35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

F BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2021

In de bijlage bij deze brief treft u de brief aan die wij heden aan de voorzitter van de Tweede Kamer hebben gestuurd inzake de gedifferentieerde inwerkingtreding van het wetsvoorstel versterken gebouwen Groningen. Dit wetsvoorstel ligt momenteel bij uw Kamer ter behandeling.

Wij vertrouwen erop dat dit afschrift u behulpzaam kan zijn bij de verdere behandeling van genoemd wetsvoorstel.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2021

In de procedurevergadering van dinsdag 25 mei 2021 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat mij verzocht om een reactie op een notitie van Bureau Wetgeving van de Tweede Kamer over het gebruik van gedifferentieerde inwerkingtreding voor het niet in werking laten treden van twee amendementen.

De aanleiding voor deze notitie, die op verzoek van de vaste commissie is opgesteld, is een brief van 11 mei 2021 van de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In die brief is aangegeven dat wij voornemens zijn om, mede afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer, een aantal onderdelen van het wetsvoorstel die verband houden met twee amendementen niet in werking te laten treden, in afwachting van een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen worden aangepast.

Zoals ook verderop in deze brief nader wordt toegelicht, hebben wij zowel de optie van een novelle – zoals Bureau Wetgeving voorstelt als de optie voor een wetswijziging overwogen. Uiteindelijk is onze keuze voor een wetswijziging ingegeven gelet op de bijzondere omstandigheden in dit geval en door het belang dat de inwoners van Groningen hebben bij snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel beoogt de publiekrechtelijke verankering van de versterkingsoperatie in de wet. Die biedt voor bewoners meer eenduidigheid, transparantie en rechtszekerheid. Bovendien zorgt het voor meer snelheid in het besluitvormingsproces van de versterking.

Het voorstel is de wettelijke basis voor de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, de veiligheidskaders waarbinnen de versterking van gebouwen plaatsvindt, de mogelijkheden voor eigenaren om de versterking in eigen beheer uit te voeren, de heffing op NAM en de rechtsbescherming voor bewoners. Daarnaast voorziet het wetsvoorstel in heldere processen, één integraal versterkingsbesluit, een gecoördineerde behandeling van het versterkingsbesluit met de gemeentelijke vergunningprocedures en versnelt het de procedure voor bestuursrechtelijke rechtsbescherming door beroep in één instantie voor te schrijven. Tevens biedt het wetsvoorstel eindelijk duidelijkheid voor de uitvoering over de kaders die gelden. De wenselijkheid van het voorkomen van vertraging geldt ook voor de door andere amendementen aangebrachte wijzigingen op het gebied van duurzaam herstel, borging van vergelijkbare gebruiksmogelijkheden en een meer samenhangende benadering van schade en versterken. Kortom, wij vinden het zeer belangrijk dat het onderhavige wetsvoorstel snel in werking treedt, omdat het wetsvoorstel het fundament vormt voor publiekrechtelijke vormgeving van de versterkingsopgave waarbij de NAM op afstand staat. Hiermee krijgen bewoners van Groningen meer zekerheid over de uitvoering van de versterkingsopgave.

Reactie notitie Bureau Wetgeving

Met de brief van 11 mei aan uw Kamer en ook in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer hebben wij beoogd in alle openheid en transparantie ons voornemen en de redenen daarvoor te delen met de Kamers. We hebben daarom bewust over een voornemen gesproken en daarmee de Eerste Kamer en ook uw Kamer de gelegenheid willen geven zich over dit voornemen uit te spreken. Hierbij hebben we aangegeven dat een nieuw wetsvoorstel volgt waarin we voorstellen de onderdelen te wijzigen die verband houden met de amendementen. Daarmee krijgen beide Kamers de gelegenheid zich nogmaals over deze amendementen uit te spreken. Het is dan ook geenszins onze intentie geweest om de Tweede Kamer te passeren.

Evenals Bureau Wetgeving zijn wij van mening dat het in juridische zin mogelijk is onderdelen van het wetsvoorstel niet in werking te laten treden en een nieuw wetsvoorstel in te dienen waarin deze onderdelen worden aangepast. Het bepalen van het moment van inwerkingtreding van de wet en de verschillende onderdelen daarvan is bewust aan de regering overgelaten, om rekening te kunnen houden met de voorbereidingen die nodig zijn voor de uitvoering ervan. Vanwege de bijzondere aanleiding hebben wij in dit geval gemeend dat ons voornemen daartoe aan de beide Kamers kenbaar moest worden gemaakt.

Voorts willen we reageren op de opmerking van Bureau Wetgeving dat het kabinet de gevolgen van het aannemen van beide amendementen in onvoldoende mate kenbaar heeft gemaakt. In de brieven met de waardering van de amendementen (Kamerstuk 35 603, nrs. 72 en 77) hebben we beide amendementen ontraden en inzichtelijk gemaakt dat de amendementen 38 en 68 niet uitvoerbaar zijn. Om eventuele twijfel met het oog op een verdere behandeling van het wetsvoorstel weg te nemen en te voorkomen dat de wetgeving die uiteindelijk in werking treedt niet uitvoerbaar is, hechten wij eraan de amendementen nogmaals te duiden.

Het staat voorop dat iedere bewoner de versterking in eigen beheer moet kunnen uitvoeren. Dit wordt ook in het wetsvoorstel geregeld. Maar amendement 68 maakt het onmogelijk voor het kabinet om verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid wanneer bewoners kiezen voor eigen beheer. Daarnaast wordt het onmogelijk voor de overheid om de belangen van andere bewoners mee te wegen bij de versterking van een individuele woning.

Dit amendement stelt namelijk de objectieve toetsing door de overheid aan de veiligheidsnorm, de beoordeling die nodig is voor de veiligheid, én de mogelijkheden tot coördinatie van de versterking geheel buiten werking. Omdat hiermee de overheid geen invulling kan geven aan haar zorgplicht achten wij de wijze waarop het amendement nu is vormgegeven zeer onwenselijk.

Amendement nr. 38 strekt ertoe dat bewoners juridische bijstand en financieel advies kunnen krijgen en kent geen financiële begrenzing waardoor het financieel onuitvoerbaar is. Dit betekent dat het uurtarief dat de overheid zou vergoeden, ongelimiteerd is. Dit gaat verder dan iedere wijze waarop gesubsidieerde rechtsbijstand nu is vormgegeven. Overigens krijgen bewoners al toegang tot onafhankelijk juridisch advies, via de uitvoering van de motie Dik-Faber c.s. (over het toegang verschaffen tot onafhankelijk juridisch advies). Hiermee zal uitvoering worden gegeven aan het doel van het amendement om bewoners toegang te geven tot onafhankelijk juridisch advies.

Overwogen opties

Gelet op het voorgaande hebben wij twee opties verkend om het wetsvoorstel uitvoerbaar te maken namelijk een novelle bij het wetsvoorstel of de behandeling van het huidige wetsvoorstel voortzetten en in werking laten treden, waarbij we de twee amendementen niet in werking laten treden tot het moment dat beide Kamers zich hebben uitgesproken over een nieuw wetsvoorstel waarin deze onderdelen worden aangepast.

We hebben uiteindelijk niet de weg van een novelle voorgesteld, omdat dit vertraging oplevert voor het gehele wetsvoorstel. De vertraging die optreedt door het in procedure brengen van een novelle is volgens ons niet in het belang van de bewoners van Groningen en de versterkingsopgave. Bij de tweede optie, die we uiteindelijk hebben voorgelegd, treedt dit nadeel niet op. Ook bij een nieuw wetsvoorstel zoals door ons voorgesteld krijgen beide Kamers de kans om zich erover uit te spreken.

Wij hebben uw Kamer en de Eerste Kamer in staat willen stellen te reageren op ons voornemen en bezwaren kenbaar te maken. Wij geloven dat de in deze brief gepresenteerde route het beste tegemoet komt aan de belangen van de bewoners in Groningen, terwijl deze route tegelijkertijd aan beide Kamers als medewetgever een doorslaggevende stem wordt geboden. Indien de Kamers echter aangeven zwaarwegende bezwaren te hebben tegen de voorgestelde route, dan volgen we daarin uiteraard de keuze van de Kamer.

Slot

Wij gaan graag met uw Kamer nader in gesprek over de te kiezen route, mede aan de hand van de notitie van Bureau Wetgeving en deze reactie daarop. Een afschrift van deze brief wordt aan de Eerste Kamer verzonden.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven