind ik dat je dan ook moet leveren. Dat moet ook na te gaan zijn: wat heb je geleverd en voor welke acties sta je aan de lat? Ik stel daarom ook een andere opzet voor in de toekomst. Met de huidige aanpak – laten we dat niet kleiner maken dan het is – is er echt heel veel bereikt. Je moet ook de vraag onder ogen zien of je als Kamer of als landelijke overheid van elke individuele gemeente of regio de resultaten wil zien. Je zou wel het totaalbeeld willen hebben. Dat totaalbeeld kan je alleen krijgen als je het bij elkaar optelt. Hoe we dat exact moeten vormgeven met monitoring, is een heel ingewikkelde maar wel heel terechte vraag. Wat mij betreft is dat een discussiepunt in aanloop naar een volgend Sportakkoord, als dat er komt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dus als ik het goed begrepen heb, komt er een brief met een soort evaluatie. Ik vind de vraag wel interessant waar gemeentes tegenaan liepen bij de uitvoering van het Sportakkoord. Waren er bijvoorbeeld problemen met cofinanciering of iets dergelijks? Oftewel: wat zijn de blokkades om misschien minder te doen dan ze zouden willen? Dat kunnen wij dan ook weer meenemen in onze overwegingen bij eventuele vervolgstappen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik hoorde het laatste deel van uw vraag niet.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Mijn vraag was of er op het moment dat er een brief komt met een stuk evaluatie, ook de vraag gesteld wordt aan gemeentes wat de blokkades waren om misschien toch minder te doen aan het Sportakkoord dan zij gewild hadden. Ik zeg maar iets: cofinanciering zou zomaar een probleem kunnen zijn omdat gemeentes die niet kunnen leveren. Wij kunnen er dan de volgende keer over nadenken of dit wel een invulling is die werkt, of dat wij het graag anders zouden willen zien.

Staatssecretaris Blokhuis:

Een hele goede suggestie, die ik graag wil betrekken bij het onderzoek dat gepresenteerd gaat worden.

De voorzitter:

Er was ook nog een vraag van mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wilde eigenlijk ook een suggestie meegeven voor de evaluatie van het Sportakkoord, namelijk om er specifiek op te letten of mensen met een beperking, van jong tot oud, daadwerkelijk meer in beweging zijn gekomen door de sportakkoorden. Dat vind ik heel belangrijk.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat sluit naadloos aan op de opmerking van de heer Heerema dat je wil weten hoeveel badmutsen er in het zwembad komen en hoeveel ouderen, en trouwens ook jongeren, er meer in beweging zijn gekomen. Bij de aanpak van het JOGG, Jongeren op Gezond Gewicht – dat heet tegenwoordig niet meer zo – wil je ook weten of dat leidt tot minder overgewicht bij jongeren. Anders zijn we een beetje voor de kat z'n viool bezig. Zo lees ik de vraag van mevrouw Van der Laan. Wat mij betreft is de vraag stellen die ook beantwoorden. We moeten zulk soort dingen in beeld gaan krijgen. Of dat allemaal lukt op basis van het huidige Sportakkoord weet ik niet. We kunnen ook zeggen: in de toekomst spreken we een strikter monitoringssysteem af, waardoor we daar wel scherper zicht op krijgen.

Voorzitter. Er zijn door verschillende woordvoerders vragen gesteld over buurtsportcoaches. De heer Heerema en mevrouw Den Haan onder anderen stelden daar vragen over. Even ter nuancering van het beeld dat de heer Heerema schetste dat de bulk van de sportbegroting ernaartoe gaat: die wordt voor meer dan de helft gevoed door de gemeenten. De gemeenten dragen 110 miljoen bij. Alle credits daarvoor gaan dus naar de gemeenten. Welke resultaten zie je daar nou van? Volgens mij kun je zeggen dat bij aanvang van het Sportakkoord duidelijk is afgesproken dat die regeling ook wordt ingezet in het kader van clubkadercoaches. Zij richten zich specifiek op het ondersteunen van sportverenigingen. Weten we dan wat dat oplevert? Nee, maar dat beantwoordt volgens mij wel aan de behoefte die de heer Heerema hier uitsprak. Willen we het dan smaller gaan inzetten dan nu? Die vraag moeten we wat mij betreft volgend jaar aan de orde hebben als we die regeling evalueren en met de Kamer het gesprek aangaan over de vraag of we buurtsportcoaches als fenomeen in de lucht willen houden. Heel veel mensen doen dat tot grote tevredenheid op lokaal niveau. Ik heb als oud-wethouder daar ook heel mooie ervaringen mee. Je zou de vraag onder ogen moeten zien – dit is even een antwoord op de vraag van de heer Heerema – of je het zo breed wil blijven invullen als we nu doen, of dat je het smaller wilt maken. Dat is wat mij betreft echt een open vraag.

Mevrouw Den Haan vroeg specifiek hoeveel fte er worden ingezet om ouderen meer aan het bewegen te krijgen. Het zal mevrouw Den Haan deugd doen dat volgens mijn informatie 81% van de gemeenten buurtsportcoaches ook inzet voor de doelgroep ouderen. Gemeenten zetten omgerekend 305 fte buurtsportcoaches in voor ouderen. Volgens mij heeft mevrouw Den Haan er best begrip voor als ik niet helemaal kan duiden hoeveel ouderen je daarmee bereikt, maar in feite is de inzet wel heel fors. De vraag is natuurlijk wel relevant of ouderen daarmee ook meer in beweging komen en je daarmee bijvoorbeeld aan valpreventie doet en overgewicht en suikerziekte bij ouderen tegengaat. Als je het hebt over monitoringsstelsels, moet je dus ook dat gesprek hier voeren: wat willen we eigenlijk in beeld hebben en waar moet het allemaal toe leiden?

Voorzitter. Daarmee ben ik op alle vragen over buurtsportcoaches ingegaan. Ik wilde naar het deel inclusief sporten. Dat is mijn vierde blok. Inclusief sporten is een thema waarvoor de Kamer in elk sportdebat aandacht vraagt, en volstrekt terecht. Het is ontzettend belangrijk dat sport en bewegen voor iedere Nederlander mogelijk en toegankelijk zijn, ongeacht gender, sekse, culturele achtergrond, beperking of gezondheid. Ik heb in dit kader kennisgenomen van het tienpuntenplan van de heer Van Nispen, mevrouw Westerveld en mevrouw Van der Laan. Verschillende woordvoerders hebben daar ook aandacht voor gevraagd. Zij vroegen «wat gaan jullie daarmee doen?» en «heb je het gezien?» Ik heb het gezien. Ik vind dat er hele waardevolle aanbevelingen in staan. Ik zou graag met de Kamer de afspraak willen maken dat ik de Kamer in januari een reactie daarop stuur. Misschien had u gehoopt dat er in dit debat een uitgebreide reactie zou komen. Dan was het wel halfeen geworden. Maar die heb ik ook niet kant-en-klaar. Na het kerstreces komt er dus een reactie vanuit het kabinet op die nota, met een vertaalslag naar wat we kunnen en wat we niet kunnen.

Er zijn vragen gesteld over sporthulpmiddelen. Dat is een heel belangrijk thema. Met name mevrouw Westerveld heeft daar een aantal indringende vragen over gesteld. In de eerste plaats vroeg zij: wil je met het Zorginstituut, zorgverzekeraars en gemeenten om tafel gaan om duidelijk te maken wie nou verantwoordelijk is? Wat betreft gemeentebeleid vroeg mevrouw Westerveld mij of ik ervoor wil zorgen dat gemeenten met zorgaanbieders om tafel gaan om er samen uit te komen, zodat er een eenduidiger beeld komt in alle gemeenten. Het is heel simpel: ik wil op allebei die vragen bevestigend antwoorden. Ik zie het belang daar namelijk ook van in. Wij hebben nu een noodverband aangelegd. Die landelijke regeling noemen we niet voor niks een tijdelijke regeling, want eigenlijk is dat een soort verlegenheidsoplossing waar gemeenten en zorgverzekeraars nee verkopen. Dat zullen ze onderbouwd doen, maar het is wel heel wrang, zeker als je het mooie bericht in het Algemeen Dagblad van vanmorgen zag. Het grijpt je naar de strot om te zien hoe dat dan gaat, dat tegen iemand van 49 wordt gezegd: waarom gaat u eigenlijk sporten? Waar bemoei je je mee, zou ik zeggen.

Ik heb vaak gesprekken met verzekeraars en gemeenten, en vaak zijn er grijze gebieden waar zij elkaar moeten ontmoeten. Ik zie het als huiswerk voor VWS, voor het kabinet, om volstrekte helderheid te gaan bieden over wie waarvoor verantwoordelijk is. Die is er nu niet. Bij de gratie van dat feit kunnen gemeenten en verzekeraars nu nee verkopen, waardoor wij met dat noodverband gekomen zijn. Dat voorziet ook in een behoefte. Mensen komen aanvragen indienen en die worden gehonoreerd. Het is fijn dat dat kan. Maar eigenlijk moet dat noodverband zo kort mogelijk duren en moeten we terug naar het daar neerleggen waar het thuishoort, namelijk bij gemeenten en verzekeraars. Ik zie het als huiswerk voor ons om goed in beeld te brengen waar de schoen wringt en wie waar verantwoordelijk is. Zoals ik dat hier even zeg, klinkt het veel makkelijker dan het is. Het moet goed onderzocht worden wie wanneer verantwoordelijk is. Maar ik wil graag die handschoen oppakken en dat zo snel mogelijk in beeld brengen, al was het alleen maar omdat we die tijdelijke regeling niet eindeloos willen laten bestaan.

Voorzitter. Mevrouw Westerveld... Sorry.

De voorzitter:

Dit geeft toch aanleiding tot een vraag van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Volgens mij is dit een hele goede en terechte toezegging. Natuurlijk is dat een tijdelijke regeling. Ze moeten gewoon datgene leveren waarvoor ze er zijn. Ik ben dus ook blij met de mooie reactie op dat mooie krantenartikel van vandaag. Maar dan toch iets concreter: wanneer denkt de Staatssecretaris de Kamer hierover te kunnen informeren? Dan spits ik de vraag iets toe. Volgens mij moet er één loket komen, zodat mensen in de toekomst niet van het kastje naar de muur kunnen worden gestuurd. Volgens mij is dat ook het doel van de Staatssecretaris. En er moet dus eenduidige en wat mij betreft ruimhartige verstrekking van die sporthulpmiddelen komen. Op die twee punten moet het volgens mij echt beter. Ik ben erg benieuwd wanneer we daar meer over kunnen horen.

Staatssecretaris Blokhuis:

De tijdelijke regeling loopt dit kalenderjaar en ook nog volgend kalenderjaar. Het zou alleen wat ingewikkeld worden om pas op 30 december een standpunt te hebben als we die regeling dan willen stoppen. Dus als we ervan uitgaan dat die tot eind volgend jaar duurt, dan zouden we in de loop van volgend jaar, na de zomer of zo, duidelijkheid hebben. Ik weet niet of dat reëel is; dat wordt nu even voor mij gecheckt. Kan dat? Ja. Wij mikken op na de zomer, zodat ook gemeenten en verzekeraars tijdig kunnen anticiperen op de nieuwe setting.

Mevrouw Westerveld heeft een amendement ingediend over de eigen bijdrage. Dat is het amendement van het duo Westerveld en Van Nispen op stuk nr. 136. Dat wil ik van een appreciatie voorzien. Ik ben het wel met de heer Heerema eens dat het nogal een duikeling is, van € 900 nu naar € 100. We hebben in de zorgverzekering bijvoorbeeld een eigenbijdrageregeling voor medicijnen van € 250. Ik zou de indieners dus in overweging willen geven om de klap iets minder groot te maken en van € 900 naar € 250 te gaan. De beweging snap ik heel goed, maar ik geef dat in overweging. Als zij zeggen «daar kunnen we even over in conclaaf en dat doen we», dan wil ik sowieso een positieve appreciatie geven van dit amendement.

De voorzitter:

Naar aanleiding hiervan is er een vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

In het interruptiedebat dat ik met mevrouw Westerveld had, gaf ik ook aan dat ik dit heel interessant vind, maar dat ik wel benieuwd was of dit past binnen het budget dat nu gereserveerd is voor hulpmiddelen of, als de Staatssecretaris hier een positieve appreciatie van geeft, waar dat geld dan vandaan komt. Dat is natuurlijk wel van belang voor de vraag hoe ik mijn fractie moet adviseren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik moet even oppassen dat ik niet ga freewheelen, maar volgens mij is het financieel beslag van deze verlaging van de eigen bijdrage echt te overzien. Uit mijn hoofd zeg ik dat het om maximaal € 120.000 zou gaan, maar dat weet ik niet zeker. Die dekking is deugdelijk. Dat kan ik aangeven en dat kan de heer Heerema ook aan zijn fractie meegeven. De dekking is deugdelijk. Wij vinden de enorme sprong die gemaakt wordt alleen wel heel erg fors, dus ik geef dat graag in overweging.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het was natuurlijk ook de bedoeling om een enorme sprong naar onderen te maken, omdat het gemiddelde van € 900 gewoon veel te veel is en omdat het hier natuurlijk ook over een overzichtelijke groep gaat. Het krijgt ook geen aanzuigende werking. De groep is heel duidelijk afgebakend, het bedrag is afgebakend en we weten welke mensen hier baat bij hebben. Wij gaan het nog even hebben over het bedrag, maar ik zou zeggen dat het juist de bedoeling is om het zo laagdrempelig mogelijk en dus ook zo toegankelijk mogelijk te maken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Die intentie is volstrekt helder, en wat mij betreft ook heel sympathiek. Als we zeggen dat we inclusief sporten serieus handen en voeten willen geven, dan voegen we hiermee de daad bij het woord.

De voorzitter:

Maar wat is het oordeel over het amendement zoals het er nu ligt?

Staatssecretaris Blokhuis:

Zoals het er nu ligt ... Ik geef de indieners serieus in overweging om het bedrag te verhogen van € 100 naar € 250. Zou dat kunnen, tussen de eerste en tweede termijn? Of wordt dat ingewikkeld? Anders moet ik in mijn tweede termijn een definitieve appreciatie geven.

De voorzitter:

Oké. Dan komt er eventueel een definitieve appreciatie in tweede termijn. Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Wij zijn in gemeen overleg, zoals we dat noemen. Dat klinkt gemener dan het is. Het is volgens mij een goed overleg.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil nog één punt maken. Het gaat namelijk niet over een heel ... Natuurlijk is € 120.000 veel, maar het is nou ook weer niet zo dat dit zo'n enorme hap uit de begroting neemt. Dat wil ik hier toch even kwijt. Ik zou ook tegen de Staatssecretaris willen zeggen: we weten voor welke mensen we het doen. We weten dat mensen met een handicap er gewoon baat bij hebben om te sporten en dat dat hen langer vitaal houdt. Laten we dan ook niet ingewikkeld gaan doen over dit bedrag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit is de laatste tussenstand in dit gesprek.

De voorzitter:

De heer Van Nispen heeft toch nog een opmerking of vraag.

De heer Van Nispen (SP):

Dank hiervoor. Hier komen we op terug. Op het gevaar af dat ik dan bestempeld word als rupsje-nooit-genoeg of iets in die richting – ja, nou doe ik het eigenlijk zelf al, hè? – wil ik toch even het volgende zeggen. Ik ben echt blij met de richting die de Staatssecretaris op gaat met die sporthulpmiddelen, maar we weten wel dat er met de tijdelijke regeling van de rijksoverheid al een wachtlijst was voor die mensen. Als het dus na de zomer gaat worden – nogmaals dank voor die toezegging – dan voorzien we dat er ook in 2022 nog een heleboel mensen op die wachtlijst staan, die dus niet geholpen kunnen worden. Ik wil de Staatssecretaris dus toch ook vragen om daarnaar te kijken. Het zou iets sneller moeten, en als dat niet kan, dan moet de tijdelijke regeling misschien ietsje ruimer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik snap die vraag heel goed. Volgens mij valt die niet onder de titel rupsje-nooit-genoeg, want u doet het niet voor uzelf maar voor een meer kwetsbare groep. Ik neem die opmerking mee en die betrek ik bij de overwegingen wanneer wij duidelijkheid moeten verschaffen. Daar moet een reële planning aan ten grondslag liggen die ook zorgt voor een soepele overgang van het ene naar het andere regime, ja.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Diezelfde heer Van Nispen heeft mij een vraag gesteld over de Stichting Life Goals. Volgens mij heb ik daar weleens een bijdrage aan geleverd en met dak- en thuislozen gevoetbald. Ze hadden een hele goede keeper, dat weet ik wel. Supersympathiek. U gelooft het of niet, maar hier staat: in overleg met de Stichting Life Goals wordt een gesprek gepland met de nieuwe bewindspersoon Sport. We laten even in het midden wie dat is, maar dat is een direct antwoord op de vraag van de heer Van Nispen hierover.

De heer Van Nispen heeft ook gesproken over de structurele afname van sportdeelname van mensen met een laag inkomen. Erkent de Staatssecretaris dat en wat zet hij daar tegenover? Ja, dat zie ik ook. Overigens zien we op veel meer terreinen dat mensen met een laag inkomen niet zo kunnen meedoen als we zouden willen, wat tot veel meer maatschappelijke ellende leidt, zoals de gezondheidszorg of de zorg. De levensverwachting en de gezondheid van mensen met een lager inkomen is lager. Dat speelt ook bij sportdeelname en bewegen. Ik vind dat iedereen moet kunnen sporten en bewegen en dat drempels zo veel mogelijk weggehaald moeten worden. Dat geldt ook voor financiële drempels, want daar hebben we het vaak concreet over in dit geval.

Op dit moment investeert VWS in zowel het Jeugdfonds Sport & Cultuur als het Volwassenenfonds Sport & Cultuur. Met dat jeugdfonds worden jaarlijks tussen 50.000 en 80.000 kinderen bereikt, waardoor de drempel om te gaan sporten dus lager wordt. In de afgelopen twee jaar is helaas door corona wel een dalende lijn te zien, tenminste, wij denken dat dat door corona komt. Het volwassenenfonds is sinds een jaar gestart en heeft inmiddels ruim 2.000 mensen daarin kunnen ondersteunen. Wat mij betreft is dat een mooi, gericht middel om mensen met een laag inkomen aan het sporten en bewegen te krijgen. Bij dat volwassenenfonds werken twintig mensen. Die aantallen zullen naar verwachting de komende jaren echt stijgen. Dat is ook de intentie van die regeling.

Ook wordt er een impuls gegeven aan de financiële toegankelijkheid via NOC*NSF, door districtspots. Ik lees dit even voor, want dit wist ik voor dit debat niet. Dat zijn sport- en ontmoetingsplekken voor en door jongeren in lage SES-wijken. Ik vind dat een hele onaardige term, maar dat zijn wijken waar mensen wonen met een lager inkomen en een praktische opleiding. Daarnaast zijn we in gesprek met de commerciële sport: de fitnessbranche, met NL Actief, om ook hier te werken aan financiële toegankelijkheid. Van alle kanten is er aandacht voor. Overigens is er ook wat op lokaal niveau, bij gemeenten, vaak door middel van bijzondere bijstand of anderszins, maar dit is echt landelijk initiatief. De heer Van Nispen heeft daar meer fiducie in dan dat de lokale overheid daarover moet beslissen, voor zover ik hem ken. Nee, hij gelooft in allebei. Dat is op zich hartstikke mooi. Laten we hopen dat het en-en wordt en dat die beweging van twee kanten, bij de lokale overheid en bij de rijksoverheid, ertoe bijdraagt dat zo veel mogelijk mensen met een laag inkomen deelnemen aan sporten.

Mevrouw Den Haan heeft een vraag gesteld over beweegtuinen. Als oud-wethouder heb ik ook mogen deelnemen aan schommels en steps waar ik nooit van had kunnen dromen. Dat zijn initiatieven die lokaal worden geïmplementeerd. Als rijksoverheid hebben we daar niet direct een say op, dus ik heb ook geen zicht op hoeveel beweegtuinen er zijn in Nederland. Het is wel zo dat het Kenniscentrum Sport & Bewegen goede voorbeelden en een stappenplan voor het opstarten van een beweegtuin deelt. Dat moet dan ter inspiratie dienen voor gemeenten. Gemeenten die kijken naar deze spannende aflevering van Sport bij de rijksoverheid, zou ik willen oproepen om hier werk van te maken, want het is een heel mooi initiatief.

Voorzitter. Dan ben ik bij de toegankelijkheid van speeltuinen voor mensen met een handicap. De heer Van Nispen heeft daarover een amendement ingediend, nadat hij het belang ervan heeft onderstreept. Dat belang zal niemand ontkennen. Tegelijkertijd is de vraag bij ons, zoals we hier zitten, als kabinet en Kamer: lokale speeltuinen, wie is daar ook weer verantwoordelijk voor? Dat zijn toch vooral de gemeenten. Ik zou daar ook alsjeblieft aan willen vasthouden. Los van deze principiële opmerking heb ik nog een opmerking over de dekking van dat amendement op stuk nr. 138. De dekking wordt gezocht in externe inhuur. Dat klinkt inderdaad als een dankbaar doel, maar ik wil daarbij wel aangeven dat het budget voor doorlopende verplichtingen in 2022 goeddeels in gebruik is. Die dekking kunnen we daar dus echt niet voor gebruiken. Ik wil graag kijken of ik met de heer Van Nispen iets anders kan proberen te regelen. Zou hij willen overwegen om zijn amendement om te zetten in een uitspraak van de Kamer, in een motie, waarin hij het kabinet oproept om met gemeenten in gesprek te gaan om dit breed bij gemeenten onder de aandacht te brengen en misschien zelfs om dit te financieren – dan hebt u gelijk boter bij de vis – uit de SPUK, de specifieke uitkering in het kader van gezonde leefstijl? Er is een financieringsbron: dit is al geld dat naar gemeenten gaat, specifiek voor leefstijl. Als je dat dan aan speeltuinen koppelt... Ik zou dat gesprek willen aangaan met gemeenten. Voor alle helderheid: het amendement zoals het er ligt, wil ik ontraden, alleen al vanwege de dekking.

De voorzitter:

Ik had een vraag van de heer Heerema, maar het lijkt me logisch om eerst de heer Van Nispen het woord te geven.

De heer Van Nispen (SP):

Dank. Ik denk dat er dadelijk mensen kritisch gaan zijn over wat de Minister zei over de SPUK, maar dat laat ik even bij hem. Over de dekking: ik neem onmiddellijk aan dat de dekking die ik in alle goedheid heb geprobeerd te bedenken misschien niet deugdelijk is. Fijn dat er naar een alternatief gekeken kan worden. Over die motie ga ik inderdaad nadenken. Maar er is wel een goed argument waarom je als rijksoverheid wel tijdelijk een stimuleringsbijdrage zou moeten willen leveren, zonder dat je daarmee de verantwoordelijkheid weghaalt bij de gemeentes. Dat heb ik volgens mij ook toegelicht bij het amendement. Het is een lange toelichting. Het is nogal wat voor gemeentes om de speeltuinen die ze nu hebben om te bouwen tot toegankelijke speeltuinen en om van nieuwe speeltuinen meteen toegankelijke speeltuinen te maken. In het verleden hebben we ook veiligheidseisen gesteld toen we een wet hebben gemaakt waarin staat dat speeltuinen veilig moeten zijn. Ook toen hebben we gezegd: we gaan als Rijk tijdelijk meehelpen. Toen was dat om speeltuinen veilig te maken, en nu om speeltuinen toegankelijk te maken. Dus ik haal geen verantwoordelijkheden weg. Ik wil niks verschuiven. Over de dekking moeten we dan inderdaad nadenken. Maar ik ga hierover ook serieus een motie opstellen, met een dekking die hopelijk op zo veel mogelijk draagvlak kan rekenen.

De voorzitter:

Dank u wel. U trekt het amendement nu niet in, begrijp ik?

De heer Van Nispen (SP):

Nee, dat kan eventueel voor dinsdag.

De voorzitter:

Akkoord.

Staatssecretaris Blokhuis:

Als ik het goed begrijp, wordt er nagedacht over een andere dekking. Ik snap de intentie, en dat u zegt: ik wil vanuit het Rijk dat gebaar maken naar gemeenten. Dat was ook de intentie van mijn interventie. Ik kijk even naar mijn buurman of ik het niet fout ga zeggen, maar ik bedoel niet een SPUK-leefstijl. Die wordt supergoed ingezet; alle lof voor gemeenten. Dit gaat juist over het deel dat nog niet wordt ingezet, een soort onderuitputting, die daar tijdelijk voor kan worden ingezet. Zeg ik dat zo goed? O, vanuit de leefstijlmiddelen, hoor ik. Dit wordt een beetje rommelig. Misschien moet ik het in de tweede termijn iets beter zeggen.

De voorzitter:

Dan concludeer ik in ieder geval dat het amendement op stuk nr. 138 wordt ontraden. Ik geef het woord aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

We hebben in de interruptiedebatjes, zowel met mevrouw Maeijer als met de heer Van Nispen, besproken dat spelen en bewegen ook onderdeel zijn van de start van het preventieve leven van een kind. Dus wat zou dit opperhoofd preventie eventueel ook kunnen doen vanuit de preventieportefeuille op dit terrein? Ik kan me voorstellen dat we vanuit het Sportakkoord lokale sportakkoorden steunen en dat vanuit het Preventieakkoord lokale initiatieven op die wijze ondersteund zouden kunnen worden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij is dat een beetje vestzak-broekzak. Ik ben het eens met de heer Heerema dat sport en bewegen en preventie alles met elkaar te maken hebben. Als hij met zijn vraag suggereert dat daarvoor middelen beschikbaar zijn in het Preventieakkoord, zeg ik: dat is absoluut niet aan de orde. Dat is volstrekt uitgeput. Dus dat is niet een reële bron.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk, u heeft ook nog een vraag?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Misschien is het alweer een beetje rechtgetrokken. Ik sloeg inderdaad aan op die SPUK. Het doel van die SPUK was nou juist om sportlocaties overeind te houden, ook aangezien de btw-regeling veranderd is. Ik zou het vervelend vinden als er geld bij de sport weggaat, om dat voor iets anders in te zetten. Ik vind het hartstikke belangrijk, daar gaat het niet om, maar ik vind het andere ook belangrijk. Dan zou ik ervoor willen pleiten om echt een ander potje te zoeken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voor de geschiedschrijving, voorzitter: het is absoluut niet mijn bedoeling, maar dat heb ik ook niet gezegd, dat het wordt betaald uit de pot SPUK-middelen, om het btw-verhaal te compenseren. Dat is absoluut niet mijn bedoeling als alternatieve dekking. Ik wil er in tweede termijn wat explicieter op terugkomen, maar het gaat dus niet om de SPUK-btw, maar de SPUK-leefstijlmiddelen. Daar zou wat onderuitputting zijn, waarmee we het kunnen financieren. Ik weet niet of we om 11.00 uur echt naar buiten moeten met z'n allen. De dekking kan overigens ook nog in de aanloop naar de stemmingen komen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog, zou ik zeggen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik ga naar mijn vijfde blokje. Dat is veilige sport. Ik ga het daarbij ook hebben over racisme en discriminatie. Dat zou je ook onder inclusief sporten kunnen rekenen, maar met inclusief sporten bedoel je volgens mij echt het erbij betrekken van gehandicapten. Inclusief is voor mij ook: iedereen mag meedoen. Dat ziet ook op racisme en discriminatie. Dat valt wat mij betreft onder veilige sport: het erbij betrekken van iedereen, maar ook matchfixing, doping en de turnsport. Op die thema's wil ik ingaan.

Mevrouw Kuiken vroeg: hoe zit het met het tempo van de verschillende onderzoeken? De verschillende onderzoeken die nog niet gestart waren en die we in het debat over de turnsport hebben behandeld, gaan in 2022 lopen. bijvoorbeeld: positionering onafhankelijk centrum veilige sport conform het advies van Verinorm. Daarover gaat de motie-Van der Laan c.s. Een ander voorbeeld is de combinatie met de motie-Van Nispen over rollen en verantwoordelijkheden rondom een integere en veilige sport. De motie over de evaluatie van het tuchtrecht wil ik graag betrekken bij het professionaliseringstraject – dat is een mooi scrabblewoord – van het Instituut Sportrechtspraak, waarover we het hebben gehad in het debat over de turnsport. Dat wordt geprofessionaliseerd en daar wil ik ook het tuchtrecht bij betrekken.

Ik ben en blijf met JenV in gesprek over de afbakening van strafrecht en tuchtrecht. Ik blijf aandacht vragen voor verduidelijking hiervan. Dat ter uitvoering van de motie-Westerveld c.s. Ik ben met NOC*NSF in gesprek over de handreiking evaluatie topsport. Dat is de uitvoering van de motie-Pouw-Verweij.

Ik ga nog in op een paar van de thema's die ik hier noemde. Matchfixing. Mevrouw Van der Laan vroeg hoe de Staatssecretaris ernaar kijkt dat er een meldplicht voor matchfixing moet gaan gelden bij sportbonden. In antwoord daarop zou ik willen zeggen dat die meldplicht op dit moment al is opgenomen in het tuchtreglement voor sportbonden. Ook is er een centraal meldpunt, waar sporters kunnen melden, namelijk het Centrum Veilige Sport. Mevrouw Van der Laan zegt terecht dat de pakkans bij matchfixing niet heel erg groot is. Het staat ook niet goed omschreven in de wet. Het goed opnemen in de wet is noodzaak. Zij doet een oproep aan mij om dat in gang te zetten. Het Openbaar Ministerie heeft inderdaad op verzoek van het Strategisch Beraad Matchfixing een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van strafbaarstelling van matchfixing. Dat wordt in gang gezet; daar zijn we volop mee bezig. In dit debat zou ik wel willen zeggen: dit is echt primair de verantwoordelijkheid van JenV. Dat ministerie gaat erover. Ik ga dat aan ze vragen en ik zal de Kamer informeren over vervolgstappen op dit gebied. Het is terecht dat er aandacht voor wordt gevraagd, maar het is aan JenV om daaraan handen en voeten te geven.

Dan de klokkenluidersregeling.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Om het even nog beter te snappen. U zegt dat Justitie in feite primair de lead heeft, maar dan hebt u het specifiek over de strafbaarstelling en die lacune in de wetgeving? Kunt u dan iets meer vertellen over hoe snel dat wordt opgepakt?

Staatssecretaris Blokhuis:

U weet allemaal hoelang wetgevingstrajecten duren. Feit is wel dat er een paar seinen op groen zijn gezet. Er is bijvoorbeeld onderzoek gedaan. De uitkomsten van dat onderzoek naar matchfixing zijn recent door het Strategisch Beraad Matchfixing van een positief advies voorzien. Dat betekent dat er een hobbel is genomen om hier stappen in te zetten. Als mevrouw Van der Laan mij dan vraagt wat exact de timing hierbij is, moet ik haar het antwoord schuldig blijven. Het is primair een vraag aan JenV. Ik wil wel beloven dat ik de vraag doorspeel aan JenV.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat snap ik ook wel. Ik wil ook niet zeggen dat u wijst naar een ander departement. Het is een integraal onderwerp en daar moeten we denk ik integraal naar kijken. Ik overweeg een motie in te dienen om in ieder geval de regering op te roepen om dit strafbaar te stellen. Maar hoor ik nu een toezegging dat het kabinet al vindt dat matchfixing goed in het strafrecht verwoord moet worden en dat J en V daarbij in de lead is? Dan is mijn eventuele motie overbodig.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat is een te snelle conclusie. Het onderzoeksrapport laat dat in het midden. Dat geeft aan dat matchfixing wettelijk strafbaar stellen niet hoeft, dat aparte strafbaarstelling niet noodzakelijk is. Een brede aanpak om het fenomeen onder de aandacht te brengen, zonder daar direct een strafbaarstelling aan te koppelen, kan ertoe leiden dat het teruggedrongen wordt. Er hoeft niet per se een strafbaarstelling aan gekoppeld te worden. Als mevrouw Van der Laan komt met een motie om het hoe dan ook strafbaar te stellen, terwijl het onderzoek dat gedaan is niet aangeeft dat aparte strafbaarstelling per se noodzakelijk is, dan zetten we echt een nieuwe stap. Daarmee zeg ik dus ook al iets over de appreciatie die een eventuele motie zou krijgen. Het ligt primair op het bordje van JenV en het gaat ook verder dan het best wel duidelijke advies hierover.

Misschien nog eventjes iets over de timing. Dat deel stond niet in mijn antwoord, maar dat krijg ik net. De herijking matchfixing vindt plaats in het voorjaar van 2022. Dan hebben we meer ingrediënten op basis waarvan we het gesprek verder kunnen voeren. De Kamer is vrij om te doen wat ze wil, maar in dat licht bezien zou een motie om het sowieso strafbaar te stellen nu wel een beetje prematuur zijn. Volgend jaar voorjaar gaat het bij die herijking gewoon apart over matchfixing.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Zijn u en VWS daar dan in the lead of is dat dan ook weer JenV? Ik vraag dat om het even goed te begrijpen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Gaat u er alstublieft van uit dat JenV daar in the lead is, maar wij hebben daarin natuurlijk ook een belang, want zoals de titel doet vermoeden gaat het ook over sport, en daar is VWS volop in charge. Het is dus echt een coproductie, maar primair is het Ministerie van JenV in the lead. Het kan best zijn dat een eventuele wet bijvoorbeeld door beide ondertekend zal worden. Ook de tussenstand matchfixing zal een coproductie zijn. Bij de juridische kant, bij eventuele strafbaarstelling zoals sanctionering, is echt JenV in the lead. Als mevrouw Van der Laan een motie overweegt, dan zeg ik alvast tegen haar dat ik die wel zou doorpassen naar JenV.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil mijn collega's vragen om toch terughoudend te zijn met de interrupties. Dat zeg ik tegen iedereen, tegen bijna iedereen moet ik zeggen. Maar gaat u vooral door, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Mevrouw Van der Laan vroeg of er een regeling voor klokkenluiders is binnen de sport en of we daar iets van moeten vinden. Er bestaat een klokkenluidersregeling in het bedrijfsleven voor werkgevers met meer dan 50 werknemers. Die geldt dan ook voor de sport, maar in de sport heb je heel veel organisaties die geen 50 werknemers hebben. Bij NOC*NSF is het de bedoeling dat de verplichting per 2024 in de minimale kwaliteitseisen van sportbonden wordt opgenomen. Los van de wet en los van de grootte van die sportbonden wordt het dan als eis opgenomen. Dat lijkt mij een goede ontwikkeling.

Dan het belangrijke punt van het onderzoek naar de danswereld. Daar hebben verschillende woordvoerders vragen over gesteld, onder andere mevrouw Van der Laan. Wanneer gaat dat van start? Wat mij betreft zo snel mogelijk, liever gisteren dan vandaag. Wij zijn bezig met de laatste voorbereidingen om dat van start te laten gaan. Ik wil dat het ook goed en zorgvuldig gebeurt. De laatste gesprekken over de onderzoeksopzet vinden op dit moment plaats. Ik vind het ook essentieel dat dit gezamenlijk met OCW gebeurt vanwege de brede scope van de danssector. De Raad voor Cultuur is, zoals u weet, ook bezig met een onderzoek. Ik verwacht dat het onderzoek begin 2022 wel kan starten. Dat wil iedereen – hoe eerder, hoe liever – maar het moet ook zorgvuldig.

Voorzitter. Mevrouw Maeijer heeft een vraag gesteld over vog's. Ze schiet in de lach omdat ik haar naam weet, of niet? Nee? Sorry. Ze vroeg of er een manier is om het aanvragen van vog's voor trainers/coaches te kunnen versimpelen en of er financiële ondersteuning mogelijk is. Vrijwilligers in organisaties worden ondersteund in het aanvragen van de vog. Dat is onderdeel van het huidige beleid. Sportverenigingen kunnen voor hun vrijwilligers gratis een vog aanvragen, dus er is geen financiële drempel. Voor vrijwilligers die werken met kwetsbare personen is gratis een vog aan te vragen bij sportverenigingen. En daarnaast is NOC*NSF met financiering van VWS een campagne gestart om de bewustwording voor het aanvragen van een vog onder de aandacht te brengen.

Voorzitter. Dan het punt van mevrouw Westerveld over homofobe en racistische spreekkoren. Dat vind ik ook een superbelangrijk punt. En met mevrouw Westerveld verbaas ik mij elke keer dat een wedstrijd gewoon doorgaat op het moment dat dat afschuwelijks gebeurt. Ik vind het echt verschrikkelijk dat dat nog steeds gebeurt, en ik ben in gesprek met de KNVB en de ministeries van JenV en Sociale Zaken over het terugdringen van racisme en discriminatie. Dat heeft onder andere geresulteerd in een concrete aanpak «Ons voetbal is van iedereen», een brede aanpak om racisme en discriminatie in het betaald voetbal en amateurvoetbal terug te dringen. Nou ja, mevrouw Westerveld kent het initiatief. Daarbij is ook aandacht voor spreekkoren, waaronder homofobe, antisemitische en discriminerende of racistische spreekkoren.

Mevrouw Westerveld vroeg: wie is er in charge, wie is er verantwoordelijk voor om die spreekkoren direct aan te pakken? De KNVB heeft een richtlijn opgesteld. En de verantwoordelijkheid voor dat dat ook handen en voeten krijgt, ligt bij de betaaldvoetbalorganisaties en de lokale driehoek. De afspraak is dat bij discriminerende of kwetsende spreekkoren direct wordt omgeroepen om hiermee te stoppen, en bij herhaling kan een wedstrijd tijdelijk of definitief stilgelegd worden. En hulde voor elke scheidsrechter die die stap ook zet als dat gebeurt.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u bent zeker heel terughoudend, ongetwijfeld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, dat klopt. Want ik hoor van de Staatssecretaris dat hier verschillende spelers voor verantwoordelijk zijn. En dat is eigenlijk ook precies het probleem: dat niet helemaal duidelijk is wie hier nou voor verantwoordelijk is, en dat daardoor ook zeer zelden wedstrijden worden stilgelegd, helemaal als het over antihomospreekkoren gaat. En volgens mij willen we nou juist dat dat heel duidelijk belegd wordt, zodat wedstrijden gewoon worden stilgelegd als dit voorkomt.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar ik probeerde in mijn antwoord wel aan te geven dat de KNVB de verantwoordelijkheid heeft genomen om duidelijke richtlijnen op te stellen, die dan bij de bvo's van kracht zijn. En het hangt dan ook van de situatie ter plekke af. Want het liefst wil je dat de boel gelijk stil wordt gelegd, maar een scheidsrechter zal bijvoorbeeld ook wel de veiligheidsrisico's meewegen; wat gebeurt er als ik in een bak met 50.000 toeschouwers – want dat gaat echt weer komen – de boel platleg? Die moet dat dan inschatten. Maar volgens mij is die verantwoordelijkheid echt wel gepakt door de KNVB. En het vervolg wordt dan opgepakt door de lokale driehoek. Volgens mij is dat ook niet strakker te organiseren. Het is ook niet zo dat er dan opeens een politiemacht het veld op rent en dat de politie dan zegt «en nu stoppen» of zo. Dus laten we ook afspreken dat we in de contacten die ik heb met de KNVB, die veelvuldig en goed zijn, dit een blijvend agendapunt houden en niet obligaat, en zeggen: jongens, gewoon ook evalueren; wat is er nou gebeurd en op grond waarvan is er niet besloten om de wedstrijd te staken? Dus het blijft op de agenda. Volgens mij pakt de KNVB daar goed de verantwoordelijkheid.

Voorzitter. Dat brengt me bij het amendement van mevrouw Westerveld op stuk nr. 135. O, sorry, mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik had eigenlijk nog een vraag op dat vorige punt, over de vog's. Ik zat daar nog even over na te denken. Mag ik die nu stellen? Mijn vraag zag niet specifiek op een financiële tegemoetkoming, want ik weet dat daar regelingen voor zijn. Het was meer dat er bijvoorbeeld vanuit de KNVB en ook uit andere hoeken signalen kwamen dat de vrijwilligers die dat administratief moeten doen, best wel tegen een muur lopen van administratief gedoe. De barrière om het allemaal te regelen wordt toch als wat hoger ervaren, terwijl het idee is dat het zo laagdrempelig mogelijk is. Dus ik vroeg mij eigenlijk af of er nog mogelijkheden of ideeën zijn om dat te versimpelen, of de clubs op een of andere manier voorlichting te geven over hoe ze dat kunnen doen, om het hun zo makkelijk mogelijk te maken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij is een vog aanvragen niet het meest ingewikkelde. Maar ik probeerde aan te geven dat verenigingen hun vrijwilligers daar ook bij helpen. En elke zichzelf respecterende sportvereniging heeft in het bestuur mensen die dat kunnen, om die vrijwilligers daarin te ondersteunen. Dat is één. En twee: hoe breng je dat breder onder de aandacht? Dat probeerde ik in mijn antwoord ook aan te geven. NOC*NSF is een campagne gestart om de bewustwording voor het aanvragen van die vog aan te moedigen. Dus die twee sporen.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Toch heel kort dan nog. Ja, die bewustwording snap ik, maar het bewust maken dat je een vog kunt aanvragen voor trainers die met kwetsbare groepen werken, is natuurlijk iets anders dan het bewust maken van hoe die stappen gaan. Volgens mij zit het niet per se op het eerste punt wat ik bedoelde, maar meer op het laatste: hoe zorg je dat het zo gemakkelijk mogelijk is, zodat ook daadwerkelijk die aanvraag wordt gedaan?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb niet signalen dat daar nou de bottleneck zit. Als mevrouw Maeijer die wel heeft, dan hoor ik dat graag en dan wil ik ook beloven dat we daarover in gesprek gaan met de sector. Ik heb niet signalen dat dat de bottleneck is. De punten die ik net aangaf, zijn specifiek ingezet om het juist gratis te maken, met ondersteuning van het bestuur. En de campagne van NOC*NSF is er juist op ingezet om het fenomeen zo makkelijk mogelijk weg te zetten. Wat het ingewikkeld kan maken – nog even los van de vraag wie dat dan moet aanvragen en in welke situatie – is dat dit natuurlijk ook privacygevoelig is. Dus ook als een bestuur hierin ondersteuning geeft, moet je dit wel met inachtneming van de privacyregels met elkaar invullen. Diegene om wie het gaat, moet hier expliciet toestemming voor geven et cetera.

De voorzitter:

Dank u wel. U was ook bezig met de appreciatie van het amendement op stuk nr. 135?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. Die zit met name op subsidieverstrekking aan een positieve sportcultuur, waarmee de lhbtiq+-cultuur een hart onder de riem krijgt. Ik denk dat het amendement op stuk nr. 135 op een misverstand berust, omdat de financiering die voor kalenderjaar 2021 geldt, budgettair neutraal wordt verlengd tot 2022. Zo bezien is dit amendement dus overbodig, want het vraagt om middelen voor 2022. Het geld is er. Als het meer moet worden – dat zou ik niet weten, want ik heb daar geen aanleiding voor – dan moet het in een apart amendement. Maar het geld is er, dus heel simpel: ontraden. Het zou ook heel gek zijn als het in stemming komt en het wordt aangenomen; dan gaat er bij wijze van spreken dubbel geld naartoe.

De voorzitter:

Ik kijk even, maar zie geen reactie. Dan concludeer ik... Ja, mevrouw Van der Laan?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wilde een beetje zuinig zijn met de interrupties, voorzitter, maar dit signaal heb ik natuurlijk eerder gekregen; dat de subsidie zou doorgaan. Tot op heden is nog steeds het bericht dat de subsidie wel doorgaat, maar halverwege 2022 stopt. Daar moeten we volgens mij proberen uit te komen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik hoop dat de mensen om wie het gaat ook actief meeluisteren. Die horen de verantwoordelijke bewindspersoon dan zeggen dat de subsidie voor heel 2022 geldt. En volgens mij is dat wel ongeveer net zo veel waard als een beschikking voor dat jaar. Ik zeg het dus hardop, hier: deze organisatie krijgt voor heel 2022 subsidie.

De voorzitter:

Daarmee concludeer ik dat het amendement ontraden is, en kunt u verdergaan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. Ik had qua volgorde beter eerst op het amendement op stuk nr. 134 kunnen ingaan, maar ik heb nog wel een stapel papier hier. Dat is een amendement rond matchfixing, van mevrouw Van der Laan, waarin het met name gaat om jonge spelers in beloftecompetities. De dekking, daar zit ik even tegenaan te hikken. Dat zal mevrouw Van der Laan niet verbazen in het licht van de beperktheid van de omvang van het budget waaruit geput wordt, de juridisch verplichte ruimte. Het heeft niet mijn voorkeur om deze ruimte nu al te benutten, omdat we die ook volgend jaar willen hebben voor allerlei dingen, bijvoorbeeld als uitvloeisel van het onderzoek rond dansen. Het zou kunnen dat we daardoor extra geld in moeten zetten voor monitoring en andere zaken.

Mevrouw Van der Laan, dit is echt een gratis advies en suggestie, want het doel snap ik en ik wil graag meedenken over een oplossing. Mevrouw Van der Laan zou mij een dienst bewijzen als ze zegt: ik wil mijn amendement omzetten in een motie met de vraag «regel het». En dan beloof ik natuurlijk dat ik dat ga doen. Dat ga ik dan ook toezeggen. Maar dat geeft mij dan iets meer ruimte om naar een andere dekking te zoeken. U kunt dit in de aanloop naar de stemmingen ook zo begrijpen: als dit toch een amendement blijft, dan met een andere dekking. Maar een van die twee figuren zou ik willen voorstellen.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van der Laan knikken, maar ik concludeer ...

Staatssecretaris Blokhuis:

Zoals dit nu voorligt: amendement op stuk nr. 134 ontraden, gelet op de dekking. En de motie, die ik volstrekt serieus neem, zou mij de ruimte bieden om het te regelen, en dan zal ik de Kamer informeren over hoe ik dat doe. Ik zei net in een hele gulle bui «in de aanloop naar de stemmingen van volgende week», omdat we het daarover misschien eens zijn, maar ik weet niet of ik het zo snel voor elkaar heb om die dekking in een week te regelen.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Even over de dekking. Dat is het niet-juridische deel. Dat snap ik: het is geld voor sport, dus als we iets aan de ene kant uitgeven, doen we het aan de andere kant niet; dan moeten we iets laten. Maar in het niet-juridische deel zijn er volgens mij drie thema's geoormerkt: kennis en innovatie, evenementen, sportakkoorden. In de sportakkoorden zit een pijler veilige sport, en daar heb ik preventie van matchfixing aan gekoppeld. Volgens mij draagt dit amendement wel degelijk bij aan die doelstelling, en is de dekking ook legitiem.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nou, dat de dekking legitiem is, dat staat als een paal boven water, want anders zou dit amendement hier niet eens liggen, denk ik. Laten we afspreken dat ik daar nog even in tweede termijn op terugkom, en dat ik dan ook op deze woorden van mevrouw Van der Laan terugkom. Is dat akkoord, voorzitter?

De voorzitter:

Ik vind het akkoord, maar ik weet niet welk oordeel ik over dit amendement moet noteren. Ontraden?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het amendement op stuk nr. 134 zou ik in het licht van wat ik nu weet en hoe ik er nu naar kijk, ontraden, ook gelet op de dekking. Het doel is supersympathiek.

De voorzitter:

Amendement op stuk nr. 134: ontraden. En er wordt nog over doorgesproken, begrijp ik. Ga uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik kom bij mijn zesde blokje. En daarna heb ik nog het deel overig, waar overigens veel zwemmen in zit, zo zeg ik alvast even voor de liefhebbers.

Topsport- en evenementenbeleid, dat is het zesde blokje. Vanwege de coronamaatregelen moesten ook dit jaar diverse topsportevenementen worden uitgesteld of geannuleerd. Gelukkig kon een aantal grote internationale evenementen wel doorgaan; soms met minder publiek dan we wilden, maar ze konden wel doorgaan: het EK shorttrack in Dordrecht, de TT in Assen, de Fanny Blankers-Koen Games, Euro 2020 en de Britse Grand Prix. Het kabinet heeft dit organisatorisch zo veel mogelijk ondersteund, en volgens mij is dat ook volstrekt in lijn met wat de heer Heerema betoogde in zijn bijdrage. En wij zullen dat het komende jaar ook blijven doen, zeg ik alvast. De Nationale Topsportevenementen Strategie is daarbij leidend.

Ik kijk ook vooruit naar een jaar met een aantal mooie evenementen: het EK zaalvoetbal in Groningen en in Amsterdam, in januari; en vrij snel daarna de Olympische en Paralympische Winterspelen in China. Ik hoop dat de inspirerende waarde van topsport daarin ook voluit wordt gezien, dat dat mensen op het idee brengt van «jongens, dat wil ik ook»; jonge, talentvolle sporters, maar ook mensen die daardoor op het idee komen om te bewegen, al is die causale verbinding nooit bewezen, volgens mij.

Ik kom op Thialf. Ik weet niet wie het zei, ik dacht mevrouw Van Dijk: ons nationale schaatsicoon. Een van de woordvoerders noemde het een icoon. Ik vind dat we met z'n allen wel een streep onder het woord «icoon» mogen zetten. Thialf is gewoon een icoon, en daar zijn we met z'n allen zuinig op en trots op. Volgens mij is schaatsen ook cultureel erfgoed in Nederland, dus alle reden om te zeggen: daar kijken we welwillend naar.

Ik heb zelf ook gesproken met de provincie Friesland hierover, en ik zie het probleem dat de Kamer schetst. Ik vind het ook een lastig probleem, dus ik zie een dilemma. Dat heb ik ook tegen de provincie gezegd. De provincie en de gemeente Heerenveen hebben ook steeds gezegd: wij staan aan de lat, wij zijn principieel als aandeelhouders verantwoordelijk voor een sluitende exploitatie van Thialf. Dus als je dat aan ze vraagt, zeggen ze: ja, dat zijn wij.

Nu is er geen sluitende exploitatie, en dat leidt ertoe dat de vraag aan het Rijk gesteld wordt, als een soort laatste loket, terwijl tot op heden het Rijk hierin geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Ik heb het dus niet over investeringen, de oprichting van nieuwe sportpaleizen, maar over exploitatie. Andere topsportaccommodaties lossen dit tot nu toe ook zelf op.

Anderzijds vind ik, en dat zeg ik graag in koor met de Kamerleden: ik vind niet dat we het kunnen maken dat onze olympische schaatsers en sporters in deze superspannende tijd in de kou blijven staan, omdat ze geen fantastische accommodatie als Thialf hebben waar ze kunnen trainen en echt kunnen schaatsen omdat er bijvoorbeeld zo'n Zamboni, zo'n schaatsdweilmachine, kapotgaat. Dat is wel een dilemma. Ik denk ook dat dat het dilemma van de Kamer is, want met het amendement dat voorligt op stuk nr. 137 zegt de Kamer: wij gaan dat regelen. Dat amendement plaatst het kabinet wel in een lastige positie, omdat wij nu een rol krijgen die we eigenlijk niet hadden. De gemeente en de provincie zijn de aandeelhouders, en dat vind ik best wel ingewikkeld.

Maar ik ben wel bereid iets anders te doen dan het amendement mij opdraagt. Overigens is een amendement gewoon wet. Laat ik het zo zeggen: ik ben met de Kamer bereid het acute probleem op te lossen, maar wat mij betreft zou dat wel geclausuleerd moeten. Volgens mij is de heer Heerema de hoofdindiener. Als je nu zegt «we geven een miljoen met dit amendement», met een dekking waar we het nog over hebben, dan is dat in feite ongeclausuleerd, terwijl je het volgens mij best wel met Thialf mag hebben over hoe we de financiën op orde gaan brengen en houden, als je naar de verdere toekomst kijkt. Om de olympische ambities van Nederlandse schaatsers niet in gevaar te brengen, ben ik niet alleen in gesprek met NOC*NSF, maar ook met Thialf zelf, om ervoor te zorgen dat wanneer zich acute vervangingskosten voordoen – en dan heb je het over die machines, maar ook over dingen in het gebouw – daarvoor direct een oplossing is. Volgens mij is het goed als het Rijk zich daar garant voor wil stellen. Wij kijken daarbij, en dat is een andere dekking dan de Kamer voorstelt in het amendement, naar de huidige topsportmiddelen, waarin ruimte is voor dit soort incidentele problemen.

Voor de structurele oplossing – en verschillende woordvoerders hebben dit ook aangekaart; dit is echt niet iets alleen van deze winter, het is een structureel probleem – gaan we met Thialf en gebruikers in gesprek over hoe dat probleem zich keer op keer voordoet. Laten we daar een goed gesprek over hebben en zorgen dat er meer comfort ontstaat. Daarmee komen we wat mij betreft op hetzelfde uit als waar het amendement om vraagt, namelijk om Thialf de winter door te brengen. De oplossing met de manier of route die ik zou voorstellen, namelijk uit de huidige topsportmiddelen, geld dat bij NOC*NSF is, wordt dus wel gevonden binnen de topsport zelf.

Ik ontraad het amendement, maar het wordt heel breed gesteund. Volgens mij zie ik ook mijn eigen partij eronder staan. Maar dat is dualisme, hè, waar we het in het begin van het debat al over hadden. Ik zou het amendement willen ontraden om de dekking. Het doel is prima, maar het is ook ongeclausuleerd, zo van: hier is het geld. Ik zou het gesprek willen aangaan met Thialf, met de provincie. De gedeputeerde zegt ook: natuurlijk snap ik dat je het over de voorwaarden wilt hebben. Maar hier is het: hier is het geld. Dus ik heb om verschillende redenen moeite met het amendement, al snap ik het, is het volstrekt sympathiek en roept iedereen in koor «Thialf komt de winter door» en dat we het willen behouden. Dit is mijn appreciatie van het amendement, voorzitter.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, voorzitter. Ik wil – en ik kijk ook even naar de mede-indieners – best kijken naar een zinnetje extra, om iets over de voorwaarden te zeggen. Ik zal u wel zeggen dat de andere dekking voor mij volstrekt onacceptabel is. Het voorstel dat u doet, zorgt ervoor dat bijvoorbeeld coachopleidingen bij sportbonden niet goed kunnen gaan plaatsvinden. Dus ik maak daar bezwaar tegen, en wat mij betreft – en ik kijk ook even naar de mede-indieners – blijft deze dekking gewoon staan. Dit is wat wij hebben afgesproken, dus we gaan het zo doen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar ik maak bezwaar tegen deze argumentatie van de heer Heerema, want die klopt niet: dat die middelen waarover hij nu rept, worden ingezet voor coachingondersteuningstrajecten. Die worden niet uit het budget betaald waar ik het over heb. Dat is een deel van het topsportbudget dat wij aan NOC*NSF geven, en die hebben ook reserveringen voor dit type tegenvallers. Daar moeten we overigens geen gewoonte van maken, maar dat zou ook prima als dekking kunnen dienen.

De voorzitter:

De heer Heerema gaat nu direct bellen met NOC*NSF, volgens mij. Ik concludeer wel dat het amendement is ontraden. Mevrouw Van Dijk. Ik dacht wel dat nog iemand wat wilde zeggen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ja, een klein vraagje, want ik ken ook niet alle potjes van Sport uit mijn hoofd, als ik heel eerlijk ben. Maar het potje topsport waar u het over heeft: stel je voor, morgen komt een zwembad in Eindhoven in de problemen; als we het nu daaruit halen, kan het dus zo zijn dat dat potje daarvoor dan leeg is?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. En het zwembad in Eindhoven zegt misschien wel: o, ik heb ook een probleem; ik steek nu mijn vinger op. En kennelijk heeft de Kamer een dekking uit een post waar ik tegen zeg: ontraden. Dus volgens mij hebben we allemaal het goede voor met topsport en met de exploitatie van topsportaccommodaties. Wat we nu zouden doen voor Thialf ... Ik sta er volledig achter dat we Thialf de winter door helpen en met hen serieus het gesprek aangaan voor de komende jaren, maar het is wel een primeur wat we doen, dat moeten we ons goed realiseren. En we moeten ons ook realiseren dat de andere topsportaccommodaties dan misschien ook wel denken van: hé. Punt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Nog heel kort. Ik had in mijn inbreng ook het probleem aangekaart dat er eigenlijk geen beleid is. Hoe doen we dat nu met elkaar? Ik weet niet of u daar nog een antwoord op gaat geven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, en daar heeft mevrouw Van der Laan ook expliciet om gevraagd: welke rol ziet de Staatssecretaris voor de rijksoverheid als het gaat om de financiering van topsportaccommodaties? Ik ga naar aanleiding van het rapport «Bouwen aan topsport» in het voorjaar – en «ik» is dan de bewindspersoon Sport – hard werken aan een integrale strategische vastgoedvisie. Daaruit zal moeten blijken of en, zo ja, hoe de rijksoverheid op langere termijn een rol zou moeten spelen in de financiering van topsportaccommodaties. Dat is op zich dus een heel belangrijk principieel punt in de geschiedenis van het sportbeleid van de Nederlandse overheid. Wij gaan begin volgend jaar het principiële gesprek aan met de topsport over de rol die de rijksoverheid zou moeten spelen in de financiering van topsportaccommodaties. Volgens mij zal dat ook een ingrediënt zijn voor boeiende debatten in dit huis.

Ik kan verder een heleboel zeggen over vragen die hieraan gelinkt zijn, maar volgens mij kan ik hier ook volstaan met dit antwoord, tenzij ik dan een heleboel vragen over mij afroep. Daar ga ik dan graag op in, maar in het algemeen geldt dat we volgend jaar graag dat gesprek aangaan over de financiering van topsport. Ik wil daarbij wel onderscheid maken, zo onderstreep ik, tussen exploitatie, dus of je bijvoorbeeld reële tarieven vraagt aan gebruikers en ervoor zorgt dat je de boel goed op orde hebt terwijl je bedrijf draait, en investeringsbijdrage. Gaan wij als overheid zeggen: dit vinden wij zo'n mooie nieuwe investering dat wij daaraan bijdragen? Je kan het dan ook over vervangingsinvesteringen hebben. De exploitatie is volgens mij echt een apart spoor. Ook in zo'n principieel debat moet je die twee wel strikt scheiden. Het kan zijn dat er nu woordvoerders zijn die zeggen dat ze over alles willen meedenken en aan alles willen meebetalen. Het kan ook zijn dat je daar juist een knip zet.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had hier namelijk een motie op voorbereid. Als de toezegging overeenkomt met de motie, kan ik de motie natuurlijk gewoon doorstrepen. In de motie wilde ik vragen om ontwikkeling, instandhouding en exploitatie in ieder geval alle drie te adresseren en om voor alle drie met een voorstel te komen waarover we het debat kunnen voeren. Dan kunnen we als Kamer vervolgens kijken wat we hiermee willen. Maar ik zou het wel graag alle drie expliciet willen terugzien. Het zijn verschillende problematieken, maar het zijn wel degelijk problematieken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik vind het wel echt heel gaaf wat hier staatsrechtelijk ook even gebeurt. Mevrouw Van Dijk zegt: als ik een toezegging heb, dan hoef ik geen motie in te dienen. Volgens mij zou het goed zijn als mijn toezeggingen serieus worden genomen en de Kamer zegt: oké, dan hoeft er niet een aparte uitspraak aan gekoppeld te worden. Ik doe de toezegging graag bij dezen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Dan kom ik bij een vraag van mevrouw Van der Laan. Zij vroeg al twee uur geleden of ik daar nog op terugkwam. Dat gaat over de combinatie topsport en studie. Het is een procesantwoord, sorry. U heeft er Kamervragen over gesteld, maar die zijn primair gericht aan de Minister van Onderwijs. Ik kan wel zeggen dat mevrouw Van Engelshoven die vragen op zeer korte termijn gaat beantwoorden. Volgens mij gaan wij wel meelezen, maar het is haar primaire verantwoordelijkheid.

Even kijken. De evenementen. De heer Heerema heeft ook een mening over evenementen en de rol van de rijksoverheid daarin: er staat voor volgend jaar een aantal grote toernooien op de agenda; we zouden toch wel even met elkaar moeten afspreken dat die toch door kunnen gaan? Ik zeg het even in mijn woorden. Ik snap die wens en ik wil ook niks liever. Ik ben me er ook van bewust dat we allemaal een beetje kierewiet worden van de voortdurende onvoorspelbaarheid van het virus. Ook de sport wil weten waar men aan toe is. Ik wil graag met organisatoren van grote topsportevenementen die nog in de planning zitten en volgend jaar op de agenda staan, in gesprek over hoe wij de helpende hand kunnen bieden. Dat is echt maatwerk, omdat iedere situatie weer anders kan uitpakken. We moeten vooral ook kijken hoe de generieke steunmaatregelen in de praktijk in concrete situaties uitwerken. Als de generieke steunmaatregel voldoende soelaas biedt, hoef je niet nog een apart steunpakket daarnaast te zetten.

Het lijkt erop dat een aantal topsportevenementen niet in aanmerking komt voor de bestaande garantieregeling voor evenementen, omdat zij niet exact aan alle voorwaarden voldoen. Dat is wel even een belangrijk punt dat ik hier markeer. Ik zeg gelijk tegen de heer Heerema, die ik al bezorgd zie kijken, dat ik er wel alles aan wil doen zodat een en ander kan doorgaan. Ik wil daarom ook beloven dat ik nog een keer met mijn collega van EZK in gesprek ga over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om evenementen, ook in de topsport, mogelijk te maken. Nu hebben we criteria waarmee een evenement waarvan meneer Heerema zegt «dat staat in mijn agenda; daar wil ik naartoe», net buiten de criteria valt en dus niet voor steun in aanmerking komt en misschien zelfs wel de stekker eruit zou moeten trekken.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Het gaat er natuurlijk niet om dat ik graag naar een evenement toe zou willen gaan. Het gaat erom dat er evenementen zijn waarnaar honderden miljoenen mensen kunnen kijken en waarvan we samen hebben gezegd dat we ze zouden moeten willen laten plaatsvinden in Nederland. Ik ben blij dat de Staatssecretaris dit zegt. Desondanks is dit voor mij zo'n onderwerp dat wel gemarkeerd zou moeten worden, juist om een steuntje in de rug te kunnen geven aan uw collega om te laten zien dat de Kamer hier breed achter staat.

De voorzitter:

De collega van de Staatssecretaris bedoelt u.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Mevrouw Van der Laan, mevrouw Westerveld en de heer Heerema hebben vragen gesteld over de European Paralympic Championships: «Gaan die nu wel of niet door? Geef daar eens duidelijkheid over.» Laat ik vooropstellen dat ik in navolging van mijn voorgangers zeg dat dit een fantastisch evenement is. Het is een mooi evenement om de paralympische sport te laten groeien en Europa te laten zien dat Nederland die heel serieus neemt. Er wordt wel een aanzienlijke financiële bijdrage van de rijksoverheid gevraagd. Dat geld kan ik niet zomaar vrijmaken binnen de begroting. Ik moet daarover in gesprek met de betrokken partijen. Als het goed is, weten we in januari precies waar we staan ... Nee, niet waar we staan, maar welke sporten er gaan deelnemen. Het is een beperkt aantal sporten. Op basis daarvan kunnen de organisatoren de begroting finetunen, zeg maar. Vervolgens kan ik of mijn opvolger kijken of wij een goed onderbouwd voorstel aan het kabinet kunnen voorleggen om te ondersteunen. Mijn toezegging is dat ik de Kamer daar zo snel mogelijk over informeer. Die duidelijkheid kunnen we pas na die inventarisatie in januari geven.

Dan Qatar. Wat doen wij als Nederland met Qatar, althans de voetballers? Laten we hier ook even vooropstellen dat we toch hopen dat Nederland een keer wereldkampioen wordt. Ik heb drie keer een verloren finale gezien en daar heb ik nog traumatische herinneringen aan. Ze mogen wel een keer wereldkampioen worden. Qatar is natuurlijk wel een verhaal apart, met de mensenrechtensituatie. Net als mevrouw Westerveld heb ik niet met heel veel blijdschap kennisgenomen van uitlatingen van bewindspersonen in Qatar. Het is niet aan mij om dat door te geven aan Qatar. Daar hebben wij een Minister van Buitenlandse Zaken voor. Ik heb er ook contact over gehad met de collega. Samen met andere gelijkgezinde landen heeft Onze Minister van Buitenlandse Zaken Qatar gevraagd om meer helderheid over uitspraken die gedaan zijn. Wat is straks nou de concrete situatie? Mag de Australische voetballer hand in hand met zijn vriend op straat lopen? Mogen mensen affectie tonen? Mag je daar met een regenboogvlag rondlopen of als ongetrouwd stel inchecken in een hotel et cetera? Die concrete vragen worden nu gesteld. Volgens mij geeft Nederland, in combinatie met de andere landen die actie ondernemen, al een heel duidelijk signaal aan Qatar dat deze vragen ons bezighouden.

Voorzitter. Ik ben bij het laatste kopje, overig.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld heeft nog een vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Heel fijn dat er vragen zijn gesteld, maar ik hoop toch wel dat die vragen héél duidelijk zijn gesteld en dat heel duidelijk is aangegeven dat de veiligheid, maar ook de acceptatie, onder geen beding onder druk mogen staan bij dit internationale toernooi. Kan de Staatssecretaris mij dat verzekeren? Ik stelde ook nog de vraag wat wij als Nederland nu doen. Ik begrijp best wel dat dat misschien niet aan deze Staatssecretaris is, maar aan een collega. Wat doen wij nu om echt te zorgen dat arbeiders en familieleden in dat land gecompenseerd worden, voor zover dat nog kan want het is eigenlijk al veel te laat? Als je zo'n toernooi niet wilt boycotten – daar is echt wel discussie over mogelijk – en mensenrechtenorganisaties oproepen om dit moment te gebruiken om de schijnwerpers erop te zetten, zodat we alles doen om ervoor te zorgen dat de situatie in het land verbetert, dan moeten we dat natuurlijk wel aangrijpen. Ik vind dat daar ook een verantwoordelijkheid ligt bij de regering van Nederland. Al zijn we natuurlijk klein, we kunnen heel wat bereiken als we maar hard genoeg met de vuist op tafel slaan, samen met andere landen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Met een dikke streep onder dat laatste, want het is natuurlijk des te beter als we daar één front in vormen. In reactie op de vraag van mevrouw Westerveld hoe scherp die vragen zijn gesteld: ik ga ervan uit dat dat heel scherp is en niks aan duidelijkheid te wensen overlatend. Als het anders is, probeer ik daar in tweede termijn even op terug te komen. Ze zijn afgestemd met BZ, maar dat wil dan niet zeggen dat ze niet heel scherp zijn! Kijk, een andere collega zou hier waarschijnlijk zeggen: stelt u de vraag even bij Buitenlandse Zaken. We kunnen de vraag ook doorsturen naar Buitenlandse Zaken. In feite alle vragen die mevrouw Westerveld stelt raken de sport, maar primair ook het buitenlands beleid van Nederland. Ik probeer in tweede termijn dus duidelijkheid erover te geven, maar anders moet de vraag volgens mij via de griffie echt worden doorgeleid naar Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mag ik een suggestie doen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dit reikt ver. Ik weet dat er afstemming moet zijn met verschillende ministeries, maar volgens mij is deze vraag breder dan alleen deze commissie. Nu Nederland zich heeft gekwalificeerd, kunnen we misschien een hele duidelijke brief krijgen waarin staat wat Nederland doet, hoe we hierin staan en wat de afspraken zijn. Misschien kunnen we het op zo'n manier afhandelen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar dat is wel een bijzondere route. Dan vraagt de commissie voor Sport aan de bewindspersoon van Sport om aan Buitenlandse Zaken te vragen om een brief te sturen. Begrijp ik dat goed? Aan het kabinet. Is dat bij dezen een officieel verzoek? Ik ben al vier jaar bewindspersoon, maar ik heb nog niet eerder met dit bijltje gehakt. Het lijkt me niet ... De heer Heerema schudt nee.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Nee, wat mij betreft gebeurt dat niet namens de commissie, om de simpele reden dat er meerdere dingen spelen, bijvoorbeeld de afvaardiging vanuit het kabinet. Volgens mij moet dat ook meegenomen worden. Daar hebben wij binnen deze commissie een verschil van mening over en dat is ook tot uiting gekomen in het stemgedrag in de Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar ik kan mij wel voorstellen dat ... Ik probeer even de brug te vormen die nodig is. Volgens mij is het niks te veel gevraagd als de Kamer op een gegeven moment hom of kuit wil, als zij duidelijkheid wil hebben over de bejegening van het kabinet van het hele fenomeen. Hoe gaan we ermee om? Wat wordt de afvaardiging, als er al een afvaardiging komt? Hoe gaan we om met de mensenrechtensituatie en hoe spreken we Qatar daarop aan? Ik had me in de aanloop naar dit debat voorgenomen om dit zo weinig mogelijk te hoeven zeggen, maar ook dat ligt op het bordje van een nieuw kabinet. Het zou een gotspe van de buitencategorie zijn als ik nog demissionair bewindspersoon ben als het WK zich afspeelt. Ik denk dat er begin volgend jaar een nieuw kabinet in charge is, dat deze vragen onder ogen moet zien en de Kamer daarover moet informeren. Ik kan mij herinneren – ik ben zelfs nog van die generatie – dat er in 1978 ook allerlei vragen werden gesteld rondom het regime in Argentinië. Ik denk dat je daarover open met elkaar moet kunnen communiceren, ook over de vraag hoe een kabinet daarin zit. Je kan wel om het standpunt vragen, of je het daar nou mee eens bent of niet.

De voorzitter:

Als voorzitter zit ik nu in een lastig parket, want ik moet iets concluderen. Ik zie dat meneer Van Nispen nog een opmerking wil maken.

De heer Van Nispen (SP):

We kunnen dit nu heel formeel gaan aanpakken en zeggen «er moet een procedurevergadering komen, een meerderheid en zus en zo», maar de Staatssecretaris heeft net een hele ruime geste gedaan. Hij heeft gezegd: het is niet vreemd als een woordvoerder om informatie vraagt. Hoe sneller er een kabinet is, hoe groter de kans dat die brief door een nieuw kabinet zal worden geschreven. Ik denk niet dat wij zullen eisen dat die brief er maandag al moet zijn. Het lijkt me heel goed als nu de toezegging wordt gedaan dat er een brief komt. Dan gaan wij niet zeuren als die brief er niet binnen twee weken is. Dan is er toch wel een nieuw kabinet, lijkt mij.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik zou het heel verbazingwekkend vinden als dit op problemen stuit, maar het zijn wel twee sporen. Je hebt het kortetermijnspoor, namelijk: hoe ga je om met de berichtgeving van deze week over hoe het bewind in Qatar omgaat met de actuele situatie of de situatie van volgend jaar? Dat is een andere vraag dan of er een kabinetsdelegatie naartoe gaat et cetera. Dat zijn twee sporen. Ik vind dat dat laatste spoor sowieso niet op het bordje van het huidige kabinet ligt.

De heer Van Nispen (SP):

Even heel praktisch. Dan komen er desnoods twee brieven: een over de korte termijn en een over de toezegging die van de opvolger komt. Dat is prima.

Staatssecretaris Blokhuis:

Twee brieven lijkt me nog het minst grote probleem in deze kwestie. De inhoud is volgens mij spannender.

De voorzitter:

Dan komen er twee brieven vanuit het kabinet en is het probleem opgelost. Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik ben bij het blokje overig. Ik wil kijken of ik een tandje ...

De voorzitter:

Excuus. Er is nog een vraag van mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

We hebben het net gehad over de European Para Championships. U heeft verteld dat u het gesprek aangaat, maar ik vroeg ook naar de Special Olympics. Daar ligt al heel lang een subsidieaanvraag voor. Ik was even in verwarring. Ging die beantwoording nou daarover of over de andere spelen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb hier 97 blaadjes. Die ga ik even rustig doorlezen. Nee, ik zie ...

De voorzitter:

U had uw microfoon niet aan. U komt erop terug in de tweede termijn.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, ik heb een aardig stapeltje blaadjes. Dat is parlementair taalgebruik. Ik heb best veel blaadjes en ik zie hem er niet zo snel tussen staan. Ik kom daar in de tweede termijn op terug. Als ik het antwoord dan nog niet heb, komt het schriftelijk.

Voorzitter. Het blokje overig begint met de sportwet. De heer Van Nispen sprak over het advies van de Sportraad en zei: als je dat leest en het standpunt van mijn fractie, is de vraag niet of die er moet komen maar wanneer. Volgens mij heeft mevrouw Van Dijk iets soortgelijks gezegd; publieke verantwoordelijkheid en de vraag is niet of maar wanneer. Ik ben nog niet zo ver, zeg ik erbij. Ik kan me zo voorstellen dat we wel een sportwet krijgen, maar ik wil dat zorgvuldig afwegen. Ik heb de Kamer een brief geschreven over het traject dat ik daarvoor wil ingaan, om de verschillende relevante partijen daar serieus bij te betrekken. Ik vind dat een zorgvuldig traject. Ik heb zelf al gezegd: als je al vindt dat er een publieke verantwoordelijkheid is, zou je zelfs ook nog kunnen aanhaken bij een andere wet, bijvoorbeeld de Wet publieke gezondheid. Welke oplossing het wordt weet ik niet. Feit is wel dat je niet ontkomt aan wetgeving als je met elkaar concludeert dat sport een publieke verantwoordelijkheid is en dat de vrijblijvendheid eraf moet, maar dan moeten we eerst die conclusie trekken, op basis van het proces dat ik geschetst heb in mijn brief.

Mevrouw Van der Laan heeft daaraan de vraag gekoppeld welke doelstellingen met sport en bewegen worden nagestreefd, als ik haar goed quote. Ik zou de vraag om willen draaien: op welke wijze vergroten sport en bewegen de maatschappelijke effecten? Met andere woorden, zij heeft gezegd dat zij wil zien welke maatschappelijke effecten sport en bewegen hebben. Als je dat in beeld hebt, laat je daarmee ook al het publieke belang zien. In de verdiepingsslag die we met elkaar willen maken gaat het inderdaad om dit type vragen. Dat zijn ook de drie pijlers die dankzij de motie van mevrouw Van der Laan cum suis de agenda vormen voor de inventarisatie voor de verdiepingsslag. Toegankelijkheid, kwaliteit en veiligheid komen daar volop aan de orde.

Neemt u de financiering ook mee, is de vraag van mevrouw Van der Laan. Ja, maar eerst gaan we het hebben over de inhoud; kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid. De financiering komt daarbij uiteraard ook aan de orde, maar dat is volgens mij pas aan de orde als je besluit dat het een publieke verantwoordelijkheid is en dat het in een wet vastgelegd moet worden. Daar zit dan ook een financiële plaat bij.

Dan het zwemmen. Mevrouw Maeijer vroeg: hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat kinderen in de zomer veilig in het water kunnen? Overigens denk ik dat het u ook bezighoudt hoe ze in de winter veilig in het water komen. Het gaat om veiligheid in het water, denk ik. Ik ondersteun via de Nationale Raad Zwemveiligheid een breed palet aan maatregelen en inzet voor een zwemveilig Nederland. Ik heb ook via het project Het Strand Veilig – dat is het zomerverhaal, zeg maar – in samenwerking met collega's van IenW een aanvullende ondersteuning geboden voor veiligheid aan zee. Dat is in dit jaar en volgend jaar. Mijn ministerie is ook continu in overleg met de branche om ieder jaar een veilige zwemzomer te bieden voor iedere Nederlander. Dat heeft dus van alle kanten aandacht.

De heer Van Nispen vroeg ook wat we gaan doen aan het ...

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik ben een beetje in dubio wanneer ik mijn vraag moet stellen, want de Staatssecretaris zei dat er een groot stuk komt over zwemmen. Ik had nog een vraag over de zwemlessen. Ik maak me er zorgen over dat de toegankelijkheid van zwemles voor kinderen nu opnieuw wordt beperkt.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat staat ook op mijn lijstje als een van de tien, als het er niet meer zijn. Ik kom daar zo op, maar ik was eerst bij de vraag van de heer Van Nispen over wat ik ga doen aan het tekort aan zwemleraren. De heer Van Nispen heeft daarover ook schriftelijke vragen gesteld. Hij vond dat die teleurstellend waren beantwoord. Feit is wel dat er krapte is op de hele arbeidsmarkt. Voor deze functie is ook scholing nodig. Wat mij betreft is het zeer wenselijk dat mensen die zwemles geven, daar ook voor opgeleid zijn. De oplossing begint bij een inzet op instroom en behoud van geschoold personeel. Aangezien zwemmen een publieke taak is, is die bij de gemeenten belegd. Ik denk dat we de gemeenten daarop moeten aanspreken. De rijksoverheid heeft daarin vooral een faciliterende en ondersteunende rol.

In de schriftelijke beantwoording heb ik ook aangegeven dat er diverse initiatieven zijn van de Nationale Raad Zwemveiligheid, die met onze ondersteuning dit probleem kan aanpakken. Er wordt in ieder geval tot en met 2024 een inzet gepleegd door verschillende actoren, zoals gemeenten en de Nationale Raad Zwemveiligheid. Uw verzoek is om met de sector in gesprek te gaan. Dat zeg ik graag toe, om te kijken of er eventueel nog open einden zijn.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik kauwde nog even op de beantwoording van de Staatssecretaris over de reddingsbrigade dat de parkeerkosten voor strandwachten een lokale verantwoordelijkheid zijn, net als bij leraren die geen parkeerplek kunnen vinden in de nabijheid van school. Mijn collega Van Nispen en ik hadden daarover toch echt een andere mening. Op 8 december hebben wij een brief gekregen van uw ministerie, waarin u met uw collega van IenW ging regelen dat het probleem van die structurele kosten zou worden opgelost. Nu hoor ik de Staatssecretaris zeggen over het totaalplaatje dat het volgens hem een lokale aangelegenheid is. Dat is niet in overeenstemming met de brief van 8 december. Ik zou toch willen vragen of de Staatssecretaris die brief erbij wil pakken en recht wil doen aan de uitspraak die in die brief staat.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik denk dat dat een logische vraag is die de heer Heerema stelt. Hij heeft deze in eerste termijn ook redelijk duidelijk geformuleerd. Mijn lijn in de beantwoording was dat ik samen met de collega van IenW gemeenten oproep om dit op te pakken, maar dan zeggen de heer Van Nispen en de heer Heerema dat het niet helemaal conform wat zij gevraagd hebben is. Zullen we dit schriftelijk gaan beantwoorden? Ik denk niet dat we er vanavond uit gaan komen. Dat is akkoord.

Verschillende woordvoerders, mevrouw Maeijer, mevrouw Westerveld, de heer Van Nispen, vroegen naar mijn mening over het rapport van het Mulier Instituut over zwemmen voor kinderen met een beperking. Ik ben blij met de heldere conclusies en de concrete aanbevelingen in dat rapport. Samen met de branche gaan we in de komende periode aan de slag om opvolging te geven aan die aanbevelingen, die onder andere betrekking hebben op financiering, voorlichting en scholing van personeel. Laat ik hier alvast een begin maken met de opvolging van de aanbeveling om het aanbod van zwemlessen inzichtelijk te maken. Dat is een eerste stap. Ik wil iedereen attenderen op de website Uniek Sporten.nl. Daar is het aanbod van zwemles voor kinderen naar leeftijd, locatie en type beperking ook vindbaar. Met andere woorden, we pakken de aanbeveling serieus op.

De heer Van Nispen (SP):

Ik zou graag willen weten wanneer we daarover meer kunnen verwachten. Dat mag ook in tweede termijn, hoor.

Staatssecretaris Blokhuis:

Die zoeken we op, net als bij 2 voor 12, want anders gaat de klok tikken. Daar komen we op terug. Ik moet een lijstje bijhouden van dingen waar ik op terugkom, want het zijn onderhand al zeventien toezeggingen.

De voorzitter:

En de klok tikt, dus gaat u vooral door.

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Van Nispen heeft ook gepleit voor een nationaal zwemdiploma. Ik snap die vraag. Zwemveiligheid voor de hele bevolking is ontzettend belangrijk. Tegelijk is er geen uniforme, nationale kwaliteitstoets. De Nationale Raad Zwemveiligheid, de NRZ, hanteert een licentiesysteem voor zwemdiploma's, waaronder ongeveer drie kwart van de uitgegeven zwemdiploma's vallen. Om die reden was één nationaal zwemdiploma niet opportuun, want het systeem werkte zo dat vrijwel iedereen ook de normen van de NRZ hanteerde. Er bereiken mij wel signalen van de NRZ dat het minder vanzelfsprekend is dat zwemlesaanbieders zich conformeren aan de licentie-eisen. Dat is een zorgwekkende ontwikkeling. Ik denk dat de heer Van Nispen daarop doelt. Ik ga de komende periode bezien wat de reden is voor deze ontwikkeling. Dat is dus een volgende toezegging. Ik snap de vraag. Het systeem leek hartstikke goed te functioneren, maar het gaat nu iets minder goed. Ik ga kijken waar de schoen wringt en welke mogelijkheden bij de behoefte van de branche passen om kwalitatief goede zwemles te blijven geven. Ik ga daarover in gesprek met de NRZ en het Mulier Instituut. Dat scheelt vast een motie. Ik zeg toe dat ik oplossingsgericht met ze in gesprek ga.

De heer Van Nispen (SP):

Ik ga daar even over nadenken, want anders ga ik een motie voorlezen die misschien wel of niet nodig is. We gaan daar even naar kijken.

Staatssecretaris Blokhuis:

Misschien mag ik de heer Van Nispen in overweging geven om de zeer wijze lessen van zijn buurvrouw in acht te nemen.

De voorzitter:

Gaat u verder, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Maeijer over de opleiding van lifeguards. Tenminste, daar heb ik een vraag over genoteerd van mevrouw Maeijer, maar volgens mij had ze ook nog een ander punt. Dat is in ieder geval een aandachtspunt. Het is pijnlijk dat zwemles, een opleiding in het zwembad, na 17.00 uur is stil komen te liggen. Daar hebben we het al over gehad in den brede, maar dat geldt ook voor deze specifieke sport. Op dit moment laat de coronasituatie het helaas niet toe dat we daar ruimhartiger in zijn. Dat is gewoon de harde realiteit. Een mooier antwoord kan ik niet geven. Ik kan alleen nog zeggen dat de sector zelf supercreatief is om te kijken of ze binnen de tijdspanne van 05.00 uur tot 17.00 uur tot oplossingen kunnen komen.

Mevrouw Maeijer vroeg met name naar de wachtlijsten. Hoe groot zijn de wachtlijsten? Als gevolg van de CTB-eis wordt vermoedelijk een klein deel van de kinderen die zwemles volgen beperkt omdat hun ouders geen QR-code kunnen tonen en omdat ze zichzelf niet kunnen omkleden. Het gaat dus om een beperkte groep. Het effect op de wachtlijsten is dus ook beperkt. Het is onduidelijk hoeveel invloed de sluiting van zwembaden na 17.00 uur heeft op de wachtlijsten. We hopen natuurlijk met z'n allen dat dat heel beperkt is en dat we deze sluiting na 17.00 uur snel kunnen terugdraaien. Daar hebben we al een heleboel woorden aan gewijd aan het begin van dit debat.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik blijf het teleurstellend vinden, omdat ik het zo zorgelijk vind dat kinderen nu opnieuw niet kunnen zwemmen. Ik weet dat mijn pleidooi om ze vrij te stellen van een toegangspas en om zwemmen vanaf 17.00 uur mogelijk te maken zinloos is. Maar ik doe toch nogmaals die hartenkreet, omdat het zo belangrijk is dat kinderen leren zwemmen. De Staatssecretaris zegt: een klein deel wordt beperkt door het CTB. Kan de Staatssecretaris dat iets meer specificeren? De Nederlandse Stichting voor Water- & Zwemveiligheid becijferde dat tussen de 15.000 en 90.000 kinderen daar mogelijk door worden beperkt. Ik vind dat fors.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat kan ik niet bevestigen. Dat klinkt wel als heel veel. Het gaat om de begeleiders, dus met name om de ouders. Als we nagaan hoeveel mensen gevaccineerd zijn en op basis daarvan of op basis van een test over een CTB beschikken, dan is de verwachting gerechtvaardigd dat het om een kleine groep gaat. Maar ik kan niet specifieker worden over de aantallen.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Kan de Staatssecretaris dan wel specifieker worden over de wachtlijsten? Hoelang is de gemiddelde wachttijd?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat kan ik helaas niet. Ik gaf dat in algemene termen aan. We denken dat een kleine groep op grond van de CTB-beperkingen niet langer kan deelnemen en dat dat een beperkte invloed heeft op de wachtlijsten.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Tot slot, dan houd ik erover op. Ik vind het teleurstellend dat we dat niet weten. Door overheidsmaatregelen zijn de wachtlijsten langer geworden – volgens de Staatssecretaris slechts beperkt – maar we weten niet hoelang ze zijn. Zouden we dat niet juist moeten weten, zodat er in de toekomst aanbevelingen kunnen worden gedaan om de wachtlijsten te verkorten?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat het beperkt zal zijn, lijkt me op basis van logisch nadenken over aantallen, percentages, legitiem. Dat lijkt me heel logisch, maar ik kan het niet bewijzen. Als we bij elk van de maatregelen nagaan welk effect die heeft op welke wachtlijsten, zijn we elkaar wel hoorndol aan het maken. Ik snap de vraag en ik ben net zo teleurgesteld als mevrouw Maeijer dat dit aan de hand is, maar ik weet niet welke Nederlanders we nog in stelling kunnen brengen die niet nu al bezig zijn corona in te dammen, om voor deze hopelijk zeer korte tijdspanne die effecten zo in beeld te brengen.

De voorzitter:

Laatste, mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dan toch een kleine correctie. Dat is natuurlijk niet wat ik bedoelde, hè. Ik bedoelde de wachtlijst an sich voor de zwemles en het cumulatieve effect hiervan. Ik vroeg me eigenlijk af hoe zo'n gemiddelde wachtlijst eruitziet, of we daar enig zicht op hebben nu. Ik zie u naar de klok kijken.

Staatssecretaris Blokhuis:

En ik kijk ook naar mijn stapeltje. Nee, sorry. Ik neem uw vraag volstrekt serieus, maar ik moet mezelf dan herhalen. Ik snapte die vraag wel, maar ik kan niet meer antwoorden dan ik nu doe. De wachtlijst lijkt beperkt en als we «m scherper in beeld willen hebben – dat probeer ik te zeggen, in alle ernst – dan vraagt dat menskracht, menskracht die we al op zoveel plekken inzetten om corona in te dammen. Dan vind ik dat niet per se de beste prioriteitsstelling, ook omdat dit, als het even meezit, een afzienbare periode betreft.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Verschillende woordvoerders hebben aandacht gevraagd voor de stijgende gasprijzen, de stijgende energieprijzen, onder wie de heer Heerema. Is het mogelijk om sportverenigingen additionele steun te verlenen? Een heel simpel, recht voor zijn raap antwoord, want volgens mij vindt de heer Heerema het ook wel prettig als ik duidelijk ben: nee. Ik heb het aan de orde gesteld in het kabinet en er is gewoon één compensatie, volgens het «gelijke monniken, gelijke kappen»-principe. Wij kunnen er niet aan beginnen om allerlei uitzonderingen te gaan maken. De heer Van Nispen heeft trouwens ook een vraag gesteld over energiekosten. Het antwoord daarop is hetzelfde.

De heer Van Nispen (SP):

Excuus. Ik wil heel graag terugkomen – misschien scheelt dat één motie, dus dan scheelt het ook tijd – op de reddingsbrigade. Bij mij lopen er twee dingen door elkaar. Een is de financiering van het programma Het Strand Veilig, waar de overheid is bijgesprongen. We krijgen een brief over hoe dat in de toekomst zal gaan. En twee is de vragen die we hebben gesteld over het vergoeden van de opleidingskosten en de contributiekosten van de vrijwilligers. Volgens mij liepen er twee dingen door elkaar. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat hij op beide punten terugkomt in de brief, omdat hij bij beide het probleem ziet, zodat we dan verder kunnen kijken hoeveel het kost als we ze willen vrijstellen et cetera? Dan kunnen we kijken of daar draagvlak voor is en scheelt dat weer een motie van mijn kant.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik wil het ons allen aandoen dat er een motie minder komt, dus ik zeg dat graag toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Mevrouw Van Dijk heeft gevraagd of ik het Brancherapport Sportaccommodaties wil actualiseren. Jaarlijks laat ik het Mulier Instituut de stand van zaken op het gebied van sportaccommodaties in beeld brengen. Daarnaast heb ik NOC*NSF de opdracht gegeven om het kwaliteitszorgsysteem voor sportaccommodaties te digitaliseren. Met deze digitaliseringsslag wordt het ook mogelijk om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de accommodaties en of er de komende jaren grote onderhoudsinvesteringen aankomen. Dan kan je dat bij wijze spreken realtime inzien. Ook heeft het innovatieplatform Sportinnovator het concept SportKeur geïnitieerd. Daarmee ontstaat ook realtime inzicht. Je kunt het elk moment inzien. De verwachting is dat dit initiatief in de komende jaren steeds breder in Nederland gebruikt gaat worden. Het wordt dus verfijnd. Volgens mij is dat ruimschoots wat mevrouw Van Dijk wil. Oe, ik ben te optimistisch zie ik. Het is een groeimodel wat we willen. Ik snap de vraag. Hoe wij het nu vormgeven, komt erop neer dat wij dat inzicht realtime voor alle accommodaties willen maken op basis van nieuwe automatisering.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ben misschien niet duidelijk genoeg geweest. Dat vind ik dan heel vervelend. Wat ik eigenlijk bedoelde, is dat gemeentes al jaren met financiële problemen kampen. Er zijn inmiddels verschillende rapporten verschenen waaruit blijkt dat er nogal wat achterstallig onderhoud zit bij gemeenten op allerlei onderdelen, onder andere op sportaccommodaties. Ik zou het heel waardevol vinden als we daar een beeld van hebben. We zeggen dat we trots zijn op onze infrastructuur. Als we die overeind willen houden, moeten we ook weten wat eventueel de schade is die is opgelopen de afgelopen jaren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij kunnen deze werelden wel bij elkaar komen. Als wij het inzichtelijk maken op basis van de afspraken die wij maken met de partner, NOC*NSF, waarmee we dat kwaliteitszorgsysteem voor sportaccommodaties digitaliseren, hebben wij dat zicht op hoe het is met de onderhoudsstaat. Op basis daarvan kan je vervolgens het gesprek voeren met lokale overheden, of de lokale overheden met sportaccommodaties, over wat nodig is om de boel op peil te houden. Maar dan heb je wel eerst dat inzicht nodig en dat probeer ik aan te geven. Dat moet geactualiseerd worden en daar werken we aan.

Voorzitter. Ik zie hier een vraag liggen van mevrouw Maeijer over de motorische ontwikkeling, maar daar ben ik net al op ingegaan in het algemeen inhoudelijke deel.

De heer Van Nispen. Ja, dat vind ik ook zo'n mooie: vijf uur bewegen, het 2+2+1-model. Dat is haast de opstelling van Van Gaal in een andere variant. Heel sympathiek; ik ben voorstander van dat model. Wij hebben dat ook kenbaar gemaakt binnen de ambities van «Bewegen, het nieuwe normaal». Samen met onder andere het onderwijs ben ik ook voorstander van meer buitenschools sportaanbod in en om de school en van meer bewegen door de schooldag heen. Ik heb dat ook met eigen ogen gezien: een gezonde school waar de kinderen tijdens de rekenles bijvoorbeeld rondjes om hun tafel renden. Fantastisch! Nu is het nog zo dat samenwerking tussen scholen en lokale sportverenigingen veelal tot stand komt omdat scholen bewust kiezen voor het programma Gezonde School, waarin dit verwerkt zit, of omdat schoolbesturen de verbinding naar de sportvereniging voor een clinic of speelaanbod zelf weten te maken. Die samenwerking zou ik zeker graag intensiveren naar een meer structureel aanbod, want nu is het de goedwillende ouder, schoolleider et cetera die het doen. Daar heb ik de deskundigheid en de inzet vanuit de sportsector, maar ook vanuit de buurtsportcoaches – die wat mij betreft prima daarvoor kunnen ingezet – hard nodig. De sportsector geeft ook zelf aan graag hieraan bij te dragen qua expertise. Voor veel kinderen kan dit extra aanbod net het verschil maken. Er zullen wel de nodige extra middelen voor nodig zijn. Ook dat heb ik bij het verhaal van de ambities in het kader van «Bewegen, het nieuwe normaal» gemeld aan de Kamer. Kortom, die vijf uur zijn mij uit het hart gegrepen. Wil je zover komen, dan moet je wel heel wat uit de kast halen en dat kost ook pegels. Ik adviseer de Kamer van harte om een nieuw kabinet ook flink bij de les te houden op dit punt.

De heer Van Nispen (SP):

Die toezegging kan ik doen aan de Staatssecretaris: ik zal dat zeker doen bij een nieuw kabinet. U heeft ook een toezegging binnen!

Staatssecretaris Blokhuis:

En ik hoef geen motie in te dienen!

De heer Van Nispen (SP):

Nee, dat scheelt ook weer. Maar we zitten nu nog met dit kabinet. Dit kabinet heeft incidenteel coronageld beschikbaar gesteld aan het onderwijs. Nou weet ik dat dat niet de directe verantwoordelijkheid is van deze Staatssecretaris, maar er zit wel een link met het blijven bewegen van kinderen. Mijn suggestie is om al een begin te maken met het NPO-geld dat niet is opgemaakt. Op dat punt overweeg ik wel degelijk een motie, want volgens mij kan dat. Als het NPO-geld niet opgaat, is dat niet tegen de regels. Het is gewoon het doel van die coronagelden in het onderwijs. Dan zou je een begin kunnen maken met het duurzaam tot stand brengen van de verbinding tussen sport en onderwijs, wat we allemaal willen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik vind het een creatieve gedachte, maar laten we wel wezen: NPO-geld is incidenteel geld. Als je die stap dan zet, vind ik dat je eigenlijk ook b moet zeggen, want anders is het even investeren en dan zakt het als een plumpudding in elkaar. Ik zou daar dus liever het structurele gesprek over voeren en een structurele dekking zoeken. De heer Van Nispen zegt zelf al dat dit op het bordje van Onderwijs ligt, dat primair over die middelen gaat. Ik zou hem dan willen uitnodigen om de vraag te adresseren bij Onderwijs, waar die zou horen. Anders krijg ik vanavond wel heel veel opdrachten voor heel veel collega's. Dat vind ik een beetje spannend worden.

Voorzitter, mag ik verdergaan met de arbeidsmarktsector? De vraag was of de arbeidsmarkt impact heeft van corona. Wij weten dat het aantal banen in de sportsector de afgelopen jaren is gegroeid naar 80.000 fte, waarvan 50.000 direct in de sport en 30.000 in andere sectoren. Er is 53.000 fte aan vrijwilligers. Daar zijn ze in het buitenland trouwens stinkend jaloers op, hè, dat we zo'n leger aan vrijwilligers hebben. Dat is fantastisch en dat moeten we koesteren. Dat aantal is substantieel, maar ook stabiel. Dat is heel mooi. Uit onderzoek van Mulier blijkt dat corona met name impact heeft op vrijwilligers. Dat is een zorgpunt, want als je die kwijt bent, heb je ze ook niet meer zo terug. Juist in deze tijd zijn vrijwilligers van groot belang om sport nog mogelijk te blijven maken. Ik kan niet meer zeggen dan dat dit onze aandacht heeft en dat wij ook als rijksoverheid laten zien dat wij een verantwoordelijkheid pakken om sport en bewegen mogelijk te laten zijn. Laat dat een signaal zijn aan de vrijwilligers: alsjeblieft, blijf je inzetten voor die goede zaak. Verschillende woordvoerders hebben gezegd dat sport niet alleen bewegen is, maar ook sociaal samenzijn. Heel veel vrijwilligers halen daar ook heel veel voldoening uit. Ik heb vrijwilligers niet aan een touwtje, maar wij willen wel van alle kanten stimuleren waar dat kan. Ik kijk naar de heer Van Nispen bij het beantwoorden van deze vraag, maar het was een vraag van mevrouw Van der Laan.

De heer Van Nispen had wel de vraag: zijn er voldoende fatsoenlijke banen in de sport, en hoe zit het met de verbinding met andere sectoren? In belangrijke mate is het antwoord hetzelfde: het aantal banen dat er is, is heel substantieel. Die verbinding wordt wat mij betreft, in ieder geval in de huidige opzet, vooral gemaakt met de buurtsportcoaches. Het verbeteren van het beroepsperspectief binnen de sportsector is een van de aandachtspunten die de sector zelf heeft benoemd in de human capital agenda. Komend jaar wil het kabinet met de sportsector een sectorbreed overleg opzetten, waarin de sector de genoemde aandachtspunten uit de human capital agenda gezamenlijk gaat uitwerken. Er is een procesbegeleider beschikbaar om ervoor te zorgen dat er daadwerkelijk één aanjager de trekker is. Dat start ook deze maand. Ik zeg «dat», maar het is een mens, dus «die» start deze maand. Daarmee denk ik dat ik de vraag van mevrouw Van Dijk over de human capital agenda heb beantwoord. Aandacht voor professionals en vrijwilligers staan via die route ook volop op de agenda.

PVV en D66, mevrouw Maeijer en mevrouw Van der Laan, vragen aandacht voor het Europees sportmodel. Ik heb de Kamer op 15 november jongstleden per brief geïnformeerd over de Nederlandse inzet op de betreffende resolutie bij de Europese Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport. Die resolutie heeft als doel om de gedeelde waarden en kenmerken van sport in de EU te benadrukken: goed bestuur, veiligheid, integriteit, solidariteit, gezondheid en veiligheid van atleten, respect voor mensenrechten, en vrijwilligerswerk. Die waarden komen voornamelijk voor bij de breedtesport. De resolutie is niet bindend, maar juist een politiek statement waarin de gezamenlijke ambities op het gebied van sport van de Europese lidstaten naar voren komen. De manier waarop sport in Nederland georganiseerd is, sluit wat mij betreft volledig aan bij de inhoud van de tekst van de resolutie. Dus wij omarmen die resolutie, omdat onze ambities en inzet op sport daarbij aansluiten.

De opvallende kijker zal hebben gezien dat ik ook dingen aan het voorlezen ben. Daar ontkom ik niet aan bij zo'n hoeveelheid vragen, maar daarvoor excuus.

De vraag van mevrouw Van der Laan heb ik hiermee volgens mij ook beantwoord. Mevrouw Van Dijk heeft gevraagd ...

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik heb een korte vraag op dit punt. De Staatssecretaris zegt: die resolutie is niet bindend. Maar wordt op dit onderwerp nu ook nog wel een meer bindende of dirigerende ... Komt er nog een opvolging hierop vanuit Brussel?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat signaal hebben wij volgens mij nog niet. Ik kijk ook eventjes naar mijn souffleur. Dat hebben wij nog niet. Maar gelet op het feit dat Nederland deze resolutie omarmt, mag onze positieve inzet in dat kader wel verondersteld worden. Ik weet niet of mevrouw Maeijer met haar vraag bedoelt: laat Europa alsjeblieft niet voorschrijven hoe wij het moeten doen. Of wil ze juist wel de samenwerking zoeken op dat punt?

Mevrouw Maeijer (PVV):

Nou, ik zou graag willen dat wij in ieder geval zelf kunnen bepalen wat goed is voor onze sport. Daarom was mijn diepgaandere vraag: is dit nou de start voor meer of wat is nou precies het doel van dit statement?

Staatssecretaris Blokhuis:

Vandaar mijn vorige opmerking ook. Ik herhaal wat ik net gezegd heb: wij hebben nu niet het signaal dat er vanuit Europa dingen gaan worden voorschreven voor de sportsector. Nieuwe dingen, bedoel ik. Dat signaal heb ik nu niet, maar als ik het krijg, wil ik dat met liefde delen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Mevrouw Van Dijk heeft nog gevraagd of ik bereid ben een aangepaste wet te realiseren waarbij vrijwillige inzet van sportduikers voor burgerinitiatieven is toegestaan, zolang het duiken binnen de grenzen van het sportduiken gedaan wordt. Ik hoop dat de vraag goed is overgenomen. Ik lees volgens mij in één zin drie keer «sportduiken». Als er sprake is van arbeid met bijzondere gevaren voor de veiligheid en gezondheid, zoals duikarbeid, zijn die regels ook van toepassing op degene bij wie vrijwilligers werkzaam zijn. Ook zij moeten hun werk gezond en veilig kunnen doen, dus dat geldt ook voor vrijwilligers. In het algemeen geldt natuurlijk dat de collega van Sociale Zaken primair verantwoordelijk is voor dit type beleid. Dan heb je het over arboachtige wetgeving.

Voorzitter, ik ben bijna klaar ...

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ho, ho, ho! Sorry hoor, maar ik citeer: ik ga mensen redden, dus daarvoor moet ik betalen. Het zijn uw eigen woorden. Ze zeggen: als wij binnen de sportduiknormen blijven, dan willen we daar niet voor beboet worden. Dat is eigenlijk wat ze vragen. Volgens mij is dat een legitieme vraag. Ze vragen ook: kijk daar nou eens serieus naar en ga het regelen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit gaat toch over sportduiken en niet over reddingsbrigades? Dat zijn wel andere dingen. Waar de heer Heerema het over heeft ...

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dit gaat over sportduikers die ... Sorry, excuses.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nee, gaat uw gang, zeg ik via de voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dit gaat over sportduikers die ingezet worden voor zoek- of reddingsoperaties.

Staatssecretaris Blokhuis:

Oké, dat is helder. En dan zijn ze soms ook vrijwilliger. Eigenlijk zou de beantwoording voor deze mensen dan in lijn moeten zijn met het verhaal dat ik heb verteld bij reddingsbrigades. Dat is primair lokaal beleid. Als dit niet voldoende is, moeten we daar straks even op terugkomen. We hebben immers nog tijd zat.

De voorzitter:

Gaat u vooral verder.

Staatssecretaris Blokhuis:

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd naar de wet Kansspelen op afstand. Hoe monitoren we dat? Moeten er geen hardere maatregelen komen? Ik verwijs hiervoor naar het Ministerie van JenV dat primair verantwoordelijk is voor de Wet op de kansspelen. Ik doe het preventiebeleid, maar dit gaat over monitoring. Ik zou dus willen verwijzen naar het Ministerie van JenV.

De uitsmijter is het antwoord op de vraag van de heer Van Nispen over de wielerrondes, de verkeersveiligheid bij wielerwedstrijden. Ik heb begrepen dat het onderwerp vanmiddag in dit huis aan bod is geweest tijdens het commissiedebat Verkeersveiligheid. Daar hoort het ook primair thuis, al wil ik het niet van me af duwen, omdat het natuurlijk wel met sport te maken heeft. Maar het is primair verkeersveiligheid. Ik zie de heer Van Nispen al begripvol knikken. Ik wil het daar in dit stadium bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van het kabinet. Ik wil graag eerst mevrouw Westerveld het woord geven voor de tweede termijn, want zij heeft mij verzocht als eerste te mogen spreken. Ik zie dat de rest van de vergadering dat goed vindt. Gaat uw gang, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat laat wel het sportieve karakter van deze commissie zien! Maar het is heel fijn, want dan kan ik vannacht nog naar huis.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het belangrijk is om effectieve en wetenschappelijk onderbouwde maatregelen te treffen;

constaterende dat het onduidelijk is wat het effect is van het beperken van (buiten)sport na 17.00 uur op het reproductiegetal;

constaterende dat uit eerdere lockdowns is gebleken dat fors minder kinderen en volwassenen bewegen, motorische vaardigheden afnemen en de ongelijkheid in gezond leven toeneemt;

constaterende dat het beperken van sport en bewegen ook forse nadelige gevolgen heeft op de lange termijn;

constaterende dat er sinds het begin van de coronacrisis ten minste acht verschillende regimes zijn geweest met beperkingen voor alleen al de buitensport, maar het effect onduidelijk is;

verzoekt de regering voor het volgende weegmoment op 19 december te laten doorrekenen wat de effecten zijn geweest van de verschillende regimes op reisbeweging, contacten en het reproductiegetal met het doel om in de toekomst onderbouwde besluiten te kunnen nemen over eventuele maatregelen voor de sport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 139 (35 925-XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan de tweede.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sporters zelf aangeven dat er in het voetbal nauwelijks ruimte is voor lhbtiq+-acceptatie;

constaterende dat een vijandige sfeer in het stadion hieraan bijdraagt;

constaterende dat er ondanks diverse projecten, zoals de All Together Challenge en aanvoerdersbanden in regenboogkleuren, nog steeds regelmatig racistische en antihomospreekkoren zijn in stadions;

constaterende dat de verantwoordelijkheid op verschillende plekken belegd is;

verzoek de regering om heldere afspraken te maken met voetbalclubs, bonden, veiligheidsdriehoek, supportersverenigingen en belangenorganisaties voor lhbtiq+-acceptatie over de aanpak van spreekkoren;

verzoekt de regering om samen met deze partijen af te spreken dat bij spreekkoren de wedstrijden worden stilgelegd en deze verantwoordelijkheid duidelijk te beleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 140 (35 925-XVI).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil de Staatssecretaris bedanken voor zijn ruimhartige toezeggingen op heel veel onderwerpen. Het is gewoon heel fijn om te horen dat de Staatssecretaris flink wat onderwerpen waar we ons zorgen over maken, gewoon aanpakt en dat hij daarmee aan de slag gaat.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik kijk even om mij heen of iemand anders op hete kolen zit. Dat is niet zo en daarom wil ik gewoon mevrouw Maeijer het woord geven voor haar tweede termijn.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank, voorzitter. Twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de wachtlijsten voor het Zwem-ABC in kaart te brengen en aanbevelingen te doen hoe deze terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 141 (35 925-XVI).

Mevrouw Maeijer (PVV):

En de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering er bij overleg met gemeenten op aan te dringen dat zij ervoor zorg dragen dat speeltuinen ook toegankelijk zijn voor kinderen met een handicap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 142 (35 925-XVI).

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dat was «m. Bedankt voor de antwoorden.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Maeijer. Dan geef ik het woord aan de heer Rudmer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank. Ik wil de Staatssecretaris danken voor de uitgebreide beantwoording. Je zal het maar moeten doen met een commissie die zelf zo diep in het onderwerp zit en met emotie en het hart op de tong spreekt over veel onderwerpen. Soms zijn ze ook al zes of zeven jaar woordvoerder op dit dossier, waardoor ze heel veel van binnen en van buiten weten. Heel goed gedaan! Dank u wel. Ik ben het niet over alles met u eens, maar dat hoort ook in een debat.

Ik heb nog één vraag openstaan. De Staatssecretaris heeft aangegeven de European Para Championships in januari te beoordelen en daarna bij ons terug te komen. Ik heb in mijn termijn niet voor niks gezegd dat er al twee keer eerder door een Minister positief is gereageerd op de vraag om dit voor elkaar te brengen, om een kabinetsbesluit voor te bereiden, om dit aan de ministerraad voor te legen en om te zorgen dat het geregeld wordt. Ik vraag mij af wat er nu nog nodig is. Ik weet namelijk ook dat hierover op ambtelijk niveau voldoende informatie en kennis beschikbaar zijn om dit op korte termijn te regelen. Dus ik denk niet dat we hier tot januari op hoeven te wachten. Volgens mij is het draagvlak voor deze European Para Championships ook in ruime mate aanwezig. Dit moeten we volgens mij gewoon doen. Die oproep wil ik doen aan de Staatssecretaris.

Ik heb twee moties, voorzitter. De eerste motie is bedoeld om de Staatssecretaris een steuntje in de rug te geven richting zijn collega van het Ministerie van EZ.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland in 2022 een aantal grote sportevenementen organiseert, waaronder bijvoorbeeld het WK volleybal, en dat daarvoor reeds in Q1 van 2022 definitieve besluiten genomen moeten worden om deze grote sportevenementen doorgang te kunnen laten vinden;

overwegende dat corona en de mogelijk beperkende maatregelen die de overheid moet nemen een onzekerheidsfactor hebben die groter is naarmate een evenement verder in tijd gepland staat;

overwegende dat de Kamer in 2018 het evenementenkader heeft verruimd om te helpen om bijvoorbeeld het WK volleybal naar Nederland te kunnen halen;

tevens overwegende dat de organisatie van een groot sportevenement niet makkelijk vergelijkbaar is met andere evenementen vanwege het kwalificatiesysteem, de bidprocedure, meerdere speelsteden, internationale afspraken over uitzendrechten en vastgestelde data vanwege trainings- en wedstrijdregime;

verzoekt de regering om alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat de geplande grote sportevenementen doorgang kunnen vinden, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat er garantstelling vanuit het evenementenfonds beschikbaar is, en dit tijdig duidelijk te maken aan de organisatoren, zodat zij kunnen beginnen met de voorbereidingen en de organisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 143 (35 925-XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dat was mijn eerste motie. Over mijn tweede motie heb ik even getwijfeld, want collega Van Dijk gaf aan een toezegging te hebben gekregen op het gebied van de accommodaties en dat zij daarom geen motie hoefde in te dienen. Ik dien mijn motie wel in, omdat ik hiermee een bepaalde richting op ga met het waarborgfonds en het investeringsfonds. Ik denk dat het belangrijk is om daar een uitspraak van de Kamer over te horen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een succesvol Waarborgfonds Sport is, dat mogelijkheden biedt bij de financiering van de ontwikkeling van sportvelden en gymzalen;

constaterende dat de bouw en het onderhoud van grote sportaccommodaties die van nationaal belang zijn in onze sportinfrastructuur, zoals bijvoorbeeld Thialf, het Pieter van den Hoogenband zwemstadion, de Arnhemhal op Papendal, maar nationale trainingscentra en een toekomstige sportevenementenhal met een capaciteit van 4.000 tot 8.000 bezoekers, moeilijk te financieren zijn;

overwegende dat private partijen een rol kunnen spelen om te komen tot een waarborgfonds voor grote sportaccommodaties;

verzoekt de Minister om te verkennen wat de mogelijkheden zijn om samen met private partijen, zoals bijvoorbeeld pensioenfondsen, te komen tot een investeringsfonds voor investeringen in de infrastructuur met betrekking tot grote sportaccommodaties en hierbij aan te haken op de bestaande gesprekken die er zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 144 (35 925-XVI).

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Heerema. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik zou nog zoveel willen zeggen, voorzitter, maar ik beperk me tot het voorlezen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen met een beperking moeten kunnen sporten en bewegen en dat belemmeringen daarvoor moeten worden weggenomen;

constaterende dat het nog steeds voorkomt dat zorgverzekeraar en gemeente naar elkaar wijzen en redelijke aanvragen om te kunnen sporten worden afgewezen;

verzoekt de regering met voorstellen te komen om de verstrekking van sporthulpmiddelen te vergemakkelijken met als doel een ruimhartiger verstrekking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Westerveld en Van der Laan.

Zij krijgt nr. 145 (35 925-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een amendement over de speeltuinen ingediend. Op suggestie van de Staatssecretaris maak ik daar nu een motie van. Hierdoor kan ik het amendement intrekken. Ik reken dan natuurlijk wel op een mooi «oordeel Kamer» en op steun van de collega's, want anders heb ik spijt als haren op mijn hoofd. Maar vooruit!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het mede door het Ministerie van VWS ondertekende SamenSpeelAkkoord als een van de doelstellingen heeft dat er minimaal één inclusieve samenspeelplek per gemeente komt en de komende jaren bestaande speeltuinen en nieuw in te richten speellocaties toegankelijk en bespeelbaar worden gemaakt voor kinderen met een beperking, maar dat er budget voor nodig is om dit te realiseren en dit vooralsnog vooral van private partijen en lokale overheden komt;

overwegende dat het voor alle kinderen van belang is om samen te spelen, maar vooral voor kinderen met een beperking, omdat zij zich eenzaam kunnen voelen en het gevoel hebben er niet bij te horen, omdat veel speeltuinen nu niet toegankelijk en bespeelbaar zijn voor kinderen met een beperking;

overwegende dat als gemeenten het sportonderdeel van de leefstijlmiddelen, die zij hebben ontvangen in het kader van corona, niet uitgeven in 2021, ze dit mogen doen in 2022;

verzoekt de regering zich in te zetten voor toegankelijke speeltuinen door te bezien in hoeverre de rijksoverheid hierin ondersteunend kan zijn aan de doelstellingen, en hierover in gesprek te gaan met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Jantje Beton en de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind, en de Kamer hierover uiterlijk april 2022 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Werner.

Zij krijgt nr. 146 (35 925-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Deze motie is mede ondertekend door mevrouw Werner. Zij is niet aanwezig, maar ik heb het wel met haar afgestemd naar aanleiding van een werkbezoek waar wij beiden bij aanwezig waren.

Dan de laatste motie. We hadden het begin van een toezegging over de reddingsbrigade. Excuus, het gaat niet over de reddingsbrigade, maar over het nationale zwemdiploma en de licenties. De toezegging om te onderzoeken wat de reden is van de wildgroei vinden wij net iets te mager. Daarom de volgende motie, mede namens de heer Heerema.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op dit moment geen landelijke eisen gelden voor het geven van zwemlessen en het verstrekken van diploma's, waardoor controle ontbreekt en er geen goed zicht is op de kwaliteit van het zwemonderwijs en de (zwem)veiligheid van kinderen;

van mening dat ouders moeten kunnen vertrouwen op de kwaliteit van de zwemles en de zwemvaardigheid van kinderen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met de zwembranche over de mogelijkheden te komen tot één nationaal zwemdiploma met standaarden voor kwaliteit, veiligheid en toezicht, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Rudmer Heerema.

Zij krijgt nr. 147 (35 925-XVI).

De heer Van Nispen (SP):

Dat was het, voorzitter. Ik ben wel uitermate tevreden met de toezegging over de reddingsbrigade en ook over een hoop andere toezeggingen. Dank voor de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Ik kijk u nog even aan. Kan ik concluderen dat het amendement op stuk nr. 138 is ingetrokken?

De heer Van Nispen (SP):

Dat kunt u.

De voorzitter:

Het amendement-Van Nispen (stuk nr. 138) is ingetrokken.

Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Laan.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording: 97 blaadjes. Ik hoop dat het antwoord op de vraag die ik heb openstaan zo meteen nog komt, over de Paralympics.

Ik wil in deze termijn nog even stilstaan bij matchfixing. We hebben het amendement over preventie en voorlichting. Dat houd ik in stand. Ik heb een motie over mogelijke strafbaarstelling en die ga ik nu indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat sport en wedstrijden op een eerlijke manier moeten plaatsvinden en dat wedstrijdvervalsing ontoelaatbaar is;

overwegende dat er op Nederlandse beloftecompetities miljoenen euro's wordt gegokt en dat matchfixing mogelijk vaker voorkomt dan gedacht;

constaterende dat onderzoek van het Openbaar Ministerie aangeeft dat er lacunes zijn binnen het strafrecht om matchfixing aan te pakken, waardoor het starten van strafrechtelijk onderzoek wordt belemmerd;

overwegende dat andere Europese landen reeds strafbepalingen hebben voor matchfixing;

verzoekt de regering een wetsvoorstel voor te bereiden, bijvoorbeeld voor het Wetboek van Strafrecht, zodat sportmanipulatie volgens de wet verboden wordt en het bijdraagt aan het voorkomen en aanpakken van matchfixing;

verzoekt de regering ervaringen uit het buitenland hierbij te betrekken;

verzoekt de regering daarnaast samen met NOC*NSF met een voorstel te komen of en hoe een meldplicht onderdeel kan zijn van het tuchtrecht van sportbonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan en Bikker.

Zij krijgt nr. 148 (35 925-XVI).

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Laan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Dijk.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb ook een paar moties. De eerste heeft betrekking op het ontzorgen van vrijwilligers. Daar heeft de Staatssecretaris al het een en ander over gezegd, maar ik wil het toch iets concreter maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrijwilligers in de sport steeds vaker geconfronteerd worden met extra taken die weliswaar horen bij het draaiende houden van verenigingen, maar waarvoor mensen geen vrijwilliger zijn geworden;

van mening dat vrijwilligers zo veel mogelijk ontzorgd moeten worden, zodat zij met positieve energie hun vrijwilligerstaken kunnen blijven doen;

overwegende dat het kabinet met stakeholders een human capital agenda heeft opgesteld waar ook uitdrukkelijk vrijwilligers bij betrokken worden;

verzoekt de regering binnen het structurele overleg op basis van de human capital agenda met een concreet voorstel te komen hoe vrijwilligers in de sport ontzorgd kunnen worden door de inzet van professionals en het organiseren van actieve verbindingen met professionele sportbedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 149 (35 925-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan de motie over de lokale infrastructuur. Ik heb de beantwoording heel goed beluisterd, maar ik ben echt op zoek naar een stand van zaken op afzienbare tijd. Hoe staat het ervoor met de lokale sportaccommodaties? Het antwoord gaf mij het gevoel dat het nog jaren gaat duren voordat we dat überhaupt in beeld hebben. Misschien heb ik het verkeerd begrepen, maar dan komt dat dadelijk wel terug in de appreciatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we in Nederland een sportinfrastructuur hebben die waardevol is en die we in stand willen houden;

overwegende dat gemeenten al jaren worstelen met hun financiën en dat onderhouden van bijvoorbeeld zwembaden en sporthallen jaarlijks structureel veel geld kost;

overwegende dat er een risico is ontstaan met betrekking tot achterstallig onderhoud dat komende jaren door gemeenten niet eenvoudig in te lopen is;

overwegende dat integraal inzicht hierover ontbreekt;

verzoekt de regering een uitbreiding van reeds aanwezige rapportages zoals Sportaccommodaties in Nederland met stand van onderhoud van deze locaties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 150 (35 925-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dan nog een brede motie namens mijzelf, de heer Heerema, mevrouw Van der Laan, mevrouw Bikker – die is hier niet, maar ondersteunt de motie wel – mevrouw Kuiken en de heer Van Nispen over Thialf.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Thialf de kwaliteit van de ijsvloer de komende periode niet kan garanderen;

overwegende dat Thialf van groot belang is voor onze Nederlandse schaatsers richting de Olympische Spelen;

verzoekt de regering om schaatstempel Thialf deze winter te ondersteunen bij de eventuele noodzakelijke vervanging van essentiële onderdelen om de kwaliteit van de ijsvloer op peil te houden om zo de voorbereiding van de Nederlandse schaatsers niet in gevaar te brengen richting de Olympische Spelen;

verzoekt de regering om met Thialf en alle betrokkenen de structurele problemen in beeld te brengen en een concreet plan van aanpak daarvoor aan de Kamer te weerleggen voorafgaand aan het eerstvolgende commissiedebat Sport,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Inge van Dijk, Rudmer Heerema, Van der Laan, Bikker, Kuiken en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 151 (35 925-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Tot slot toch echt eventjes over die zoekronde. Ik heb het antwoord gehoord, maar ik vind het echt ... Toevallig kwam er net alweer een artikeltje voorbij en ik vind het heel pijnlijk dat er door de regelgeving het afgelopen jaar echt minder mensen zijn opgespoord. Die regelgeving is blijkbaar heel star en we lijken daar ook niet in te willen bewegen, terwijl we dat voor de duikopleidingen wel hebben gedaan. Het gaat wel ergens over en ik vind het zo'n mooi initiatief dat ik er echt mijn nek voor wil uitsteken. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om toch met zijn collega te gaan overleggen over wat er wel kan. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de organisatie Signi zoekhonden ten doel heeft vermiste mensen op te sporen met behulp van zoekhonden in combinatie met een gedreven en kundig team van vrijwillige sportduikers;

overwegende dat dit slechts één voorbeeld is van vrijwillige inzet van vrijwillige sportduikers voor watergerelateerde goede doelen;

van mening dat dergelijke vrijwillige inzet aangemoedigd moet worden en dus niet moet worden gehinderd door onnodige regels en bijbehorende boetes;

verzoekt de regering met een voorstel te komen waardoor de vrijwillige inzet van sportduikers voor burgerinitiatieven niet onder duikarbeid valt, zolang de duiken binnen de grenzen van het sportduiken gedaan worden conform de aanpassing van de duikopleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 152 (35 925-XVI).

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik had inderdaad een motie voorbereid over strategisch vastgoed en een plan voor topinfrastructuur, maar die dien ik zoals toegezegd niet in.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de Staatssecretaris en zijn ondersteuning voor de beantwoording. Ik ben daar heel tevreden over. Dank aan u, voorzitter, de griffier en mijn collega's. Het was mijn eerste keer hier en ik heb heel veel nieuwe dingen gehoord en heel veel geleerd. Dat is altijd fijn. Dank jullie wel! En ook dank aan onze ondersteuning, want dat mag ook weleens gezegd worden. Zij hebben de hele avond met ons doorgebracht en maken zo ons verblijf hier toch altijd weer een beetje extra aangenaam.

Zoals ik al aangaf, ben ik tevreden met de antwoorden. Maar ik wil op twee onderwerpen toch een klein beetje extra zekerheid. Vandaar dat ik twee moties indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat sommige gemeenten bezig zijn met het plaatsen van beweegtuinen voor ouderen, maar dat dit in veel gemeenten nog onvoldoende wordt opgepakt;

overwegende dat de beweegtuin een plek is om te bewegen, maar ook goed is voor het opdoen van sociale contacten;

verzoekt de regering om gemeenten aan te sporen om beweegtuinen voor ouderen te plaatsen in wijken waar veel ouderen wonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.

Zij krijgt nr. 153 (35 925-XVI).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de aangenomen motie van het lid Den Haan c.s. (31 765, nr. 78) waarin verzocht wordt om gemeenten ertoe aan te zetten om in plaats van woonzorgvisies, woonleefvisies op te stellen om integraal beleid te maken over wonen en leven in een gemeente;

verzoekt de regering er bij gemeenten op aan te dringen om sport- en beweegbeleid op te nemen in de woonleefvisies,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Den Haan.

Zij krijgt nr. 154 (35 925-XVI).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Den Haan. Dan schors ik de vergadering voor tien minuten, dus tot 23.05 uur. Dan krijg ik in ieder geval ook nog een appreciatie van het amendement op stuk nr. 136. Verder krijgen we natuurlijk ook een appreciatie van de moties.

De vergadering wordt van 22.54 uur tot 23.09 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord voor de tweede termijn van de zijde van het kabinet aan de Staatssecretaris. Excuus. Meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Mogen mijn moties eerst?

De voorzitter:

O ja, met het verzoek om de moties van de heer Van Nispen eerst te behandelen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Dat kan ik uiteraard doen. Overigens had ik ook nog een paar antwoorden op vragen van de heer Van Nispen.

Het aanbod van zwemlessen inzichtelijk maken. Wanneer kan je dat dan doen, vroeg de heer Van Nispen in reactie op mijn opmerking daarover. Ik geef voor de zomer van 2022 de nieuwe update, is het concrete antwoord.

Nog even ter toelichting bij het verhaal over de speeltuinen. Mijn dekkingsvoorstel ging erover dat er coronaleefstijlmiddelen zijn verstrekt aan gemeenten om in het kader van sport in te zetten. Daar is onderuitputting voor 2021. Het was mijn suggestie om die daarvoor in te zetten. Dat zeg ik nog ter toelichting naar aanleiding van dit punt. Dat is echt wat anders dan het andere stuk, waar even een misverstand over bestond.

De voorzitter:

En dan als het kan de moties op de stukken nrs. 145, 146 en 147 als eerste.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, daar ga ik nu op in en dan nog de andere open vragen. Overigens staat de heer Van Nispen onder de motie-Westerveld/Van Nispen op stuk nr. 139. Ik zal heel kort zijn in mijn appreciatie, maar het zal niet verbazen dat ik die ontraad in het licht van het debat.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 139: ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie-Van Nispen c.s. op stuk nr. 145: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 145: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie van het duo Van Nispen en Werner als ondertekenaars op stuk nr. 146: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 146: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie-Van Nispen/Heerema op stuk nr. 147 – het moet niet gekker worden – is ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 147: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Zal ik dan weer gewoon in de volgorde van de sprekers en de nummers van de moties reageren?

De voorzitter:

Ja. Als u dat wilt doen, heel graag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Misschien is het het handigst als ik eerst de openstaande vragen verder beantwoord.

Ten eerste het amendement op stuk nr. 134 over matchfixing. We hebben het gehad over de dekking; ik kijk even naar mevrouw Van der Laan. Als de dekking zou worden gevonden in de niet juridisch verplichte middelen, dan ontraad ik het amendement, gelet op die dekking. En als de dekking wordt verplaatst naar het sportakkoord Positieve sportcultuur, dan ontraad ik het om dezelfde reden. Die middelen zijn namelijk allemaal al vastgelegd. Heel kort: ik kan het niet mooier maken.

Dan de vraag van mevrouw Van der Laan, waar zij mij terecht aan herinnerde, over de Special Olympics 2022. Ondanks dat wij die spelen een warm hart toedragen en het programma Play Unified en het verlengde Healthy Athletes, gekoppeld aan de Special Olympics 2022, financieel ondersteunen, hebben wij op dit moment voor dit specifieke doel nog geen beschikbare budgetten. Dat is het antwoord op die vraag.

Dan twee punten van mevrouw Westerveld. Het amendement, ik dacht op stuk nr. 134, over ondersteuning ten behoeve van de lhbtiq+-groep ... O, het is 135, excuus. Daar is toch een misverstand over. Wat ik gezegd heb, dat is waar. De middelen die de organisatie dit jaar krijgt, worden volgend jaar onverkort doorgezet: budgettair neutraal, hetzelfde bedrag. Wat in het amendement wordt voorgesteld, is twee ton daarbovenop. Tenminste, zo hebben wij het nu begrepen. Als het anders is kom ik erop terug, maar zo begrijpen wij het nu. In het licht van wat we nu eraan uitgeven en wat het zal blijven, vind wij wat we nu geven prima. Twee ton daarbovenop vinden wij overdone, zeker in het licht van de dekking, want wij vinden dat het geen goede dekking is. Het amendement op stuk nr. 135 is dus ontraden.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 135: ontraden. Het was al ontraden en het blijft ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar toen hebben we het even gehad over de dekking.

De voorzitter:

Het blijft ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan het amendement over de sporthulpmiddelen. Ik ben in afwachting van het bedrag, waar de indieners het nog over zouden hebben: de eigen bijdrage van € 100 of € 250. Als het € 100 is, was mijn appreciatie in eerste termijn: ontraden. Maar ik ben in afwachting van de reactie van de indieners.

De voorzitter:

Er zal geen reactie komen, vermoed ik, als ik zo om mij heen kijk. Dan kan ik niet anders concluderen dan dat het ontraden is. Het amendement op stuk nr. 136: ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

In het kader van transparantie: ik heb in de wandelgangen gehoord dat het waarschijnlijk € 250 wordt in het amendement.

De voorzitter:

U kunt een andere appreciatie geven op een gewijzigd amendement. Maar ik begrijp dat dit amendement ontraden wordt.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, zoals het nu officieel voorligt. Dat klopt.

Voorzitter. Dan ga ik verder in op de moties die nog niet van een appreciatie zijn voorzien. De motie op stuk nr. 140 is oordeel Kamer. Ik betrek het bij OVIVI.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 140: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 141: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 141: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie van mevrouw Maeijer – eventjes de indiener af en toe de credits geven – op stuk nr. 142: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 142: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie van de heer Heerema op stuk nr. 143: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 143: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voor de motie op stuk nr. 144 geldt hetzelfde: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 144: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De moties van de heer Van Nispen op de stukken nrs. 145, 146 en 147 heb ik al gehad. Ze zijn alle drie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 148: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 148: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 149: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 149: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie-Van Dijk op stuk nr. 150: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 150: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 151 over Thialf vind ik een hele goede motie: oordeel Kamer, mede gezien de brede ondertekening. Ik heb het amendement over Thialf ontraden, ook gelet op de dekking en een heleboel rompslomp. Als ik kijk naar deze motie, vind ik het amendement des te meer overbodig worden, tenminste niet de goede route. Voor mij is het alleen maar een bevestiging om het amendement te ontraden en de motie te omarmen en oordeel Kamer te geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 151: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 152 vraagt iets meer woorden. Deze motie is heel sympathiek, maar ze is eigenlijk gericht aan Sociale Zaken. Ik zou dan ook de collega van Sociale Zaken willen vragen wat hij hiervan vindt. Dat moet schriftelijk; er moet schriftelijk een appreciatie komen. Dat had vandaag nog gekund in het begrotingsdebat, maar dat zal inmiddels denk ik net klaar zijn. Ik verzoek de indienster, mevrouw Van Dijk, om de motie aan te houden totdat u een schriftelijke appreciatie heeft. Die zou dan van Sociale Zaken moeten komen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik denk dat dat goed is, maar ik zou het ook wel goed vinden als misschien een combinatie van Sport en Sociale Zaken een keer een gesprek heeft met deze stichting heeft: wat doen ze nou eigenlijk? Want ik heb soms een beetje het gevoel, met wat ze doen en wat er op papier staat, dat er onvoldoende begrip voor elkaar is. Ik denk echt dat als jullie elkaar gesproken hebben, jullie denken: ja, we hebben hier toch zitten slapen, dit moeten we echt oplossen met elkaar.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dit bevlogen betoog kan ik niet onweersproken laten, dus dat pak ik heel serieus op. We gaan serieus daarnaar kijken.

De voorzitter:

En ik mag concluderen dat de motie op stuk nr. 152 aangehouden wordt.

Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (35 925-XVI, nr. 152) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. De motie van mevrouw Den Haag op stuk nr. 153: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 153: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

En de motie op stuk nr. 154 ook. Voor beide geldt: een gesprek kan ik altijd aangaan. De motie op stuk nr. 154: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 154: oordeel Kamer.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij heb ik dan ongeveer alles gehad, dacht ik.

De voorzitter:

Meneer Heerema?

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Dan heb ik waarschijnlijk in de gauwigheid het antwoord over de European Para Championships niet gehoord. Wel over de Special Olympics, maar niet over de Para Championships.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar die heb ik ... O ja, sorry. Dat had ik hier niet op papier. Ik kan er wel in het algemeen het volgende van zeggen. De heer Heerema zegt: je voorgangers hebben twee keer de vlag uitgehangen «dat gaan we doen» en nu zou je het ongeveer moeten weten. Ik wil de Kamer erop wijzen dat dit geen gratis spelen zijn. Er zit een forse claim op; het kost veel geld. Ik zou eerst inzichtelijk willen hebben welke takken van sport daar dan precies op de agenda komen te staan. Dat zou in januari duidelijk worden. Het is nu december. Laten we met elkaar afspreken dat wij onze uiterste best doen om in januari duidelijkheid te bieden met een positieve insteek. Maar het is echt een forse investering. Daar moeten dan ook de middelen voor gevonden worden: 30 miljoen.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Van der Laan. Aan u het woord.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik wilde even aangeven dat mevrouw Westerveld en ik het amendement op stuk nr. 135 dan zullen intrekken. Dat gaat over de subsidie voor lhbtiq+'ers.

De voorzitter:

Het amendement-Westerveld/Van der Laan (stuk nr. 135) is ingetrokken.

Dank u wel. Dan komen we aan het einde. Er zijn nog enkele toezeggingen genoteerd door de griffier. Die zal ik voorlezen. Ze zijn niet uitputtend, maar het zijn er wel een paar. Het zijn er zeven of meer.

  • De Staatssecretaris gaat in gesprek met de sportsector over hoe die sector vitaal kan blijven in de toekomst en hoe de huidige infrastructuur in stand kan worden gehouden.

  • De Staatssecretaris stuurt de Kamer in januari een reactie met betrekking tot het tienpuntenplan van enkele Kamerleden.

  • De Staatssecretaris stuurt na de zomer 2022 een brief over het beleid omtrent hulpmiddelen en gaat daarin in op wie waarvoor verantwoordelijk is.

  • De Kamer ontvangt een brief over welke rol de rijksoverheid moet hebben inzake topsportaccommodaties en strategische vastgoedsubsidies.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer na januari over de bijdrage van de rijksoverheid aan de European Para Championships.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over welk standpunt het kabinet inneemt in de WK-deelname van Nederland in Qatar; in twee brieven, zo heb ik begrepen.

  • De Staatssecretaris stuurt de Kamer een brief over de gang van zaken bij reddingsbrigades, strandveiligheid en andere gerelateerde zaken.

  • De Staatssecretaris informeert de Kamer over de uitkomsten van het gesprek met de zwembranche over het tekort aan zwemleraren en de zwemveiligheid.

  • En dan de laatste. Klopt dat?

  • De Staatssecretaris stuurt een update van het overzicht van zwemlessen voor de zomer van 2022.

Dan komen we aan het eind van de vergadering. Ik wil iedereen hartelijk danken, allereerst de bodes en de mensen die dit voor ons vastleggen. Ik dank natuurlijk de Staatssecretaris, de ondersteuning die hier zit en ook de ondersteuning die hier niet zit, maar ergens anders. Ik dank ook mijn collega-Kamerleden en last but not least de Griffie voor alle hulp bij het goed organiseren hiervan.

Dank u wel. Ik sluit de vergadering.

Sluiting 23.21 uur.

Naar boven