35 570 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2021

Nr. 108 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2021

Voorafgaand aan het commissiedebat Personeel van 23 juni aanstaande, wil ik uw Kamer middels deze brief informeren over een viertal onderwerpen.

Gerechtelijke uitspraak procedure pensioenpremie militairen

In mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Van Helvert en Slootweg (beiden CDA) over het bericht «militairen betaalden te veel voor pensioen» van 4 december 2020 (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1010) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de gerechtelijke uitspraak in de procedure die door zeven (voormalig) militairen is aangespannen over de hoogte van de pensioenpremie die vanaf 2004 tot en met 2018 bij hen is ingehouden.

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag, kamer voor kantonzaken, uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBDHA:2021:5372). Alle vorderingen van eisers jegens Defensie zijn afgewezen. In het vonnis heeft de rechter kort gezegd geoordeeld dat Defensie in alle aan de orde zijnde jaren, op grond van de pensioenovereenkomst, een deugdelijke grondslag had voor het in rekening brengen van de jaarlijks ingehouden werknemerspremie. Tegen deze uitspraak is binnen drie maanden nog hoger beroep mogelijk.

Brief uitvoering motie-Kerstens/Karabulut

Op 17 mei jl. heeft dhr. Van den Heuvel uw Kamer een brief gestuurd. Deze brief is in afschrift aan de Minister en mij gestuurd. In deze brief gaat hij in op de opdracht aan een onafhankelijke commissie inzake het AOW-gat militairen naar aanleiding van de motie van de leden Kerstens en Karabulut van 30 november jl. (Kamerstuk 35 570 X, nr. 25). Hierbij reageer ik op deze brief.

Op 16 februari 2021 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorgenomen uitvoering van deze motie (Kamerstuk 35 570 X, nr. 84). Ik heb toen aangegeven dat Defensie ter uitvoering van de motie een onafhankelijke commissie zal vragen om te onderzoeken of in de uitvoering van de regeling AOW-gat geborgd is dat gewezen militairen daadwerkelijk 100% van hetgeen zij gerechtvaardigd konden verwachten, ontvangen. Binnen dit kader onderzoekt de commissie tevens of de uitvoering van deze regeling kan leiden tot schrijnende individuele gevallen. In vervolg hierop heb ik uw Kamer op 19 mei jl. geïnformeerd dat de onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van de heer Van Zwol op korte termijn haar werkzaamheden zal aanvangen. Voorzien is dat oplevering van het rapport in het derde kwartaal van 2021 zou kunnen plaatsvinden (Kamerstuk 35 570 X, nr. 90).

Deze opdracht aan de commissie is in lijn met hetgeen ik tijdens het wetgevingsoverleg op 30 november 2020 (Kamerstukken 35 570 X en 35 570 K, nr. 72) en de begrotingsbehandeling Defensie op 3 december 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 33, items 4 en 10) heb aangegeven. Het uitgangspunt van de AOW-gat compensatie is immers dat er wordt gekeken naar hetgeen gewezen militairen op de leeftijd van 65 jaar hadden kunnen verwachten wanneer de AOW-leeftijd niet verhoogd zou zijn geweest. Op de leeftijd van 65 jaar hadden zij kunnen verwachten een AOW-uitkering te krijgen. Nu deze AOW-uitkering voor hen op dat moment ontbrak, compenseert Defensie deze voor 100%.

De heer Van den Heuvel geeft in zijn brief van 17 mei jl. aan dat met de opdracht aan de commissie niet de financiële problemen die voortvloeien uit het niet doorlopen van de UGM tot na de AOW-leeftijd worden geadresseerd. Dit is niet het geval. De commissie zal zich buigen over ieder probleem dat voortvloeit uit het AOW-gat en onder haar aandacht wordt gebracht, waarbij uiteraard ook de aan uw Kamer gestuurde kaarten zullen worden behandeld. In geval er belanghebbenden zijn die aangeven dat er een schrijnende situatie is ontstaan vanwege het feit dat zij na 65 jaar geen UGM uitkering meer genieten, maar een pensioenuitkering en AOW-gat compensatie, dan zal dit verzoek door de Commissie in behandeling worden genomen.

Zoals in mijn eerdere brief aan de Kamer gemeld, zal de commissie op korte termijn van start gaan. De commissie zal secretarieel worden ondersteund vanuit het onafhankelijke Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP). Onderdeel van het secretariaat is de inrichting van een loket waar iedere individuele situatie kan worden gemeld.

Beloning stafadjudanten

Tijdens het Algemeen Overleg (AO) Personeel van 18 juni 2020 (Kamerstuk 35 300 X, nr. 86) en het VAO Personeel van 30 juni 2020 (Handelingen II 2019/20, nr. 89, item 40) stelde uw Kamer mij vragen over de beloning van stafadjudanten naar aanleiding van berichtgeving in de media. Toen ik uw Kamer op 18 en 30 juni 2020 informeerde ging ik ervan uit dat er sprake was van de toekenning van een bindingspremie aan de betreffende groep stafadjudanten. Op basis van dat uitgangspunt heb ik benoemd dat commandanten individueel maatwerk kunnen toepassen, ook waar het gaat om beloning. Ten aanzien van de beloning van medewerkers hebben commandanten de bevoegdheid om zaken als een hoger salarisnummer, een bindingspremie, een functioneringstoelage of een geldelijke beloning toe te kennen. Op die manier kunnen zij maatwerk leveren aan mensen die daarvoor in aanmerking komen.

De afgelopen periode is echter nader onderzoek gedaan en informatie verkregen over de specifieke casus aangaande de beloning van stafadjudanten. In de zomer van 2020 is een Wob-verzoek ingediend over de beloning van de krijgsmachtadjudant en defensieonderdeelsadjudanten. Op 30 september is het Wob-besluit openbaar gemaakt. In het Wob-besluit is aangegeven dat de betreffende stafadjudanten geen bindingspremie hebben gekregen, maar dat met hen individuele vaststellingsovereenkomsten zijn gesloten. Daarbij is mij duidelijk geworden dat deze overeenkomsten onbevoegd gesloten waren. Dit was aanleiding om nader onderzoek te doen naar de inhoud, de bedoeling, de begrenzing en de grondslag van de afspraken. Het onderzoek bevestigde dat er sprake was van onbevoegd gesloten overeenkomsten, maar dat de betrokken stafadjudant erop mocht vertrouwen dat de overeenkomst bevoegd was gesloten. Inmiddels is uit de behandeling van een bezwaarschrift van het Wob-besluit uit september 2020 meer inzicht gekomen in de wijze waarop de vaststellingsovereenkomsten tot stand zijn gekomen.

Dit alles heeft ertoe geleid dat ik nu moet constateren dat de antwoorden die ik op 18 en 30 juni 2020 gaf nuancering behoeven. Commandanten zijn namelijk wel bevoegd om maatwerk toe te passen waar het gaat om beloning, zoals hierboven benoemd. Echter, in dit geval is gekozen voor het toekennen van een salarisniveau behorend bij een andere rang middels individuele vaststellingsovereenkomsten; die bevoegdheid hebben commandanten niet en de overeenkomsten zijn dus onbevoegd gesloten. Daarnaast keur ik de toegekende beloning ook inhoudelijk af, omdat hier een specifieke groep een hogere beloning heeft ontvangen zonder dat daar objectieve argumenten aan ten grondslag lagen. Derhalve neem ik hier nadrukkelijk afstand van.

De functionaris die hiervoor eindverantwoordelijk was, is hierop dan ook door de secretaris-generaal aangesproken. De commandanten van de defensieonderdelen is duidelijk gemaakt dat dit instrument op deze manier in de toekomst niet opnieuw mag worden gebruikt; zij kunnen gebruik maken van het bestaande instrumentarium dat hen ter beschikking staat. De betrokken stafadjudanten die gerechtvaardigd erop mochten vertrouwen dat deze beloning rechtmatig werd toegekend, zullen hiervan geen nadeel ondervinden. De genomen maatregelen moeten herhaling voorkomen.

Digitaal patiëntendossier

In de aanbiedingsbrief bij het Jaarverslag IMG 2019 (Kamerstuk 35 300 X, nr. 67) d.d. 20 mei 2020 heb ik uw Kamer medegedeeld dat aan de in Kamerstuk 35 300 X, nr. 14 d.d. 22 oktober 2019 gemelde datum van invoering van het digitale patiëntendossier Delight waarschijnlijk niet kon worden voldaan. Ik heb toegezegd uw Kamer te informeren over de voortgang van dit project. Hierbij reageer ik op deze toezegging. Op 25 juni aanstaande neemt het Eerstelijns Gezondheidszorgbedrijf het nieuwe informatiesysteem voor digitale medische dossiervoering in gebruik. Dit systeem vervangt het verouderde systeem GIDS. Het nieuwe systeem sluit aan op de hedendaagse eisen voor adequate dossiervoering en gegevensuitwisseling in de zorg en voldoet aan de vigerende wet- en regelgeving. Hiermee is de basis gelegd voor een toekomstbestendige medische informatievoorziening. Ik beschouw de toezegging hiermee als afgedaan.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser

Naar boven