Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35742 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35742 nr. 4 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 mei 2021
Hierbij geef ik op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mijn reactie op de initiatiefnota van de leden Bromet en Von Martels over groen in de stad (Kamerstuk 35 742, nr. 2). De initiatiefnota doet een aantal constateringen die ik herken en doet een aantal concrete voorstellen. De voorstellen passen in het beleid dat het kabinet nastreeft. Ook andere overheden zijn hierbij betrokken.
Alleen het in stand houden van de natuur in natuurgebieden is onvoldoende. We moeten naar een natuurinclusieve samenleving om de biodiversiteit te behouden, te versterken en te herstellen. Dat streven we niet alleen vanuit het kabinet na, ook in Europees verband (EU Green deal en EU Biodiversiteitsstrategie en Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) en wereldwijd (CBD, UNFCCC, SDG’s) komt dit met steeds meer urgentie op de agenda. Ook andere overheden die de daadwerkelijke uitvoering van natuurbeleid onder hun verantwoordelijkheid hebben voelen dat zo, dit blijkt ook uit het Handvest Natuurinclusief (Kamerstuk 33 576, nr. 244).
Samen met Rijkspartners en de provincies werk ik aan de Agenda Natuurinclusief vanuit het programma Natuur (Kamerstuk 35 334, nr. 131 en bijlage). De ambitie daarbij is een natuurinclusieve samenleving met een goede basiskwaliteit van de natuur in het hele ruimtelijke domein (binnen én buiten natuurgebieden), inclusief het stedelijk gebied.
Ik ga hierna in op de voorstellen uit de initiatiefnota. Rond de zomer zal ik samen met collega-bewindslieden uitgebreider ingaan op groen in de stad. Dan geef ik ook een appreciatie van het knelpuntenonderzoek over natuurinclusief bouwen dat binnenkort wordt afgerond. Ik zal dan ook ingaan op de moties aangaande een binnenstedelijke groennorm (Kamerstuk 35 517, nr. 57), de motie aangaande het aanpassen van het Bouwbesluit (Kamerstuk 33 570 XIV, nr. 27) en de motie over het monitoren van groen in de stad (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 24). Ook zal ik dan diepgaander ingaan op een aantal voorstellen uit de initiatiefnota.
Geld vrij te maken voor de scholing van bermbeheerders
Zoals ik in mijn reactie op het amendement over het opleidingsfonds (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 13) heb aangeven is de financiering van opleidingen niet het grootste obstakel voor het ecologisch bermbeheer (Handelingen II 2020/21, nr. 29, item 9). Bovendien zijn er ook al bestaande programma's, zoals Kennis op maat, die mogelijkheden bieden voor de verbetering van scholing. Ik heb aangegeven bereid te zijn om het gesprek daarover aan te gaan met relevante partijen. Ecologisch bermbeheer vind ik belangrijk en het verspreiden van kennis daarover kan via verschillende initiatieven die worden ondersteund door het Ministerie van LNV.
Via het programma Kennis op Maat kan wetenschappelijke kennis worden vertaald naar scholingsmateriaal over de beheerpraktijk. Dit materiaal kan worden gebruikt voor de scholing van de groenbeheerders. De via het programma Kennis op Maat gemaakte producten worden op Groen Kennisnet geplaatst. Dit helpt de verspreiding van dit materiaal. Ook het kennisnetwerk OBN kan benut worden voor de ontwikkeling en verspreiding van kennis over het herstel en beheer van natuurkwaliteit.
Ik zal op korte termijn in gesprek gaan met de opdrachtgevers en uitvoerders van bermbeheer, het Groen Kennisnet en het Kennisnetwerk OBN om samen te bekijken hoe de scholing voor bermbeheerders kan worden verbeterd. Ik zie daarbij vooral kansen op het vlak van kennisverspreiding en professionalisering van docenten en opleiders (train the trainers). Hiervoor is eerst een inventarisatie nodig van welke kennis en scholing beschikbaar zijn, welke spelers er zijn en wie gebruik maakt van de opleidingsmogelijkheden.
In het dossier groen in de stad zie ik overigens breder mogelijkheden voor kennisbenutting en -verspreiding naar doelgroepen. Zo wordt bijvoorbeeld met het Kennis op maat project de Nieuwe Hovenier gewerkt aan vernieuwing van de opleiding en scholing van hoveniers en groenvoorzieners voor groen in stedelijk gebied.
Daarnaast is er een NWO-SIA call voor praktijkgericht onderzoek gericht op natuurinclusief bouwen, inclusief ecologisch bermbeheer. Verder wordt via de Green Deal Natuur-inclusieve Landbouw in het onderwijs de verbinding gelegd met ecologisch bermbeheer. Ecologisch bermbeheer is ook van belang in het kader van de Nationale Bijenstrategie, in verband met voedsel en nestmogelijkheid voor bestuivers. Het Ministerie van LNV is partner in de werkgroep Infranatuur van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, samen met onder meer Rijkswaterstaat, netbeheerders en de NS. Deze werkgroep bestudeert bijvoorbeeld hoe beheerders met gezamenlijke doelen voor ecologisch bermbeheer kunnen werken.
Via het Groenpact ondersteun ik het onderwijs en de sectorpartijen uit het groen domein bij de vernieuwing van het groen onderwijs en een betere doorwerking van kennis in de praktijk, ook voor groen in de stad.
Een subsidieregeling op te stellen vanuit het Rijk voor soortenmanagementplannen
Ik sta positief tegenover soortenmanagementplannen als brede proactieve aanpak om populaties van soorten in het stedelijk gebied in samenhang met hun leefcondities in beeld te brengen en planmatig aan herstel of duurzame instandhouding te kunnen werken. In februari heb ik door Arcadis een grove doorrekening laten maken van de kosten van een subsidieregeling voor soortmanagementplannen. Deze berekening schat de totale kosten van soortmanagementplannen voor alle gemeenten op € 16.500.000. In de knelpuntenanalyse over natuurinclusief bouwen komen soortmanagementplannen ook aan de orde als een van de instrumenten. Ik zal hier ook nog op terugkomen als ik mijn reactie op het knelpuntenonderzoek aan uw Kamer stuur in afstemming met andere departementen, natuurorganisaties, provincies en gemeenten, met wie een aanpak verder is vorm te geven. Ook de financiering zal daarbij nog een aandachtspunt vormen. Er is op dit moment geen dekking voor een subsidieregeling.
Te streven naar een afstandsnorm van bebouwing tot groen van 350 meter, en eisen te stellen aan nieuwbouwwoningen in het bouwbesluit
Groene netwerken die zo dicht mogelijk bij huis beginnen/eindigen en die zowel voor de mens als de natuur verbindingen vormen, hebben vele maatschappelijke voordelen. De Minister van BZK en ik onderzoeken, in afstemming met IenW, VWS en gemeenten en provincies, de meerwaarde van en de mogelijkheden voor het instellen van een groennorm (bijv. per woning), onder meer naar aanleiding van de motie aangaande een binnenstedelijke groennorm (Kamerstuk 35 517, nr. 57) en de publicatie van het Manifest Bouwen voor Natuur. Daarnaast onderzoeken we of natuurinclusiviteit opgenomen kan worden in het Besluit Bouwwerken en Leefomgeving (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 27), bijvoorbeeld door het aanbrengen van voorzieningen voor natuurontwikkeling aan gebouwen. Potentieel is ook een combinatie met klimaatadapatief bouwen (BZK) en circulair bouwen (I&W) een versterking van dit streven. Over de uitkomsten en mijn appreciatie zal ik uw Kamer in de eerder genoemde brief informeren.
Te zorgen voor meer «uitdagend» groen voor kinderen
In het kader van het programma Jong Leren Eten hebben de Minister van IenW en ik in het verleden een aantal projecten en onderzoeken gefinancierd op het gebied van het vergroenen en klimaatadaptief inrichten van schoolpleinen (www.klimaatadaptatienederland.nl). De positieve effecten van een groene schoolomgeving zijn wetenschappelijk aangetoond. Natuur- en milieueducatie wordt veelal lokaal, via NME-centra, uitgevoerd en wordt gestimuleerd via het programma Duurzaam Door. Dit programma draagt bij aan het tot stand komen van natuurspeelplaatsen, samen met kinderen beheerde groenstroken, groene binnenruimte van scholen en geveltuintjes.
Steeds meer provincies en gemeenten zijn ook (co)financier van het vergroenen van schoolpleinen en de inzet van speelnatuur. Ik ga met VWS in gesprek over nieuwe projecten op dit thema bij de verdere uitwerking van het Programma Gezonde Groene Leefomgeving. Hierbij worden ook het Ministerie van OCW en het Ministerie van IenW betrokken.
Ook wil ik uw Kamer wijzen op het initiatief van Stichting Nationale Boomfeestdag die samen met andere partijen de groene omgeving van basisscholen in kaart heeft gebracht en via hun website toont. Ze heeft zowel scholen als gemeenten benaderd om hierop verder actie te nemen1.
Groene bedrijventerreinen mogelijk te maken met behulp van bijvoorbeeld investeringsfondsen en private fondsen
Juist op bedrijventerreinen liggen veel kansen om natuur en biodiversiteit ruimte te geven. LNV zet zich in voor het vergroenen van bedrijventerreinen door middel van financiering van het programma DuurzaamDoor en de Stichting Tijdelijke Natuur. Ik heb recent een marktonderzoek aangekondigd naar de behoeften en mogelijkheden naar aanleiding van een recente motie (Kamerstuk 33 576, nr. 229). Dit onderzoek is na de zomer gereed. De resultaten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden voor de Groeifondsaanvraag Groene Bedrijventerreinen die op initiatief van IVN in ontwikkeling is. Ter ondersteuning van deze ontwikkeling is LNV van plan om het MVO Nederland project «Natuurlijk kapitaal op bedrijventerreinen» te subsidiëren, dat een systematische aanpak voor groene bedrijventerreinen wil ontwikkelen. Het Ministerie van BZK heeft een subsidie gegeven voor het «Versnellingsprogramma verduurzaming bedrijventerreinen». Bedrijventerreinen hebben naast de opgave te vergroenen ook de opgave te verduurzamen en bij te dragen aan de energietransitie, klimaatadaptatie en gezondheid. Deze opgaven worden bij voorkeur in combinatie opgepakt, vanwege de meerwaarde van in één ronde vergroenen en verduurzamen.
Een jaarlijkse uitreiking van de «In groene doen» award voor de meest natuurinclusieve stad te organiseren
Stichting Steenbreek organiseert momenteel een competitie. Staatsbosbeheer is daarbij betrokken. Tot in 2018 organiseerde Stichting Entente Florale Nederland ruim 20 jaar de verkiezing van de groenste stad en het groenste dorp van Nederland. In de jaren daarvoor nam het enthousiasme van gemeenten om deel te nemen aan die competitie al af. Om in aanmerking te komen, moesten gemeenten een stevig «bidbook» produceren. Veel gemeenten vonden dat een te zware belasting. Bovendien hadden veel gemeenten in de loop der jaren al eens aan de competitie meegedaan. In 2019 is de organisatie Entente Florale opgegaan in de Stichting Steenbreek. Na een evaluatie van de groencompetitie is dat jaar besloten om de verkiezing niet in de klassieke vorm voort te zetten. In plaats daarvan is de Steenbreektrofee op een nieuwe leest geschoeid. Belangrijk verschil is dat de Steenbreektrofee wordt toegekend aan innovatieve projecten voor het vergroenen van stad of dorp, die door burgers, bewonersgroepen, maatschappelijke organisaties of professionals (zoals corporaties, ontwikkelaars, beheerders bedrijvenparken) zijn geïnitieerd. Via de Steenbreektrofee worden projecten in de spotlights gezet, om op deze manier anderen te inspireren en succesvolle casussen te delen. Staatsbosbeheer heeft afgelopen periode meegedacht over de vernieuwde opzet van de competitie en is aangesloten bij Stichting Steenbreek omdat het werk van de stichting goed aansluit bij de doelen en activiteiten van het programma Groene Metropool dat Staatsbosbeheer uitvoert.
Ook is er bijvoorbeeld de jaarlijkse impactprijs groen onderwijs. In de afgelopen jaren zijn in dit verband meerdere projecten op het thema groen in stad in beeld geweest zoals de natuurlijke speeltuin, duurzame en watervriendelijke tuinen, het verbinden van tuinen, een handboek Prettig (groen) Wonen dat samen met een woningbouwcorporatie is uitgewerkt, operatie steenbreek en kruidenrijk grasland.
In deze trant organiseert het Ministerie van IenW samen met een grote groep groene organisaties en brancheverenigingen dit jaar het NK Tegelwippen. Dit NK maakt onderdeel uit van de campagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin». Tijdens het NK nemen gemeenten het tegen elkaar op om samen met hun inwoners zoveel mogelijk tegels te verruilen voor groen. Via de website NK-tegelwippen.nl kunnen inwoners hun gewipte tegels registreren. Begin oktober zal duidelijk zijn welke gemeente de gouden tegel wint.
Ik ben van mening dat het organiseren van een aanvullende competitie op dit moment geen meerwaarde heeft.
Provincies en gemeentes meer ondersteuning te bieden
Ik ben me bewust van de vraag om meer ondersteuning. Samen met het Ministerie van BZK heb ik een verkenning uitgevoerd naar de kennisbehoeften bij provincies en gemeenten. Hieruit komt een aantal concrete suggesties naar voren, zoals een digitaal platform natuurinclusieve verstedelijking, het beschikbaar stellen van een ecoloog voor kleinere gemeenten en het investeren in communicatie en één aanspreekpunt bij de rijksoverheid voor natuurinclusiviteit.
Een andere vorm van ondersteuning is bijvoorbeeld het lerend netwerk vernieuwing natuurbeleid, van provincie-ambtenaren Natuur en Wageningen UR, dat ervoor zorgt dat actuele kennis ook ter beschikking staat van andere overheden (www.vernieuwingnatuurbeleid.nl). Dit netwerk kan structureel worden versterkt door het te koppelen met Groen Kennisnet.
Ik sta positief tegenover meer ondersteuning bieden en beraad me over de vorm. Ik ga hierover in gesprek met de Ministeries van BZK, IenW, VWS, provincies en gemeenten. Een goede aansluiting op en bijdragen aan bestaande initiatieven zoals de Atlas Natuurlijk Kapitaal, het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, het Overleg Standaarden Klimaatadaptatie, het Programma Gezonde Groene Leefomgeving of Groenpact zijn daarbij voor mij belangrijke uitgangspunten.
Inwoners door kennisverspreiding te stimuleren
Ik onderschrijf het belang van betrokkenheid van burgers. Op dit moment steun ik de informatiecampagne van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, dat burgers praktische tips geeft over vergroening. Daarnaast financier ik de start-up in residence challenge over het verbinden van burger en natuur, en loopt er een NWO-SIA call voor praktijkgericht onderzoek over het natuurinclusief gedrag van burgers. Een bijzondere positie is die van «jonge burgers» in de zin van kinderen en jongeren, die ook in hun omgeving een band met natuur moeten kunnen opbouwen, zodat ook in de toekomst betrokkenheid bij natuur geborgd is. Het Ministerie van LNV investeert daarom ook in vormen van natuur- en milieueducatie binnen en buiten het onderwijs. Dat gebeurt grotendeels via de reeds genoemde programma’s Jong Leren Eten en DuurzaamDoor.
IenW organiseert daarnaast de campagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin!». De komende twee jaar worden er door een groot aantal organisaties activiteiten georganiseerd gericht op het vergroenen van de particuliere omgeving, met als doel klimaatadaptatie en biodiversiteitsherstel. De activiteiten, informatie en inspiratie zijn bijeengebracht op nlvergroent.nl. Een activiteit onder deze campagne is het bovengenoemde NK Tegelwippen. Ik wil graag met IenW in gesprek over het vervolg van de campagne «Een groener Nederland begint in je eigen tuin». Daarop aansluitend ga ik samen met IenW, Groenpact en Tuinbranche Nederland verkennen hoe Groenpact het concept van klimaatpleinen in de tuincentra kan versterken.
Ook geeft Milieucentraal al sinds jaar en dag advies aan burgers en de invloed die zij kunnen uitoefenen op hun eigen leefomgeving, o.a. via www.milieucentraal.nl. Daarnaast is de burger en diens invloed op de leefomgeving ook het centrale thema van het Programma Gezonde Groene Leefomgeving. Over de invulling en te organiseren activiteiten in het kader van dat programma ben ik in gesprek met VWS.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35742-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.