35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

G NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1 EN VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING2

Vastgesteld 14 juni 2021

De memorie van antwoord heeft de commissies aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

Gelet op het verzoek van de regering van 25 mei 20213 om het voorliggende wetsvoorstel voor het zomerreces in stemming te brengen, stelden de commissies op 1 juni jl. voor het wetsvoorstel plenair te behandelen op 6 juli 2021, onder voorbehoud van tijdige afronding van de schriftelijke behandeling. In aansluiting hierop en onder verwijzing naar de op 4 juni 2021 in afschrift ontvangen brief aan de Tweede Kamer4 wensen de commissies aan de regering mee te geven dat zij zich willen inspannen de plenaire behandeling van het wetsvoorstel te laten plaatsvinden op de thans beoogde datum vóór het zomerreces. Dit echter uitsluitend onder voorwaarde dat de regering erin slaagt de nog lopende discussie met de Tweede Kamer rond het al dan niet gedifferentieerd in werking laten treden van onderdelen van het wetsvoorstel, ruim vóór de datum van de beoogde plenaire behandeling in de Eerste Kamer tot klaarheid te brengen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij danken de regering voor de uitvoerige beantwoording van de gestelde vragen. Deze leden hebben één aanvullende vraag naar aanleiding van de antwoorden op de vragen 3 en 4.5

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord naar aanleiding van de Tijdelijke wet Groningen (35 602). Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van D66 danken de regering voor het beantwoorden van hun vragen in het voorlopig verslag. De inleiding bij de antwoorden roept bij deze leden nog wel enige vragen op.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van de memorie van antwoord en van de brief6 van de Ministers van EZK en BZK d.d. 4 juni 2021, waarin een reactie wordt gegeven op de notitie van Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer inzake gedifferentieerde inwerkingtreding. Zij hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie lezen dat de raming voor de versterkingsoperatie uitkomt op circa 5 miljard euro, terwijl de uitvoeringskosten voor versterking naar verwachting ongeveer 700 miljoen euro zullen bedragen. Het bedrag voor de opname en beoordeling van de vast te stellen woningveiligheid (waaronder ingenieurs- en adviseurskosten) is geraamd op 260–350 miljoen euro.

Alhoewel het om ramingen gaat die met een grote mate van onzekerheid zijn omgeven vragen de leden van de VVD-fractie waarom het verschil tussen de totale raming voor versterking (5 miljard) enerzijds en de uitvoerings-, opname – en beoordelingskosten (1 miljard) anderzijds zo groot is. Kan de regering hier nader op ingaan? De reden voor deze vraag is gelegen in het feit dat een besparing op bijvoorbeeld organisatiekosten gebruikt kan worden om het primaire doel (de versterking van getroffen gebouwen) te faciliteren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

In het kader van het nader voorlopig verslag richten de leden van de CDA-fractie zich vooral op de twee amendementen7 die – naar later bleek – door abusievelijk uitgebrachte stemmen, zijn aangenomen. De Minister van EZK heeft aangegeven dat deze amendementen vergaande financiële gevolgen hebben en dat, mede afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer, de regering voornemens is deze onderdelen van het wetsvoorstel niet in werking te laten treden. Later wil de regering dit in een nieuw wetsvoorstel aanpassen en kunnen beide Kamers zich hierover (opnieuw) uitspreken.

De vraag is in hoeverre gedifferentieerde inwerkingtreding in dit geval mogelijk is. Daarom vragen deze leden of het juridisch en wetstechnisch niet beter is om te kiezen voor een novelle, waardoor ook de Tweede Kamer zich opnieuw over de betreffende wet kan uitspreken. Deze leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie8 van de Minister van EZK en de Minister van BZK op de notitie van het Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer, waarin wordt gewaarschuwd dat de Tweede Kamer door het voornemen van de regering mogelijk buitenspel wordt gezet. Ook wordt gewaarschuwd dat het voornemen mogelijk op gespannen voet staat met de Grondwet. De leden van de CDA-fractie vragen de regering nog eens specifiek in te gaan op dit laatste punt. Hetzelfde geldt voor het tijdsbeslag dat met het indienen van een novelle is gemoeid.

Ook vragen deze leden of de regering nader wil ingaan in de memorie van antwoord genoemde «vergaande financiële gevolgen».9 Kan dit nader worden toegelicht en worden gespecificeerd?

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of de regering kan aangeven wat het betekent als de Tijdelijk wet Groningen niet begin juli 2021 van kracht wordt. Wat zijn de gevolgen voor de verschillende betrokkenen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de fractie van D66 lezen in de inleiding van de memorie van antwoord dat in de Tweede Kamer twee amendementen van het lid Beckerman, nummer 38 en 6810, door foute stemming zijn aangenomen. Volgens de regering hebben beide voorstellen ingrijpende consequenties. Zij is daarom voornemens de beide amendementen niet in werking te laten treden en deze later in een nieuw wetsvoorstel aan te passen.

De regering meldt dat amendement 38, dat ertoe strekt dat bewoners juridische bijstand en financieel advies kunnen krijgen, geen financiële begrenzing kent waardoor het onuitvoerbaar is. Daarbij vermeldt zij dat de uitvoering van de motie Dik-Faber hetzelfde beoogt en dat die uitgevoerd wordt wat betreft het juridische advies. Van amendement 68 meent de regering dat de mogelijkheid om de eigenaar het hele versterkingsproces in eigen beheer te laten uitvoeren de gehele versterkingsoperatie in gevaar brengt. De leden van de fractie van D66 stellen de regering daarover de volgende vragen.

Het komt deze leden voor dat de juridische onderbouwing van de handelwijze van de regering zonder precedent is. Kan de regering een juridische onderbouwing van haar handelwijze geven?

Amendement 38 vindt de regering grotendeels overbodig. Immers, de regering geeft al uitvoering aan de motie Dik-Faber. De leden van de D66-fractie willen graag van de regering weten waarom zij dan aangeeft dat het amendement ingrijpende consequenties heeft.

Van amendement 68 meent de regering dat de hele versterkingsoperatie ermee in gevaar komt. De leden van de fractie van D66 willen dat graag toegelicht zien. Immers, de versterkingsoperatie heeft inmiddels forse vertraging opgelopen. Men zou ook kunnen redeneren dat de burgers zelf sneller tot uitvoering kunnen overgaan dan de door de regering opgezette instanties die zich tot nu toe onderscheiden door traag, bureaucratisch, handelen en voor dat handelen forse bedragen in rekening brengen. Deze leden verzoeken om een toelichting op de stellingname van de regering.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP vragen de regering waarom zij niet tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer heeft aangegeven dat deze amendementen onaanvaardbaar waren, maar wil zij wel de amendementen, die door de Tweede Kamer zijn aangenomen, buitenwerking stellen. Als deze amendementen niet onaanvaardbaar waren, waarom acht de regering het dan wel gerechtvaardigd om de wens van de Tweede Kamer te schofferen en het democratisch proces te doorkruisen, door te suggereren dat het mogelijk zou zijn om de amendementen bij aanvaarding van de wet meteen buiten werking te stellen? Volgens de regering is dit hoogst uitzonderlijk.11 Op welke gronden denkt de regering een dergelijke uitzondering te kunnen maken?

De regering betoogt dat het belang voor de bewoners van Groningen een groter belang is dan het grondwettelijk belang van het volgen van de staatsrechtelijk juiste procedures. Waarom acht de regering dat belang hoger? In welke andere situaties is zij van mening dat een dergelijke route ook gerechtvaardigd kan zijn? Deze leden verzoeken de regering om een opsomming te geven.

Volgens de leden van de fractie van de SP is het tijdselement een zeer fragiel argument om een dergelijke schoffering van de Tweede Kamer en het staatsrechtelijk proces te rechtvaardigen. De regering weet heel goed dat, indien nodig, wetgeving zelfs in een dag door beide Kamers kan worden aanvaard. Als het belang dat de regering aankaart door de Kamer in meerderheid gedragen wordt, dan had de novelle al bij de Senaat kunnen liggen. De leden van de fractie van de SP vragen de regering of zij wellicht bevreesd is dat bij een novelle zij niet de volledige steun van de Tweede Kamer meekrijgt. Welk ander argument heeft de regering om niet de juiste, staatsrechtelijke, weg te volgen? Graag een antwoord op deze vragen.

Daar waar Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer zegt dat het uitstellen van de inwerkingtreding van een deel van de wetgeving mogelijk is om de uitvoering van de wetgeving voor te bereiden, is dat volgens deze leden toch totaal iets anders dan het uitstellen van de inwerkingtreding van een deel van de wetgeving met als argument «te komen met een wijziging van de wet». Per definitie zegt de regering hiermee «we zijn tegen deze amendementen, we gaan ze niet uitvoeren en komen met een wijziging op de wet om ze weer uit de wet te halen.» Dat strookt in het geheel niet met de analyse van Bureau Wetgeving. Kan de regering toelichten waarom bij deze, naar de mening van de leden van de SP-fractie, staatsrechtelijke kronkel niet is overwogen advies te vragen aan de Raad van State? Wil de regering dat alsnog doen?

De ministers van EZK en BZK betogen in hun brief van 4 juni jl.12 opnieuw dat de amendementen hun onwelgevallig zijn, maar de leden van SP-fractie stellen vast dat de ministers bij herhaling hebben verzuimd om deze amendementen onaanvaardbaar te noemen. Ook gaan zij voorbij aan de mogelijkheden die er zijn om in goede samenwerking met het maatschappelijk veld tot een goede uitvoeringspraktijk te komen. Sterker nog, het uitstellen van de inwerkingtreding wordt niet eens ingezet met dit doel, waar het staatsrechtelijk wel zou kunnen, maar om de wet weer te wijzigingen. Waarom kiest de regering er niet voor om juist te komen met een goede uitvoering van de aangenomen amendementen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

Onderschrijft de regering het oordeel van Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer dat uit artikel 88 Grondwet kan worden afgeleid dat een door de Staten-Generaal aangenomen wet bekendgemaakt dient te worden?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen de regering hoe zij een besluit van de regering om op grond van een inhoudelijke overweging een (deel van een) aangenomen wet niet in werking te laten treden rijmt met het rechtsstatelijk beginsel dat een aangenomen wet dient te worden bekendgemaakt en in werking dient te treden.

Is de regering het met deze leden eens dat uit artikel VII van dit wetsvoorstel («Deze wet treedt in werking ...») moet worden afgeleid dat de wetgever heeft bepaald dat de wet, zoals deze luidt na aanvaarding van de amendementen, in werking behoort te treden, zij het dat het moment waarop dit geschiedt verschillend kan zijn voor onderdelen van die wet? Wordt aan artikel VII voldaan indien met betrekking tot onderdelen wordt besloten deze niet in werking te stellen en op een later moment via wetswijziging te laten vervallen, gegeven het feit dat langs die weg die onderdelen nimmer in werking zullen treden?

Is de regering het met de fractieleden van de Partij voor de Dieren eens dat als wordt aanvaard dat de regering zelfstandig kan besluiten om een onderdeel van een wet in het geheel niet in werking te laten treden, de grondwettelijke positie van de Staten-Generaal wordt ondergraven?

Waarom zou het volgen van de weg van een novelle tijdrovend zijn? Is de regering het met deze leden eens dat met spoedwetgeving op korte termijn kan worden bereikt dat de Tweede Kamer, indien leden daarvan per vergissing amendementen hebben gesteund, die vergissing kan herstellen?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 18 juni 2021, 16:00 uur.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Van der Linden

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier voor dit verslag, De Boer


X Noot
1

Samenstelling commissie Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA), (ondervoorzitter), N.J.J. van Kesteren (CDA), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga), (voorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Prins (CDA), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) en vacature (PvdD).

X Noot
2

Samenstelling commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning:

Kox (SP), vacature (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA). Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66), (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Talsma (CU).

X Noot
3

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, D

X Noot
4

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, F

X Noot
5

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, C, blz. 4.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, F.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 603, nrs. 38 en 68.

X Noot
8

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, F.

X Noot
9

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, C, blz. 1.

X Noot
10

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 603, nrs. 38 en 68.

X Noot
11

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, F.

X Noot
12

Kamerstukken I, 2020–2021, 35 603, F.

Naar boven