30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 291 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 november 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 16 september 2021 over het Werkprogramma van de Nederlandse Sportraad (Nlsportraad) (Kamerstuk 30 234, nr. 276).

De vragen en opmerkingen zijn op 14 oktober 2021 aan Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 29 november 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Heller

VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het werkprogramma van de Nederlandse Sportraad (NLsportraad) en hebben daarover nog enkele vragen. Zij lezen dat de NLsportraad door middel van hun adviezen sport wil stimuleren in de samenleving. Met welke onderzoeken houdt de NLsportraad zich op dit moment bezig en welke rapporten heeft zij al opgeleverd? Hoeveel van deze rapporten liggen in lijn met de oorspronkelijke reden van de oprichting van de NLsportraad, namelijk een slagvaardig evenementenbeleid? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de NLsportraad de afgelopen jaren in omvang is gegroeid en hoeveel externe adviseurs er meewerken of meegewerkt hebben aan de verschillende rapporten?

In het werkprogramma van de NLsportraad staat dat zij sportevenementen een aandachtspunt vindt. Sportevenementen zijn van belang voor de samenleving, omdat deze kunnen inspireren, motiveren en verbinden. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het Nederlandse evenementenbeleid verbeterd is door de komst van de NLsportraad.

Naast de vragen over het werkprogramma van de NLsportraad, hebben genoemde leden enkele vragen over de structuur binnen de NLsportraad. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de reden is geweest van het vertrek van een aantal raadsleden uit de NLsportraad en kan de Staatssecretaris aangeven hoe een benoeming tot stand komt?

Ook hebben de leden van de VVD-fractie interesse in de waarde van de NLsportraad in het Nederlandse sportlandschap. Kan de Staatssecretaris aangeven waar hij denkt dat de NLsportraad zich in het sportlandschap bevindt?

Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe de NLsportraad slagvaardiger en effectiever kan opereren bijvoorbeeld door het kader aan te scherpen? Is de Staatssecretaris bereid om dit met de Kamer te bespreken ruim voordat de mogelijke wettelijke verankering van de NLsportraad als adviesraad wordt voorgelegd aan de Kamer?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse het werkprogramma van de NLsportraad gelezen. Zij vinden het van groot belang dat sport en bewegen onderdeel is van ons dagelijks leven en we toewerken naar een toegankelijk en veilig topsportklimaat. Zij hebben in dit verband nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben vragen over grensoverschrijdend of ongewenst gedrag in de sport. Zij lezen in het rapport Ongelijke Leggers1 over grensoverschrijdend gedrag in de turnsport dat grensoverschrijdend gedrag vaker voorkomt in topsport dan in breedtesport, echter konden zij dit niet in het werkprogramma terugvinden. Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat grensoverschrijdend gedrag vaker voorkomt in topsport dan in breedtesport? Is er een verschil tussen het aanpakken van grensoverschrijdend gedrag in topsport en breedtesport? Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties hij onderneemt of reeds heeft genomen om grensoverschrijdend gedrag zowel in de topsport als breedtesport te bestrijden? Hoe wordt het leed dat sporters nu ondergaan, aangepakt?

Genoemde leden lezen in het werkprogramma dat «actuele ontwikkelingen» rondom ongewenst gedrag in de gaten worden gehouden. Zij constateren tegelijkertijd in het rapport Ongelijke Leggers dat misstanden pas na jaren boven water komen. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de NLsportraad ongewenst gedrag monitort? Welke initiatieven neemt de Staatssecretaris of heeft hij ondernomen om «actuele ontwikkelingen» te monitoren? Kan hij aangeven hoe de Kamer over actuele ontwikkelingen wordt ingelicht?

De leden van de D66-fractie lezen in het werkprogramma over de maatregelen tegen bewegingsarmoede en constateren dat de coronacrisis de bewegingsarmoede heeft vergroot. Het werkprogramma stelt dat «de maatregelen zoals voorgesteld door het demissionaire kabinet in het voorjaar van 2021 onvoldoende» zijn. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze maatregelen onvoldoende zijn? Welke acties heeft de Staatssecretaris ondernomen of is hij van plan te nemen om bewegingsarmoede te verminderen? Is de Staatssecretaris op de hoogte van het advies van de NLsportraad over vormgeving van deze maatregelen? Hoe wordt dit advies meegenomen?

Genoemde leden lezen in berichtgeving over het rapport van het Mulier Instituut dat binnen de kansenongelijkheid in de sport de afgelopen tien jaar weinig is veranderd ondanks de initiatieven vanuit de overheid. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom investeringen van de overheid de sociale ongelijkheid binnen de sport niet verminderen? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van waar de investeringen van de afgelopen tien jaar heen zijn gegaan? Is de Staatssecretaris van plan onderzoek te doen naar de vraag op welke wijze deze investeringen effectiever ingezet kunnen worden? De NLsportraad laat als reactie op dit onderzoek van het Mulier Instituut weten dat er ruim een miljard euro geïnvesteerd zou moeten worden om armoede in de sport tegen te gaan2. Wat is de reactie daarop van de Staatssecretaris?

Tot slot lezen de leden van de D66-fractie over de topsport en het medialandschap in Nederland. Volgens het werkprogramma zijn «de snelle veranderingen in het medialandschap en de verhouding tussen het mediabeleid en topsportbeleid van de rijksoverheid een punt van aandacht». Kan de Staatssecretaris toelichten wat hiermee wordt bedoeld? Hoe zou de Staatssecretaris de verhouding tussen het mediabeleid en het topsportbeleid van de overheid omschrijven? Hoe wordt bepaald welke sporten een podium te bieden en welke niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit invloed heeft op hoe een topsport zich ontwikkelt?

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Een fitte en vitale bevolking is nodig om de coronacrisis maar ook mogelijke toekomstige pandemieën te weerstaan. De maatregelen zoals voorgesteld door het demissionaire kabinet in het voorjaar van 2021 acht de NLsportraad onvoldoende.

In de Kamerbrief van 20 mei 20213 wordt al beschreven dat het kabinet werkt vanuit de kennis en de overtuiging dat het voortzetten van de huidige, gefragmenteerde wijze waarop bewegen in de samenleving door de (Rijks)overheid wordt bevorderd, niet voldoende zal blijken om de ambitieuze doelstelling uit het Preventieakkoord van 2018, dat minimaal 75 procent van de Nederlanders in 2040 voldoet aan de beweegrichtlijnen, te halen.

Het lid van de BBB-fractie heeft het idee dat er een veel pragmatischer beleid gewenst is met vooral aandacht voor dorp, wijk en buurt, en met een gecombineerde inzet van sport met de activiteiten op het gebied van cultuur, onderwijs en welzijn. Gemeenten zijn al druk met initiatieven als buursportcoaches, sportparkmanagers voor verbreding van het aanbod op activiteitluwe momenten en leefstijladvies. Dit wordt veelal ingezet in tijdelijke projecten vanwege het gebrek aan structurele financiering. Zo bouw je geen continuïteit en effect op lange termijn op. Terwijl we allemaal weten dat een lange adem gevraagd wordt om meer mensen aan het bewegen te krijgen.

Er zijn goede voorzieningen nodig op het platteland waardoor oud en jong zich thuis kunnen blijven voelen in hun eigen regio. Hier maken sportclubs en sportvoorzieningen een belangrijk onderdeel van uit. Deze worden mede gedragen door de vele lokale, veelal midden- en kleinbedrijf (mkb) en bedrijven. Het is daarmee duidelijk dat leefbaarheid op het platteland ook direct van invloed is op de mate van bewegen voor miljoenen mensen in Nederland. Oftewel, zaken moeten niet alleen vanuit één perspectief (sport in dit geval) worden aangevlogen en we moeten ons realiseren dat bewegen een resultante is van meerdere ontwikkelingen in de samenleving.

In dit perspectief vraagt het lid van de BBB-fractie ook aandacht voor bestaanszekerheid. Armoede leidt tot andere, gedwongen, keuzes in koopgedrag van voedsel en het wel of niet lid kunnen worden van een sportclub of -school.

Vanuit de actualiteit moeten we er ook voor zorgen dat sportscholen en sportclubs tijdens coronatijd niet meteen dicht gaan, maar open blijven. Het fastfoodrestaurant mocht open blijven, maar de voetbalclub en sportschool moesten dicht. Dit is vanuit een integrale benadering om te komen tot meer bewegen en een gezonde leefstijl een slechte keuze.

Graag hoort het lid van de BBB-fractie dan ook van de Staatssecretaris op welke manier hij denkt dat we de basis: de clubs, gemeenten en burgers, kunnen helpen het beleid voor gezond bewegen structureel vorm te geven, wat hij daar aan gaat doen en wat volgens hem daar voor nodig is vanuit de Kamer.

Reactie op de vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Met welke onderzoeken houdt de NLsportraad zich op dit moment bezig en welke rapporten heeft hij al opgeleverd? Hoeveel van deze rapporten liggen in lijn met de oorspronkelijke reden van de oprichting van de NLsportraad, namelijk een slagvaardig evenementenbeleid? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe de NLsportraad de afgelopen jaren in omvang is gegroeid en hoeveel externe adviseurs er meewerken of meegewerkt hebben aan de verschillende rapporten?

Antwoord:

Op dit moment is de NLsportraad bezig met de adviezen omtrent het pedagogisch klimaat in de sport, doorontwikkeling paralympische sport en de organisatie en financiering van topsport. Daarnaast zijn er al diverse adviezen geleverd waaronder; de organisatie en financiering van de sport, regie op kennis, Nederland evenementenland?, Open kaart bij impact, Plezier in bewegen, Fiscaliteit bij sportevenementen, Analyse Nederland op de kaart, BTW op sportopleidingen. De Nlsportraad heeft tevens open brieven geschreven over het Nationale Sportakkoord, Formule 1 en aan de informateur. Veel van deze adviezen liggen in lijn met de oorspronkelijke adviestaak van de raad. Namelijk het adviseren over het te voeren beleid op het gebied van sportevenementen, binnen de bredere context van het Nederlandse sportbeleid.

De NLsportraad bestaat inmiddels uit negen raadsleden en een voorzitter. Dat is één lid meer dan bij de instelling van de NLsportraad. Sinds de oprichting van de raad werkt de raad met één vaste adviseur.

Daarnaast werkt de NLsportraad met een pool van adviseurs. Bij de uitwerking van adviezen kan de NLsportraad experts inschakelen ter ondersteuning van de raad. De raad vraagt experts op basis van kennis en ervaring. Als er een duurzaam beroep wordt gedaan op experts, dan worden deze benoemd tot adviseur van de raad, opgenomen in de pool van adviseurs en toegevoegd aan een van de commissies. De pool bestaat inmiddels uit 50 adviseurs.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het Nederlandse evenementenbeleid verbeterd is door de komst van de NLsportraad.

Antwoord:

De adviezen van de NLsportraad zijn gebruikt bij de versterking van het evenementenbeleid voor de komende jaren. Mijn voorganger heeft uw Kamer d.d. 25 november 2020 hierover geïnformeerd (Kamerstuk 30 234, nr. 257). Dit beleid moet ertoe leiden dat de maatschappelijke waarde van topsportevenementen wordt vergroot.

Kan de Staatssecretaris aangeven wat de reden is geweest van het vertrek van een aantal raadsleden uit de NLsportraad en kan de Staatssecretaris aangeven hoe een benoeming tot stand komt?

Antwoord:

Aan het vertrek van enkele raadsleden liggen uiteenlopende oorzaken ten grondslag. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere gebrek aan tijd, een carrièrewisseling en mogelijke belangenverstrengeling vanwege het aanvaarden van een nieuwe functie.

Bij vacatures van nieuwe raadsleden wordt, in samenspraak met VWS, een profielschets opgesteld. Vervolgens wordt de vacature gepubliceerd, in ieder geval in de Staatscourant en via de website van de NLsportraad. Voor de selectie van nieuwe raadsleden wordt een selectiecommissie aangesteld, bestaande uit de voorzitter, een lid en de secretaris van de NLsportraad. De NLsportraad voert een (her)benoemingsbeleid op grond van het streven een inclusieve en diverse organisatie te zijn, met een evenredige deelneming van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen. In het geval de sollicitatieprocedure tot een gewenste kandidaat heeft geleid, wordt deze door de NLsportraad voorgedragen aan de Minister van VWS. Als ook de Minister akkoord is, wordt het nieuwe raadslid formeel benoemd. Beschreven procedure is ook vastgelegd in het «Protocol (her)benoeming leden NLsportraad 2020».

Kan de Staatssecretaris aangeven waar hij denkt dat de NLsportraad zich in het sportlandschap bevindt?

Antwoord:

De NLsportraad adviseert over beleid ten aanzien van sport en maatschappelijke vraagstukken in relatie tot sport. De scope van de NLsportraad strekt zich uit tot waar de sport de potentie heeft een bijdrage te leveren aan maatschappelijke vraagstukken. Tot het adviesdomein van de NLsportraad behoort hiermee sport in de breedste zin van het woord: advisering over niet alleen sportevenementen, maar sport in brede zin, en niet alleen over sportspecifieke onderwerpen zoals breedtesport, topsport en een goede sportinfrastructuur, maar ook over sport in relatie tot maatschappelijke thema’s.

Is de Staatssecretaris bereid om te kijken hoe de NLsportraad slagvaardiger en effectiever kan opereren bijvoorbeeld door het kader aan te scherpen? Is de Staatssecretaris bereid om dit met de Kamer te bespreken ruim voordat de mogelijke wettelijke verankering van de NLsportraad als adviesraad wordt voorgelegd aan de Kamer?

Antwoord:

Ik sta op het punt het wetsvoorstel waarmee ik de NLsportraad een permanente status geef bij uw Kamer in te dienen. Bij de behandeling van dat wetsvoorstel kan over alle relevante vragen worden gedebatteerd.

Reactie op de vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Is de Staatssecretaris ervan op de hoogte dat grensoverschrijdend gedrag vaker voorkomt in topsport dan in breedtesport? Is er een verschil tussen het aanpakken van grensoverschrijdend gedrag in topsport en breedtesport? Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties hij onderneemt of reeds heeft genomen om grensoverschrijdend gedrag zowel in de topsport als breedtesport te bestrijden? Hoe wordt het leed dat sporters nu ondergaan, aangepakt?

Antwoord:

In het algemeen geldt hoe hoger het sport niveau hoe hoger de prevalentie van grensoverschrijdend gedrag. Dit wordt ook bevestigd in het rapport «Ongelijke leggers». Daaruit blijkt dat sporters op het hoogste niveau, met meer dan 30 trainingsuren per week, het meest getroffen zijn door grensoverschrijdend gedrag.4

Het doorbreken van deze ontwikkeling vraagt een lange adem en een cultuurverandering. Om die reden zet ik via het Sportakkoord in op een «Positieve Sportcultuur». Dit is vooral gericht op de breedtesport, maar vormt daarmee de basis voor een sportcarrière. Vanuit het Sportakkoord deelakkoord 6 «Topsport Inspireert» ben ik met de partners NOC*NSF en gemeenten in gesprek over hoe we het fundament voor een maatschappelijk verantwoorde topsport kunnen vormgeven. Daarbij vind ik het belangrijk dat waarden als plezier, eerlijkheid en integriteit hand in hand gaan met presteren. Bovendien start ik met een breed onderzoek naar de topsportcultuur. Het doel is inzicht te verkrijgen in een gezond topsportklimaat, alsmede inzicht in de factoren die bijdragen aan een goede topsportcultuur en de factoren die grensoverschrijdend gedrag in de hand werken.

Aanvullend hierop wordt extra ingezet op het voorkomen en aanpakken van grensoverschrijdend gedrag in zowel de breedtesport als de topsport. Onderdelen hiervan zijn het anders opleiden van trainers en coaches en het ontwikkelen van een sport brede pedagogische visie. Ook voorlichting en het weerbaar maken van sporters op het snijvlak van breedtesport en topsport is hier een onderdeel van. Daarnaast wordt extra ingezet op hulp en zorg bij grensoverschrijdend gedrag.

Kan de Staatssecretaris toelichten hoe de NLsportraad ongewenst gedrag monitort? Welke initiatieven neemt de Staatssecretaris of heeft hij ondernomen om «actuele ontwikkelingen» te monitoren? Kan hij aangeven hoe de Kamer over actuele ontwikkelingen wordt ingelicht?

Antwoord:

De NLsportraad heeft een adviserende functie. Het Mulier Instituut monitort het Sportakkoord en ook de acties die vallen onder een positieve sportcultuur. Jaarlijks voorafgaand aan het WGO Sport informeer ik u hierover. Daarnaast publiceert het Centrum Veilige Sport jaarlijks haar jaarverslag met daarin een overzicht van haar activiteiten waaronder het aantal meldingen en signalen die in dat jaar zijn behandeld.5

Het werkprogramma stelt dat «de maatregelen zoals voorgesteld door het demissionaire kabinet in het voorjaar van 2021 onvoldoende» zijn. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom deze maatregelen onvoldoende zijn? Welke acties heeft de Staatssecretaris ondernomen of is hij van plan te nemen om bewegingsarmoede te verminderen? Is de Staatssecretaris op de hoogte van het advies van de NLsportraad over vormgeving van deze maatregelen? Hoe wordt dit advies meegenomen?

Antwoord:

Ik deel met de NLsportraad de urgentie dat Nederland meer in beweging moet komen. In de afgelopen kabinetsperiode is vanuit het Nationaal Sportakkoord en het Preventieakkoord al veel gebeurd om bewegen te bevorderen. De ambitie in het preventieakkoord uit 2018 dat 75% van de Nederlanders in 2040 aan de beweegrichtlijnen voldoet, is hoog en zal met de huidige beleidsinzet echter niet worden gehaald.

Juist daarom heb ik samen met collega’s van I&W, BZK, SZW en OCW op 20 mei de brief «Nederland Vitaal en in beweging»6 verstuurd naar de Kamer. In het bijbehorende advies is een integrale aanpak voorgesteld om bewegen in Nederland te bevorderen. De voorgestelde schaalsprong in het advies is bijzonder groot. Voor het verwezenlijken van de doelstellingen zijn vervolgstappen nodig in beleidsontwikkeling, vernieuwende interventies. In de formatie zal worden bepaald of en in welke mate er (financiële) ruimte is voor deze ideeën.

Van belang is dat de ambitie om Nederland in beweging te krijgen alleen kan slagen als iedereen een bijdrage levert. Er is integraal beleid nodig, denk aan een veilige omgeving die uitnodigt tot bewegen, werkgevers die hun werknemers stimuleren om te bewegen, kinderen die tijdens en buiten schooltijd bewegen en goede, vitale sport- en beweegaanbieders en voldoende ondersteuning om mensen die dat nodig hebben te helpen om meer te gaan bewegen. Ik zie de opmerking van de NLsportraad dan ook als een uitnodiging om op (deel)onderwerpen door te praten over de vraag welke voorgestelde ideeën de NLsportraad twijfels of andere ideeën heeft en hoe de advisering zoals voorgenomen in het werkprogramma van de NLsportraad een bijdrage kan leveren. Gedeeld doel is om een trendbreuk te realiseren, om de komende twintig jaar Nederland verder in beweging te krijgen.

Ten slotte wijs ik op de verdiepingsslag die zal plaatsvinden naar de (mogelijke) rol van wet- en regelgeving om tot een toekomstbestendig sportlandschap te komen waarin de (maatschappelijke) waarde van sport en bewegen optimaal benut wordt. Hierin zal worden ingegaan op het advies van de NLsportraad «de opstelling op het speelveld».

Kan de Staatssecretaris toelichten waarom investeringen van de overheid de sociale ongelijkheid binnen de sport niet verminderen? Kan de Staatssecretaris een overzicht geven van waar de investeringen van de afgelopen tien jaar heen zijn gegaan? Is de Staatssecretaris van plan onderzoek te doen naar de vraag op welke wijze deze investeringen effectiever ingezet kunnen worden? De NLsportraad laat als reactie op dit onderzoek van het Mulier Instituut weten dat er ruim een miljard euro geïnvesteerd zou moeten worden om armoede in de sport tegen te gaan. Wat is de reactie daarop van de Staatssecretaris?

Antwoord:

Ik constateer dat sociale ongelijkheid in de sport, ondanks langjarige inzet, nog steeds bestaat. Het is niet mogelijk aan te geven in welke mate de inzet van bijvoorbeeld de buurtsportcoaches en de inzet op de sportakkoorden deze sociale ongelijkheid heeft verkleind. Wel blijkt uit de diverse monitors dat het beeld is dat de inzet hiervan wel degelijk verschil maakt voor wat betreft de participatie van mensen met een laag inkomen en een praktische opleiding.

De Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2020 becijfert dat in het afgelopen jaar 1,4 miljoen unieke bezoekers naar de activiteiten van de buurtsportcoaches kwamen. Dit zijn vooral jongeren, mensen met een beperking en ouderen. En in de meest recente Monitor Sportakkoord wordt expliciet benoemd dat in het afgelopen jaar «forse stappen» zijn gemaakt in het agenderen van het belang van een inclusieve sport voor specifieke groepen mensen die beperkingen ervaren (o.a. mensen met een beperking, huishoudens met laag inkomen en/of praktisch opleidingsniveau en ouderen).

Daarbij wijs ik erop dat de keuze om te sporten een vrijwillige is en stimuleringsbeleid vanuit de overheid lang niet iedereen weet te bereiken.

Dat laat onverlet dat ik, net als de NLsportraad, mogelijkheden zie om de sociale gelijkheid verder te bevorderen. Ik ben voornemens te kijken naar de inzet van buurtsportcoaches in de toekomst en wat er nodig is om de implementatie van de sportakkoorden verder te ondersteunen. De huidige monitors zijn zodanig ingericht dat de gevolgen van de beleidsinzet kortcyclisch gerapporteerd wordt. Ik zie geen noodzaak voor een nieuw eigenstandig onderzoek.

Ik herken, met de NLsportraad, dat meer aandacht nodig is voor het bevorderen van (financiële) toegankelijkheid van de sport. Wel wijs ik erop dat door het jeugdfonds sport en cultuur en vanuit (sport)passen bij gemeenten al veel gebeurt. Ik wil daarom verder verdiepen hoe groot de uitdaging op dit thema is, hoe groot benodigde investeringen zijn en wat de rol van de rijksoverheid hierbij kan zijn. In de formatie zal ruimte moeten worden gezocht om een impuls te kunnen geven aan het verkleinen van verschillen in de samenleving in sport- en beweegdeelname.

Volgens het werkprogramma zijn «de snelle veranderingen in het medialandschap en de verhouding tussen het mediabeleid en topsportbeleid van de rijksoverheid een punt van aandacht». Kan de Staatssecretaris toelichten wat hiermee wordt bedoeld? Hoe zou de Staatssecretaris de verhouding tussen het mediabeleid en het topsportbeleid van de overheid omschrijven? Hoe wordt bepaald welke sporten een podium te bieden en welke niet? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit invloed heeft op hoe een topsport zich ontwikkelt?

Antwoord:

Topsport en media zijn stevig verbonden. Eén van de doelstellingen van het beleid is om meer mensen met topsport te inspireren. Media spelen daarbij een belangrijke rol door de prestaties en de weg daarnaartoe voor een breed publiek zichtbaar te maken. Het is voor alle betrokken partijen belangrijk om inzicht te krijgen hoe ontwikkelingen in de media en topsport elkaar kunnen versterken of verzwakken. Dat is breder dan het overheidsbeleid op beide terreinen. Denk bijvoorbeeld aan veranderingen in preferenties en gedrag van het publiek (meer mediagebruik via social-media), technologische vernieuwingen (in eigen beheer uitzenden van wedstrijden door sportorganisaties) en de invloed van commercie (steeds hogere bedragen voor mediarechten). Ik wil de NLsportraad hierover op korte termijn om nader advies vragen. Daarbij zal ik ook de door u gestelde vragen betrekken.

Reactie op de vragen en antwoorden van het lid van de BBB-fractie

Graag hoort het lid van de BBB-fractie dan ook van de Staatssecretaris op welke manier hij denkt dat we de basis: de clubs, gemeenten en burgers, kunnen helpen het beleid voor gezond bewegen structureel vorm te geven, wat hij daar aan gaat doen en wat volgens hem daar voor nodig is vanuit de Kamer.

Antwoord:

De lokale coalities die zijn ontstaan vanuit de lokale sportakkoorden en de inzet die de afgelopen jaren hierop is geweest bieden een stevige basis om op voort te bouwen in een volgende kabinetsperiode. Daar is de verbinding gemaakt tussen clubs, gemeenten en burgers. Ik ben het eens dat juist het lokale niveau (vanwege de grote verschillen in sport- en beweeggedrag tussen gemeenten en wijken) essentieel is om tot effectief sport- en beweegbeleid te komen. Ik zie dan ook alle reden om de implementatie van de lokale akkoorden te stimuleren. De mogelijkheden om deze lokale aanpak verder uit te bouwen is onderwerp van de formatie. Onderdeel daarvan is het verkennen op welke manier inzet op sport en bewegen meer structureel kan worden gemaakt.

In dat kader wijs ik op de verdiepingsslag die zal plaatsvinden naar de (mogelijke) rol van wet- en regelgeving om tot een toekomstbestendig sportlandschap te komen waarin de (maatschappelijke) waarde van sport en bewegen optimaal benut wordt. Hierin zal worden ingegaan op het advies van de NLsportraad «de opstelling op het speelveld», waarin is geadviseerd over de organisatie en financiering van de sport.


X Noot
2

NRC, 21 april 2021, «Overheid krijgt kind uit arm gezien niet aan het sporten» (https://www.nrc.nl/nieuws/2021/04/21/overheid-krijgt-kind-uit-arm-gezin-niet-aan-het-sporten-a4040835).

X Noot
3

Kamerstuk 32 793, nr. 552.

X Noot
5

Jaarverslag-centrum-veilige-sport-nederland-2020.pdf (nocnsf.nl)

X Noot
6

Kamerstuk 32 793, nr. 552

Naar boven