Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-XV nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35570-XV nr. A |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2020
De coronacrisis raakt iedereen in Nederland. De economische, sociale en gezondheidsgevolgen zijn zichtbaar en voelbaar. Maar de gevolgen zijn niet voor iedereen gelijk. Vooral kwetsbare groepen worden hard geraakt op het terrein van werk, inkomen en participatiemogelijkheden. Dat geldt in het bijzonder voor jongeren, flexwerkers, ondernemers met weinig financiële reserves en kinderen en jongeren in gezinnen die leven rondom de armoedegrens. De schuldenproblematiek in Nederland was al voor de coronacrisis een urgent maatschappelijk probleem.1 De verwachting dat armoede en problematische schulden voor deze groepen verder zullen toenemen, is buitengewoon zorgwekkend. Een conclusie die ook de tijdelijke werkgroep «sociale impact coronacrisis» (onder leiding van burgemeester Halsema) trekt in zijn advies van 17 mei jl. De NVVK2 verwacht een toename van het aantal hulpvragen van minimaal 30% voor 2020 en daarna. De urgentie om nu actie te ondernemen om de effecten van de coronacrisis zo goed als mogelijk op te vangen, is onmiskenbaar.
Om deze reden heeft het kabinet in zijn derde steun- en herstelpakket – als vervolg op de voorgaande twee noodpakketten – bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen.3 Hiermee beschermt het kabinet bedrijven, banen en inkomens zoveel mogelijk. Het behoud van werk en de doorstroom naar nieuw werk zijn speerpunten van het pakket en zijn tevens essentieel om het ontstaan van schulden en armoede waar mogelijk te voorkomen. Wanneer mensen vanwege de gevolgen van de crisis te maken krijgen met schulden- en armoedeproblematiek is snelle hulp en ondersteuning noodzakelijk. Er zijn daarom – naast de € 80 miljoen die het kabinet al voor armoede en schulden had vrijgemaakt in 2018 voor een periode van drie jaar – extra middelen vrij gemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden.4 De middelen dragen tevens bij aan preventie en maatwerk voor multiprobleemhuishoudens. Er is hiervoor een totaalbedrag van € 146 miljoen beschikbaar.
Om kwetsbare groepen vroegtijdig, snel en adequaat te helpen en een stapeling van problemen te voorkomen, heb ik deze zomer met VNG en Divosa een tiental rondetafelgesprekken georganiseerd. Tijdens de gesprekken zijn met vele betrokken gemeenten en organisaties afspraken gemaakt over concrete maatregelen.5 Maatregelen die ertoe dienen dat mensen niet te lang met hun financiële problemen blijven rondlopen. Dat ze weten hoe ze schulden kunnen voorkomen, en – als ze schulden hebben – weten waar zij welke hulp kunnen krijgen. Handelingsperspectief bieden aan burgers is hierbij essentieel. De uitdaging is om nieuwe groepen die door corona in de problemen komen te vinden en bereiken, zoals zelfstandigen, jongeren en flexwerkers, en te bevorderen dat zij zich vroegtijdig melden.
De maatregelen leiden ertoe dat gemeenten en uitvoeringsorganisaties beter zijn toegerust om hulp te bieden aan de verwachte toestroom van hulpvragen. Diverse acties zijn hierop gericht. We bouwen voort op de stappen die de afgelopen periode al zijn gezet in het kader van de Brede schuldenaanpak6 en de aanpak van kinderarmoede. 7 De samenwerking en de structuur zijn er. Dat maakt het mogelijk om snel op te schalen nu de coronacrisis dit noodzakelijk maakt.
In deze brief ga ik in op de besteding van de tijdelijke middelen die het kabinet voor 2020 en 2021 beschikbaar heeft gesteld voor (de versnelling van) de brede schulden- en armoedeaanpak8 en informeer ik u over de maatregelen en acties die in de rondetafelgesprekken zijn afgesproken.
Teneinde uw Kamer een integraal beeld te geven van de inzichten rondom de omvang en aard van de armoede- en schuldenproblematiek in Nederland en inzicht in de impact van staand beleid, informeer ik uw Kamer hierbij ook over een aantal recent verschenen relevante onderzoeken.
Ik geef een reactie op het rapport «Kansrijk Armoedebeleid» van SCP en CPB9, waarbij ik ook in ga op de motie Jasper van Dijk10 (SP) en de motie Van Kent (SP)11 (zie bijlage 2). Tevens ga ik in op de extra tussentijdse evaluatie van de bestuurlijke afspraken kinderarmoede die naar aanleiding van de motie Bruins12 is uitgevoerd (zie bijlage 3, rapport is bij deze brief gevoegd).
Daarnaast reageer ik op onderzoeken van het CBS en de Inspectie SZW over de omvang van de schuldproblematiek respectievelijk rode draden om schuldhulpverlening verder te verbeteren (bijlagen 4 en 5, rapporten zijn bij deze brief gevoegd).
Inzet en middelen rondetafelgesprekken
Aan de rondetafels is met een groot aantal publieke, private en maatschappelijke organisaties gesproken over de vraag hoe mensen snel de juiste hulp en ondersteuning vinden en krijgen als ze door de coronacrisis (erger) in armoede- en/of schuldenproblemen (dreigen te) raken. Bestaande maatregelen, zoals het Collectief schuldregelen13, het Schuldenknooppunt14 en de landelijke campagne «Kom jij eruit?», worden versneld en opgeschaald zodat meer mensen (vroegtijdig) geholpen kunnen worden.
Extra middelen intensivering armoede-en schuldenaanpak
Een belangrijk criterium bij het toekennen van de middelen is het draagvlak bij gemeenten en betrokken maatschappelijke organisaties. Zij staan samen aan de lat om de armoede- en schuldenaanpak te versnellen. Het kabinet ondersteunt hen hierbij. In de acties en maatregelen staan het burgerperspectief, het bevorderen van maatwerk en integraliteit van de dienstverlening centraal. De maatregelen moeten zo snel mogelijk voor mensen merkbaar zijn en bijdragen aan de versnelling en intensivering van maatregelen die al in gang zijn gezet in het kader van de Brede Schuldenaanpak15 en kinderarmoede en het bijhorende kwalitatieve streefcijfer.16
Zoals hierboven genoemd is een bedrag van € 146 miljoen euro aan extra middelen vrijgemaakt voor het tegengaan van armoede en problematische schulden. Het geld gaat voor een belangrijk deel naar gemeenten ten behoeve van het gemeentelijk schuldenbeleid (efficiëntere en snellere dienstverlening) en de bijzondere bijstand. Uit dit bedrag stel ik daarnaast dit jaar € 3 miljoen beschikbaar om de maatregelen uit de rondetafels uit de voeren en voor 2021 € 8 miljoen. Tevens is € 30 miljoen gereserveerd voor het oprichten van een Waarborgfonds om problematische schulden sneller te kunnen afwikkelen. Met een dergelijk fonds wordt beoogd de inzet van saneringskredieten – een krediet waarmee de schuldeisers in een keer gedeeltelijk worden betaald tegen finale kwijting van de restschuld – makkelijker te maken. De verdere uitwerking vindt plaats in overleg met betrokken partijen waaronder de NVVK, kredietbanken en Schuldhulpmaatje. Ik informeer uw Kamer vóór het einde van het jaar over de uitwerking.17
In onderstaande tabel is de verdeling van de middelen over deze posten weergegeven.18
in € mln. |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Cum. |
---|---|---|---|---|---|---|
Armoede & schulden |
23 |
78 |
45 |
0 |
0 |
146 |
Gemeentelijk schuldenbeleid |
15 |
30 |
301 |
– |
– |
75 |
Bijzondere bijstand |
5 |
10 |
151 |
– |
– |
30 |
Versnellen brede schuldenaanpak en aanpak (kinder)armoede |
3 |
8 |
– |
– |
– |
11 |
Waarborgfonds schulden |
– |
301 |
– |
– |
– |
30 |
Naast bovenstaande extra middelen bevat de begroting van SZW overigens ook andere maatregelen die ten goede komen aan mensen die met armoede- en schuldenproblematiek kampen. Zo wordt het kindgebonden budget vanaf 2021 met € 150 miljoen geïntensiveerd. Hiermee wordt het kindbedrag dat ouders ontvangen per kind vanaf het derde kind verhoogd met 617 euro tot 919 euro per jaar. Deze maatregel wordt in «Kansrijk Armoedebeleid» benoemd als een effectieve manier om het risico op armoede te reduceren en draagt zo bij aan de kabinetsinzet om armoede onder kinderen tegen te gaan (zie bijlage 2). Daarbij maakt de verhoging van het kindgebonden budget vanaf het derde kind de tegemoetkoming die ouders van grote gezinnen krijgen meer in lijn met de kosten die zij maken voor de zorg voor kinderen. Met deze maatregel wordt daarom ook invulling gegeven aan de motie Van Kent.
Resultaten rondetafelgesprekken
De gesprekken hebben geleid tot veel concrete afspraken en acties, die zijn samen te vatten langs drie hoofdlijnen, die ik hierna beschrijf. Bij elke hoofdlijn geef ik de verwachte effecten voor burgers en professionals en een korte samenvatting van bijbehorende maatregelen. In bijlage 1 bij deze brief worden de maatregelen per hoofdlijn nader toegelicht en is een voorlopige verdeling van de beschikbare middelen opgenomen. Vandaag vindt het online congres Intensivering armoede- en schuldenaanpak plaats. Ook daar worden de uitkomsten van de rondetafelgesprekken gepresenteerd.
Aan de rondetafels zijn maatregelen afgesproken om bestaande en nieuwe groepen met armoede- en/of schuldenproblematiek op meer plaatsen en via meer kanalen zo vroeg mogelijk te vinden, te bereiken en te informeren.
Door die maatregelen vinden mensen met geldzorgen sneller hun weg naar ondersteuning en worden zij snel geïnformeerd over passende vormen van hulp die voor hen beschikbaar zijn. Financiële problemen worden daardoor eerder gesignaleerd en meteen aangepakt. Dat voorkomt dat geldzorgen tot armoede of problematische schulden leiden.
Om bestaande en nieuwe groepen te vinden en te bereiken neem ik, in samenwerking met betrokken partijen, de volgende maatregelen:
• Via de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) kunnen mensen op een laagdrempelige manier passende, lokale hulp vinden. De NSR wordt uitgebreid zodat meer mensen op meer manieren hulp kunnen vragen als ze financiële problemen hebben;
• Ook zelfstandig ondernemers en flexwerkers die met inkomensterugval hebben te maken moeten naar passende ondersteuning worden verwezen. Om dat te ondersteunen ontwikkelt Nibud een gesprekshandreiking voor professionals zonder achtergrond in schuldhulp. Dat stelt hen in staat om zelfstandigen, flexwerkers en werknemers die met inkomensterugval te maken krijgen efficiënt de weg te wijzen naar de juiste hulp. Hiertoe zal onder meer worden samengewerkt met de Kamer van Koophandel;
• Daarnaast bieden de campagnes Sam& voor alle kinderen (voorzieningen voor kinderen in armoede) en Kom jij eruit? (ondersteuning voor mensen met financiële problemen) een ingang voor mensen die hulp en/of voorzieningen zoeken omdat ze geldzorgen hebben. De campagne Kom jij eruit? is aangepast in verband met de coronacrisis. De focus van de campagne ligt dit najaar expliciet op het bereiken van nieuwe groepen zoals jongeren en ZZP’ers. Ik investeer dit jaar nog extra om mensen met financiële problemen ook via andere, niet voor de hand liggende plekken en kanalen te bereiken, bijvoorbeeld via huisartsen.
Ook zijn aan de rondtafels maatregelen afgesproken om bestaande en nieuwe groepen met armoede- en/of schuldenproblematiek op een laagdrempelige manier passende ondersteuning te bieden. Organisaties die de burger met armoede- en/of schuldenproblematiek ondersteunen gaan efficiënter en nauwer samenwerken. Dat leidt tot meer integrale dienstverlening, waardoor problemen sneller worden aangepakt en opgelost. Ook wordt meer maatwerk geboden.
De volgende acties en maatregelen zijn afgesproken:
• SZW, VNG, NVVK en SchuldenlabNL geven een impuls aan Collectief Schuldregelen. Meer gemeenten en meer schuldeisers sluiten aan, zodat meer mensen met problematische schulden sneller en efficiënter geholpen kunnen worden;
• In combinatie met Collectief Schuldregelen maak ik opschaling van het Schuldenknooppunt mogelijk. Het Schuldenknooppunt zorgt ervoor dat alle communicatie tussen gemeenten en schuldeisers via een centraal digitaal loket kan verlopen. Dat betekent efficiëntere gegevensuitwisseling voor schuldeisers en schuldhulpverlening binnen de kaders van de AVG, en dus kortere processen. Meer mensen krijgen hierdoor eerder duidelijkheid over een oplossing voor hun problemen. In samenhang hiermee wordt met het Waarborgfonds beoogd de inzet van saneringskredieten makkelijker te maken, waardoor mensen sneller uitzicht hebben op een schuldenvrije toekomst;
• Ook kunnen meer mensen onder voorwaarden gebruik maken van mogelijkheden tot uitstel van betaling door het breder toepassen van de noodstopprocedure (of een vergelijkbaar instrument). Ik faciliteer dit proces door in kaart te brengen welke mogelijkheden hiertoe bestaan en partijen te stimuleren deze in te voeren;
• Zorgverleners komen regelmatig in aanraking met mensen die financiële zorgen hebben. Zij kunnen mensen doorverwijzen naar de juiste hulp en soms ook zelf hulp bieden. Ik maak het mogelijk dat zorgverleners op diverse manieren worden ondersteund om deze rol te vervullen, zodat mensen snel en adequaat geholpen kunnen worden;
• Meer scholen en meer gemeenten worden ondersteund in het signaleren van armoede. Dat betekent een uitbreiding van de aanpak van kinderarmoede. Scholen hebben een belangrijke functie in het door verwijzen naar de jeugdgezondheidszorg en het brede gemeentelijk sociaal domein om zo meer samenhangende ondersteuning te bieden.
De uitvoering van de maatregelen vergt veel van gemeenten en andere betrokken organisaties. Aan de rondetafels zijn ook afspraken gemaakt over extra ondersteuning van professionals en vrijwilligers. Het gaat om de volgende maatregelen:
• Impuls voor het versterken van de professionalisering en kwaliteit van de schuldhulpverlening, (in samenwerking met Divosa, Sociaal Werk Nederland, NVVK, de Landelijke Cliëntenraad en VNG);
• Impuls aan verbetering van dienstverlening aan zelfstandig ondernemers met schulden (in samenwerking met onder meer VNG Realisatie en bovengenoemde partijen);
• Versnellen van de doorstroom in een schuldhulptraject om de druk op de gemeentelijke uitvoering te verlichten;
• Ondersteuning aan de Alliantie van Vrijwilligers om extra vrijwilligers te werven en op te leiden zodat meer mensen ondersteuning krijgen.
Monitoring maatregelen
Om zicht te krijgen en te houden op de effecten en maatschappelijke impact van de inzet van de extra middelen zal ik de acties en maatregelen monitoren, zie onderstaande overzichtstabel.
Hoofdlijnen |
Totaal |
Waarvan in 2020 |
Waarvan in 2021 |
---|---|---|---|
1. Bestaande en nieuwe groepen in beeld – Verbreden Nederlandse Schuldhulproute (NSR) – Ontwikkeling gesprekshandreiking voor niet-financieel professionals op vindplekken |
1,9 |
0,9 |
1,0 |
2. Passende ondersteuning – Versnelling Collectief Schuldregelen, i.c.m. – Versnelling Schuldenknooppunt – Versnelling aanpak Maatwerk Multiprobleemhuishoudens – Ondersteuningstraject kinderen in armoede op school, in de jeugdgezondheidszorg en het sociaal domein om armoede onder kinderen eerder te signaleren en deze kinderen beter te ondersteunen – Kennisverrijking rond tot stand brengen integrale aanpak gericht op doorbreken generatiearmoede – Inzet ervaringsdeskundigen |
4,1 |
2,1 |
2,0 |
3. Uitvoeringsinstanties versterken – Noodstopprocedure – Verdere professionalisering van de schuldhulpverlening |
3,9 |
0,2 |
3,7 |
Overig – Monitoring en evaluatie traject versnelling en intensivering – Vervolg schuldenproblematiek in beeld – Nadere uitwerking maatregelen |
1,6 |
0,3 |
1,3 |
Totaal (in mln) |
11,5 |
3,5 |
8,0 |
Ook zal ik de ontwikkeling van schulden- en armoedeproblematiek in Nederland nauwgezet volgen. Afgelopen zomer heb ik uw Kamer het CBS-rapport «Schuldenproblematiek in beeld»19 toegestuurd, waarin de omvang, achtergrondkenmerken en ontwikkelingen voor de periode 2015 tot en met 2018 in beeld zijn gebracht. Het huidige onderzoek biedt een goede en belangrijke basis voor inzicht in de situatie voorafgaand aan de crisis. Momenteel verkent het CBS of het mogelijk is om eerder al op basis van reeds beschikbare registraties een indicatie van het aantal huishoudens met problematische schulden ten tijde van de coronacrisis in beeld te brengen.
Tot slot
In hele korte tijd hebben vele partijen met elkaar afspraken gemaakt om de financiële gevolgen van de coronacrisis zo goed mogelijk op te vangen. Contacten zijn gelegd, nieuwe netwerken zijn ontstaan. Bij de deelnemers was de wil en energie voelbaar om afspraken te maken en aan de slag te gaan met de uitvoering daarvan. Daar komt het nu op aan, van afspraken naar actie. En we hebben haast, hoe eerder we mensen kunnen helpen, hoe beter.
Om de organisatie van de rondetafels te begeleiden heb ik een stuurgroep in het leven geroepen waarin vertegenwoordigers zitten van SZW, VNG, Divosa, NVVK, Sociaal Werk Nederland, de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp, Hogeschool van Amsterdam en SAM&. De stuurgroep zal de komende maanden ook de uitvoering begeleiden en de voortgang daarvan monitoren. Ik zal uw Kamer voor het einde van dit jaar opnieuw informeren over de stand van zaken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout
Onderstaande tabel geeft een globaal overzicht van de voorlopige verdeling van middelen voor de versnelling en intensivering van de Brede Schuldenaanpak en de landelijke aanpak (kinder)armoede. De cijfers zijn in miljoenen euro’s weergegeven. Het totale bedrag voor 2020 is hoger dan het extra toegekende bedrag van € 3 miljoen. SZW heeft voor 2020 uit reguliere beleidsgelden € 500.000 vrijgemaakt voor de intensivering en versnelling van de armoede- en schuldenaanpak.
Hoofdlijnen |
Toelichting |
Totaal |
Waarvan in 2020 |
Waarvan in 2021 |
---|---|---|---|---|
4. Bestaande en nieuwe groepen in beeld – Verbreden Nederlandse Schuldhulproute (NSR) – Ontwikkeling gesprekshandreiking voor niet-financieel professionals op vindplekken |
– Impuls voor aansluiting gemeenten op de NSR zodat meer mensen op meer manieren hulp kunnen vragen bij financiële problemen; – Zelfstandigen en flexwerkers efficiënt de weg wijzen naar de juiste hulp; – De signalerende functie en het handelingsperspectief versterken van zorgverleners die te maken hebben met cliënten en patiënten met financiële onzekerheid |
1,9 |
0,9 |
1,0 |
5. Passende ondersteuning – Versnelling Collectief Schuldregelen, i.c.m. – Versnelling Schuldenknooppunt – Versnelling aanpak Maatwerk Multiprobleemhuishoudens – Ondersteuningstraject kinderen in armoede op school, in de jeugdgezondheidszorg en het sociaal domein om armoede onder kinderen eerder te signaleren en deze kinderen beter te ondersteunen – Kennisverrijking rond tot stand brengen integrale aanpak gericht op doorbreken generatiearmoede – Inzet ervaringsdeskundigen |
– Meer gemeenten en meer schuldeisers aansluiten en landelijke convenanten afsluiten; – In samenhang hiermee wordt het Schuldenknooppunt doorontwikkeld, zodat alle communicatie tussen gemeenten en schuldeisers via een centraal punt kan verlopen; – Ondersteuning van scholen, gemeenten en de jeugdgezondheid bij het signaleren van en ondersteunen bij armoede onder kinderen; – Toepasbare kennis opdoen over een integrale aanpak van kinderarmoede om kinderen in armoede te ondersteunen en generatiearmoede te doorbreken; – Beter verbinden van de werelden van professionals en de doelgroep, door het stimuleren van de inzet van ervaringsdeskundigen. |
4,1 |
2,1 |
2,0 |
6. Uitvoeringsinstanties versterken – Noodstopprocedure – Verdere professionalisering van de schuldhulpverlening |
– Mogelijkheden verkennen om tijdelijke opschorting inning breder toe te passen; – Impuls versterken vakmanschap en kwaliteit schuldhulpverlening i.s.m. Divosa, Sociaal Werk Nederland, NVVK, de Landelijke Cliëntenraad en VNG; – Doorstroom in de schuldhulpverlening versnellen; – Versnelde opschaling bewezen effectieve aanpakken om schulden tegen te gaan en op te lossen. |
3,9 |
0,2 |
3,7 |
Overig – Monitoring en evaluatie traject versnelling en intensivering – Vervolg schuldenproblematiek in beeld – Nadere uitwerking maatregelen |
– Zicht op de effecten en maatschappelijke impact van de inzet van de extra middelen – Voortzetting onderzoek CBS naar ontwikkeling schuldenproblematiek |
1,6 |
0,3 |
1,3 |
Totaal (in mln) |
11,5 |
3,5 |
8,0 |
Bestaande en nieuwe groepen in beeld
Het is van belang dat mensen met (dreigende) financiële problemen weten hoe ze schulden kunnen voorkomen door hierover tijdig het gesprek aan te gaan en informatie te krijgen over welke schuldhulpverlening en (inkomens)voorzieningen op het terrein van armoede beschikbaar zijn. Eerder is het initiatief genomen tot de campagnes Sam& voor alle kinderen (voorzieningen voor kinderen in armoede) en Kom jij eruit? (ondersteuning voor mensen met financiële problemen). Deze campagnes bieden een ingang voor mensen die hulp en/of voorzieningen zoeken omdat ze geldzorgen hebben.
De campagne Kom jij eruit? is recent aangepast om zo beter in te spelen op mensen van wie de persoonlijke financiële situatie door de coronacrisis is veranderd. De campagne roept op om tijdig hulp te zoeken en verwijst door naar verschillende ondersteuningsmogelijkheden om zo financiële problemen op te lossen en te voorkomen.
De Nederlandse Schuldhulproute (NSR) is een instrument dat mensen op een laagdrempelige manier helpt om de juiste, lokale hulp te kunnen vinden. Om de verschillende groepen efficiënt te bereiken ga ik het mogelijk maken dat de NSR kan worden verbreed en verrijkt zodat meer mensen op meer manieren hulp kunnen vragen, onder meer online of juist fysiek, anoniem, via de chat. In 2020 en 2021 zal aansluiting van Nederlandse gemeenten op de NSR een impuls worden gegeven. Dat vraagt maatwerk per gemeente, waarbij er steeds aandacht moet zijn voor het benodigde draagvlak bij (lokale) organisaties en private partijen.
Vroegsignalering blijft belangrijk om hulp te bieden aan mensen die dat om wat voor reden dan ook niet zelf vragen. Het project «Vroegsignalering schulden landt in Nederland» ondersteunt gemeenten met kennisuitwisseling en monitoring. Het voornemen is de (financiële) ondersteuning van dit project te verlengen.
Sinds het begin van de coronacrisis hebben veel zelfstandigen en werknemers met een flexibel dienstverband te maken met een inkomensterugval. Zij proberen financiële problemen vooralsnog zelf op te lossen en weten vaak niet bij welke organisaties zij terechtkunnen met financiële problemen. Het is van belang dat op de plekken waar veel zelfstandigen en flexwerkers komen de weg naar de juiste hulp wordt gewezen. Het Nibud ontwikkelt daarom in samenwerking met gemeenten, schuldhulpverlening, werkgevers en zelfstandigen een gesprekshandreiking. Het doel van de handreiking is om professionals zonder kennis of achtergrond in de financiële of schulddienstverlening in staat te stellen om het gesprek over geld en geldzorgen aan te gaan, om te beoordelen in hoeverre en sprake is van (dreigende) financiële problematiek, en te verwijzen naar de juiste informatie of hulp. Doelgroepen voor deze handreiking zijn onder andere werkgevers, uitzendbedrijven, loopbaanbegeleiders, re-integratieprofessionals werkzaam bij UWV en regionale Werkpleinen en adviseurs bij de Kamer van Koophandel. Maar ook op minder voor de hand liggende vindplekken zoals bij huisartsen of op scholen kan de handreiking worden ingezet.
Passende ondersteuning
Als mensen de eerste stap hebben gezet, moeten ze snel hulp op maat krijgen die aansluit bij hun situatie en behoeften. Voor mensen in armoede is dat het loket voor gemeentelijk minimabeleid. Voor mensen met problematische schulden is dat meestal schuldhulpverlening. Daarbij kunnen persoonlijke aandacht en intensieve ondersteuning worden afgestemd op de mate van zelfredzaamheid van de mensen. Zoals Inspectie SZW constateert, heeft een beperkte groep schuldenaren onderliggende beperkingen in zelfredzaamheid (zie bijlage 5) en is voor hen maatwerk nodig. Mensen met niet-problematische schulden hebben wellicht meer baat bij een budgetcursus dan wel andere (digitale) instrumenten. Extra inzet wordt gepleegd op de verdere verbetering van schuldhulpverlening aan
zzp’ers en ondernemers. Verder worden goede initiatieven uit de lokale uitvoeringspraktijk waar mogelijk opgeschaald.
Collectief Schuldregelen, Schuldenknooppunt en Waarborgfonds
Om problematische schulden versneld aan te pakken, hebben SZW, VNG, NVVK en SchuldenlabNL afgesproken om een impuls te geven aan Collectief Schuldregelen. Het doel is verbreden en versnellen: meer gemeenten en meer schuldeisers aansluiten en landelijke convenanten afsluiten. Dat houdt in dat met schuldeisers afgesproken wordt om de individuele aanpak van schulddossiers te vervangen door collectieve afhandeling, waarbij vooraf afspraken worden gemaakt over medewerking aan (minnelijke) schuldregelingen met de belangrijkste schuldeisers. We hebben gezamenlijk afgesproken dat de NVVK het initiatief neemt om met meer schuldeisers afspraken te maken over Collectief Schuldregelen. Enerzijds door nieuwe convenanten hierover af te sluiten, anderzijds door bestaande convenanten aan te passen. De VNG zal bovendien een implementatietraject voor gemeenten inrichten om hen te ondersteunen bij de inbedding van Collectief Schuldregelen in de lokale uitvoering. SchuldenlabNL heeft aangeboden in dit proces een intermediaire functie te vervullen en hun opgebouwde kennis en expertise ten aan zien van Collectief Schuldregelen in te brengen. Het Ministerie van SZW zorgt voor ondersteuning van deze versnelling.
Effectieve en efficiënte dienstverlening vraagt een uniforme en digitale manier van communicatie. Daarom heeft de NVVK, samen met de VNG het Schuldenknooppunt ontwikkeld. Het Schuldenknooppunt moet de standaard worden voor de veilige, digitale, uniforme en deels geautomatiseerde communicatie tussen schuldhulpverleners en schuldeisers. Naast snelheid voor de cliënt vermindert het Schuldenknooppunt de administratieve lasten voor schuldhulpverleners en schuldeisers. Het Schuldenknooppunt heeft een positieve business case laten zien en is klaar voor opschaling: het is zo ingericht dat het de afspraken vanuit Collectief Schuldregelen ondersteunt. In samenhang daarmee wordt het Schuldenknooppunt doorontwikkeld, zodat alle communicatie tussen gemeenten en schuldeisers via een centraal punt kan verlopen. Een groep gemeenten en schuldeisers staat klaar voor ingebruikname van het Schuldenknooppunt, maar desondanks blijkt de financiering (met onder meer abonnementen) een knelpunt. Met de initiatiefnemers zoek ik naar oplossingen.
In samenhang hiermee wordt met het Waarborgfonds beoogd de inzet van saneringskredieten makkelijker te maken, waardoor mensen sneller uitzicht hebben op een schuldenvrije toekomst.
Noodstopprocedure breder toepassen
Sinds 1 april 2020 is het mogelijk een noodstop aan te vragen bij het CJIB. Dit houdt in dat mensen die vanwege schulden een verkeersboete of strafrechtelijke geldelijke sanctie niet kunnen betalen, vier maanden uitstel van betaling kunnen krijgen. In die tijd moeten zij zich melden bij de gemeente voor schuldhulp. Als de gemeente vindt dat hulp nodig is en daarmee start kan de noodstop nog eens 8 maanden worden verlengd. Tijdens het uitstel van betaling kunnen de schulden worden gestabiliseerd en een passende oplossing worden gezocht. In het kader van de rondetafel over de noodstopprocedure is verkend (a) of andere organisaties al een noodstop of vergelijkbaar instrument kennen en (b) of er mogelijkheden zijn om zo’n instrument of andere manieren waarop inningsactiviteiten worden gestaakt breder toe te passen. De rondetafel heeft geleid tot de volgende afspraken met de betrokken private partijen en overheidsorganisaties.
De Belastingdienst, UWV en SVB hebben instrumenten die een vergelijkbaar effect hebben als een noodstop. Afgesproken is dat deze organisaties samen met de NVVK, met medewerking van de gemeente Amsterdam, dit najaar een voor schuldenaren en hulpverleners toegankelijk overzicht samenstellen met de reeds bestaande mogelijkheden tot uitstel van betaling, aangevuld met de mogelijkheden bij CAK, DUO en CJIB. Op deze manier kan de inzet van bestaande instrumenten worden bevorderd en wordt bezien of Rijksbreed genoegzaam is voorzien in noodstop- of vergelijkbare procedures, of dat meerwaarde is gelegen in de introductie van een aanvullend instrument, bijvoorbeeld een uniforme noodstopprocedure.
De Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN) en het samenwerkingsverband van aanbieders van telecommunicatiediensten (Preventel) gaan met de NVVK en VNG om tafel met als ambitie te bevorderen dat leden van VFN en Preventel zich binden aan (aanvullende) afspraken met de NVVK over bijvoorbeeld de staking van inningsactiviteiten bij betalingsproblemen en het voorkomen van een verdere verslechtering van de schuldenpositie van de consument. Met deelnemende leden van de Schuldeiserscoalitie20 is besproken dat de rol van schuldeisers bij het vinden van (schuld)hulp voor schuldenaren en de Nederlandse Schuldhulproute (NSR) (opnieuw) op de agenda komen van deze coalitie. Het is namelijk cruciaal dat een schuldenaar hulp zoekt en krijgt wanneer een incasso tijdelijk wordt gestopt. VFN en Preventel bezien of zij zich kunnen aansluiten bij initiatieven van de Schuldeiserscoalitie en de NSR.
Signalerings- en verwijsfunctie zorgverleners versterken
Ook een aantal maatregelen in het kader van gezondheid en schulden wordt versneld. Om de signalerende functie en het handelingsperspectief van zorgverleners die te maken hebben met cliënten en patiënten met financiële onzekerheid te versterken worden aanpakken als krachtige basiszorg (verbinding huisartsenzorg en sociaal domein), het verspreiden van het «interventiepakket geldzorgen» gericht op signalering en adequate doorverwijzing door huisartsen naar schuldhulpverlening (van de Hogeschool Utrecht en Zorgroep Almere) sneller opgeschaald. Tenslotte wordt zorgverleners in de Wmo, maatschappelijke- en vrouwenopvang (die een rol hebben in de toeleiding naar schuldhulpverlening) kennis aangeboden ter verbetering van «Eerste Hulp Bij Administratie» en hen waar mogelijk sneller en beter te helpen bij deze administratieve handelingen en financiële problematiek eerder te signaleren.
Kinderen in armoede ondersteunen
Armoede heeft negatieve effecten op de levensloop van kinderen en jongeren en op hun kansen, hun ontwikkeling wordt belemmerd en talenten blijven onbenut. De inzet van het kabinet is dan ook gericht op het voorkomen dat kinderen de dupe worden van de financiële problemen van hun ouders, door ervoor te zorgen dat kinderen mee kunnen doen en zich hierdoor sociaal, mentaal en fysiek kunnen ontwikkelen.
Als rijksoverheid ondersteunen we gezinnen via een solide sociale zekerheidsstelsel en zetten we in op een verbetering van de koopkracht door de lasten van burgers te verlichten. Met de eerdergenoemde verhoging van het kindgebonden budget wordt een substantiële bijdrage geleverd aan het verminderen van het aantal kinderen in armoede (zie Kansrijk Armoedebeleid, CPB/SCP). Aanvullend daarop krijgen gemeenten middelen om kinderen en jongeren in armoede te bereiken en hen te ondersteunen zodat ze kunnen meedoen in de samenleving. Recent heeft, naar aanleiding van de motie Bruins c.s. een extra tussentijdse evaluatie plaatsgevonden naar de inzet van gemeenten. Daaruit blijkt dat gemeenten goede voortgang boeken en op welke punten verbetering mogelijk is (zie bijlage 3).
In aanvulling op de inzet van gemeenten spannen ook vier landelijke kinderarmoedepartijen (verenigd onder de naam SAM&) zich in om kinderen te ondersteunen. Zij, maar ook vele andere organisaties, zetten zich dagelijks in voor het verbeteren van de situatie van kinderen die opgroeien in een gezin met weinig inkomsten. Tijdens de rondetafel over kinderarmoede is gezocht naar mogelijkheden om het beleid te versnellen door betrokken partijen zodanig te ondersteunen dat zij armoede onder kinderen beter en eerder kunnen signaleren en de kinderen ook beter op samenhangende wijze kunnen helpen.
We zijn eerder dit jaar gestart bij de basisscholen. Om scholen te ondersteunen in het signaleren van de armoede, het doorverwijzen bij hulpvragen van ouders en daar waar mogelijk zelf ondersteuning te bieden, hebben SZW en OCW in februari 2020 de handreiking «Omgaan met armoede op scholen» uitgebracht. Het Jeugdeducatiefonds biedt basisscholen, met subsidie van het Ministerie van SZW, ondersteuning bij het implementeren van de handreiking «Omgaan met armoede op scholen». Binnen het implementatietraject wordt gewerkt aan het verbinden van basisscholen aan de mogelijkheden en voorzieningen van gemeenten, welzijnswerk, jeugdgezondheidszorg en fondsen zodat een goede basis ontstaat voor lokale vormen van integrale aanpak.
In de rondetafel «Samen sterker voor kinderen in armoede» waaraan onder andere de VNG, Divosa, Jeugdeducatiefonds, Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, Alliantie Kinderarmoede, Sociaal Werk Nederland en SAM& deelnamen, zijn de eerste inzichten besproken uit dit implementatietraject. De wil is groot bij partijen om een verschil te maken voor kinderen in armoede. Om de slagkracht te vergroten, is het nodig om professionals in uitvoering, beleid en bestuur goed uit te rusten. Ook is het van belang dat de betrokken partijen nog meer werken vanuit het belang van het kind. Deze inzichten werden gedeeld door de deelnemers van de rondetafel. Samen is gezocht naar manieren om deze slagkracht te versterken. Naar aanleiding van deze uitkomsten, zal ik in de eerste plaats inzetten op uitbreiding en intensivering van de lopende aanpak rond basisscholen. Doel is om de handreiking, met ondersteuning door het Jeugdeducatiefonds, bij meer scholen in meer gemeenten te implementeren en zo meer kinderen in armoede te bereiken en ondersteuning te bieden.
In de tweede plaats zet ik in op ontwikkeling van vergelijkbaar ondersteunend materiaal voor de jeugdgezondheidszorg en het brede gemeentelijk sociaal domein. Ook in deze domeinen komen professionals in aanraking met kinderen die opgroeien in armoede. Als zij armoede tijdig kunnen signaleren en vervolgens weten hoe te handelen, kunnen meer kinderen vroegtijdig en op de juiste wijze worden ondersteund. De handreikingen zullen gericht zijn op professionals in de uitvoering, het beleid en bestuur van organisaties in het veld, om op elk niveau inzichten aan te reiken over het signaleren van- en ondersteunen bij armoede in gezinnen.
De handreikingen zijn slechts een startpunt. Partijen worden gestimuleerd er vervolgens mee aan de slag te gaan in de lokale situatie. Om hierbij te ondersteunen zal het implementatietraject scholen worden uitgebreid naar de jeugdgezondheidszorg en in het gemeentelijke sociaal domein. De betrokken partijen zullen het komende jaar verder kunnen bouwen aan het verstevigen van het netwerk van scholen met gemeenten en andere maatschappelijke organisaties (zoals SAM&) voor een beter gefundeerde integrale aanpak van armoede waarmee gehandeld wordt in het belang van het kind. Ervaringsdeskundigen zullen onderdeel uit maken van het consortium dat aan de slag gaat en zullen derhalve betrokken worden bij de ontwikkeling en implementatie van de handreikingen in de verschillende domeinen.
Om een sterke verbinding te realiseren tussen de domeinen die aan de slag gaan met de implementatie van de handreiking, organiseren we periodieke leerkringen voor professionals in uitvoering, beleid en bestuur. Doel hiervan is meer gemeenten, onderwijsinstellingen en jeugdgezondheidsprofessionals te bereiken en uitwisseling van kennis en contacten te faciliteren.
Om kwaliteit en actualiteit van de handreikingen en de bruikbaarheid voor partijen te waarborgen is er aandacht voor monitoring en evaluatie. Tevens zal ingezet worden op het opdoen van toepasbare kennis ten aanzien van een integrale aanpak van kinderarmoede ten behoeve van effectieve ondersteuning van kinderen in armoede en het doorbreken van generatiearmoede.
Uitvoeringsinstanties versterken
De uitvoering van bovengenoemde maatregelen vergt veel van gemeenten, uitvoeringsorganisaties en vrijwilligersorganisaties. De organisaties worden de komende periode extra ondersteund ten behoeve van hun dienstverlening. Dat doe ik onder meer door een impuls voor het versterken van vakmanschap en kwaliteit van de schuldhulpverlening, in samenwerking met Divosa, Sociaal Werk Nederland, NVVK, de Landelijke Cliëntenraad en VNG.
Door de verwachte toestroom van mensen met financiële problemen zal de druk op de uitvoeringsorganisaties toenemen. Ik wil de uitvoeringsorganisaties daarom ondersteunen met twee acties die erop gericht zijn om de doorstroom in de schuldhulpverlening te versnellen. Ten eerste wordt verkend hoe het aanleveren van dossiers door beschermingsbewindvoerders zo optimaal mogelijk kan aansluiten op het schuldhulptraject. De andere actie is juist gericht op het versnellen van de doorstroom aan de achterkant, door de mogelijkheden die de verschillende instrumenten binnen de Wsnp bieden meer voor het voetlicht te brengen.
Verder worden de ingezette acties om de aansluiting van de minnelijke schuldhulpverlening en de wettelijke schuldsanering te verbeteren onverminderd voortgezet. In een separate brief zal ik u informeren over medewerking van schuldeisers en de toegankelijkheid van de wettelijke schuldsanering (Wsnp).
Reactie op rapport «Kansrijk Armoedebeleid», motie Jasper van Dijk en motie Van Kent
Mijn voorganger heeft toegezegd uw Kamer een reactie van het kabinet te doen toekomen op het rapport «Kansrijk Armoedebeleid» van CPB en SCP. Tevens is toegezegd om in deze reactie ook in te gaan op de motie21 van het lid J. van Dijk (SP) die de regering verzoekt om een plan van aanpak te maken om te voorkomen dat de armoede met een kwart zal toenemen. Tot slot ga ik in op de motie22 van het lid Van Kent (SP) over de financiële positie van gezinnen met meerdere (oudere) kinderen.
Kansrijk Armoedebeleid en Motie Van Dijk
Het rapport Kansrijk Armoedebeleid is onderdeel van de reeks Kansrijk Beleid van het Centraal Planbureau, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Sociaal en Cultureel Planbureau. Deze reeks maakt beschikbare wetenschappelijke inzichten toegankelijk voor beleidsvorming en meer specifiek voor het opstellen van verkiezingsprogramma’s. De publicatie geeft een overzicht van circa zestig uiteenlopende beleidsopties die kunnen leiden tot een afname van de armoede in Nederland. Hiervan worden de kosten, effecten op de werkgelegenheid en inkomensgelijkheid in beeld gebracht. Het kabinet ziet het rapport als waardevolle input voor verkiezingsprogramma’s en voor de kabinetsformatie. Het past het kabinet niet om een oordeel te geven over de afzonderlijke beleidsopties, omdat het aan een volgend kabinet is om hierover een standpunt in te nemen. Daarbij kunnen overigens ook andere inzichten worden betrokken, zoals het rapport «Naar een brede inclusieve samenleving» dat is opgesteld in het kader van de Brede Maatschappelijke Heroverwegingen en de verkenning die de SER thans uitvoert naar de problematiek van «werkende armen».
Het kabinet heeft deze augustusbesluitvorming de inzichten uit Kansrijk Armoedebeleid benut. Uit het rapport blijkt dat het verhogen van het kindgebonden budget voor gezinnen met drie of meer kinderen een relatief effectieve manier is om de armoede onder kinderen te reduceren. Aangezien afname van het aantal kinderen in armoede prioriteit is voor dit kabinet, is daarom vanaf 2021 150 miljoen euro structureel vrijgemaakt voor deze maatregel in het kindgebonden budget. Hiermee neemt het bedrag dat ouders van grote gezinnen via het kindgebonden budget krijgen per kind vanaf het derde kind in 2021 toe met 617 euro tot 919 euro. De tegemoetkoming die deze ouders krijgen wordt zo meer in lijn gebracht met de kosten die zij maken voor de zorg voor hun kinderen. Met de beleidsmaatregel wordt beleid gevoerd op een onevenwichtigheid die uit de analyse naar de kostendekkendheid van kindregelingen. In deze analyse werd geconstateerd dat de kostendekkendheid voor grotere gezinnen relatief gezien lager is dan voor kleinere gezinnen (zie hieronder, motie Van Kent). Het verhogen van het WKB-bedrag vanaf het derde kind vermindert deze onevenwichtigheid sterk. Naast de groep ouders van grote gezinnen die door de maatregel meer WKB krijgen, is ook sprake van een groep van circa 10.000 huishoudens die door de maatregel WKB gaat ontvangen. In totaal ontvangen circa 185.000 huishoudens met drie of meer kinderen door de maatregel meer WKB. Met deze maatregel heeft het kabinet uitvoering gegeven aan de motie Van Kent.
In algemene zin geldt dat het kabinet zich vanaf het begin heeft ingespannen om de armoede- en schuldenproblematiek terug te dringen. Hierbij heeft het kabinet maatregelen getroffen om (meer uren) werk meer te laten lonen en te stimuleren dat mensen vanuit de bijstand aan het werk gaan. Met het Breed Offensief zet het kabinet zet in vier pijlers: het kabinet wil werken makkelijker maken voor werkzoekenden met een beperking en voor werkgevers, werken aantrekkelijker maken voor mensen met een beperking, het voor werkgevers en werknemers makkelijker vinden om elkaar te vinden en bijdragen aan duurzaam werk.
Ook heeft het kabinet de brede schuldenaanpak geïntroduceerd, ambities geformuleerd om armoede onder kinderen tegen te gaan en incidenteel 80 miljoen euro (voor de periode 2018–2020) beschikbaar gesteld voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede, in het bijzonder onder kinderen. Toen de coronacrisis uitbrak, heeft het kabinet eveneens maatregelen getroffen om armoede- en schuldenproblematiek te voorkomen en tegen te gaan. Zo heeft het kabinet, mede ter invulling van de motie Nijboer c.s., onder meer noodsteun aan de voedselbanken geboden en heeft het kabinet partijen opgeroepen om ruimhartig om te gaan met het treffen van betalingsregelingen en terughoudend om te gaan met het treffen van dwangmaatregelen. In het kader van de coronacrisis treft het kabinet diverse maatregelen die bijdragen aan het voorkomen en tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Zo verlengt het kabinet de NOW en de Tozo. Ook het aanvullend sociaal pakket bevat maatregelen zoals een goede begeleiding van werk(loosheid) naar werk, bij- en omscholing en de aanpak van jeugdwerkloosheid. Al deze maatregelen bevorderen (het behoud van) werkgelegenheid en dragen zo ook bij aan het voorkomen van nieuwe armoede- en schuldenproblematiek. In het kader van de coronacrisis neemt het kabinet bovendien extra maatregelen op het terrein van armoede en schulden, die elders in deze brief zijn beschreven.
Stijging van de armoede in Kansrijk Armoedebeleid
In uw Kamer en in de publiciteit over het rapport is veel aandacht uitgegaan naar de uitspraak in het rapport dat de armoede in het basispad de komende jaren met ruim een kwart toeneemt. Het basispad vormt het referentiepunt waartegen de effectiviteit van maatregelen worden beoordeeld. In het basispad wordt uitgegaan van de overheidsfinanciën, werkgelegenheid en inkomensverdeling, wanneer er geen nieuw beleid wordt ingezet. Ook wordt verondersteld dat reeds ingezet (inkomens-)beleid dat doorloopt na 2021, volledig is ingevoerd. Een maatregel die daarom veel invloed heeft op het basispad, is de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon. Door de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting stijgen de bijstandsnormen tot en met 2035 minder. De tweejaarlijkse verhoging van de bijstandsnormen (door de koppeling met het wettelijk minimumloon) wordt door de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting getemperd. Omdat dit reeds ingezet beleid betreft, veronderstellen het CPB en SCP in het basispad dat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2021. Dit resulteert in een stijging van de armoedecijfers in het basispad van Kansrijk Armoedebeleid. In werkelijkheid zal dit effect over een langere periode (tot en met 2035) worden gespreid.
Ik maak graag gebruik van de mogelijkheid om toe te lichten wat deze maatregel inhoudt. In 2009 is besloten de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting van de minstverdienende partner aan de meestverdienende partner volledig af te bouwen in 2023. Deze overdraagbaarheid wordt in 15 jaar afgebouwd, omdat die de arbeidsparticipatie van de minstverdienende partner (helaas meestal vrouwen) ontmoedigt, waardoor hun arbeidsmarktpositie verslechtert. Nadat de overdraagbaarheid is afgebouwd krijgen kostwinners nog maar één keer de algemene heffingskorting. Dit heeft ook gevolgen voor de relatie met de uitkeringen. De bijstand is gebaseerd op het netto referentieminimumloon. Daar werd nog wel met de dubbelle algemene heffingskorting gerekend. Het eveneens afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in de bijstand beoogt werken vanuit een uitkeringssituatie blijvend te laten lonen. Zonder deze afbouw is het aan de slag gaan vanuit de bijstand financieel minder aantrekkelijk. Dit vindt het kabinet niet wenselijk. Daarom zal de dubbele algemene heffingskorting in het netto referentieminimumloon voor de bijstand geleidelijk in 2035 verdwijnen. De tweejaarlijkse verhoging van de bijstandsnormen door koppeling aan het minimumloon wordt door het afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting getemperd.
Jaarlijks beziet het kabinet in augustus of de inkomensverdeling evenwichtig is. Het effect van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting vormt dan onderdeel van het koopkrachtbeeld van bijstandsgerechtigden. Het kabinet heeft het effect voor bijstandsgerechtigden meermaals gecompenseerd door verhoging van de algemene heffingskorting voor iedereen. Zo is de algemene heffingskorting in 2020 beleidsmatig verhoogd met € 194 en is het voornemen het in 2021 opnieuw beleidsmatig te verhogen met € 82. De mediane koopkracht van bijstandsgerechtigden is daarom deze kabinetsperiode verbeterd. Daarmee voorkomt het kabinet dat de afbouw van de dubbele heffingskorting leidt tot een toename van de armoede. Een volgend kabinet zal in de formatie en in de besluitvormingsrondes in augustus opnieuw bezien welke maatregelen zij passend vindt voor een evenwichtige inkomensverdeling.
Motie Van Kent – Inkomenspositie van gezinnen met veel en/of oudere kinderen
In de motie van het lid Van Kent (SP) wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe financiële tekorten bij gezinnen met veel of oudere kinderen die uit het Nibud-onderzoek Minimale uitgaven bij een laag inkomen blijken, kunnen worden gedicht en hiertoe met passende voorstellen te komen. Hieronder ga ik in kort op de uitkomsten van het Nibud-onderzoek, de uitkomsten van de analyse naar de kostendekkendheid van kindregelingen en schets ik het beleid dat het kabinet op dit thema voert.
Uitkomsten Nibud-onderzoek
Het Nibud heeft, in opdracht van de SP, voorbeeldbegrotingen met minimaal onvermijdbare uitgaven, opgesteld voor een aantal voorbeeldhuishoudens met een laag inkomen. Ook brengt Nibud additionele kosten voor sociale participatie23 in beeld. De voorbeeldbegrotingen zijn gebaseerd op gemiddelde observaties en kunnen in individuele gevallen niet volledig aansluiten, bijvoorbeeld in het geval van buitengewone kosten (bijvoorbeeld schulden) of inkomsten (bijvoorbeeld alimentatie). In het onderzoek heeft Nibud enkel de landelijke inkomensondersteuning (sociale zekerheid, toeslagen en fiscaliteit) meegenomen.
Het Nibud geeft verder aan dat de gehanteerde voorbeeldhuishoudens niet representatief zijn voor de verdeling binnen de groep huishoudens met een laag inkomen, maar dat is gekozen voor voorbeeldhuishoudens waarbij mogelijk het beschikbare budget tekortschiet. Uit het Nibud-onderzoek komen hierbij enkele voorbeeldhuishoudens van grote gezinnen, of gezinnen met oudere kinderen naar voren.
Uitkomsten van de analyse naar de kostendekkendheid van kindregelingen en beleidsreactie
Eind vorig jaar heeft mijn voorganger uw Kamer geïnformeerd24 over een analyse naar herallocatie van middelen binnen het kindgebonden budget (WKB) en de kinderbijslag (AKW; tezamen kindregelingen) gestuurd.25 Hierin is gekeken naar mogelijkheden om het stelsel van kindregelingen te verbeteren qua kostendekkendheid en armoederisico. Uit de analyse volgde geen noodzaak tot grote wijzigingen in het stelsel omdat over het algemeen reeds een goede balans bestaat tussen de hoogte van de tegemoetkoming en het beperken van het risico op armoede. Wel werd geconstateerd dat de kostendekkendheid van de kindregelingen voor paren afneemt vanaf het derde kind en bij kinderen vanaf 16 jaar.
Bij grote gezinnen hangt dit samen met de lagere vergoeding die wordt geboden vanaf het derde kind in het kindgebonden budget.26 Hoewel met de afname van de vergoeding voor eerste, tweede en volgende kinderen (de kindbedragen) rekening wordt gehouden met schaalvoordelen van grotere huishoudens kan een gelijkmatigere kostendekkendheid over het aantal kinderen worden bereikt door het bedrag dat WKB-ontvangerskrijgen per kind vanaf het derde kind te verhogen. Per 2021 maakt het kabinet daarom 150 miljoen euro structureel vrij voor de verhoging van het kindgebondenbudget vanaf het derde kind. Hiermee neemt het bedrag dat ouders van grote gezinnen via het kindgebonden budget krijgen per kind vanaf het derde kind in 2021 toe met 617 euro tot 919 euro. Hiermee wordt de tegemoetkoming die deze ouders krijgen meer in lijn gebracht met de kosten die zij maken voor de zorg voor hun kinderen.
Bij gezinnen met oudere kinderen is de kostendekkendheid van de kindregelingen lager dan in het geval van jongere kinderen. Dit geldt echter ook voor het risico op armoede dat gezinnen met oudere kinderen lopen. Hieruit concludeert het kabinet dat aanvullend beleid ten behoeve van de kostendekkendheid van kindregelingen voor huishoudens met kinderen vanaf 16 jaar niet noodzakelijk is.
Reactie op rapport «»Tussenevaluatie Bestuurlijke Afspraken Kinderarmoede. Juni 2020»27
Aanleiding
Naar aanleiding van de motie Bruins c.s.28 is er een extra tussentijdse evaluatie van de bestuurlijke afspraken kinderarmoede uitgevoerd.
Gemeenten ontvangen sinds 2017 structureel € 85 miljoen voor het versterken van hun kinderarmoedebeleid, zodat zij met hun ondersteunende activiteiten meer kinderen bereiken. Over deze middelen hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestuurlijke afspraken gemaakt. In een notendop is er het volgende afgesproken: gemeenten zullen zorg dragen voor het verstrekken van middelen in natura aan die kinderen die nu door armoede niet mee kunnen doen. De afspraak is dat gemeenten de aanwezige netwerken en de eigen infrastructuur zullen benutten en optimaliseren zodat alle kinderen in de armoede toegang hebben tot de voorzieningen. Ook zijn afspraken gemaakt om kinderen bij de uitwerking te betrekken en de ambities te volgen. Een eerste evaluatie vond plaats in 2018, een vervolgevaluatie zal plaatsvinden in 2021.
Uw Kamer is in 2018 geïnformeerd over de uitkomsten van de eerste evaluatie. Naar aanleiding van deze evaluatie zijn de bestuurlijke afspraken op enkele punten aangepast. Zo is gemeenten meer ruimte geboden voor het bieden van een bredere ondersteuning, naast middelen in natura, aan kinderen in armoede.
Uitkomsten tussentijdse evaluatie
Op basis van een steekproef onder gemeenten laat deze extra tussenevaluatie de voortgang zien ten opzichte van de eerste evaluatie uit 2018. De resultaten hebben betrekking op de jaren 2018 en 2019.
Uit de extra tussenevaluatie blijkt dat vrijwel alle gemeenten beleidsmatig inzetten op kinderen in armoede. Op dit punt is door de jaren heen een opwaartse lijn geconstateerd. Het bevorderen van maatschappelijke participatie onder de doelgroep is veelal de centrale doelstelling het beleid. Sinds de meting van 2018 heeft een groot deel – circa 70% – van de gemeenten stappen gezet omtrent verdere ontwikkeling van hun (bestaande) beleid. Een groeiend aantal gemeenten zet de extra middelen in en een groeiend aandeel zet dit ook specifiek in voor kinderarmoedebeleid. Bijna negen op de tien gemeenten heeft de extra middelen in 2019 (in ieder geval deels) ingezet voor kinderarmoedebeleid. De gemeenten die de extra middelen hebben ingezet voor kinderarmoedebeleid, hebben vrijwel allen ingezet op voortzetting of intensivering van bestaande kindvoorzieningen in natura.
Maatschappelijke organisaties zijn in vrijwel alle gevallen betrokken bij het gemeentelijk kinderarmoedebeleid. Tevens is vaker dan voorheen met scholen is opgetrokken rond de aanpak van kinderarmoede. Voor kinderen zelf is in 2019 minder vaak een rol gezien bij het kinderarmoedebeleid. Een deel van de gemeenten bracht op dit punt naar voren moeite te hebben met het structureel betrekken van kinderen bij beleid.
Het bereik onder kinderen is flink toegenomen de afgelopen jaren (netto bereik in 2017 43 procent en in 2019 67 procent). Het is voor gemeenten lastig om zicht te krijgen op de doelgroep kinderen van werkende armen.
Reactie op tussentijdse evaluatie
Gemeenten hebben in 2019 goede stappen gezet in de realisatie van de bestuurlijke afspraken, gericht op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van kinderen uit gezinnen die het financieel minder breed hebben. Het is winst dat het bereik van kinderen sterk is toegenomen en dat merendeel van de gemeenten de middelen inzet voor kinderarmoedebeleid.
Dat laat onverlet dat verbetering altijd mogelijk is. Kinderen zelf worden minder betrokken bij beleidsontwikkeling. Daarnaast is het bereik onder kinderen flink toegenomen de afgelopen jaren (netto bereik in 2017 43 procent en in 2019 67 procent), maar is er nog een verdere stijging nodig om ervoor te zorgen dat alle kinderen uit een gezin met een laag inkomen kunnen meedoen. Helemaal nu we mogen verwachten dat door corona meer gezinnen met kinderen financieel in zwaar weer zullen komen.
Het bereiken van kinderen in armoede is een belangrijke pijler binnen de ambities kinderarmoede die het kabinet in overleg met de VNG heeft geformuleerd. Ambitie 1 luidt: «Ieder kind dat in een gezin met een laag inkomen opgroeit kan meedoen. In 2021 wordt 100 procent van de kinderen met ouders in de bijstand bereikt en 70 procent van de kinderen van de werkende gezinnen met een laag inkomen.» Uit de evaluatie blijkt dat we die 70% nu nog niet halen. Gemeenten die succesvol zijn gebleken in het bereiken van kinderen, onderkennen het belang van samenwerken met andere partijen (zoals onderwijs, maatschappelijke organisaties). Deze partijen vervullen een belangrijke functie als vindplaats en/of als doorverwijzer. Met het vervolg op de rondetafel kinderarmoede (zie hierboven in de brief) zal hier verder op worden ingezet.
Het kabinet heeft reeds enkele acties in gang gezet gericht op het versterken van de samenwerking tussen gemeenten, maatschappelijke organisaties en scholen:
• De armoedepartijen verenigd onder SAM& (Leergeld, het Jeugdfonds Sport &Cultuur, Nationaal fonds Kinderhulp en Jarige Job) ontvangen sinds 2017 subsidie gericht op het bereiken van extra kinderen in armoede en de uitbreiding van de voorzieningen per kind, zodat zij mee kunnen doen op school, aan sport, aan cultuur en sociale activiteiten. Uit voorlopige cijfers die de gesubsidieerde partijen hebben verstrekt blijkt dat, mede als gevolg van de subsidie, het aantal geleverde voorzieningen aan kinderen is toegenomen van 264.000 in 2016 tot 398.170 in 2019. Deze subsidie loopt eind dit jaar af en wordt volgend jaar geëvalueerd. In afwachting van de resultaten is de subsidie nog met een jaar (2021) verlengd.
• Met financiële steun van SZW en OCW is begin 2020 de handreiking «Omgaan met armoede op scholen» ontwikkeld. De handreiking biedt scholen ondersteuning in het omgaan met de dagelijkse situatie van armoede en geeft inzichten in hoe scholen armoede kunnen signaleren, hoe zij ouders goed kunnen doorverwijzen en hoe zij sociale steun kunnen bieden aan ouders en leerlingen. Op dit moment wordt ingezet op een verdere implementatie van de handreiking binnen scholen. Zo werkt het Jeugdeducatiefonds aan een traject om 15 scholen in 5 gemeenten te ondersteunen om de handreiking actief in te bedden in de werkwijze van scholen.
• Gemeenten worden via het ondersteuningstraject kinderarmoede van Divosa (met financiële ondersteuning vanuit SZW) ondersteund bij de vormgeving van een kindgericht armoedebeleid binnen de gemeente.
Ik ga met de VNG en Divosa in gesprek over de uitkomsten van deze extra tussenevaluatie, de lessen die we hieruit kunnen trekken en de wijze waarop gemeenten nog verder ondersteund kunnen worden in het vergroten van het bereik en het betrekken van kinderen bij het kinderarmoedebeleid. Ook werk ik met het CBS in afstemming met gemeenten aan de totstandkoming van een dashboard kinderarmoede. Dit dashboard moet gemeenten helpen meer zicht op de doelgroep te krijgen die zij nog niet kennen vanuit de bijstand.
In 2021 zal er een volgende evaluatie van de bestuurlijke afspraken kinderarmoede plaatsvinden over het jaar 2020. De uitkomsten hiervan zullen gelijktijdig aangeboden met de eerste rapportage over de stand van zaken ambities kinderarmoede aan uw Kamer worden aangeboden.
Beleidsstandpunt onderzoek «Schuldenproblematiek in beeld 2015–2018»
Op 17 augustus jl. heb ik uw Kamer het onderzoek «Schuldenproblematiek in beeld: Huishoudens met geregistreerde problematische schulden 2015–2018» toegestuurd, dat het CBS heeft uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van SZW. Op basis van onderzoek met bestaande registerdata heeft het CBS de omvang, achtergrondkenmerken en ontwikkelingen in beeld gebracht van de schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens in de periode 2015 tot en met 1 januari 2018.29
Op 1 januari 2018 had een op de twaalf huishoudens in Nederland geregistreerde problematische schulden. Dit zijn 650.700 huishoudens. Daarnaast liepen 338.800 personen een verhoogd risico om in de schulden te raken. In de periode 2015 tot 2018 zijn deze aantallen in hoge mate stabiel. Bijna een kwart van de referentiepersonen uit huishoudens met geregistreerde problematische schulden op 1 januari 2018 behoorde een jaar eerder nog niet tot een huishouden met probleemschulden. Ruim de helft behoorde op 1 januari 2018 al minstens drie jaar aaneengesloten tot een huishouden met probleemschulden.
Methode en definitie
Het onderzoek maakt voor het eerst mogelijk om op basis van databronnen waarin betalingsachterstanden zijn geregistreerd huishoudens met problematische schulden in kaart te brengen.30 Nooit zijn zoveel registraties op het gebied van problematische schulden samengebracht om tot landelijke en lokale cijfers te komen. Tot nu toe werd de omvang van de schuldenproblematiek in Nederland gemonitord in de onderzoekreeks «Huishoudens in de rode cijfers».31 De resultaten in deze reeks waren voornamelijk gebaseerd op enquêteonderzoek en interviews. De methoden waren beperkt representatief, omdat het aantal huishoudens met problematische schulden dat werd gehoord beperkt was. In opdracht van SZW heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) een methodiek ontwikkeld om de omvang, achtergronden en de ontwikkeling van de schuldenproblematiek in Nederland op representatieve wijze in beeld te brengen.32 SZW heeft het CBS daarnaast gevraagd om risicogroepen te identificeren: welke groepen huishoudens hebben de grootste kans om problematische schulden te ontwikkelen en hoe groot zijn die groepen?
De gewijzigde methode heeft gevolgen voor de definitie van schuldenproblematiek. In «Huishoudens in de rode cijfers» werd gesproken over problematische schulden wanneer het bedrag dat in 36 maanden (de duur van een gemiddeld traject voor schuldbemiddeling of schuldsanering) kan worden afgelost op de schulden lager is dan de totale schuldenlast. De definitie in het CBS-onderzoek «Schuldenproblematiek in beeld» beoordeelt of iemand binnen een huishouden voldoet aan criteria die samenhangen met of iemand voorkomt in een van de gebruikte bronnen met betalingsachterstanden. Om het verschil tussen de nieuwe en de eerdere definitie aan te geven, wordt in de nieuwe definitie gesproken over huishoudens met geregistreerde problematische schulden.
Definitie van geregistreerde problematische schulden
Er is sprake van een huishouden met geregistreerde problematische schulden als ten minste één persoon in het huishouden voldoet aan ten minste een van de volgende criteria op 1 januari van het betreffende verslagjaar:
• Volgt een Wsnp-traject33;
• Volgt een bij BKR geregistreerd minnelijk traject;
• Heeft een bij BKR geregistreerde betalingsachterstand;
• Is in het Centraal Curatele en Bewindregister (CCBR) opgenomen op grond van verkwisting en/of problematische schulden;
• Heeft ten minste zes maanden de zorgpremie niet betaald;
• Heeft een betalingsachterstand van een Wet Mulder-boete (boete voor lichte verkeersovertreding) bij het CJIB heeft waarvan de tweede aanmaning ten minste twee maanden openstaat, of zich al in een ernstigere wanbetalersfase bevindt. Daarnaast moet het openstaande bedrag in totaal minimaal 50 euro zijn;
• Heeft langer dan 27 maanden een toeslagschuld van totaal minimaal 50 euro openstaan bij de Belastingdienst;
• Heeft langer dan 15 maanden een schuld van totaal minimaal 50 euro voor overige belastingaanslagen openstaan bij de Belastingdienst;
• Heeft een belastingschuld bij de Belastingdienst die in de 12 maanden voor het peilmoment oninbaar is gebleken.
• Heeft een betalingsachterstand bij de DUO van 3 maanden of langer en van minimaal 270 euro;
Resultaten
De resultaten van het onderzoek gaan verder dan inzicht in het aantal mensen met geregistreerde schulden. Voor de huishoudens met geregistreerde problematische schulden zijn achtergrondkenmerken in beeld gebracht, is gekeken welke life events vooraf zijn gegaan aan het ontstaan van schulden en is gekeken naar in hoeverre het huishoudens betreft die een gebruik maken van ondersteuning op andere domeinen, zoals zorg en inkomen. Hieruit blijkt onder meer dat geregistreerde problematische schulden relatief vaker voorkomen bij personen met een niet-westerse migratieachtergrond, laagopgeleiden en huishoudens met kinderen. Verlies van een baan en vervolgens in de bijstand komen, verdacht worden van een misdrijf, het stoppen met het volgen van onderwijs zonder een startkwalificatie te behalen en het uit elkaar gaan met een partner zijn life events met een relatief hoge kans op het ontstaan van geregistreerde problematische schulden.
Vanwege het gebrek aan eenduidige registraties van schuldhulpverlening is het beeld van hoeveel mensen met geregistreerde problematische schulden hulp krijgen naar verwachting onvolledig. Voor 14,4 procent van de huishoudens met geregistreerde problematische schulden op 1 januari 2018 is bekend dat zij in beeld zijn bij de hulpverlening. Voor een deel hiervan (1 op de 10 huishoudens met problematische schulden) is bekend dat het specifiek om schuldhulpverlening gaat. Hieronder zal ik ingaan op mijn wens om toe te werken naar een eenduidige registratie, waardoor het in de toekomst mogelijk moet worden inzicht te krijgen in het aantal mensen dat schuldhulp krijgt en deze gegevens meegenomen kunnen worden in statistische analyses.
Door middel van een dashboard heeft het CBS de schuldenproblematiek op gemeentelijk niveau inzichtelijk gemaakt.34 Hierdoor is het mogelijk om de geografische verdeling van de schuldenproblematiek in Nederland in beeld te brengen op kaart, en worden de omvang, de achtergrondkenmerken, risicogroepen en ontwikkelingen van schuldenproblematiek binnen gemeenten inzichtelijk.
Vervolg CBS-onderzoek
Zoals gezegd betreffen de cijfers in dit onderzoek de periode 2015 tot en met 2018. De situatie is sindsdien vanwege de coronacrisis ingrijpend veranderd, en de verwachting is dat dit grote impact heeft op de schuldenproblematiek van Nederlandse huishoudens. De urgentie om de ontwikkelingen van de schuldenproblematiek nauwgezet te volgen is groot. De registerdata op basis waarvan het huidige onderzoek is uitgevoerd komen echter met enige vertraging beschikbaar. Over anderhalf à twee jaar zijn alle voor dit onderzoek gebruikte registraties beschikbaar en kan een compleet beeld van de huidige situatie gegeven worden. De vertraging waarmee de verschillende schuldregistraties beschikbaar komen verschilt echter. Momenteel verkent het CBS daarom of het mogelijk is om eerder al op basis van reeds beschikbare registraties een indicatie van het aantal huishoudens met problematische schulden ten tijde van de coronacrisis in beeld te brengen. Het huidige onderzoek biedt een goede en belangrijke basis voor inzicht in de situatie voorafgaand aan de crisis.
Door gemeenten en het onderzoeksveld is belangstelling geuit voor het gebruik van de (geanonimiseerde) data die zijn gebruikt voor dit onderzoek, onder meer zodat gemeenten deze kunnen verrijken met gemeentelijke data om zo een nog beter beeld te krijgen van de schuldenproblematiek binnen de gemeente, maar ook zodat onderzoeksinstituten de data kunnen gebruiken voor verdere analyses. Ik ben hier groot voorstander van: hoe beter ons inzicht in de huishoudens die in de schulden zitten of hierop risico lopen, hoe gerichter we lokaal en landelijk beleid kunnen vormgeven. Omdat gebruik gemaakt is van externe bronnen die hun data specifiek voor dit onderzoek beschikbaar hebben gesteld is het op dit moment nog niet mogelijk de data te gebruiken voor ander onderzoek. Ik zal daarom verkennen of de CBS-data die voor dit onderzoek gebruikt zijn, door het CBS ook voor andere onderzoeken gebruikt en verrijkt mogen worden. Daarnaast bekijk ik of deze data voor niet-CBS onderzoekers beschikbaar kunnen komen.35
Registratie schuldhulpverlening
Feiten en cijfers over schuldhulpverlening zijn noodzakelijk om te kunnen sturen op effectiviteit en doelmatigheid. Zowel voor gemeenten als landelijk zijn op dit moment onvoldoende gegevens over schuldhulpverlening beschikbaar en de beschikbare gegevens zijn vaak niet actueel en vergelijkbaar. Een knelpunt daarbij is het ontbreken van eenduidige indicatoren.
De recente wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ten behoeve van de uitwisseling van persoonsgegevens regelt onder meer dat bij de toelating tot of weigering van schuldhulpverlening een beschikking wordt afgegeven. Hiermee is als neveneffect een eenduidige indicator ontstaan. Ik wil toe naar een registratie, waarbij op ieder moment inzicht bestaat in het aantal mensen dat schuldhulp krijgt en waarbij die indicator (anoniem) gekoppeld wordt aan kenmerken voor statistische analyse, zoals inkomensinformatie en demografische kenmerken.
Bij vroegsignalering van schulden krijgen mensen met problematische schulden een hulpaanbod op basis van signalen van verhuurders, zorgverzekeraars en energie- en drinkwaterbedrijven. Dat gaat vooraf aan de toegang tot schuldhulpverlening. Monitoring van vroegsignalering heeft daarom andere indicatoren nodig, zoals het aantal meldingen en het aandeel mensen dat het hulpaanbod accepteert. Onder leiding van een aantal gemeenten is een monitoringsysteem voor vroegsignalering ontwikkeld, dat inmiddels door 65 gemeenten wordt gebruikt. Ik wil naar een structurele monitoring van vroegsignalering, ook om goede data te hebben voor de evaluatie van de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (die met ingang van 1 januari 2021 in werking treedt). De verbeterde registratie van schuldhulpverlening gaat de komende tijd zijn beslag krijgen. Naast het CBS hebben Divosa, de NVVK en BKR een belangrijke rol. Zij monitoren schuldhulpverlening al en hebben de ambitie de monitoring te verbeteren. Deze wordt versterkt door de coronacrisis die naar verwachting gaat leiden tot een toename van het aantal mensen met problematische schulden.
Beleidsstandpunt rapport Inspectie SZW «Op weg naar financiële redzaamheid»
De Inspectie SZW voerde tussen 2015 en 2019 onderzoeken uit naar de uitvoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De onderzoeken hadden betrekking op vroegsignalering, toegankelijkheid en uitvoering van de schuldhulpverlening.36 In het inspectieonderzoek «Op weg naar financiële redzaamheid 37 ; Rode draden inspectieonderzoeken schuldhulpverlening en aandachtspunten vervolgonderzoek» zet de Inspectie SZW de bevindingen en bredere observaties uit deze onderzoeken op een rij. Het onderzoek bied ik u hierbij aan.
De Inspectie SZW constateert dat binnen het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening gemeenten, maatschappelijke organisaties en vrijwilligers dagelijks hard werken aan het oplossen van schulden. De uitdaging waarvoor zij staan is mensen met problematische schulden te helpen hun uitgaven en inkomsten onder controle te krijgen en uitzicht te bieden op een schuldenvrij bestaan. De laatste jaren zijn belangrijke vorderingen gemaakt. Tegelijkertijd blijft sprake van een grote maatschappelijke urgentie, recentelijk versterkt door de gevolgen van de corona pandemie. De noodzaak voor een effectievere schuldenaanpak blijft onverminderd bestaan. De Inspectie SZW onderscheidt vijf rode draden:
1. Grenzen aan het doenvermogen: Eén thema komt steeds terug, namelijk versterking van het doenvermogen ten aanzien van financiële redzaamheid. In alle gevallen is het maatwerk. Problematische schulden hebben een verlammende werking. Het doorbreken daarvan vraagt om ontzorgen aan de ene kant en activeren aan de andere, zeker in het begin van het traject. De Inspectie SZW constateert dat voor een beperkte groep schuldenaars de onderliggende beperkingen in redzaamheid blijven bestaan. De rode draden nota beschrijft handelingsperspectieven voor deze doelgroep.
2. Proactief optreden om terugval te voorkomen: De ultieme test voor het succes van een schuldhulptraject is het uitblijven van een terugval. Echter, een aanzienlijk deel van de mensen dat zich bij de gemeenten voor schuldhulp meldt, blijkt eerder een traject te hebben doorlopen. In de zienswijze van de Inspectie SZW onderstreept dat de noodzaak om te blijven investeren in vroegsignalering in combinatie met maatregelen om de drempel voor schuldenaren om zich bij de gemeente te melden te verlagen.
3. Versterken verbinding brede hulpverlening en financiële situatie: Waar iemand ook aanklopt, een medewerker moet proberen een eerste – integraal – beeld van de problematiek te krijgen om gericht andere betrokken diensten in te schakelen of over te dragen wanneer de problematiek dat vereist. Met name degenen die hulp dicht bij de mensen geven (bijvoorbeeld in de wijk of vanuit de sociale dienst) kunnen een belangrijker rol spelen in het signaleren en begeleiden.
4. Versterken (gebruik) registraties voor meer kwaliteit: Uit de onderzoeken van de Inspectie SZW kwam naar voren dat de informatie over de omvang en aard van de problematische schulden en de dienstverlening te kort schiet. Daardoor ontbreekt een gemeenschappelijke basis als input voor een kwaliteitssysteem en «leren van elkaar».
5. Investeren in de maatschappelijke context: Het oplossen van de schuldenproblematiek vereist een brede maatschappelijk insteek, vanuit zowel de publieke als de private sector. Schulden maken blijkt nog steeds heel makkelijk. Medewerking van (potentiële) schuldeisers is cruciaal om schulden te voorkomen, de situatie te stabiliseren en op te lossen. De Inspectie SZW stelt voor om te onderzoeken wat er aanvullend gedaan kan worden om de groei van de schuld zo snel mogelijk na de hulpvraag te beperken en niet-saneerbare schulden toch op te lossen.
De rode draden sluiten aan bij de maatregelen uit de Brede schuldenaanpak en in het bijzonder bij de inzet om de monitoring van schulden en schuldhulpverlening te verbeteren, zoals toegelicht wordt in de andere onderdelen van deze brief. De aanbevelingen van de Inspectie SZW zal ik in het kader van de Brede Schuldenaanpak uitvoeren. Mede aan de hand van de rode draden zal de Inspectie SZW de komende tijd gaan onderzoeken wat de voortgang is, waar verdere mogelijkheden voor verbetering liggen en waar de gevolgen van de corona pandemie het stelsel (extra) onderdruk zetten.
Het recent gepubliceerde CBS-onderzoek «Schuldenproblematiek in beeld» laat zien dat op 1 januari 2018 een op de twaalf huishoudens in Nederland geregistreerde problematische schulden had. Dit zijn 650.700 huishoudens. Daarnaast liepen 338.800 personen een verhoogd risico om in de schulden te raken.
Het pakket bestaat uit 3 pijlers: 1) Continueren van de steun: de NOW, Tozo en TVL worden met 9 maanden verlengd. 2) Stimuleren waar dat kan: publieke investeringen worden versneld en private investeringen aangejaagd. 3) Ondersteunen waar aanpassing nodig is: met meer dan € 1 miljard aan extra middelen krijgen sociale partners, gemeenten, uitvoeringsorganisaties en scholen de ruimte om mensen van wie werk of onderneming onder druk staat of die hun rekeningen niet meer kunnen betalen perspectief te bieden. Hiervoor zet het kabinet in op goede begeleiding van werk(loosheid)naar werk, (om)scholing en ontwikkeling, het tegengaan van armoede en problematische schulden, het aanpakken van jeugdwerkloosheid en het beschermen van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt.
Betrokken partijen zijn onder meer gemeenten, Divosa, de NVVK, Sociaal Werk Nederland, de Alliantie Vrijwillige Schuldhulp, Hogeschool van Amsterdam en SAM&, de Schuldeiserscoalitie en de Manifestpartijen, private partijen en maatschappelijke organisaties.
Kamerstukken II 2019–2020, 35 542 nr. 2 (Vierde incidentele suppletoire begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake steun- en herstelpakket)
Collectief schuldregelen houdt in dat de individuele afhandeling van schulddossiers in de schulphulpverlening vervangen wordt door een collectieve afhandeling. Schuldeisers krijgen van de gemeente periodiek een overzicht van nieuwe cliënten in de schuldhulpverlening. Deze schuldeisers kunnen dan aangeven of ze wel of niet akkoord gaan met collectief schuldregelen voor een bepaalde cliënt. Stemmen zij in, dan kunnen meer mensen meteen worden geholpen met schuldhulpverlening. Daarnaast nemen de uitvoeringskosten en administratieve lasten voor gemeenten en schuldeisers af.
Het Schuldenknooppunt is één manier van digitaal communiceren tussen schuldhulpverleners en schuldeisers wat onder meer tijdswinst oplevert in het schuldhulpverleningsproces.
Op 23 september jl. is uw Kamer geïnformeerd over de totale inzet van de extra middelen: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/09/24/sociaal-pakket-geeft-mensen-zekerheid-dat-ze-geholpen-worden
Tweede Kamer 2019–2020, 24 515 nr. 559 (beleidsreactie is opgenomen in bijlage 4; ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud)
De Schuldeiserscoalitie bestaat uit een groep van primaire schuldeisers die als gemeenschappelijk streven heeft om particuliere klanten die slecht of niet kunnen betalen, proactief te helpen. De coalitie wordt op dit moment gevormd door a.s.r., Achmea, Aegon, BNP Paribas, bol.com, Brabant Water, CZ, Eigen Haard, Elbuco, Essent, Greenchoice, KPN, Menzis, Nationale-Nederlanden, NHG, Obvion, Rabobank, Rochdale, T-mobile, Universiteit van Amsterdam/Hogeschool van Amsterdam, Vattenfall, VodafoneZiggo en Ymere.
Kosten aan sociale participatie vallen buiten de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Op gemeentelijk niveau zijn hier vaak voorzieningen voor, denk aan stadspassen of vergoedingen voor (benodigdheden voor) sport en cultuur.
Als vervolg op de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting van artikel 10 Tegemoetkoming Ouders van de SZW-begroting
In de kinderbijslag is de vergoeding enkel afhankelijk van de leeftijd van het kind, niet van het aantal kinderen in het huishouden
Voor dit onderzoek gebruikte databronnen zijn het BKR, de Wsnp, CAK, CCBR, Belastingdienst, CJIB en DUO
Het CBS heeft voorafgaand aan dit onderzoek een verkenning uitgevoerd waarin de methodiek is ontwikkeld en is onderzocht hoe plausibel de definitie is. Deze is te raadplegen via https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/12/verkenning-geregistreerde-problematische-schulden
Hierbij zal in alle gevallen gelden dat de beschikbaarheid via de Remote Acces-service van het CBS zal lopen, zie ook https://www.cbs.nl/nl-nl/onze-diensten/maatwerk-en-microdata/microdata-zelf-onderzoek-doen
Kamerstukken II 2016–2017, 24 515, nr. 381, Kamerstukken II 2016–2017, 24 515, nr. 384, Kamerstukken II 2017–2018, 24 515, nr. 426, Kamerstukken II 2019–2020, 24 515, nr. 426
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-XV-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.