35 808 Wijziging van de Wet publieke gezondheid vanwege de invoering van aanvullende tijdelijke maatregelen voor het internationaal personenverkeer in verband met de bestrijding van de epidemie van covid-19

C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 mei 2021

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene zaken en Huis van de Koning en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving over het onderhavige wetsvoorstel. Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dankt ondergetekende de leden voor de voortvarendheid waarmee zij het wetsvoorstel in behandeling hebben genomen. In deze nota wordt ingegaan op de door de leden van de verschillende fracties gestelde vragen. Omdat bij de beantwoording van een enkele vraag wordt terugverwezen naar een eerder gegeven antwoord, zijn de vragen van de leden voorzien van een nummering (tussen blokhaken). De inbreng van de leden is in een cursief lettertype geplaatst, de beantwoording staat in gewone typografie.

1. Inleiding

Met interesse hebben de leden van VVD-fractie kennisgenomen van dit wetsvoorstel, het Tweede Kamerdebat en de besluitvorming op 11 mei 2021 in de Tweede Kamer. Naar aanleiding hiervan brengen zij een aantal vragen in. Zij danken de regering bij voorbaat voor alle inspanningen en zien uit naar de antwoorden.

De CDA-fractieleden hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben in dezen nog vragen over de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het uitgangspunt dat internationaal reizen tijdens de covid-19-pandemie grote risico’s van verspreiding met zich meebrengt. Zij kunnen zich voorstellen dat een quarantaineplicht een maatregel is waarmee die risico’s verminderd kunnen worden. De leden zien ook dat een quarantaine een indringende inperking is die meerdere grondrechten raakt, waardoor extra zorgvuldigheid geboden is. Zij hebben nog enkele vragen.

De fractieleden van de Fractie-Nanninga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen. Deze vragen worden ook gesteld in het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)1.

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel over de quarantaineplicht voor inreizigers uit hoogrisicogebieden. Hoewel zij het eens zijn met de intentie van de regering, namelijk het zoveel mogelijk beperken van besmettingsgevaar, hebben zij toch enkele vragen over dit wetsvoorstel, voornamelijk met betrekking tot de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Zij zien de beantwoording daarvan met belangstelling tegemoet.

De leden van de SP-fractie hebben over het voorliggende wetsvoorstel nog een aantal vragen en opmerkingen. Tevens hebben zij een algemene vraag, die ook gesteld wordt in het verslag bij het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)2.

De fractieleden van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake quarantaineplicht voor inreizigers uit hoogrisicogebieden. Zij hebben daarover nog een enkele vraag en zien uit naar de antwoorden van de regering.

De leden van de fractie van de PvdD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben een aantal vragen over het wetsvoorstel. Zij hebben vragen over zowel de quarantaineplicht ten aanzien van arbeidsmigranten als de uitvoerbaarheid.

Met belangstelling hebben de leden van de SGP-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met thuisquarantaine. Zij merken op dat de huidige quarantainemaatregel op grond van artikel 35 van de Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) nu wordt omgezet in een wettelijke regeling op basis waarvan vergaande bevoegdheden kunnen worden ingezet. De leden van de SGP-fractie hebben de nodige vragen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

[1] Reizigers met de verplichting tot thuisquarantaine moeten thuis telefonisch bereikbaar zijn voor een toezichthouder die in eerste instantie telefonisch contact opneemt. Hoe valt het in het kader van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te controleren of iemand daadwerkelijk thuis de telefoon opneemt als een contoleur belt (en niet de telefoon in een ander huis opneemt), zo vragen de VVD-fractieleden.

Op het moment dat de reiziger wordt nagebeld door het belteam zal worden gevraagd of het hem/haar lukt om zich aan de quarantaineplicht te houden. Wanneer de reiziger antwoordt dat dit goed lukt, hij/zij geen behoefte heeft aan ondersteuning en wanneer de medewerker van het belteam geen andere signalen opvangt dat de reiziger zich wellicht niet op het quarantaineadres bevindt, zal het belteam geen melding doorgeven aan de toezichthouder. Het belteam heeft een triagerende rol en geen toezichthoudende rol.

De bereikbaarheidsplicht houdt in dat de betrokkene gedurende de periode van thuisquarantaine bereikbaar moet zijn voor de gemeentelijk toezichthouder. Op die manier kan de toezichthouder constateren dat de betrokkene daadwerkelijk op het quarantaineadres verblijft en zich zodoende aan de quarantaineplicht houdt. Onderdeel van het onderzoek van de gemeentelijke toezichthouder kan zijn dat ook telefonisch contact wordt gezocht, bijvoorbeeld als de betrokkene de deur niet opendoet. Om te kunnen bepalen of iemand zich al dan niet aan de quarantaineplicht houdt, zal het enkele feit dat iemand zijn/haar telefoon opneemt in de regel onvoldoende zijn.

[2] Naar schatting heeft 3 tot 5% van de Nederlanders geen telefoon: hoe wordt deze groep gecontroleerd? Door steekproefsgewijs controleurs huisbezoeken te laten afleggen?

Quarantaineverklaringen zonder telefoonnummer kunnen via de voorzitter van de veiligheidsregio worden doorgestuurd naar de gemeentelijke toezichthouder omdat in die gevallen geen telefonische triage kan plaatsvinden. De toezichthouder kan vervolgens een bezoek brengen aan het quarantaineadres om vast te stellen of de betrokken inreiziger zich aan de quarantaineplicht houdt.

[3] Kan de regering aangeven of de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Aukje de Vries/om kaders3 over het uitzonderen van personen met een covid-19-vaccinatiebewijs voor verplichte thuisquarantaine direct zal worden geïmplementeerd als in week 20 blijkt dat de Gezondheidsraad en het Outbreak Management Team (hierna: OMT) in navolging van het European Centre for Disease Prevention and Control van mening zijn dat volledig gevaccineerde personen geen groot risico meer vormen voor virustransmissie?

Het kabinet is van mening dat een uitzondering voor volledig gevaccineerden op de test- en quarantaineplicht kan worden gemaakt wanneer er aan twee randvoorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moet uit wetenschappelijk onderzoek zijn gebleken dat het risico op transmissie door gevaccineerde personen als laag beoordeeld wordt. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen heb ik op 2 maart jl. de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over wat de verwachting is over het effect van vaccinatie op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland, en hoe dit beoordeeld moet worden in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Dit advies is op 20 mei jl. verschenen. Daarnaast is ook het OMT advies gevraagd onder welke epidemiologische randvoorwaarden een dergelijke uitzondering voor volledig gevaccineerden kan worden gemaakt. Ten tweede moet ook afdoende verifieerbaar zijn dat een persoon inderdaad gevaccineerd is. Ik streef ernaar begin juni, op basis van het advies van de Gezondheidsraad en het OMT, een kabinetsbesluit over de mogelijkheid van vaccinatiebewijzen als uitzondering op de test- en quarantaineplicht voor inreizigers en de eventuele gelijkstelling ervan aan testen voor toegangsbewijzen aan de Tweede Kamer voor te leggen.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

[4] In artikel 58nb van het wetsvoorstel wordt bepaald dat een inreiziger uit een zeer hoogrisicogebied verplicht is maximaal 14 dagen dan wel tot aan een negatieve testuitslag in quarantaine te gaan en daarbij bereikbaar dient te zijn voor de toezichthouder. Wel mag men in een noodsituatie het huis verlaten. Kan de regering aangeven wie het oordeel hierover mag vellen? Hebben de CDA-fractieleden het goed begrepen dat dit besluit kan worden genomen door de burgemeester, in lijn met artikel 58nc, vierde lid, van het wetsvoorstel?

Het is in eerste instantie de betrokkene zelf die bepaalt of sprake is van een noodsituatie als gevolg waarvan (tijdelijk) niet aan de quarantaineplicht kan worden voldaan. Dit was ook het geval bij de uitzondering op de avondklok in verband met noodsituaties. In de praktijk is die systematiek niet problematisch gebleken. Mocht een toezichthouder de betrokkene niet op diens quarantaineadres aantreffen en voornemens zijn om over te gaan tot handhaving, dan kan de

betrokkene in reactie daarop aangeven dat hij in een noodsituatie verkeerde. Het is dan aan de burgemeester bij de voorbereiding van het handhavingsbesluit ofwel in de bezwaarprocedure – en eventueel in laatste instantie aan een rechter – om te oordelen of daarvan inderdaad sprake was.

[5] De CDA-fractieleden hebben vragen bij de handhaafbaarheid van dit wetsvoorstel. Bij het georganiseerd personenvervoer wordt een zogenaamd belteam ingezet om inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden te monitoren of zij thuis zijn. Daarvoor zal in veel gevallen op de verklaring van de inreiziger zijn mobiele telefoon zijn opgegeven. Heel concreet: hoe zeker is een medewerker van het belteam of een inreiziger in zijn tuin zit of in het park loopt? Is er – gezien de inzet van tien medewerkers – sprake van een reële pakkans? Op basis waarvan is de omvang van het belteam bepaald? Een reële pakkans vergroot immers de impact van de handhaafbaarheid en daarmee het doel van dit wetsvoorstel. En bij welke percentages wordt bepaald of het belteam moet worden uitgebreid?

Het belteam heeft geen toezichthoudende, maar enkel een triagerende rol.

Indien het belteam op basis van achtergrondgeluiden vermoedt dat een reiziger zich niet op het quarantaineadres bevindt, wordt doorgevraagd. Wanneer iemand buiten lijkt te zijn en zegt in zijn/haar tuin of op het balkon te staan, wordt gevraagd om naar binnen te gaan zodat het gesprek binnen voortgezet kan worden. Wanneer iemand zegt dat het raam zorgt voor tocht/wind, wordt gevraagd om het raam te sluiten. Geluiden die niet overduidelijk zijn, worden getoetst bij de reiziger. Wanneer het belteam aan de gemeente meldt dat nader onderzoek naar de naleving van de quarantaineplicht door een toezichthouder gewenst is, wordt daarbij geen specificatie van de aanleiding meegestuurd. Het triagerende telefoongesprek dient dus niet als bewijslast, maar als aanleiding voor nader onderzoek door een gemeentelijke toezichthouder. Een toezichthouder kan pas handhavend optreden als uit diens onderzoek volgt dat er voldoende bewijs is dat de betrokkene zich niet houdt aan de quarantaineplicht. Er is dus geen sprake van een omgekeerde bewijslast.

Op basis van het gemiddelde van de hoeveelheid inreizigers is voor de komende maanden een inschatting gemaakt van het aantal quarantaineplichtige inreizigers. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: IenW) heeft tijdens het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer aangegeven dat er in augustus 2019 ruim 2 miljoen inkomende reizigers naar Nederland reisden: 90% kwam over de weg binnen en 10% via de lucht. Daar kan ook het kleine aantal personen dat met ferry's, internationale treinen, Flixbussen enz. reisden bij worden opgeteld. In augustus 2020 was het een hoger aantal: 3% kwam via de luchthavens binnen en 97% via de weg. In februari 2021 was er sprake van 1 miljoen vervoersbewegingen via de weg en van maar 40.000 (3%) via de lucht. Het aantal potentieel quarantaineplichtigen daarvan hangt af van de aan te wijzen zeer hoogrisicogebieden en de uitzonderingen op de quarantaineplicht. De inschatting is dat de meeste reizigers geen risico willen lopen om te kunnen worden beboet en zich dus aan de quarantaineplicht zullen houden. Het belteam start met circa 1.500 telefoongesprekken per week. Stel dat bij inwerkingtreding van de wet van de inreizigers per week 12.500 personen quarantaineplichtig zijn, dan wordt ongeveer één op de acht inreizigers nagebeld. Dit is 12%. Dit is – zoals gezegd – afhankelijk van het aantal reisbewegingen, het aantal uitgezonderde inreizigers en van het aantal aangewezen zeer hoogrisicogebieden.4 Om de ingeplande nabelactiviteiten uit te voeren is maximaal 10 fte medewerker nodig. Indien blijkt dat er meer reizigers uit zeer hoogrisicogebieden moeten worden nagebeld, kan opschaling plaatsvinden.

[6] Het overgrote deel van inreizigers (meer dan 90%) komt met de auto Nederland binnen. Komende vanuit hoogrisicogebieden betekent dat een verplichte negatieve PCR-test en komende vanuit zeer hoogrisicogebieden geldt de quarantaineplicht. Hoewel Europa op dit moment gelukkig is gevrijwaard van zeer hoogrisicogebieden, is dat geen garantie voor de toekomst. Extra reden voor de vraag hoe de monitoring, de controle in dezen wordt uitgevoerd. Worden auto’s zomaar aangehouden en de reizigers gecheckt? Geldt dat voor heel Nederland of alleen de grensgebieden? Of worden met name auto’s met buitenlandse kentekens gecheckt?

Automobilisten kunnen worden gecontroleerd door het mobiele toezichtsteam dat in de grensgebieden steekproefsgewijze controles uitvoert. Indien daartoe een objectieve rechtvaardiging bestaat, kan bij die controles gebruik worden gemaakt van specifieke factoren, zoals kentekens uit een bepaald land of vakantieverkeer. Zoals de betreffende leden ook constateren, wordt het aantal zeer hoogrisicogebieden van waaruit Nederland over land bereikbaar is, in rap tempo geringer. De meeste potentieel quarantaineplichtige reizigers zullen daardoor via de luchtvaart Nederland inreizen.

[7] Aangegeven is dat logischerwijze de verplichtingen van een negatieve testuitslag dan wel van quarantaine ook voor seizoenarbeiders en arbeidsmigranten gelden. En dat de werkgevers in dezen ook een zorgplicht hebben om bij quarantaine de werknemers ook te voorzien van eten en andere zaken. Uit meerdere onderzoeken van de afgelopen tijd blijkt dat vele seizoenarbeiders en arbeidsmigranten niet te traceren zijn. Kan de regering aangeven hoe zij juist voor deze groep, die in verhouding meer reisbewegingen maakt, de monitoring en handhaving organiseert? En hoe juist voor deze groepen, zoals toegezegd tijdens het overleg in de Tweede Kamer, speciale doelgroepgerichte communicatie zal worden ingezet? Dat geldt zowel voor de communicatie over de wet alsook om de communicatie en uitnodigingen voor vaccinatie.

Naleving van de quarantaineplicht is in eerste instantie een verantwoordelijkheid voor de arbeidsmigrant zelf. De betrokkene vermeldt op de quarantaineverklaring het quarantaineadres. Indien uit het nabellen blijkt dat er indicaties zijn dat de betrokkene zich mogelijk niet houdt aan de quarantaineplicht, kan een toezichthouder van de gemeente een controle uitvoeren op het quarantaineadres. Van opsporing is geen sprake. Informatie die voor arbeidsmigranten van belang is, zoals de basisinformatie, maar ook specifiek op de doelgroep gerichte informatie over het vaccinatiebeleid wordt vertaald in verschillende talen (o.a. Pools, Roemeens, Bulgaars). Zo worden ook de arbeidsmigranten over vaccineren tegen corona met betrouwbare informatie geïnformeerd. Hierbij wordt samengewerkt met werkgevers, vakbonden en uitzendbureaus.5 Sinds november 2020 heeft de rijksoverheid de website www.workinnl.nl ingericht om EU-arbeidsmigranten voor te lichten. Daarnaast is het afgelopen jaar meer gebruik gemaakt van communicatiekanalen die door de doelgroep zelf meer gebruikt worden, zoals dedicated websites als Polonia.nl of Facebookgroepen. Op de website www.workinnl.nl staat reeds informatie over covid-19 gerelateerde zaken en hierop wordt ook informatie over vaccineren gepubliceerd in de meest voorkomende talen.

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

[8] De regering verwijst voor de kwantitatieve onderbouwing van het wetsvoorstel naar verspreidingscijfers van vorig jaar, waaruit blijkt dat inreizigers vorige zomer tot 12% hebben bijgedragen aan de import van covid-19 en dat tussen de 25% en 36% van de reizigers vorig jaar de infectie mogelijk verder heeft verspreid. De GroenLinks-fractieleden constateren dat deze cijfers komen uit een periode waarin nog geen negatief covid-19-testresultaat werd vereist voor het inreizen, nu deze maatregel voor inreizigers via vliegtuig, boot, trein, en bus pas sinds 29 december 2020 geldt. Sindsdien is het testvereiste nog verder aangescherpt, met de keuze tussen een PCR-test die maximaal 24 uur oud is of een PCR-test en een sneltest. De cijfers van de zomer van 2020 zijn daarom naar het oordeel van voornoemde leden niet geschikt om de noodzaak en proportionaliteit van het voorliggende wetsvoorstel te onderbouwen, of om dit te beoordelen.

De leden verzoeken de regering daarom de volgende cijfermatige informatie te verstrekken:

  • het aantal nieuwe covid-19-besmettingen veroorzaakt door inreizigers uit hoogrisicogebieden via vliegtuig, boot, trein, en bus na het invoeren van de testverplichting, met een uitsplitsing van de cijfers voor en na het aanscherpen van de testverplichting bij wijze van een dubbele testverplichting en/of een recentere PCR-test;

  • het aantal nieuwe covid-19-besmettingen veroorzaakt door inreizigers uit hoogrisicogebieden in dezelfde periode met eigen vervoer, waarvoor geen testverplichting geldt;

  • het aantal en het percentage van de inreizigers die beschikten over een maximaal 72 uur oude PCR-test (uit de periode voor de aanscherping van de testverplichting) en die alsnog besmet bleken met covid-19.

Indien deze specifieke cijfers niet beschikbaar zijn, vragen de leden de regering om een onderbouwde inschatting te maken, bijvoorbeeld met behulp van algemene cijfers over het percentage personen dat na een negatieve PCR- en/of sneltest toch besmet blijkt te zijn met covid-19 en de onderzoeksresultaten over naleving van de quarantaineadviezen. Kan de regering de onderbouwing van de noodzaak van de quarantaineplicht aanpassen aan deze actuele cijfers?

Het is niet aan te geven welk aandeel van de nieuwe covid-19 besmettingen (zowel in absolute zin als in percentages) toe te rekenen is aan inreizigers uit hoogrisicogebieden. Het is immers in veel gevallen niet bekend hoe en waar iemand besmet is geraakt. Dit kan dus ook niet geregistreerd worden. Er worden ook geen cijfers bijgehouden per modaliteit.

De gemeentelijke gezondheidsdiensten (hierna: GGD’en) vragen bij personen die zich laten testen wel uit of zij een recente reis naar het buitenland hebben gemaakt (in de 14 dagen daarvoor) en zo ja, welk land zij bezocht hebben. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de risico-inschaling van landen. Vanwege het grote aantal reisbewegingen met onze buurlanden, komt vooral naar voren dat reizigers in de 14-dagen voor hun positieve test in Duitsland of België zijn geweest. Dit betekent niet per definitie dat iemand ook in het buitenland besmet is geraakt.

In de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) van 18 mei jl.6 staat genoemd dat in de week voor het uitbrengen van de rapportage 1,4% van het aantal positief geteste personen in de 14 dagen daarvoor in het buitenland was geweest. Dit gaat om 485 personen. Van deze reizigers is 47% in Duitsland of België geweest. Sinds 1 februari jl. gaat het om 7688 personen die in de 14 dagen voorafgaand aan hun positieve test in het buitenland zijn geweest. Dit is 1,2% van het totale aantal positieve testen. De GGD Kennemerland voert namens vijf GGD’en met een internationale luchthaven in hun regio de vliegtuigcontactonderzoeken uit (hierna: VCO’s). Wanneer na een positieve test in Nederland blijkt dat iemand (mogelijk) besmet in het vliegtuig heeft gezeten, wordt het VCO opgestart. Reizigers die in de nabije afstand van de betreffende passagier hebben gezeten, worden dan geadviseerd in quarantaine te gaan en zich op dag 5 te laten testen.

Het aantal VCO’s dat is opgestart, is na de invoering van de testverplichting gedaald. Vóór invoering van de testverplichting werden ongeveer 80 VCO’s per week uitgevoerd. Enkele maanden na invoering van de testverplichting is dit teruggelopen tot 10–20 VCO’s per week. Hoewel het aannemelijk is dat de testverplichting hierin een grote rol speelt, is dit niet met zekerheid vast te stellen. Vanwege de coronamaatregelen en het generiek negatief reisadvies, is ook het aantal reizigers gedaald. Er wordt niet geregistreerd of reizigers in het bezit waren van een negatieve NAAT- en/of sneltest voorafgaand aan hun reis naar Nederland, of dat zij wellicht uitgezonderd waren op de testverplichting.

In de komende maanden zal de epidemiologische situatie in Nederland als gevolg van de vaccinatiecampagne naar verwachting sterk verbeteren. Ook zullen steeds meer reizen mogelijk worden en zal het aantal reizigers naar verwachting sterk toenemen. In dat geval is influx van besmettingen uit het buitenland, al dan niet van zorgwekkende varianten van het virus, een van de belangrijkste epidemiologische risico’s. De verplichte quarantaine is een belangrijke maatregel om deze risico’s zoveel mogelijk te mitigeren.

[9] De regering geeft in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de Tweede Kamer en het wetgevingsoverleg aan dat het regelen van de quarantaineplicht in een aparte wet niet voor de hand ligt vanwege samenhang met andere maatregelen ter bestrijding van covid-19, en dat indien de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 komt te vervallen maar deelonderwerpen nog nodig worden geacht, de regering een nieuw voorstel zal doen. De Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zal naar verwachting verlengd worden tot 1 september 2021. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het streven moet zijn de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 – met daarin de basisregel van het afstand houden – na 1 september 2021 niet te verlengen, en is zij met het oog daarop ook al actief bezig met het voorbereiden van wetgeving voor de onderdelen die naar verwachting langer zullen moeten gelden, zoals wellicht de mogelijkheid van het opleggen van een quarantaineplicht? Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat het wenselijk is een dergelijk paralleltraject niet pas op het laatste moment in te zetten, met het oog op zorgvuldige parlementaire besluitvorming, maar ook om te voorkomen dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 verlengd zal moeten worden, omdat de alternatieven niet op tijd gereed zijn?

Op dit moment bestaat nog steeds een noodzaak tot voortzetting van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm), deze is dan ook verlengd tot 1 september 2021 (Stb. 2021, 232). Of na die datum geen verlenging van de Twm meer nodig zal zijn, zal onder andere afhangen van de ontwikkeling van de epidemiologische situatie in Nederland, de druk op de zorg en de nodige bescherming van kwetsbare groepen. Recent is stap 2 van het openingsplan van het kabinet ingegaan en op basis van een driewekelijks ritme zal worden beoordeeld of een volgende stap kan worden gezet. Het is nu nog te onzeker of de laatste stap (stap 6) waarin alle basisregels komen te vervallen, aan het einde van de zomer kan worden gezet en verlenging van de Twm niet meer nodig zal zijn. Als het onderhavige wetsvoorstel door uw Kamer wordt aanvaard en op enig moment reden wordt gezien om de voorgestelde quarantaineplicht op een andere manier – buiten de Twm om – juridisch te borgen, dan zal een wetstraject daartoe tijdig worden opgestart.

[10] Met betrekking tot de vraag of de quarantaineplicht voldoet aan de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) in de zaak Enhorn7 heeft geformuleerd, stelt de regering dat de formulering waarin wordt verwezen naar een «geïnfecteerde persoon», onvoldoende grond is om aan te nemen dat het EHRM daarmee uitdrukkelijk de personele reikwijdte van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) in algemene zin heeft willen beperken tot geïnfecteerde personen. Ook stelt de regering dat het niet in de rede ligt om de toepasbaarheid van het betreffende artikelonderdeel met het oog op voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, beperkt te achten tot personen van wie vaststaat dat zij geïnfecteerd zijn, en dat de tekst van voornoemd artikel derhalve volgens de regering in beginsel een grondslag biedt om een vrijheidsontnemende maatregel op te leggen aan mogelijk geïnfecteerde personen ter beperking van de verspreiding van besmettelijke ziekten. De leden van de GroenLinks-fractie kunnen het argument volgen dat de formulering van de uitspraak in de zaak Enhorn niet uitsluit dat artikel 5, eerste lid, onder e, van het EVRM breder gelezen zou kunnen worden. Artikel 5 van het EVRM heeft echter wel een uitputtende opsomming van situaties waarin een inbreuk is toegestaan, wat betekent dat de belangrijkste vraag is of de formulering van het artikel daadwerkelijk ruimte laat voor de interpretatie dat ook personen die mogelijk geïnfecteerd zijn, hieronder zijn begrepen. Dat de formulering in de zaak Enhorn dit niet uitsluit, betekent nog niet dat dit mogelijk is. Kan de regering dit onderschrijven?

Artikel 5, eerste lid, van het EVRM kent een uitputtende opsomming van situaties waarin vrijheidsontneming kan zijn toegestaan (onderdelen a t/m e). De zaak Enhorn ging over de interpretatie en invulling van de e-grond. Artikel 5, eerste lid, aanhef en onderdeel e, van het EVRM luidt als volgt:

«Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:

[..]

e. in het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers;».

In de tekst van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het EVRM wordt in algemene zin gesproken van «personen», zonder nadere kwalificatie zoals in andere onderdelen van het eerste lid. In de tekst van onderdeel e is geen voorbehoud gemaakt dat de bepaling alleen ziet op personen die geïnfecteerd zijn met een besmettelijke ziekte. Het kabinet is van mening dat de tekst van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het EVRM ruimte laat om ook een vrijheidsontnemende maatregel toe te passen op personen die mogelijk geïnfecteerd zijn met een besmettelijke ziekte indien daarmee de verspreiding van die ziekte kan worden voorkomen.

[11] De leden van de GroenLinks-fractie achten het, met de Raad van State, bij een zo ingrijpende inperking als vrijheidsontneming belangrijk dat de rechtmatigheid in het licht van het EVRM buiten twijfel is. Dat de formulering in de zaak Enhorn een bredere interpretatie niet uitsluit, achten zij hiervoor niet voldoende. Kan de regering haar standpunt dat het niet in de rede ligt om de toepasbaarheid van artikel 5, eerste lid, onder e, van het EVRM met het oog op voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten beperkt te achten tot personen van wie vaststaat dat zij geïnfecteerd zijn, verder onderbouwen met inhoudelijke argumenten, data, en waar mogelijk nationale of internationale jurisprudentie gerelateerd aan dit onderwerp?

Zoals de Raad van de Europese Unie in een van zijn aanbevelingen heeft overwogen, heeft de epidemie van covid-19 een «ongeziene noodsituatie» op gezondheidsvlak veroorzaakt en is de bescherming van de volksgezondheid een topprioriteit geworden voor zowel de Europese Unie als haar lidstaten.8 In lijn met aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie9 heeft een groot aantal landen binnen Europa – die partij zijn bij het EVRM – een wettelijke quarantaineplicht ingevoerd (onder meer België, Duitsland, Ierland, Italië, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland). De in die landen geldende quarantaineverplichtingen dienen eveneens te voldoen aan de eisen die het EVRM stelt. Uit eerdere en recente navraag is gebleken dat tot op heden in geen van deze landen een quarantaineverplichting door een rechter onrechtmatig is geacht wegens strijd met artikel 5 van het EVRM, ook niet vanwege het feit dat de quarantaineplicht van toepassing is op personen van wie (nog) niet zeker is of zij besmet zijn.

Zoals bij de beantwoording van de voorgaande vraag is aangegeven, is het kabinet van mening dat de tekst van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van het EVRM ruimte laat om ook een vrijheidsontnemende maatregel toe te passen op personen die mogelijk geïnfecteerd zijn met een besmettelijke ziekte indien daarmee de verspreiding van die ziekte kan worden voorkomen. Dat is bij de voorgestelde quarantaineplicht het geval. Hierbij dient wel te worden voldaan aan de eisen van noodzaak, proportionaliteit en subsidiariteit. In de memorie van toelichting en het nader rapport is uitgebreid uiteengezet waarom het kabinet van mening is dat de quarantaineplicht, zoals vormgegeven in het voorliggende wetsvoorstel, aan die eisen voldoet. Om niet onnodig in herhaling te vallen, wordt volstaan met een verwijzing naar paragraaf 5 van de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 3) en blz. 3 e.v. van het nader rapport (Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 4).

5. Vragen en opmerkingen van de fractieleden van de Fractie-Nanninga

[12] De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft, zo merken de fractieleden van de Fractie-Nanninga op, middels een stand van zakenbrief van 13 april 2021 naar eigen zeggen invulling aan de bepalingen van artikel 58s van de Wpg. Hij meent daarnaast te voldoen aan een hele rits van moties, waarvan een aantal van ruim 3 maanden geleden dateert. Daarmee neemt hij ruim de tijd om aan zijn plicht te voldoen. Hoe weegt de regering in dat kader het feit dat de Staten-Generaal nauwelijks een week de tijd krijgen om de informatievoorziening van de Minister te beoordelen? Is dit hoe de regering een nieuwe bestuurscultuur van macht en tegenmacht voor zich ziet? Vindt de regering het ook niet onhandig om juist in de week voor het voorjaarsreces de Staten-Generaal met de gewenste spoedbehandeling van de twee wetsvoorstellen – het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)10 en het onderhavige wetsvoorstel – onder druk te zetten en daarmee een kwalitatief goede afweging onmogelijk te maken?

Het kabinet beseft dat het een groot beroep op uw Kamer heeft gedaan door het verzoek om het onderhavige en het andere genoemde wetsvoorstel met de nodige spoed te behandelen. Het kabinet acht het onder de bijzondere omstandigheden van de bestrijding van de epidemie van covid-19 die spoedeisende maatregelen vergen, nodig het onderhavige wetsvoorstel met spoed te behandelen vanwege het aflopen van het maatregelenpakket voor reizen en de aanpassing van het reisadvies. Hierdoor is het noodzakelijk om de quarantaineplicht voor inreizigers uit zeer hoogrisicogebieden en de testverplichting voor niet bedrijfsmatig verkeer uit hoogrisicogebieden zo snel mogelijk te regelen. Het kabinet is de Eerste Kamer dan ook erkentelijk voor de snelle behandeling van dit wetsvoorstel.

[13] Kan de regering de modellen waarop de prognoses van onder andere het OMT en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM) zijn gebaseerd, openbaar maken? Zo nee, waarom niet?

In de brief van 23 maart jl.11 staat aangegeven dat het RIVM de modellen die voor het onderzoek naar het nieuwe coronavirus worden gebruikt in internationale wetenschappelijke «peer reviewed» tijdschriften publiceert en de broncode van deze rekenmodellen beschikbaar stelt op de website van het RIVM.12 Daarnaast probeert het RIVM de complexe rekenmodellen op een zo publieksvriendelijk mogelijke uit te leggen in woord en beeld.13 De rekenmodellen worden op basis van nieuwe inzichten, nieuwe vraagstellingen en nieuwe gegevens regelmatig geactualiseerd en verbeterd. Ook deze verbeteringen worden (peer-reviewed) gepubliceerd, maar – net als in de landen om ons heen – gebeurt dat met enige vertraging. Deze uitkomsten worden wel al in een vroeg stadium gedeeld met het OMT, het kabinet en beide Kamers, omdat het belangrijk is dat het beleid op alle beschikbare kennis wordt gebaseerd. De onderliggende data waarmee de modellen worden gevoed, kunnen niet online gepubliceerd worden. De reden hiervoor is dat publicatie van deze data in strijd is met de Algemene Verordening Gegevensverklaring (AVG). De data die wel gedeeld kan worden zijn beschikbaar via de opendatabestanden van het RIVM.14

[14] Is de regering van mening dat een in de Nederlands gezondheidszorg gebruikelijke figuur van «second opinion» bijdraagt aan de verhoging van de kwaliteit van de zorg? Indien het voorgaande instemmend wordt beantwoord, waarom wordt voor zoiets fundamenteels als de modellen en berekeningen van het OMT en het RIVM, die de grondslag zijn voor het extreem ingrijpende beleid van de regering, niet onafhankelijk en openbaar aan controle onderworpen? Worden deze modellen en berekeningen met regelmaat getoetst en bijgesteld indien de verwachte cijfers niet overeenkomen met de realiteit?

Zoals ik in mijn antwoord op de vorige vraag heb aangegeven, achten het Ministerie van VWS en het RIVM het belangrijk dat onderzoek goed wordt uitgevoerd en onafhankelijk wordt getoetst. Daarom worden alle rekenmodellen ook peer-reviewed gepubliceerd.

[15] Hoe denkt de regering een tweedeling in de maatschappij te voorkomen tussen mensen die gevaccineerd zijn en vanwege overheidsbeleid vrij toegang hebben tot deelname aan de maatschappij, en mensen die dat niet zijn? Wat is het concrete perspectief voor jongeren, die gegeven het beleid, het langst coronabeperkende maatregelen opgelegd krijgen? Hoe realistisch acht de regering het naleven van de coronabeperkende maatregelen door gezonde jongeren met dit tempo van vaccineren?

Zoals ik al vaker heb aangegeven, ben ik tegen iedere vorm van vaccinatiedrang en -dwang. Zoals ik in de Kamerbrief van 4 mei jl.15 heb toegelicht, is het kabinet van mening dat een uitzondering voor volledig gevaccineerden op de test- en quarantaineplicht kan worden gemaakt wanneer er aan twee randvoorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moet uit wetenschappelijk onderzoek zijn gebleken dat het risico op transmissie door gevaccineerde personen als laag beoordeeld wordt. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen heb ik op 2 maart jl. de Gezondheidsraad gevraagd mij te adviseren over wat de verwachting is over het effect van vaccinatie op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland, en hoe dit beoordeeld moet worden in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Dit advies is op 20 mei jl. verschenen. Daarnaast is ook het OMT advies gevraagd onder welke epidemiologische randvoorwaarden een dergelijke uitzondering voor volledig gevaccineerden kan worden gemaakt. Ten tweede moet ook afdoende verifieerbaar zijn dat een persoon inderdaad gevaccineerd is. Ik streef ernaar begin juni, op basis van het advies van de Gezondheidsraad en het OMT, een kabinetsbesluit over de mogelijkheid van vaccinatiebewijzen als uitzondering op de test- en quarantaineplicht voor inreizigers en de eventuele gelijkstelling ervan aan testen voor toegangsbewijzen aan de Tweede Kamer voor te leggen.

In de stappen 3, 4 en 5 van het openingsplan worden de maatregelen stapsgewijs afgeschaald totdat de samenleving zich weer op het risiconiveau «waakzaam» bevindt en daarna alleen de basismaatregelen nog gelden. Besluitvorming over onder meer groepsgrootte, 1,5 meter tussen leerlingen in het (voortgezet) onderwijs, reizen en mondkapjes worden in een update van het openingsplan verwerkt. Ook wordt op enig moment in de komende tijd besloten wanneer de overige basismaatregelen, zoals de 1,5 meter, (stap 6) kunnen worden losgelaten.

Een belangrijke factor daarbij is het vaccinatietempo. De voorspelling is dat begin juli elke volwassene in Nederland die dat wil de mogelijkheid heeft gekregen voor het halen van tenminste één prik. Op dit moment ligt het vaccinatietempo op ongeveer één miljoen prikken per week. Dit zal in juni verder oplopen naar een verwacht tempo van ruim anderhalf miljoen prikken per week.

6. Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

[16] Er zijn in het wetsvoorstel veel uitzonderingen gemaakt op de quarantaineplicht, bijvoorbeeld voor personen die een aantal uren in Nederland zullen verblijven, mantelzorgers, grenswerkers, grensscholieren, geboorte van een kind, personen die een familielid bezoeken dat op korte termijn zal overlijden, personen die een uitvaart bijwonen, journalisten, gevaccineerden, et cetera. De burgemeester kan met het oog op bijzondere omstandigheden in een individueel geval ontheffing verlenen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich, deze uitzonderingen lezende, af wie er nog wel onder de reikwijdte van de quarantaineverplichting valt. Deze leden hebben begrip voor de gekozen uitzonderingen, maar vragen of de grote hoeveelheid uitzonderingen geen afbreuk doet aan het te verwachten effect van de maatregel. Kan de regering een schatting geven van het aantal mensen dat onder de reikwijdte van de maatregel zal gaan vallen en daarbij onderscheid maken naar reisdoel?

Er kan geen schatting worden gegeven waarbij onderscheid wordt gemaakt naar het reisdoel van de inreizigers. De quarantaineplicht zal gaan gelden voor reizigers uit aangewezen zeer hoogrisicogebieden. Het reizen van en naar deze zeer hoogrisicogebieden wordt sterk ontraden tenzij strikt noodzakelijk.Het is correct dat er in een aantal uitzonderingen is voorzien. De lijst met uitzonderingen op de quarantaineplicht is niet volledig gelijk te stellen met noodzakelijke reizen. Op de noodzakelijkheid van de reis kan niet worden gecontroleerd, zodat geen schatting kan worden gegeven van het aantal personen dat onder de reikwijdte van de quarantaineplicht valt. Bij brief van 3 mei jl. heb ik de Tweede Kamer hierover geïnformeerd.16 Daarnaast is de verwachting dat van de quarantaineplicht een werking uitgaat waarmee bijvoorbeeld vakantiereizen naar zeer hoogrisicogebieden wordt ontmoedigd. De uitzonderingen betreffen nauwkeurig omschreven situaties en personen. Het betreft personen voor wie een noodzaak bestaat om de grens te passeren en voor wie het niet mogelijk of niet proportioneel is om in quarantaine te moeten gaan. Die groep van uitgezonderde personen is naar verwachting in kwantitatieve zin overigens beperkten zal daarom in de praktijk geen afbreuk doen aan de effectiviteit van de quarantaineplicht en het tegengaan van de import en verspreiding van het virus.

[17] Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie of een vliegverbod niet een efficiënter middel is om de genoemde doelstellingen te bereiken. Is de regering bereid, naast of in plaats van de quarantaineplicht, het vliegverbod te blijven gebruiken als instrument voor gebieden met de duiding «zeer hoog risico»?

Het OMT en het RIVM hebben aangegeven dat een quarantaineplicht het meest effectieve middel is om te voorkomen dat het virus en varianten hiervan worden verspreid. Op dit moment zijn er nog vliegverboden van kracht. Die zijn niet even effectief in het mitigeren van de verspreidingsrisico’s. Het vliegverbod richt zich namelijk op het beperken van directe reizigersstromen naar Nederland (reizen via tussenstops niet), terwijl de quarantaineplicht zich specifiek richt op de beperking van de verspreiding van het virus. Het OMT stelt in haar 102e advies17 dat vooraf testen met een goed nageleefde quarantaine gelijkwaardig is aan een vliegverbod.

Het kabinet is daarom voornemens om de huidige vliegverboden bij inwerkingtreding van de quarantaineplicht op te heffen. Zoals de motie van het lid

Paternotte c.s.18 verzoekt, zal voorafgaand daaraan het OMT om advies worden gevraagd en zal overlegd worden met omringende landen. Zoals is toegelicht tijdens het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer, blijven vliegverboden als mogelijke maatregel bestaan. Vliegverboden zijn echter ingrijpende maatregelen, die altijd het maatschappelijk en het economisch verkeer zeer verstoren en geen afdoende oplossing bieden. Met een quarantaineplicht ontstaan minder maatschappelijke verstoringen en wordt tegelijkertijd de volksgezondheid op een non-discriminatoire, gelijkwaardige en proportionele wijze geborgd. Als desalniettemin door het RIVM, vanwege bijzondere omstandigheden of een acute noodsituatie, een vliegverbod noodzakelijk wordt geacht, dan blijft onverkort de mogelijkheid bestaan een vliegverbod in te stellen, zoals toegelicht door de Minister van IenW in het wetgevingsoverleg in de in de Tweede Kamer. Het kabinet laat zich voor het instellen van vliegverboden adviseren door RIVM en het OMT als onafhankelijke deskundigen.

[18] Dit wetsvoorstel maakt net als veel andere maatregelen onderdeel uit van Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Deze tijdelijke wet kent inmiddels vele vertakkingen. Is het risico aanwezig dat één of meerdere onderdelen van deze wet gehandhaafd blijven en dat het tijdelijke karakter van de tijdelijke wet hiermee in het geding is?

De leden van de PvdA-fractie zouden van de regering een doorkijk willen ontvangen van de periode na september 2021. Wat zijn de verwachtingen van de regering ten aanzien van het instrumentarium dat de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 biedt? Welke onderdelen van de tijdelijke wet zullen ook dan nog nodig zijn en welke onderwerpen kunnen (definitief) komen te vervallen? Op welke manier sorteert de regering voor op afschaffing van (onderdelen) van de tijdelijke wet?

Bij iedere verlenging van de Twm zal moeten worden beargumenteerd dat deze wet en de maatregelen die op grond daarvan zijn genomen, onverminderd noodzakelijk zijn om de epidemie van covid-19 te bestrijden. De Afdeling advisering van de Raad van State wordt hierover gehoord en er geldt voor de verlenging een voorhangprocedure bij beide Kamers der Staten-Generaal. Op dit moment bestaat nog steeds een noodzaak tot voortzetting van de Twm; deze is dan ook tot 1 september 2021 verlengd (Stb. 2021, 232). Ondertussen worden wel stap voor stap versoepelingen doorgevoerd op basis van het op 13 april jl. door het kabinet gepresenteerde openingsplan. Iedere stap in het openingsplan zal zorgvuldig moeten worden afgewogen op basis van de epidemiologische situatie en de druk op de zorg. Het is mogelijk dat de situatie in Nederland op enig moment zodanig verbeterd is dat er geen generieke noodzaak meer bestaat om de Twm voort te zetten, maar dat de voorgestelde quarantaineplicht nog wel noodzakelijk wordt geacht. In dat verband is immers niet alleen de epidemiologische situatie in Nederland, maar ook die in andere landen van belang, met name als het gaat om de aanwezigheid aldaar van zorgwekkende varianten van het virus. In dat geval zal worden bezien of de grondslag van de quarantaineplicht op een andere manier – buiten de Twm om – dient te worden geborgd. Dat zal een wetswijziging vergen, waarover uw Kamer zich dan kan uitspreken.

[19] Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie ook vragen over de bewijslast op het moment dat iemand een sanctie krijgt. Er kunnen zich namelijk situaties voordoen waarbij mensen zich aan de regels houden (dus in verplichte quarantaine zitten), maar waarbij de deur niet wordt opengedaan en de telefoon niet wordt opgenomen. De leden vragen hoe hiermee omgegaan zal worden. Bij wie ligt de bewijslast in dit soort concrete gevallen?

Graag zouden de leden van de PvdA-fractie een stappenplan ontvangen met daarin per stap uiteengezet hoe de oplegging en afwikkeling van een boete verloopt, te beginnen bij het moment dat iemand wordt gesanctioneerd.

Ook hebben de leden van de PvdA-fractie nog vragen over de uitvoering van de handhaving van de quarantaineplicht. Er zal gewerkt gaan worden met belteams. Graag zouden de leden een stappenplan ontvangen met daarin het protocol van handhaving. Is er ruimte voor maatwerk voor de uitvoerders van de belteams en de handhavers? Graag vragen de leden van de PvdA-fractie de regering ook om te reflecteren op uitvoerbaarheid van dit systeem.

De bewijslast voor het constateren van een overtreding van de quarantaineplicht ligt bij de gemeentelijke toezichthouder en niet bij de reiziger. In het wetsvoorstel is expliciet bepaald dat de betrokkene bereikbaar moet zijn voor de toezichthouder. Er mag dus worden verwacht dat de persoon thuis wordt aangetroffen en ook telefonisch bereikbaar is. In dat geval is er geen overtreding van de quarantaineplicht.

In opdracht van het Ministerie van VWS is door de landsadvocaat een handreiking opgesteld voor gemeenten. Daarin worden vuistregels benoemd aan de hand waarvan een toezichthouder kan bepalen dat een betrokkene zich niet aan de quarantaineplicht houdt. Dit zal inderdaad in beginsel het geval zijn op het moment dat de betrokkene buiten het quarantaineadres wordt aangetroffen. In de situatie dat de deur niet wordt opengedaan, kan daaruit niet onmiddellijk een overtreding van de quarantaineplicht worden afgeleid. Het is immers goed denkbaar dat betrokkene wel thuis is, maar om verschillende redenen de bel niet hoort (betrokkene zit bijvoorbeeld in de tuin). Wel kan een overtreding worden aangenomen indien een andere bewoner of aanwezige op het quarantaineadres de deur opendoet en verklaart dat de betrokkene niet aanwezig is. Of indien een toezichthouder meerdere keren is langsgegaan, telefonisch contact heeft gezocht, een briefje met verzoek om contact heeft achtergelaten en er desondanks geen contact is geweest met betrokkene. Ook kunnen andere omstandigheden wijzen op een overtreding. Het is aan de toezichthouder zelf om aan de hand van alle feiten en omstandigheden te beoordelen of in een concreet geval voldoende bewijs is om tot oplegging van een boete over te gaan.

Het belteam van de Minister van VWS zal werken met behulp van vooraf opgestelde belscripts. Deze scripts beschrijven onder andere de signalen waarop zij dienen te letten tijdens de gesprekken met reizigers. Binnen de scripts is ruimte voor maatwerk. De leden van het belteam hebben ervaring met telefonisch onderzoek c.q. ondersteuning en zullen zo adequaat mogelijk reageren en hun reactie afstemmen op de antwoorden en signalen die ze tijdens het gesprek opvangen.

Het doel van de wet is om de naleving van quarantaineregels door reizigers te vergroten. Door telefonisch contact op te nemen met reizigers, wordt getracht om dat zoveel mogelijk te bevorderen. Handhaving door middel van beboeting is geen doel op zich; het fungeert als stok achter de deur. Deze genuanceerde opzet is proportioneel en uitvoerbaar.

[20] De leden van de PvdA-fractie willen enkele vragen stellen met betrekking tot de privacy van burgers en hun persoonlijke gegevens. Graag zouden zij vragen aan de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat persoonlijke gegevens goed beschermd zullen worden. Daarnaast zouden deze leden willen horen welke stappen de regering tot nu toe heeft genomen/voornemens is om te nemen om de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen.

Aansluitend hebben de leden van de PvdA-fractie nog een aantal specifiekere vragen als het gaat om de privacy. Er wordt van burgers gevraagd om een formulier in te vullen met persoonlijke gegevens. Wat gebeurt er met deze formulieren en op welke manier wordt er toezicht gehouden op de gegevens? Vindt er vernietiging plaats na verloop van tijd? Wie krijgt deze informatie te zien? En ten slotte, zijn er voldoende checks and balances om de privacy en het toezicht daarop te handhaven?

Voor het totale proces is een Data Protection Impact Assessment (hierna: DPIA) uitgevoerd. Eventuele mitigerende maatregelen gericht op mogelijke (privacy-)risico’s zijn uitgevoerd. Op het moment van inwerkingtreding van de wet wordt gebruik gemaakt van een papieren quarantaineverklaring. Er worden geen gegevens van reizigers digitaal opgeslagen. De geselecteerde quarantaineverklaringen die worden verstuurd naar het belteam en/of de toezichthouder, worden verstuurd in een beveiligde envelop. Quarantaineverklaringen waaraan geen opvolging wordt gegeven, worden direct ontoegankelijk gemaakt c.q. vernietigd. Een digitale quarantaineverklaring wordt op 1 juli verwacht. Daarvoor zal opnieuw een DPIA worden uitgevoerd.

7. Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

[21] In zijn algemeenheid vragen de SP-fractieleden een bespiegeling van de regering in hoeverre beperkingen van grondrechten juridisch kunnen worden gestaafd door andere argumenten dan het bestrijden van de gezondheidsrisico’s van een pandemie. Is de regering van mening dat bijvoorbeeld ook economische belangenafwegingen het beperken van grondrechten rechtvaardigen? Graag een duidelijke analyse, zo vragen de leden.

De beperking van de grondrechten door het introduceren van een quarantaineplicht voor inkomende reizigers vanuit zeer hoogrisicogebieden, wordt primair gelegitimeerd door de bescherming en bevordering van de volksgezondheid, waartoe de overheid op grond van artikel 22 van de Grondwet is gehouden. Daarbij wijst het kabinet erop dat ook met de tot nu toe geldende coronamaatregelen grondrechten zijn ingeperkt. Het doel van de quarantaineplicht is om de import en verspreiding van het virus – en dan met name nieuwe zorgwekkende varianten daarvan – zoveel als mogelijk te voorkomen. Op dit moment om de epidemie onder controle te krijgen en bij een verbetering van de epidemiologische situatie om te voorkomen dat de situatie weer verslechtert, waardoor coronamaatregelen opnieuw noodzakelijk zouden worden en daarmee ook de daarmee gepaard gaande beperkingen van grondrechten.

[22] De leden van de SP-fractie vragen voorts voor hoe lang naar verwachting van de regering deze tijdelijke wet van toepassing zal zijn gelet op de ontwikkelingen wat betreft de afname van het aantal besmettingen en de stijgende vaccinatiegraad.

De noodzaak van de quarantaineplicht zal afhangen van zowel de epidemiologische situatie in Nederland als van die in andere landen. Een stijgende vaccinatiegraad en een afname van het aantal besmettingen zal ertoe leiden dat steeds minder landen als zeer hoogrisicogebied kwalificeren, waardoor de quarantaineplicht voor steeds minder landen zal gelden. Maar zeker zolang in andere landen zorgwekkende varianten van het virus aanwezig zijn, kan een quarantaineplicht voor reizigers die vanuit die landen Nederland inreizen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat hier een nieuwe golf kan ontstaan.

[23] De leden van de SP-fractie hebben grote twijfel bij dit wetsvoorstel met betrekking tot effectiviteit, proportionaliteit, handhaafbaarheid en privacy, gelet op de ontwikkelingen binnen Europa. Welke overwegingen heeft de regering gemaakt om te komen tot de, in de woorden van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in de Tweede Kamer, politieke keuze om een vanuit gezondheidsbescherming effectief non-discriminatoir vliegverbod in te willen ruilen voor een discriminatoire slecht handhaafbare en uit oogpunt van gezondheidsbescherming minder effectieve quarantaineplicht? Hebben economische afwegingen van bijvoorbeeld de luchtvaartindustrie een rol gespeeld bij deze politieke keuze, zo vragen de leden.

Zoals hiervoor in antwoord op vraag nr. 17 van de leden van de PvdA-fractie is toegelicht, hebben het OMT en het RIVM aangegeven dat een quarantaineplicht het meest effectieve middel is om te voorkomen dat het virus en varianten hiervan worden verspreid. Ook is in dat antwoord aangegeven dat vliegverboden niet even effectief zijn in het mitigeren van de verspreidingsrisico’s om de redenen, zoals vermeld in het antwoord bij vraag nr. 17. Het kabinet is voornemens om – na advies van het OMT en overleg met omringende landen – de huidige vliegverboden bij inwerkingtreding van de quarantaineplicht op te heffen. Vliegverboden zijn ingrijpende maatregelen, die zowel het maatschappelijk als het economisch verkeer zeer verstoren en geen afdoende oplossing bieden. Met een quarantaineplicht ontstaan minder maatschappelijke verstoringen en wordt tegelijkertijd de volksgezondheid op een non-discriminatoire, gelijkwaardige en proportionele wijze geborgd. Als desalniettemin door het RIVM, vanwege bijzondere omstandigheden of een acute noodsituatie, een vliegverbod noodzakelijk wordt geacht, dan blijft onverkort de mogelijkheid bestaan een vliegverbod in te stellen. Voor deze benadering spelen economische afwegingen met betrekking tot bijvoorbeeld de luchtvaartsector geen rol. Financiële motieven spelen daarbij ook geen rol. Het is een keuze, gebaseerd op overwegingen van effectiviteit, proportionaliteit en uitvoerbaarheid.

[24] Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie dat de voortschrijdende ontwikkelingen wat betreft afname van het aantal besmettingen en de stijgende vaccinatiegraad een algemene quarantaineplicht minder effectief maken dan een specifiek op bronnen gericht vliegverbod? Kan de regering aangeven wat er is gewijzigd in de opvattingen van de regering, nu bij de behandeling van andere wetsvoorstellen in de Eerste Kamer in januari 2021 en februari 2021 een geopperde quarantaineplicht, onder verwijzing naar bijvoorbeeld Duitsland, door de regering werd opzijgeschoven als nauwelijks effectief en daarom ongewenst?

De aangewezen gebieden van waaruit inreizigers verplicht in quarantaine moeten gaan, worden bepaald door de incidentie (het aantal besmettingen per 100.000 inwoners in de afgelopen 14 dagen), de aanwezigheid van zorgwekkende varianten van het virus of onvolledige of onbetrouwbare data over de epidemiologische situatie in een land. Dus het instrument van een quarantaineplicht wordt alleen in wisselende combinaties ingezet als dat noodzakelijk is om virusverspreiding tegen te gaan. De effectiviteit van de quarantaineplicht is echter niet slechts afhankelijk van de vaccinatiegraad. Voor wat betreft de relatieve effectiviteit van de quarantaineplicht in relatie tot een vliegverbod en de motivering voor een quarantaineplicht, is in het hiervoor gegeven antwoord en in het antwoord op vraag nr. 17 van de leden van de PvdA-fractie toegelicht dat het OMT en het RIVM aangeven dat de combinatie van een testverplichting en een quarantaineplicht een gelijkwaardig beschermingsniveau biedt voor inreizigers met betrekking tot alle vervoersmodaliteiten. Er is derhalve geen sprake van een gewijzigde opvatting van het kabinet. In de periodieke stand van zaken brieven van de Minister van VWS, is telkenmale de noodzaak en de actuele stand van zaken ten aanzien van de voorbereiding van de quarantaineplicht gemeld.

[25] De leden van de SP-fractie hebben over de praktische uitvoering en handhaafbaarheid nog enige concrete vragen. Kan de regering aangeven waarom er is gekozen voor een in vergelijking met omliggende landen zeer beperkte boete? Waarop baseert de regering de aanname dat hier een afschrikkende werking van uit zal gaan? Is het juist dat de handhaving door boa’s19 zal dienen plaats te vinden die dit moeten doen als aanvulling op hun huidige taken? Deelt de regering de mening van de fractieleden van de SP dat boa’s op dit moment al overvraagd worden, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de handhaving van een groot aantal coronamaatregelen?

Toezicht op en handhaving van de quarantaineplicht vindt plaats door gemeentelijke toezichthouders. Omdat zij op dit moment al extra zijn belast met het toezicht op de naleving van een groot aantal coronamaatregelen, is door het kabinet in overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) aan een expertwerkgroep advies gevraagd over de uitvoerbaarheid en effectiviteit van de handhaving. Nagenoeg alle adviezen van deze expertwerkgroep zijn opgevolgd.

Ten aanzien van het capaciteitsvraagstuk heeft de expertwerkgroep geadviseerd om te werken met regionale mobiele teams die specifiek worden ingezet voor de handhaving van de quarantaineplicht. Hiermee kan de capaciteit voor de handhaving worden verdeeld over meerdere gemeenten. Het is uiteindelijk aan gemeenten zelf om hier afspraken over te maken, bijvoorbeeld binnen het regionaal beleidsteam van de veiligheidsregio. De kosten van toezicht en handhaving van de quarantaineplicht door gemeenten worden door volledig door het Rijk gecompenseerd. Ook worden gemeenten gecompenseerd voor eventuele bezwaar en beroepskosten. Met de VNG vindt overleg plaats over de wijze waarop de financiële gevolgen kunnen worden opgevangen, mede gelet op de uitwerking van het advies van de expertwerkgroep over de vormgeving van de handhaving.

Ook wat betreft de boetehoogte is aangesloten bij het advies van de expertwerkgroep. Overtreding van de quarantaineplicht kan worden bestraft met een bestuurlijke boete van € 339,–. Dit boetebedrag is inderdaad lager dan het boetebedrag in enkele andere Europese landen, maar fors hoger dan het in Nederland gebruikelijke boetebedrag van € 95,– dat geldt bij overtreding van verschillende andere coronamaatregelen. Het boetebedrag van € 339,– maakt daarnaast dat op grond van artikel 5:53 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een «lichte» boeteprocedure geldt. Deze houdt in dat de burgemeester en de bevoegde toezichthouder van de overtreding een boeterapport kunnen opmaken en de betrokkene kunnen horen, maar daartoe niet verplicht zijn. Hierdoor kan het instrument van de bestuurlijke boete snel worden ingezet bij een geconstateerde overtreding van de quarantaineplicht en dit verhoogt de effectiviteit van de handhaving.

Daarbij wordt opgemerkt dat in aanvulling op de bestuurlijke boete ook een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Hiervoor kan worden gekozen indien oplegging van een boete er naar verwachting niet toe zal leiden dat betrokkene zich alsnog aan de quarantaineplicht gaat houden. De hoogte van deze dwangsom wordt bepaald door de burgemeester en kan afhankelijk van de concrete situatie beduidend hoger zijn dan het bedrag van de bestuurlijke boete. De dwangsom wordt niet direct verbeurd: eerst wordt een last opgelegd om de quarantaineplicht na te leven. Verwacht wordt dat deze last in de meeste gevallen wordt nageleefd om het moeten betalen van de dwangsommen te vermijden.

Dit stelsel zorgt naar het oordeel van het kabinet enerzijds voor voldoende afschrikkende werking, terwijl anderzijds de handhaving door gemeentelijke toezichthouders zoveel mogelijk wordt gefaciliteerd.

[26] Op welke wijze zal worden omgegaan met inreizigers die niet beschikken over een volledig en volledig juist ingevuld formulier? Zullen zij na betaling van de hiervoor vastgestelde boete ongehinderd in kunnen reizen? Deelt de regering de mening van de SP-fractieleden dat met name reizigers zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland hiermee een groot gezondheidsrisico kunnen vormen, omdat zij niet traceerbaar blijken te zijn?

Bij inreis uit een zeer hoogrisicogebied is een quarantaineverklaring verplicht, behoudens uitzonderingscategorieën en overmacht. Bedrijfsmatige aanbieders van personenvervoer mogen alleen vervoer aanbieden en toegang verlenen tot het vervoermiddel aan reizigers die beschikken over een quarantaineverklaring. Zonder quarantaineverklaring kan de reiziger de toegang tot het vervoermiddel worden geweigerd door de vervoerder.

Reizigers die bij inreis met eigen vervoer zonder volledig naar waarheid ingevulde quarantaineverklaring worden aangetroffen, zullen worden gevraagd alsnog deze verklaring volledig en naar waarheid in te vullen. Niet-naleving van de verplichting om bij inreis te beschikken over een quarantaineverklaring kan leiden tot een strafrechtelijke boete, maar niet tot weigering van de toegang tot Nederland.

Betrokkenen kunnen kiezen waar zij in quarantaine verblijven. De quarantaine is dus niet beperkt tot de eigen woning. Verblijf op een andere zelfverkozen locatie, zoals een vakantiewoning, een hotel of een opvanglocatie, behoort ook tot de mogelijkheden. Op de quarantaineverklaring dient betrokkene contactgegevens, waaronder het quarantaineadres, te vermelden, zodat hij/zij bereikbaar is. Inreizigers zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland zullen dus zelf een locatie moeten vinden waar zij in quarantaine gaan. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is nog verwezen naar een versie van de richtlijn voor de opvang van dak- en thuisloze mensen die niet meer actueel is. De huidige richtlijn voorziet niet meer in opvang voor mensen die daar geen recht op hebben volgens de Wmo2015.20 Wanneer iemand dakloos is en recht heeft op opvang volgens de Wmo2015 zal de gemeente waar diegene zich meldt op zoek gaan naar een plek om in quarantaine te gaan. Overigens is de verwachting dat het aantal dak- en thuislozen dat de grens passeert als inreiziger uit een zeer hoogrisicogebied zeer beperkt zal zijn.

[27] Bij de behandeling in de Tweede Kamer gaf de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan dat als het aantal reizigers groeit, er meer mensen aan het belteam van de GGD zullen worden toegevoegd. Maar is er ook extra capaciteit beschikbaar bij de gemeenten die via de boa’s voor opvolging van signalen vanuit het belteam verantwoordelijk zijn?

De controle op de naleving van de quarantaineplicht vindt plaats door gemeentelijke toezichthouders. Indien opschaling van het belteam leidt tot meer toezicht door de gemeenten zal in overleg worden getreden met de gemeenten over de (financiële) consequenties. Aan de hand van de dan opgedane praktijkervaring door gemeenten kan beoordeeld worden of extra capaciteit noodzakelijk is en hoe hier opvolging aan gegeven kan worden. Het belteam werkt overigens in opdracht van het Ministerie van VWS en niet van de GGD zoals de vragenstellers abusievelijk aannemen.

[28] In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat met dit wetsvoorstel schrijnende gevallen, zoals het bijwonen van een begrafenis, kunnen worden opgelost. Het is de leden niet duidelijk hoe een quarantaineplicht tot een oplossing leidt. Worden deze inreizigers dan vervolgens vrijgesteld van de quarantaineplicht, zo vragen de leden. Zo niet, dan is niet duidelijk waar dan de oplossing voor schrijnende gevallen wordt gevonden en daarom vragen de leden een nadere uitleg.

Voor personen die Nederland inreizen voor het bijwonen van een uitvaart is in het wetsvoorstel een uitzondering op de quarantaineplicht opgenomen omdat het bijwonen van een uitvaart voor die personen anders niet mogelijk zou zijn waardoor een schrijnende situatie zou kunnen ontstaan. Er is nauwkeurig bezien voor welke categorieën personen een quarantaineplicht vanwege persoonlijke omstandigheden of werkzaamheden disproportioneel zou zijn. Voor deze personen wordt – hetzij in het wetsvoorstel, dan wel in de bij het wetsvoorstel behorende ministeriële regeling – voorzien in een uitzondering op de quarantaineplicht. Het gaat dan bijvoorbeeld ook om personen die inreizen in verband met een noodzakelijke medische behandeling of om personen die inreizen in verband met het bezoeken van een familielid of naaste van wie de behandelend arts verwacht dat deze op korte termijn zal overlijden.

[29] De leden vragen hoe zal worden omgegaan met gevaccineerde reizigers die door hun eigen land vrijgesteld zijn van quarantaineverplichtingen en testverplichtingen. Zij wijzen in dit verband bijvoorbeeld op reizigers die vanuit Duitsland inreizen. Deelt de regering de mening van de leden dat de ontwikkelingen in Europa nu zo snel gaan, dat de quarantaineplicht ingehaald dreigt te worden door deze ontwikkelingen? Hoe ziet de regering in dit verband de ontwikkeling dat in andere landen nu ook één vaccinatie met AstraZeneca gelijkgesteld wordt met een vaccinatie met het Janssen-vaccin, omdat na een aantal weken de beschermingsgraad gelijk is? Wat is de reactie van de regering op het plan om reeds na de eerste vaccinatie reizen mogelijk te maken? Op welke wijze gaat de regering voorkomen dat hierdoor willekeur ontstaat en wanneer zal er duidelijkheid op dit punt komen, zodat de mensen die belast zijn met toezicht en handhaving, hier ook daadwerkelijk mee kunnen werken?

Bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zijn gevaccineerden niet uitgezonderd van de test- en quarantaineplicht bij inreis in Nederland. Dit betekent dat gevaccineerde buitenlandse reizigers moeten beschikken over een negatieve testuitslag als zij hebben verbleven in een hoogrisicogebied en moeten voldoen aan de quarantaineplicht als zij hebben verbleven in een zeer hoogrisicogebied. Dit geldt ook wanneer zij in het land van herkomst zijn vrijgesteld van deze verplichtingen. Om deze uitzondering voor inreis naar Nederland te kunnen maken, is het noodzakelijk meer duidelijkheid te hebben over het risico op transmissie na vaccinatie. Hiervoor was ik in afwachting van een advies van de Gezondheidsraad. Dit advies is op 20 mei jl. verschenen. Daarnaast is ook het OMT gevraagd onder welke epidemiologische randvoorwaarden een dergelijke uitzondering kan worden gemaakt. Uiteindelijk maakt ieder land zelf de afwegingen rondom het uitzonderen van gevaccineerden.

Ik ben niet van mening dat de quarantaineplicht ingehaald wordt door de Europese ontwikkelingen. Ook wanneer blijkt dat gevaccineerden geen risico vormen op transmissie en vrijgesteld kunnen worden van de quarantaineplicht, zullen er nog steeds ongevaccineerde personen vanuit zeer hoogrisicogebieden naar Nederland reizen. Bijvoorbeeld omdat zij zich (nog) niet hebben laten vaccineren in het land van herkomst. Ook blijft de quarantaineplicht noodzakelijk om verspreiding van zorgwekkende varianten van het virus door reizigers uit zeer hoogrisicogebieden te voorkomen indien de effectiviteit van een vaccinatie daartegen niet is vastgesteld.

[30] Indien sprake is van een verplichte negatieve test in combinatie met een quarantaineplicht vragen de leden de regering inzicht te geven in welk percentage van de negatief geteste inreizigers na het inreizen alsnog naar verwachting positief zal testen. Is deze maatregel bij een laag te verwachten percentage in de proportionaliteit nog verdedigbaar en juridisch houdbaar, zo vragen de leden.

Een test is altijd een momentopname. De NAAT-test is erg betrouwbaar en sensitief, maar wanneer iemand recent is besmet, is er een kans dat de besmetting gemist wordt. Ook zijn deze testen vaak maximaal 72 uur oud en bestaat er dus de kans dat men tussen het moment van de testafname en het moment van aankomst nog besmet wordt. Deze gemiste besmettingen spoor je slechts deels op door mensen direct bij aankomst te testen. Daarbij is ook relevant dat de nalevingsbereidheid van inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden met betrekking tot het dringende quarantaineadvies laag is. Beide aspecten leveren een onaanvaardbaar risico op voor de volksgezondheid in verband met de mogelijke import en verspreiding van – met name nieuwe zorgwekkende varianten van – het virus in Nederland. Dit maakt de voorgestelde maatregel proportioneel en noodzakelijk.

[31] De leden van de SP-fractie hebben zorgen over de situatie van asielzoekers en vluchtelingen. Zijn er voldoende capaciteit en mogelijkheden om asielzoekers en vluchtelingen in afwachting van woonruimte bij corona-infecties en quarantaine te laten verblijven in een zelfstandige wooneenheid met eigen voorzieningen? De leden wijzen er op dat bij het COA21 veelal sprake is van gedeelde woonruimte en gedeelde voorzieningen.

Het COA heeft op de locaties quarantaineplekken ingericht voor bewoners die besmet of mogelijk besmet zijn met covid-19. Voor het geval dat er grotere corona-uitbraken op locaties zijn, heeft het COA afzonderlijke quarantaine- en isolatie uitwijklocaties ingericht. Door besmette of mogelijk besmette asielzoekers op afzonderlijke plekken of in quarantaine- en isolatie uitwijklocaties op te vangen, worden (verdere) besmettingen op locaties zoveel mogelijk tegengegaan.

[32] Tevens hebben de leden van de SP-fractie grote zorgen over de situatie voor arbeidsmigranten. Op welke wijze wordt voorzien in een sluitende aanpak die ervoor zorgt dat arbeidsmigranten die in quarantaine geacht worden te gaan, ook daadwerkelijk daartoe in staat worden gesteld in een afzonderlijke wooneenheid met eigen voorzieningen?

Net als andere inreizigers, dienen ook arbeidsmigranten bij inreis op de quarantaineverklaring het quarantaineadres te vermelden. Indien uit het nabellen blijkt dat er indicaties zijn dat de betrokkene zich mogelijk niet houdt aan de quarantaineplicht, kan een toezichthouder van de gemeente een controle uitvoeren op het quarantaineadres. Het kabinet zal in reguliere overleggen met sociale partners aandacht vragen voor een goede invulling van de quarantaineplicht.

8. Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

[33] In reactie op de kritische vragen van de Raad van State stelt de regering dat het wetsvoorstel effectief zal zijn en handhaafbaar. Uit het geheel van de tekst blijkt dat de argumenten een kwalitatief karakter dragen. De fractieleden van de ChristenUnie vragen de regering of zij een en ander ook kan kwantificeren om de argumentatie met betrekking tot effectiviteit en handhaafbaarheid verder te onderbouwen.

Het gaat om het volgende. Stel dat het betreffende wetsvoorstel wordt aangenomen en dat het vliegverbod voor een (groot) aantal landen met een hoogrisicoprofiel wordt opgeheven. Hoeveel reizigers verwacht de regering dat per openbaar vervoer of per auto Nederland binnen zullen gaan en in quarantaine zouden moeten gaan? Hoeveel medewerkers moeten voor de belteams aangenomen worden en hoeveel medewerkers voor de regionale controleteams? Kunnen deze teams qua omvang gemakkelijk meebewegen met een toename van het aantal reizigers? Waar «haalt» de regering deze medewerkers vandaan? Kan zij een inschatting maken van de «pakkans»?

Op basis van het gemiddelde van de hoeveelheid inreizigers is voor de komende maanden een inschatting gemaakt van het aantal quarantaineplichtige inreizigers. De Minister van IenW heeft in het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer aangegeven dat er in augustus 2019 ruim 2 miljoen inkomende reizigers naar Nederland reisden: 90% kwam over de weg binnen en 10% via de lucht. Daar kan ook het kleine aantal personen dat met ferry's, internationale treinen, Flixbussen enz. reisden bij worden opgeteld. In augustus 2020 was het een hoger aantal: 3% kwam via de luchthavens binnen en 97% via de weg. In februari 2021 was er sprake van 1 miljoen vervoersbewegingen via de weg en van maar 40.000 (3%) via de lucht. Een prognose van het aantal reizigers voor de komende zomermaanden bevat veel onzekerheden. Het wetsvoorstel beschrijft uitzonderingen die het aantal quarantaineplichtige inreizigers beïnvloeden en verdere uitzonderingen worden bij ministeriële regeling vastgesteld. Bovendien zullen veel minder mensen quarantaineplichtig worden, omdat de reikwijdte van de wet beperkt is tot zeer hoogrisicogebieden. De komende maanden zal naar verwachting, door een dalende infectiegraad en een toenemende vaccinatiegraad, een beperkt aantal zeer hoogrisicogebieden overblijven, zeker in Europa.

De steekproef voor het nabellen wordt mede door het RIVM bepaald op basis van (aanvullende) risico inschattingen, zoals bijvoorbeeld indien een bepaalde virusvariant rondwaart in het land van vertrek of wanneer een reiziger een bepaalde route heeft gevlogen. Het belteam start met circa 1.500 telefoongesprekken per week. Stel dat bij inwerkingtreding van de wet van de inreizigers per week 12.500 personen quarantaineplichtig zijn, dan wordt ongeveer 12% van de quarantaineplichtige reizigers nagebeld. Deze inschatting is zoals gezegd afhankelijk van het aantal reisbewegingen, het aantal uitgezonderde inreizigers en van het aantal aangewezen zeer hoogrisicogebieden. Uiteraard worden alle reisbewegingen gemonitord en wordt geregistreerd hoeveel personen door het belteam worden gebeld en hoeveel meldingen worden doorgezet naar gemeenten voor controle van de quarantaineplicht. De eerste monitorgegevens van reisbewegingen en ervaringen van het belteam worden gebruikt om het nabellen zo nodig te intensiveren. De capaciteit van het belteam kan snel worden aangepast.

Voor het belteam wordt in eerste instantie uitgegaan van 5–10 fte. Dit aantal is op- of af te schalen, afhankelijk van de behoefte daartoe.

Het toezicht en de handhaving van de quarantaineplicht wordt uitgevoerd door gemeentelijke toezichthouders. Ten aanzien van het capaciteitsvraagstuk heeft de expertwerkgroep geadviseerd om te werken met regionale mobiele teams die specifiek worden ingezet voor de gemeentelijke handhaving van de quarantaineplicht. Hiermee kan de capaciteit voor de handhaving worden verdeeld over meerdere gemeenten. Het is uiteindelijk aan gemeenten zelf om hier afspraken over te maken, bijvoorbeeld binnen het regionaal beleidsteam van de veiligheidsregio. De kosten van toezicht en handhaving van de quarantaineplicht door gemeenten worden volledig door het Rijk gecompenseerd. Ook worden gemeenten gecompenseerd voor eventuele bezwaar en beroepskosten. Met de VNG vindt overleg plaats over de wijze waarop de financiële gevolgen kunnen worden opgevangen, mede gelet op de uitwerking van het advies van de expertwerkgroep over de vormgeving van de handhaving.

Indien opschaling van het belteam leidt tot meer toezicht door de gemeenten treed ik in overleg met de gemeenten over de (financiële) consequenties. Aan de hand van de dan opgedane praktijkervaring door gemeenten kan beoordeeld worden of extra capaciteit noodzakelijk is en hoe hier opvolging aan gegeven kan worden.

Gelet op het geheel aan maatregelen en de beschikbare capaciteit is er in voldoende mate een pakkans aanwezig.

9. Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

[34]

1. De leden van de PvdD-fractie merken op dat de Raad van State betwijfelt of het wetsvoorstel in overeenstemming is met artikel 5 van het EVRM. In het nader rapport wijst de regering erop dat er een noodzaak kan bestaan om met betrekking tot personen «bij wie (nog) niet zeker is dat zij geïnfecteerd zijn» een vrijheidsontnemende maatregel toe te passen. Daarbij wordt overwogen: «De mogelijkheid om een maatregel van quarantaine op te leggen aan mogelijk geïnfecteerde personen is ook reeds vervat in artikel 35 van de Wet publieke gezondheid».22

Inderdaad wordt daarin quarantaine mogelijk geacht, maar uitsluitend indien «er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan een infectieziekte behorend tot groep A heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd».

1.1 Omdat wordt verwezen naar artikel 35 van de Wpg, is de vraag van belang of ingevolge artikel 58nb van het wetsvoorstel een quarantaineplicht ook uitsluitend in het leven mag worden geroepen voor degene die inreist indien er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan Sars-CoV-2 heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd. Is dat zo?

1.2 Zo ja, uit welke bepaling blijkt dat?

1.3 Zo nee, moet de regering dan erkennen dat de quarantaineverplichting die uit het voorstel voortvloeit, veel verder gaat dan die welke op grond van artikel 35 van de Wpg kan worden opgelegd?

1.4 Als dat laatste het geval is, waarom is dan een strenger regime nodig in het kader van het voorkomen van verspreiding van covid-19 dan in gevallen waarin mogelijke besmetting met een andere infectieziekte behorend tot groep A aan de orde kan zijn?

De voorgestelde quarantaineplicht is van toepassing indien een reiziger voor inreis in Nederland heeft verbleven in een zeer hoogrisicogebied. De incidentie, de epidemiologische situatie in dat gebied, de aanwezigheid aldaar van zorgwekkende varianten van het virus of het ontbreken van voldoende test- of sequencingdata maakt dat een reëel risico aanwezig wordt geacht dat een reiziger die in een zeer hoogrisicogebied heeft verbleven, het virus mee kan nemen naar Nederland en hier verder kan verspreiden. Voor de toepasselijkheid van de voorgestelde quarantaineplicht is niet vereist dat de reiziger in het zeer hoogrisicogebied contact heeft gehad met een (vermoedelijk) besmet persoon. De quarantaineplicht heeft daarmee een ander toepassingscriterium dan de maatregel van artikel 35 van de Wpg. Met dit wetsvoorstel maakt de wetgever in essentie de afweging dat (alleen) bij het SARS-CoV-2 virus het verblijf in een zeer hoog risicogebied vanwege de epidemiologische situatie aldaar op zichzelf een zo groot risico met zich brengt dat iemand het virus bij zich draagt dat quarantaine noodzakelijk is. De hoge besmettingsgraad van dit virus en de omstandigheid dat men besmettelijk kan zijn zonder zelf klachten te hebben, in combinatie met de ernst van de gevolgen van covid-19 voor kwetsbare groepen en de daarmee gepaard gaande druk op de zorg, nopen hiertoe. Die afweging wordt met de voorgestelde vormgeving verdisconteerd in de wet en is niet afhankelijk van besluitvorming van de voorzitter van de veiligheidsregio, zoals bij artikel 35 van de Wpg het geval is.

Met het oog op de proportionaliteit is de quarantaineplicht ook anders vormgegeven. Zo geldt als uitgangspunt dat de quarantaine op het eigen woonadres of een andere verblijfplaats naar keuze kan plaatsvinden. Bij toepassing van de maatregel van artikel 35 van de Wpg behoort thuisquarantaine tot de mogelijkheid, maar is het aan de voorzitter van de veiligheidsregio om te bepalen waar de quarantaine plaatsvindt en dit kan dus ook op een andere locatie zijn. Verder geldt dat bij de maatregel van artikel 35 van de Wpg niet op voorhand vaststaat hoe lang de betrokkene in quarantaine dient te verblijven, terwijl voor de voorgestelde quarantaineplicht duidelijk is bepaald hoe lang deze duurt. Verder geldt dat bij de maatregel van artikel 35 van de Wpg er aanvullende regels kunnen worden gesteld waaraan de betrokkene zich gedurende de quarantaine dient te houden. Dat is bij de voorgestelde quarantaineplicht niet het geval. Tot slot is bij de quarantaineplicht zeer nauwkeurig bezien voor welke categorieën van personen deze plicht vanwege werkzaamheden of persoonlijke omstandigheden disproportioneel wordt geacht en geldt voor die personen een uitzondering. Van een strenger regime dan bij de maatregel van artikel 35 van de Wpg is naar de mening van het kabinet dan ook geen sprake.

[35]

2. Er doen zich de volgende situaties voor:

  • A. Een persoon die Nederland inreist uit een zeer hoogrisicogebied, wordt bij binnenkomst in Nederland gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

  • B. Een persoon die een locatie in Nederland heeft bezocht waar sprake is van een uitbraak van covid-19 en terugkeert naar zijn woonplaats elders, wordt gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

  • C. Een willekeurige persoon wordt op een willekeurige locatie in Nederland gevraagd of hij verschijnselen van covid-19 heeft of recentelijk in contact is geweest met iemand die met covid-19 besmet was. Hij verklaart dat dit niet het geval is en degene die de vraag gesteld heeft, neemt zelf geen verschijnselen waar.

2.1 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie C zekerheid bestaat dat hij niet geïnfecteerd is met covid-19?

2.2 Als er niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat die persoon niet geïnfecteerd is, moet er dan rekening worden gehouden met een mogelijke verspreiding door die persoon van covid-19?

2.3 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie C?

2.4 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie B zekerheid bestaat dat hij mogelijk geïnfecteerd is met covid-19?

2.5 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie B? Zo ja, wordt in de praktijk artikel 35 van de Wpg in zulke situaties toegepast? Als dat niet het geval is, waarom blijft die toepassing achterwege?

2.6 Kan de regering aangeven of er met betrekking tot de persoon in situatie A zekerheid bestaat dat hij mogelijk geïnfecteerd is met covid-19?

2.7 Kan de quarantainemaatregel als bedoeld in artikel 35 van de Wpg worden toegepast op de persoon in situatie A?

2.8 Als er in geen van de drie situaties (C, B en A) redenen zijn om aan te nemen dat de persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of een vermoedelijke lijder aan Sars-CoV-2 heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd, verschillen de personen bedoeld in situatie C, B en A dan zodanig dat de één wel en de ander niet aan maatregelen kan worden onderworpen die gericht zijn op het tegengaan van verspreiding van covid-19? Welke criteria worden bij beantwoording van die vraag gehanteerd?

De vragen van de betreffende leden spitsen zich toe op de toepasselijkheid van de maatregel van artikel 35 van de Wpg. De toepassing van die maatregel ligt hier met het onderhavige wetsvoorstel echter niet voor en is ook afhankelijk van de individuele omstandigheden in een concreet geval. Naar door ondergetekende wordt vermoed, wensen de leden in wezen te vernemen waarom voor reizigers uit zeer hoogrisicogebieden een quarantaineplicht gaat gelden, zonder dat er redenen zijn om aan te nemen dat zij vanwege contact aldaar met een geïnfecteerd persoon mogelijk zelf ook geïnfecteerd zijn. De voorgestelde quarantaineplicht is van toepassing indien een reiziger voor inreis in Nederland heeft verbleven in een zeer hoogrisicogebied. De epidemiologische situatie in dat gebied, de aanwezigheid aldaar van zorgwekkende varianten van het virus of het ontbreken van voldoende test- of sequencingdata maakt dat een reëel risico aanwezig wordt geacht dat een reiziger die in een zeer hoogrisicogebied heeft verbleven, (een zorgwekkende variant van) het virus mee kan nemen naar Nederland en hier verder verspreidt. Het doel van de quarantaineplicht is om dat zoveel als mogelijk te voorkomen. Hiervoor wordt de inreiziger niet bevraagd naar eventuele symptomen maar geldt de quarantaineplicht voor elke inreiziger (behoudens uitzonderingsgevallen).

[36]

3. Is de regering uit een oogpunt van gelijke behandeling bereid om de bevoegdheid tot het opleggen van een quarantaineplicht uit te breiden tot personen die verbleven hebben op een locatie in Nederland die op grond van de indicatoren genoemd in het tweede lid van artikel 58ea van het wetsvoorstel, als een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied dient te worden aangemerkt?

4. Zo nee, hoe verdraagt zich dan de toepassing van het wetsvoorstel met het beginsel van non-discriminatie indien iemand die in Nederland woonachtig is en inreist, zich erop beroept dat hij aan quarantaineverplichtingen wordt onderworpen in verband met een kans op besmetting van anderen die even groot is als die bij personen die in Nederland hebben verbleven op een locatie in Nederland die op grond van de indicatoren genoemd in het tweede lid van artikel 58ea van het wetsvoorstel, als een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied dient te worden aangemerkt?

Het doel van de quarantaineplicht voor inkomende reizigers is om de import van het virus en verspreiding daarvan in Nederland – en dan met name nieuwe, zorgwekkende varianten daarvan – zoveel als mogelijk te voorkomen. Dat ligt anders bij een eventuele binnenlandse quarantaineplicht, want daarbij gaat het om het tegengaan van verdere verspreiding van een al in Nederland aanwezig virus. Dat maakt reeds dat van gelijke gevallen geen sprake is.

Het kabinet is geen voorstander van een binnenlandse quarantaineplicht. Een dergelijke plicht zou niet proportioneel zijn, omdat deze een grote verstoring zou vormen van het noodzakelijke binnenlandse verkeer. Daarnaast zijn de binnenlandse epidemiologische verschillen normaal gesproken minder groot dan de verschillen tussen landen. Dat geldt des te sterker voor een relatief klein land als Nederland. Het is de verwachting dat door de vaccinatiecampagne de epidemiologische situatie in het hele land sterk zal verbeteren in de komende maanden. Dat zal nog niet gelden voor alle landen in de wereld. In landen die nog niet ver gevorderd zijn met vaccineren, kan de epidemiologische situatie nog altijd ernstig zijn. In een dergelijke situatie kunnen ook gemakkelijker gevaarlijke virusvarianten ontstaan, waar vaccins mogelijk minder goed tegen werken. In dat licht is een quarantaineplicht voor inreizigers vanuit zeer hoogrisicogebieden noodzakelijk en proportioneel.

[37]

5. Kan de regering aangeven op grond waarvan de inbreuk op de grondrechten die voortvloeit uit het opleggen van quarantaineverplichtingen bij toepassing van het voorstel, als minder ingrijpend moet worden aangemerkt dan het invoeren van een verbod van niet-noodzakelijke vliegreizen uit een hoog, zeer hoog of uitzonderlijk hoogrisicogebied?

Een vliegverbod leidt tot inperkingen van de vrijheid om met een vliegtuig te reizen en veroorzaakt daardoor verstoringen. Een quarantaineplicht beperkt die reisvrijheid niet en biedt een gelijkwaardige bescherming van de volksgezondheid zonder reizen onmogelijk te maken. Een quarantaineplicht leidt inderdaad tot een tijdelijke beperking van de vrijheid van personen (artikel 5 van het EVRM) en die beperking kan worden gerechtvaardigd, als dat proportioneel en noodzakelijk is ter bescherming van de volksgezondheid. Dit is toegelicht in het antwoord op vragen nrs. 10 en 11 van de leden van de GroenLinks-fractie. De vrijheid om te reizen blijft dan onder voorwaarden mogelijk. Dat is niet, althans in mindere mate, het geval bij een vliegverbod. In elk geval is een quarantaineplicht minder discriminatoir dan een vliegverbod. Vliegverboden zijn echter om andere redenen ook ingrijpende maatregelen, die zowel het maatschappelijk als het economisch verkeer verstoren. Bovendien bieden vliegverboden een minder effectieve oplossing om de verspreiding van het virus of zorgwekkende virusvarianten tegen te gaan. Reizigers kunnen immers via andere routes vliegen en op andere wijze naar Nederland reizen. Ook kunnen zij met de auto, de trein of per schip reizen. Het voornaamste doel van de quarantaineplicht is om te voorkomen dat het virus en varianten hiervan worden geïmporteerd en in Nederland worden verspreid. Zoals hiervoor al is toegelicht, hebben het OMT en het RIVM aangegeven dat de quarantaineplicht het meest effectieve middel is om dit te bereiken. Op dit moment zijn er vliegverboden van kracht die als zodanig onvoldoende effectief zijn in het mitigeren van de verspreidingsrisico’s. Een vliegverbod richt zich namelijk op het beperken van directe reizigersstromen naar Nederland (niet het reizen via andere landen), terwijl de quarantaineplicht zich specifiek richt op beperking van de verspreiding van het virus door alle inreizigers uit aangewezen risicogebieden. Reizigers kunnen vliegverboden omzeilen door via een ander land te reizen. Zij worden wel met de quarantaineplicht bereikt maar niet met een vliegverbod. Bovendien bestaat er in Nederland op dit moment geen mogelijkheid om een quarantaine afdwingbaar op te leggen aan inreizigers. Er bestaat enkel een dringend quarantaine advies waarvan de opvolging door inreizigers ernstig te kort schiet. Dat is toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel23, tijdens het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer en in de brief van de Minister van VWS van 3 mei jl.24 Het OMT stelt in haar 102e advies25 dat vooraf testen met een goed nageleefde quarantaine gelijkwaardig is aan een vliegverbod. Zoals hiervoor reeds is geantwoord, is het kabinet daarom voornemens om de huidige vliegverboden bij inwerkingtreding van de quarantaineplicht op te heffen. Zoals de motie van het lid Paternotte c.s.26 verzoekt, zal voorafgaand daaraan het OMT om advies worden gevraagd en zal overlegd worden met omringende landen. Door het opheffen van vliegverboden ontstaan minder maatschappelijke verstoringen, en wordt tegelijkertijd de volksgezondheid op een non-discriminatoire, gelijkwaardige en proportionele wijze geborgd. Als desalniettemin door het RIVM, vanwege bijzondere omstandigheden of een acute noodsituatie, een vliegverbod noodzakelijk wordt geacht, dan blijft onverkort de mogelijkheid bestaan een vliegverbod in te stellen. Er kunnen immers altijd gebieden zijn waarvoor aanvullend een vliegverbod gewenst kan zijn. Die afweging wordt land-specifiek gemaakt. Het kabinet laat zich daarbij adviseren door RIVM en het OMT als onafhankelijke deskundigen.

[38]

6. Staat vast dat een persoon die tegen covid-19 gevaccineerd is, geen gevaar kan opleveren voor verspreiding van die ziekte?

Gezien het feit dat asymptomatische patiënten een mogelijke bron van overdracht van SARS-CoV-2 zijn, is voorzichtigheid gewenst met betrekking tot de aanname dat vaccinatie de overdracht van het virus tegengaat. De reeds beschikbare studies laten wel zien dat vaccinatie transmissie waarschijnlijk sterk vermindert. Gebaseerd op de voorlopige resultaten is de verwachting dat vaccinatie het aantal dagen dat iemand besmettelijk is inkort. Bovendien wordt verwacht dat door de vermindering van klachten bij mensen, zoals hoesten en niezen, de transmissie wordt beperkt. Aannemelijk is dat vaccinatie leidt tot een reductie van transmissie, maar niet tot steriele immuniteit. Transmissie hangt ook samen met het vaccin, leeftijd, virusvariant, lokale omstandigheden, vaccinatiegraad en bijvoorbeeld het seizoen af.

Op 21 april jl. heeft het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding (hierna: ECDC) een tussentijds richtsnoer gepubliceerd met betrekking tot de effecten van vaccinatie op de overdracht van het virus en de implicaties voor maatregelen. Hierin geeft het ECDC aan dat het restrisico voor besmetting en transmissie dat een volledig gevaccineerd persoon vormt als zeer laag kan worden beoordeeld. Op 2 maart jl. heb ik de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over het effect van vaccinatie op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland en ook hoe dit moet worden beoordeeld in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Dit advies is op 20 mei jl. verschenen.

[39]

7. Staat vast dat de tot op heden bekende vaccins bescherming bieden tegen alle zorgwekkende varianten van het virus SARS-CoV-2? Zo ja van welk vaccin staat dat vast en op grond van welke onderzoeksresultaten komt de regering tot dat oordeel?

Vaccinatie met een SARS-CoV-2 vaccin zal geen volledige (100%) bescherming bieden tegen besmetting en overdracht van het SARS-CoV-2 virus, waaronder zorgwekkende virusvarianten. Met de kennis van nu lijkt het dat vaccinatie in de meeste gevallen neutraliserende antistoffen induceert tegen het spike-eiwit van de meeste (nu bekende) circulerende virusvarianten, maar dat dit minder is dan tegen het spike-eiwit van het oorspronkelijke virus. Hieruit volgt dat de verspreiding van SARS-CoV-2 na vaccinatie naar verwachting minder is, maar zeker niet afwezig. Bovendien ontstaan er steeds nieuwe virusvarianten, waarvan we het effect nog niet kennen.

[40]

8. Indien niet vaststaat dat degene die gevaccineerd is, niet aan de verspreiding van het virus kan bijdragen, wat is dan de grondslag voor de bevoegdheid die in artikel 58nc van het wetsvoorstel aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt toegekend om te bepalen dat een quarantaineverplichting niet geldt voor personen die een bewijs van vaccinatie kunnen tonen.

De door de betreffende leden genoemde grondslag is bij amendering in artikel 58nc opgenomen.27 Het kabinet is van mening dat een uitzondering voor volledig gevaccineerden op de test- en quarantaineplicht kan worden gemaakt wanneer er aan twee randvoorwaarden wordt voldaan. Deze randvoorwaarden zijn toegelicht in het antwoord op vraag nr. 3 van de leden van de VVD-fractie. Kortheidshalve wordt hier volstaan met een verwijzing naar dat antwoord.

[41]

9. Onderschrijft de regering het oordeel van de leden van de fractie van de PvdD dat personen die inreizen en die over een bewijs van vaccinatie beschikken, in het voordeel zijn in verhouding tot personen die daarover niet kunnen beschikken? Zo nee, waarop baseert de regering die mening? Zo ja, onderschrijft de regering dan het standpunt dat op zo’n manier een systeem wordt ingevoerd waarbij sluipenderwijs het effect optreedt dat – zonder nadere discussie – het maatschappelijk steeds meer aanvaardbaar wordt geoordeeld dat niet-gevaccineerden worden achtergesteld bij gevaccineerden?

Een vaccinatiebewijs zal voor reizigers binnen de Europese Unie nooit een voorwaarde zijn om naar Nederland te kunnen reizen. Er dient altijd een alternatief voor een vaccinatiebewijs beschikbaar te zijn, zoals een testbewijs. Bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zijn gevaccineerde reizigers niet uitgezonderd van de quarantaineplicht. Om deze uitzondering te kunnen maken, is het noodzakelijk meer duidelijkheid te hebben over het risico op transmissie na vaccinatie. Hiervoor was ik in afwachting van advies van de Gezondheidsraad. Dat advies is op 20 mei jl. verschenen. Daarnaast is ook het OMT gevraagd onder welke epidemiologische randvoorwaarden een dergelijke uitzondering voor volledig gevaccineerden kan worden gemaakt. Ik streef ernaar begin juni, op basis van het advies van de Gezondheidsraad en het OMT, een Kabinetsbesluit over een eventuele uitzondering op de quarantaineplicht voor gevaccineerden aan uw Kamer voor te leggen.

[42]

10. De Raad van State vraagt aandacht voor een ontheffingsmogelijkheid voor bijzondere gevallen.

10.1 Onderschrijft de regering het oordeel dat de zware inbreuk op de grondrechten die voortvloeit uit de quarantaineverplichting, vereist dat voor bijzondere gevallen een ontheffingsmogelijkheid dient te bestaan?

10.2 Vloeit uit artikel 58nc, vierde lid, van het wetsvoorstel een wettelijke plicht voort om een ontheffingsmogelijkheid voor individuele bijzondere gevallen in het leven te roepen?

10.3 Als de regering vraag 10.1 bevestigend beantwoordt en vraag 10.2 ontkennend, waarom is de ontheffingsmogelijkheid dan niet in het wetsvoorstel opgenomen?

Het voorliggende wetsvoorstel hanteert als uitgangspunt dat uitzonderingen op de quarantaineplicht worden bepaald bij algemeen verbindend voorschrift, hetzij in de wet dan wel in de ministeriële regeling. Dit creëert rechtszekerheid, duidelijkheid en voorkomt onnodige verschillen tussen gemeenten. Zoals uit het wetsvoorstel en het eerder aan de Tweede Kamer ter informatie meegezonden concept van de ministeriële regeling (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 6) kan worden afgeleid, is zeer nauwkeurig bezien voor welke categorieën van personen de quarantaineplicht vanwege werkzaamheden of persoonlijke omstandigheden disproportioneel wordt geacht. Voor de bijzondere situaties rondom aanstaand ouderschap en voorzien overlijden is met het amendement van het lid Bikker c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 13) op wetsniveau eveneens een uitzondering geregeld. Mocht vanwege onvoorziene of gewijzigde omstandigheden een categorie personen ten onrechte niet zijn uitgezonderd, dan kan die uitzonderingscategorie snel en flexibel alsnog bij ministeriële regeling worden toegevoegd. Daarbij is in het wetsvoorstel bepaald dat de quarantaineplicht sowieso niet geldt bij een noodsituatie. Naar het oordeel van het kabinet zijn de belangen van betrokkenen hiermee voldoende geborgd en is het daarom niet noodzakelijk om te voorzien in een ontheffingsmogelijkheid voor individuele gevallen. Een wettelijke plicht hiertoe vloeit evenmin voort uit artikel 58nc, vierde lid. Deze bij amendering opgenomen bepaling biedt de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een ontheffingsmogelijkheid voor de burgemeester in te regelen. Om de redenen als hiervoor genoemd, wordt daartoe op dit moment echter geen noodzaak gezien.

10. Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

[43] De 50PLUS-fractieleden merken op dat werkgevers van arbeidsmigranten een verantwoordelijkheid hebben om huisvesting voor hun werknemers te regelen. Naar nu blijkt is er geen zicht op het totale aantal arbeidsmigranten, de sectoren waar ze werken en door welke organisatie ze zijn ingeleend. Wat algemeen bekend is, is dat deze arbeidsmigranten vaak op kamers wonen waar het geen uitzondering is dat meerdere mensen gehuisvest zijn in een kamer van minder dan 20 m2. Uit gegevens van de GGD is gebleken dat deze arbeidsmigranten vaak een cluster van besmetting zijn juist omdat ze dicht op elkaar wonen en verblijven. Voor deze groep bestaat vrijwel geen mogelijkheid om in thuisisolatie te gaan, zoals de nieuwe quarantaineplicht vereist. Hoe gaat de regering dit probleem oplossen? Betekent dit dat alle andere arbeidsmigranten in hetzelfde huis ook in quarantaine moeten? Is dat een realistische verwachting?

Allereerst wat betreft de aantallen arbeidsmigranten. Het CBS heeft in opdracht van het Samenwerkingsplatform arbeidsmigranten en COVID-19 een inventarisatie gedaan naar de aantallen arbeidsmigranten in Nederland. Daaruit is naar voren gekomen dat in 2019 ongeveer 400.000 EU-arbeidsmigranten in Nederland ingeschreven stonden, waarvan ongeveer 1/3 in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven als inwoner (ingezetene). Het is ook bekend in welke sectoren zij voornamelijk werkzaam zijn, te weten de land- en tuinbouw, distributie, bouw en de voedselindustrie. Ook voor arbeidsmigranten geldt dat zij in quarantaine moeten. Het is daarbij bekend dat nog niet alle arbeidsmigranten eigenstandige huisvesting hebben. Het kabinet werkt aan manieren om het aanbod van huisvestingslocaties zo snel als dat kan te vergroten. Deze inzet moet bijdragen aan het meer gespreid kunnen opvangen van arbeidsmigranten. Er zijn immers grote tekorten op de woningmarkt en dat is voor de huisvesting van arbeidsmigranten niet anders. Dat maakt ook dat het lastig is om op korte termijn naar een norm van één kamer per arbeidsmigrant te gaan, omdat dit tot een vermindering van het aantal beschikbare plekken zal leiden. Dit komt doordat sommige kamers nu op meerdere bewoners zijn ingericht en er geen reserveplekken zijn. Het kabinet heeft voor kwetsbare groepen op de woningmarkt in 2020 en 2021 bij elkaar € 100 miljoen beschikbaar gesteld voor het realiseren van extra huisvesting, zoals voor arbeidsmigranten en dak- en thuislozen. Goede huisvesting voor deze groepen verkleint namelijk het risico op verspreiding van het virus. Hiermee worden 4.700 plekken voor arbeidsmigranten gerealiseerd. Het gaat hierbij om projecten die snel gerealiseerd kunnen worden via bijvoorbeeld flexibele huisvesting. Voor arbeidsmigranten worden hiermee bijvoorbeeld in het Westland 1.230 plekken gerealiseerd, in Venray 92 plekken en in Waalwijk 295 plekken. Overigens komen de meeste arbeidsmigranten uit andere EU-landen. De verwachting is dat vanwege de toenemende vaccinatiegraad in de hele Europese Unie, weinig landen binnen de Europese Unie zullen worden aangemerkt als zeer hoogrisicogebied waarvoor de quarantaineplicht geldt. Dit aantal landen zal naar verwachting gedurende de zomer verder afnemen.

[44] Hoe gaat de regering arbeidsmigranten opsporen die niet geregistreerd staan in de Basisregistratie Personen? De wel geregistreerde arbeidsmigranten staan inmiddels op de rol voor vaccinatie, maar uit cijfers blijkt dat de helft zoek is. Is de regering het eens met de conclusie dat naleving van de quarantaineplicht en controle daarop voor arbeidsmigranten feitelijk ondoenlijk is of heeft de regering hiervoor een oplossing?

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het hiervoor gegeven antwoord op vraag nr. 7 van de leden van de CDA-fractie.

[45] Naleving van de quarantaineplicht zou gecontroleerd moeten worden door belteams, die op basis van achtergrondgeluiden een boa kunnen inschakelen om langs het huisadres te gaan om te controleren of iemand daadwerkelijk thuis in quarantaine zit. De leden van de 50PLUS-fractie vinden het criterium van achtergrondgeluiden uiterst vaag, veel te vaag om op grond daarvan een boa langs te sturen ter controle. Als een raam openstaat in je eigen huis kan dat al achtergrondgeluiden opleveren waardoor een zogenaamd gegrond vermoeden ontstaat om nadere stappen te gaan ondernemen en daardoor inbreuk te maken op iemands persoonlijke levenssfeer. Kan de regering uitleggen hoe je bewijst dat je wel in de voorgeschreven quarantaine zit? Is dit een soort omgekeerde bewijslast?

Deze vraag overlapt met vraag nr. 5 van de leden van de CDA-fractie. Om niet in herhaling te vallen wordt daarom volstaan met een verwijzing naar het hiervoor op die vraag gegeven antwoord.

[46] Ook gemeenten geven al aan dat de handhaafbaarheid van de quarantaineplicht niet gaat lukken. In met name de grote steden zijn veel te weinig boa’s om de vereiste controles uit te oefenen. Hoe denkt de regering dit tekort aan boa’s op zo’n korte termijn op te lossen? Of wordt dit probleem zoals steeds vaker, afgewenteld op de lagere overheden? Krijgen deze lagere overheden daarvoor extra budget van de regering? En, zo ja, aan welk budget denkt zij dan?

Het kabinet is zich ervan bewust dat de capaciteit van gemeenten beperkt is en niet overal tegelijk op kan worden ingezet. Het is aan de burgemeesters om een inschatting te maken waar toezicht is vereist, en af te wegen hoe de beschikbare capaciteit wordt ingezet.

Op dit moment is de regeling Specifieke Uitkering tijdelijke ondersteuning toezicht en handhaving (SPUK) van kracht waarbij 60 miljoen euro beschikbaar is gesteld. Op basis van deze regeling kunnen gemeenten van het beschikbare budget gebruik maken om mensen tijdelijk aan te nemen of in te huren om toezicht en handhaving te kunnen ondersteunen. Deze regeling loopt 1 juli af, maar zal worden verlengd.

Het toezicht en de handhaving van de quarantaineplicht wordt uitgevoerd door gemeentelijke toezichthouders. Over de uitvoerbaarheid hiervan is door het kabinet advies gevraagd aan een expertwerkgroep. Ten aanzien van het capaciteitsvraagstuk heeft de commissie geadviseerd om te werken met regionale mobiele teams die specifiek worden ingezet voor de handhaving van de quarantaineplicht. Hiermee kan de capaciteit voor de handhaving worden verdeeld over meerdere gemeenten. Het is uiteindelijk aan gemeenten zelf om hier afspraken over te maken, bijvoorbeeld binnen het regionaal beleidsteam van de veiligheidsregio. De kosten van toezicht en handhaving van de quarantaineplicht door gemeenten worden volledig door het Rijk gecompenseerd. Ook worden gemeenten gecompenseerd voor eventuele bezwaar en beroepskosten. Met de VNG vindt overleg plaats over de wijze waarop de financiële gevolgen kunnen worden opgevangen, mede gelet op de uitwerking van het advies van de expertwerkgroep over de vormgeving van de handhaving.

[47] De regering geeft aan dat er geen quarantaine-inkomensvoorziening komt, omdat zij niet zou weten hoe deze in te richten. De leden van de 50PLUS-fractie zijn daarover enigszins verbaasd. Aan de ene kant komt er volgens de regering een systeem ter handhaving op de quarantaineplicht – zodat bekend is wie op welk moment in quarantaine zit – maar aan de andere kant kan daar geen geldelijke compensatie tegenover staan. Juist voor bepaalde groepen, zoals de zelfstandigen, zou toch enige compensatie op zijn plaats zijn als zij in verplichte quarantaine zitten. Kan de regering nog eens aangeven hoe het systeem van controle en naleving van de quarantaineplicht werkt ten opzichte van het niet geldelijk kunnen compenseren van degenen die daardoor inkomsten missen?

Zoals in het antwoord op vraag nr. 7 is aangegeven, is naleving van de quarantaineplicht in eerste instantie een verantwoordelijkheid voor de arbeidsmigrant zelf en diens werkgever. De betrokkene vermeldt op de quarantaineverklaring het quarantaineadres. Indien uit het nabellen blijkt dat er indicaties zijn dat de betrokkene zich mogelijk niet houdt aan de quarantaineplicht kan een toezichthouder van de gemeente een controle uitvoeren op het quarantaine-adres. Van opsporing is geen sprake.

Ten aanzien van het inkomen geldt het volgende. Inmiddels wordt aangenomen dat in geval van reizen, de werkende op de hoogte is van het geldende reisadvies. De werkende dient ook rekening te houden met de mogelijkheid dat het reisadvies kan veranderen tijdens de reis. Dat betekent dat van de werkende verwacht mag worden dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat hij bij terugkomst (verplicht) in thuisquarantaine moet. Wanneer een werkende ervoor kiest om te gaan reizen, komt de quarantaineperiode voor risico van de werkende. De werkende heeft dan geen recht op inkomen. Als de werkende gedurende de quarantaineperiode kan thuiswerken, bestaat er wel recht op inkomen.

[48] In de beantwoording van vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie, tijdens het wetgevingsoverleg op 28 april 2021 in de Tweede Kamer, over de quarantaineplicht voor asielzoekers heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het volgende aangegeven: «Voor asielzoekers zal binnen de migratieketen een aparte quarantainevoorziening moeten worden getroffen».28 Graag ontvangen de 50PLUS-fractieleden een toelichting van de regering hierop. Wie gaat dit doen? En hoe zit het met de illegale asielzoekers? Is de regering bekend of er juist onder illegale asielzoekers grote aantallen covid-19-besmettingen zijn geweest of nog zijn?

Binnen de migratieketen is door COA en de Immigratie- en Naturalisatiedienst in afstemming met betrokken partijen de afgelopen periode uitgewerkt hoe, met inachtneming van de context van de opvang(voorzieningen) en op basis van adviezen van RIVM en GGD, invulling gegeven kan worden aan de quarantaineverplichting. Op het aanmeldcentrum in Ter Apel en op de opvanglocatie in Budel worden voorzieningen getroffen zodat quarantaine daar bij aankomst kan plaatsvinden. Concreet betekent dit dat iedere vreemdeling die zich aanmeldt bij het aanmeldcentrum in Ter Apel in een cohort (per dag) in quarantaine gaat en vanaf dat moment geen contact heeft met andere cohorten asielzoekers. De betrokken partijen binnen de migratieketen trekken nauw met elkaar op om aan de quarantaineverplichting invulling te geven en aanvullende mitigerende maatregelen te nemen om binnen de migratieketen het virus tegen te gaan. De besmettingen van bewoners op COA-locaties zijn gelijk aan het landelijke beeld. Daarin is, gelijk aan de nationale cijfers, momenteel een dalende trend waar te nemen.

De migratieketen heeft niet rechtstreeks zicht op het aantal illegalen vreemdelingen dat in Nederland verblijft. Volgens de meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, is de omvang van de populatie onrechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen in het jaar medio 2017 – medio 2018 waarschijnlijk tussen de ca. 23.000 en ca. 58.000 vreemdelingen. De migratieketen is niet bekend met besmettingen onder illegalen, zij bevinden zich ook niet in de COA opvang.

[49] De thuisquarantaineplicht is immers een vrijheidsontnemende maatregel en beperkt het recht op bewegingsvrijheid en het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De effectiviteit van de quarantaineplicht is onvoldoende duidelijk en de inbreuk op de grondrechten is vooralsnog niet gerechtvaardigd.29 Zo luidt het oordeel in een notendop van het advies van de Raad van State. Om zulke verregaande beperkingen op diverse grondrechten te rechtvaardigen, geldt een zware bewijslast waarbij de proportionaliteit en de noodzaak goed moeten worden gemotiveerd.

Graag horen de leden van de 50PLUS-fractie alsnog van de regering waarom zij de effectiviteit van de quarantaineplicht wel duidelijk genoeg vindt om de grondrechten in te perken, dit in het licht bezien dat gemeenten nu al waarschuwen dat zij niet in staat zijn om tot deugdelijke handhaving en controle over te kunnen gaan. Hoe verhoudt zich dit dan ten aanzien van de effectiviteit?

Juist vanwege het ingrijpende karakter van een quarantaineplicht is gekozen voor een genuanceerd systeem van monitoring, toezicht en handhaving waarmee beoogd is om zowel effectiviteit als proportionaliteit te waarborgen. In overleg met de VNG heeft een expertwerkgroep geadviseerd hoe de handhaving van de quarantaineplicht zo kan worden vormgegeven dat dit voor de praktijk beter uitvoerbaar en effectief is. Het advies van deze expertwerkgroep heeft geleid tot diverse aanpassingen van het wetsvoorstel. Deze aanpassingen zijn doorgevoerd na het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State. Zo is naast de last onder dwangsom, het instrument van de bestuurlijke boete als primair handhavingsinstrument opgenomen. Bij de oplegging van een boete geldt vanwege de hoogte van de boete (€ 339,–) op grond van artikel 5:53 van de Awb een «lichte» procedure. Deze houdt in dat de burgemeester en de bevoegde toezichthouder van de overtreding een boeterapport kunnen opmaken en de betrokkene kunnen horen, maar daartoe niet verplicht zijn. Hierdoor kan het instrument van de bestuurlijke boete snel worden ingezet bij een geconstateerde overtreding van de quarantaineplicht en dit verhoogt volgens de expertgroep de effectiviteit van de handhaving. Ook is in de wet geëxpliciteerd dat gedurende de plicht tot thuisquarantaine de betrokkene in het kader van de op hem rustende medewerkingsplicht van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb gehouden is om bereikbaar te zijn voor een toezichthouder. Gemeenten worden verder inhoudelijk ondersteund door middel van een handreiking die vanuit de rijksoverheid wordt opgesteld. De kosten van toezicht en handhaving van de quarantaineplicht door gemeenten worden door de rijksoverheid gecompenseerd, waarbij gemeenten, conform het advies van de expertwerkgroep, de mogelijkheid hebben om met regionale mobiele teams te werken. Met de aldus doorgevoerde aanpassingen en geboden inhoudelijke en financiële ondersteuning is het kabinet van mening dat het systeem van toezicht en handhaving wel degelijk zodanig effectief kan worden ingericht dat sprake is van een effectief middel.

11. Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

[50] De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel ingrijpt op diverse grondrechten. Deze leden onderschrijven de noodzaak van bescherming van de volksgezondheid, maar achten de door de regering gevolgde lijn niet op voorhand proportioneel met het te dienen doel. Waarom zoekt de regering de proportionaliteit niet veel meer in het maken van onderscheid tussen verschillende groepen inreizigers?

Bij de voorgestelde quarantaineplicht wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen reizigers, op basis van het gebied waar is verbleven voorafgaand aan de inreis in Nederland. De quarantaineplicht is van toepassing indien een reiziger voor inreis in Nederland heeft verbleven in een zeer hoogrisicogebied. De incidentie, de epidemiologische situatie in dat gebied, de aanwezigheid aldaar van zorgwekkende varianten van het virus of het ontbreken van voldoende test- of sequencingdata maakt dat een reëel risico aanwezig wordt geacht dat een reiziger die in een zeer hoogrisicogebied heeft verbleven, (een zorgwekkende variant van) het virus mee kan nemen naar Nederland en hier verder kan verspreiden.

[51] Deze leden merken op dat het voor het voeren van proportioneel beleid relevant kan zijn om te weten of en welke specifieke groepen mogelijk sterk nadelig presteren. De leden constateren dat alle inreizigers op dezelfde manier worden behandeld, terwijl de regering kennelijk geen gegevens heeft over het aandeel van verschillende groepen inreizigers in de besmettingen en hun nalevingsbereidheid. Waarom volstaat de regering met de opmerking dat de nalevingsbereidheid van de hele groep reizigers 21% is, terwijl het zo kan zijn dat die voor verschillende groepen reizigers sterk verschilt?

Bij het invoeren van de quarantaineplicht is het niet goed uitvoerbaar om onderscheid te maken tussen verschillende soorten inreizigers. Het risico van virusverspreiding dat met deze plicht wordt tegengaan, komt namelijk niet voort uit hun reisdoel, maar voornamelijk uit de blootstelling aan een gevaarlijke/besmettelijke virusvariant of uit een hoge besmettingsgraad in een bepaald land.

Het RIVM heeft in een advies aangegeven dat, op basis van epidemiologische gegevens van de afgelopen zomer, bovendien kan worden geconcludeerd dat inreizigers substantieel (mogelijk zelfs 12%) hebben bijgedragen aan de import van covid-19. Tussen de 25% en de 36% van de reizigers heeft vorig jaar de infectie mogelijk verder verspreid. Dit advies is bijgevoegd als bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 6. Daaruit blijkt onder meer dat bijna de helft van de reizigers (48,5%) die hun infectie waarschijnlijk in het buitenland hebben opgelopen in de periode 6 juli t/m 15 september 2020, kwam uit Spanje, Frankrijk en Turkije. In de periode 16 september t/m 22 oktober 2020 kwamen zij veelal met de auto terug uit Duitsland, België en Italië. Het feit dat de algemene naleving voor inreizigers uit een hoog risicogebied dus zo laag ligt en de bijdrage van deze inreizigers, ongeacht het reisdoel van inreizigers, substantieel is, is genoeg indicatie voor de noodzaak van de quarantaineplicht voor inreizigers uit een dergelijk zeer hoog risicogebied. Reizigers die zich al aan het huidige dringende advies tot quarantaine houden, zullen geen hinder ondervinden van de quarantaineplicht.

[52] De leden van de SGP-fractie constateren dat een meerderheid in de Tweede Kamer heeft ingestemd met het amendement30 om kaders op te nemen ten aanzien van de verschillende hoogrisicogebieden en een expliciet wettelijke grondslag creëert op basis waarvan bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat personen die volledig gevaccineerd zijn, binnen afzienbare tijd worden uitgezonderd van de test- én quarantaineplicht. Hoe leest de regering de bij amendering ingevoegde mogelijkheid om binnen afzienbare termijn voordelen te verbinden aan vaccinatie?

Deze vraag overlapt met vraag nr. 3 van de leden van de VVD-fractie. Om niet in herhaling te vallen wordt daarom volstaan met een verwijzing naar het hiervoor op die vraag gegeven antwoord.

[53] Hoe is de veronderstelling van de regering dat er met vaccinatiebewijzen gewerkt gaat worden te verenigen met de stelling dat zij zelfs geen indirecte vaccinatieplicht zou willen? Komen we hier niet in de sfeer van indirecte verplichting indien de verschillen tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden fors zijn en laatstgenoemden te maken krijgen met inbreuken op belangrijke vrijheidsrechten, bijvoorbeeld doordat gevaccineerden zich vrijelijk overal mogen bewegen terwijl niet-gevaccineerden telkens een periode hun huis niet uit mogen?

Ook hier wordt volstaan met een verwijzing naar een hiervoor gegeven antwoord, namelijk het antwoord op vraag nr. 41 van de leden van de PvdD-fractie.

[54] De leden van de SGP-fractie lezen dat de mogelijkheid om tegen de lamp te lopen volgens de regering gaat helpen. Er zou zelfs sprake zijn van een gerede kans om tegen de lamp te lopen. Deze leden lezen echter in de consultatie van de VNG31 dat er grote bezwaren rijzen wat betreft de uitvoering. Hoe zijn de inschattingen van de regering te verenigen met de constatering van de Werkgroep handhaving en de bevindingen van de VNG dat effectieve handhaving eigenlijk alleen mogelijk is in de situatie dat men betrokkene op straat tegenkomt? Schuilt hier niet een grote discrepantie in de beoordeling?

Deze vragen overlappen met de vragen nr. 19 van de leden van de PvdA-fractie. Om niet in herhaling te vallen wordt daarom volstaan met een verwijzing naar het hiervoor op die vragen gegeven antwoord.

[55] De regering spreekt over een enorme verbetering als het gaat om het reizen met de auto. De leden van de SGP-fractie constateren dat dat zeker het geval is voor zover het gaat over het al dan niet bestaan van een wettelijk systeem inzake quarantaine. De kernvraag is echter wat de effectiviteit van dat systeem is. Kan de regering bevestigen dat toezichthouders in beginsel volledig zullen moeten afgaan op het getuigenis van de inreiziger en dat het zeker bij verblijf in specifieke regio’s in beginsel onmogelijk zal zijn de quarantaineplicht als toezichthouder eigenstandig vast te stellen?

Toezichthouders moeten afgaan op de verklaring van een inreiziger. Er kunnen inderdaad aanvullende controlevragen gesteld worden bij gerede twijfel, bijvoorbeeld als het kenteken van de desbetreffende auto geen Nederlands kenteken is en niet overeenkomt met het door de automobilist opgegeven land van herkomst. De controles dragen bij aan de effectiviteit van de quarantaineplicht, omdat het daardoor voor burgers zichtbaar wordt dat de in dit wetsvoorstel vervatte verplichtingen in de praktijk ook worden gehandhaafd. De controles in de grensstreek dragen naar verwachting bij aan een hogere naleving van de quarantaineplicht door automobilisten.

[56] De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer gezegd heeft dat het erom gaat dat de inreizigers per auto op een bepaalde manier duidelijk kunnen maken waar ze vandaan komen. Deze leden vragen om een nadere duiding van deze opmerking. Er is toch geen bewijslast bij de inreiziger om op basis van bepaalde bewijsstukken zijn plaats van verblijf in het buitenland inzichtelijk te maken?

Bij de handhaving van de verplichting om een quarantaineverklaring bij zich te dragen, rust de bewijslast op de overheid en niet op de inreiziger. Anders ligt het als een reiziger een beroep doet op een uitzonderingscategorie. Zoals kan worden afgeleid uit het eerder aan de Tweede Kamer ter informatie meegezonden concept van de ministeriële regeling (bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 6), is daarin bepaald dat een dergelijke reiziger in bepaalde gevallen dient te beschikken over een document, waaruit blijkt dat sprake is van een uitzonderingscategorie (nieuwe artikel 6.21, eerste lid). Indien bijvoorbeeld een beroep wordt gedaan op de uitzondering voor transitverkeer (waarop de opmerking tijdens het wetgevingsoverleg zag) of verblijf korter dan twaalf uur door een reiziger die gebruik maakt van bedrijfsmatig personenvervoer, dient uit het document te blijken dat die reiziger op doorreis was of korter dan twaalf uur in het betreffende land heeft verbleven.

12. Tot slot

De leden van de commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning en voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 21 mei 2021. Onder voorbehoud van tijdige ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag kan het wetsvoorstel, gezamenlijk met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van coronatoegangsbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet coronatoegangsbewijzen)32, op 25 mei 2021 plenair worden behandeld, waarbij overigens ook de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 wordt betrokken.

Conform het verzoek van de genoemde commissies wordt de nota naar aanleiding van het verslag hierbij tijdig aan uw Kamer toegezonden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Kamerstukken 35 807.

X Noot
2

Kamerstukken 35 807.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 24.

X Noot
4

Brief van 3 mei 2011 (Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1177).

X Noot
5

Voor een overzicht van de materialen die gemaakt zijn voor specifieke doelgroepen (waaronder anderstaligen) wordt verwezen naar: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/coronavirus-beeld-en-video/communicatiemiddelen-anderstalig

X Noot
7

EHRM 25 januari 2005, Enhorn/Zweden (56529/00).

X Noot
8

Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2020 (Pb EU L 337).

X Noot
9

De hiervoor genoemde aanbeveling, alsmede Aanbeveling (EU) 2021/119 van de Raad van 1 februari 2021 (Pb EU L 36) en Aanbeveling (EU) 2021/132 van de Raad van 2 februari 2021 (Pb EU L 41).

X Noot
10

Kamerstukken 35 807.

X Noot
11

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1063.

X Noot
14

COVID-19 dataset (rivm.nl).

X Noot
15

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1176.

X Noot
16

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1177.

X Noot
17

Bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1032.

X Noot
18

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 21.

X Noot
19

Buitengewoon opsporingsambtenaren.

X Noot
21

Centraal Orgaan opvang asielzoekers.

X Noot
22

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 4, p. 4.

X Noot
23

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 3.

X Noot
24

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1177.

X Noot
25

Bijlage bij Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 1032.

X Noot
26

Kamerstukken II 2020/21, 25 295, nr. 21.

X Noot
27

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 32.

X Noot
28

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 34, p. 93.

X Noot
30

Kamerstukken II 2020/21, 35 808, nr. 32.

X Noot
31

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

X Noot
32

Kamerstukken 35 807.

Naar boven